Boekverslag : Ronald Giphart - Giph
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 2396 woorden.

Ronald Giphart - Giph

Beoordeling Ornée & Vermeer Tekstbureau



eerste druk: 1993



Samenvatting



(Jonge-meisjesharten) In het eerste hoofdstuk geeft de hoofdpersoon, Giph, aan (op een ietwat humoristische manier) waarom hij schrijver wilde worden. Hij snijdt ook het feit aan dat iedereen vindt dat hij (te?) veel over seks praat (ze noemen hem dan ook Seksgiph). In het algemeen is Giph erg neerslachtig en beschrijft veel dingen op een sarcastische en cynische manier als idioterieën en debiliteiten (soms bestudeert hij het groepsgedrag van zijn studentenvrienden). Giph heeft twee vrienden, Thijm en Monk, aan wie hij veel vertelt van zijn ervaringen en die zijn enthousiasme over het schrijverschap delen (leze p. 199-200 (‘Storm en drank’)). Hij leert ook Asja (zijn 'Gymna-meisje') kennen, die serveerster is bij zijn stamcafé "De Wingerd". Daarna begint hij aan het beantwoorden van de vraag waarom hij schrijft (waarop hij voornamelijk in de epiloog terugkomt, maar ook in andere delen van het boek) en komt tot de conclusie, mede omdat hij in het café Joost Zwagerman er met een meisje (dat hij net wilde versieren) vandoor ziet gaan, dat hij schrijft om 'Jonge-meisjesharten' sneller te doen kloppen.



(De avonden daarna) In het volgende hoofdstuk maakt hij een studentenorgie mee, tijdens de jaarwisseling (verhaal speelt van begin 1991 tot in de zomer van dat jaar). Hier vindt ook het voorval met de vloerenlegger plaats(hij noemt zijn vriendin ‘een rare halfmongool’). Hij spreekt met Andrea over zijn lul (dit brengt weer hilarische situaties met zich mee) en er ontstaat, zoals Giph het noemt, ‘een borstenfeest’, waarna ze een "gevaarlijke vragen"-spelletje doen waarbij Giph een beschouwing geeft over aftrekken.



(The Last Christmas Tour) Dit hoofdstuk gaat over een ski-vakantie in Veysonnaz waar hij met vrienden van eethuis naar eethuis skiet en vertelt over zijn liefde voor Noëlle en de disco-avonden (waar hij niets aan vond, en waarbij er bijna een gevecht ontstond tussen zijn vrienden en een andere groep). Tijdens deze vakantie bestudeert hij ook weer nauwlettend het groepsgedrag. Op een terras denkt hij, dat iemand zijn idool Jeroen Brouwers citeert, wat een misverstand blijkt te zijn. Ook raakt hij kort verliefd op een skilerares, Constance (maar tijdens zijn versierpogingen wordt hij opeens zeer chagerijnig, waardoor het mislukt).



(Nooit meer Amsterdam) Hij leest drie brieven in dit hoofdstuk: (de eerste is - blijkbaar - van de lezer geweest: 'de eerste was van jou, en het was de mooiste brief die ik in mijn leven ooit heb gelezen, echt waar.'), dan één van Asja, die er met een ander vandoor is gegaan tijdens Giphs vakantie. Hierbij vertelt hij over de keer dat hij 'een vrouw het bed in geschreven' heeft (gebruik makend van de halve wereldliteratuur). De laatste is van Freanne (de moeder van Noëlle), die als het ware haar liefde op subtiele wijze verklaart en hem een kaartje voor het boekenbal geeft (ook aan Monk en aan Thijm stuurde ze een kaartje). Giph vertelt over de mislukte poging twee jaar geleden van zijn twee vrienden en hem om het boekenbal te enteren. De poging van het jaar daarop lukte. Ze zijn gedrieën ook eens op een feest (uitgenodigd door Geerten Maria Meijsing, nadat Monk hem een intelligente vraag stelde over zijn werk in het Literair Café in Utrecht) met Jeroen Brouwers geweest (leze over het voorval met het bakje en het bankje: p. 92-95). Hij gaat dus met Freanne en zijn vrienden naar het boekenbal en na een discussie over Brouwers vs. Kousbroek gaat hij met haar mee naar haar huisje in Utrecht. En jawel...



(Blije mensen) Nadat Giph in dit hoofdstuk gefilosofeerd heeft over het feit dat hij soms best blij is (en fantaseert dat men een blije-mensenclub op gaat richten en alle niet-blije mensen gaat afslachten, enz.), denkt hij na over zijn relatie met Freanne en een gesprek met Céline daarover (zijn 'tweede geweten', of iets dergelijks). Daarna ergert hij zich aan de bemoeizucht van sommige mensen en denkt aan zelfmoord (niet helemaal serieus): 'een meteoriet, splatsj!'. Hierbij vertelt hij over de zelfmoordpoging van een soldaat in "De Wingerd".



(Liefde in tijden van oorlog) (Ook hier spreekt hij de lezer toe, als in een soort brief) Nu speelt het verhaal in mei in het Huis van Freanne in Baarn (voormalig bejaardentehuis), waar Giph eerst, na gezien te hebben hoe mooi het huis en de omgeving was, zijn leven staat te overpeinzen. De volgende dag komen Nic en Noëlle onverwachts thuis en Nic zegt gewoon: 'Hallo Giph', terwijl hij met zijn vrouw in zijn bed had geslapen. Nic en Freanne gaan naar Utrecht en Noëlle en Giph blijven thuis. (film, volleybal in de tuin, hockey, tennis, een frisbee, haar kamer, haar dagboek, haar school) ‘s Avonds besluiten ze aan een spel in Baarn mee te doen (het heet luilakken: het dorp in, om tot vroeg in de ochtend zoveel mogelijk lawaai te maken en op te passen voor de politie). Tijdens dit gebruik bekent Noëlle haar liefde voor Giph, wat deze, om het maar voorzichtig uit te drukken, erg leuk vindt. De politie blijkt pesterig te zijn en, nadat de twee zijn opgepakt, zet de politie ze af in een verder afgelegen haven. Maar Noëlle heeft een boot vlakbij, en het hoofdstuk eindigt zoals verwacht...



(Giph en de stroper van Tjod Idi) Giph is ziek en zit op zijn kamer (en denkt: 'was jij maar hier'; de jijfiguur is de lezer). Na een uitgebreid ziekenbezoek ('Had ik maar rust!') denkt hij na over een boek dat hij in zijn jeugd gelezen had, waarin een jongetje door zijn klas wordt 'doodverklaard' (dit slaat eigenlijk weer op Fritsjof: de huismongool) en over boekenverkopers die, volgens hem, allemaal alleen maar geld willen maken, zonder werkelijk van literatuur te houden. Monk, Thijm en hij zeiden alsmaar: 'We gaan de Nederlandse literatuur kapotmaken.' (eerst was het: 'We gaan naar Zeeland om Hans Warren kapot te maken.', maar ze besloten het grootschaliger aan te pakken.) Giph uit zich dan ook over alle clubjes en het kleinzielige gepeuter in de Nederlandse literatuur. Hij zegt hierbij ook iets over een van hun vele nog af te maken en te publiceren boeken: Zo kan het ook, de Nederlandse literatuur herschreven.



(Normale liefde) In dit hoofdstuk denkt hij, aan het begin, aan zelfmoord (quasi-hypothetisch en depressief) en spreekt de jijfiguur weer aan ('Misschien zeg ik jouw naam wel, dat zou misschien wel het mooiste zijn. Jouw naam op mijn lippen, terwijl ik langzaam wegzak in het eeuwige asfalt van de gelukzalige vergetelheid.'). De rest van dit hoofdstuk wordt besteed aan het vergelijken van zijn tijd bij Freanne en zijn tijd bij Noëlle (hij weet ook niet voor wie hij zou kiezen als hem dat ooit zou worden gevraagd).



(Storm en drank) Ook in het begin van dit hoofdstuk denkt Giph aan zelfmoord en spreekt weer even tegen de jijfiguur ('...en ben ik derhalve gedwongen je deze brief verder te schrijven, je te verhalen over de trieste afloop van mijn ménage a trois met Freanne en Noëlle.') waarna hij verder gaat op een camping in de Ardennen met Monk en Thijm (ze wilden vanuit hier Fritsjof vermoorden (met de camping als alibi), maar zien hier toch vanaf). Ze proberen ook Daan en Floor, twee meisjes die ze op de camping hebben ontmoet, te versieren. Ze houden als het ware een wedstrijdje omdat ze met z'n drieën zijn (Giph noemt het een ‘Belgium Open’). Giph verliest uiteraard. Hij vertelt ook over zijn Muze: toen hij en zijn twee vrienden verdwaald raakten, bracht een oude man ze naar zijn hutje/huisje waar ze een meisje zien: 'zij die mooi was, zij, die een doorzichtig gewaad droeg, zij die lachte bij het afscheid, zij kortom.' en zij wordt hun Muze (‘hurmor en lietradauur’). Verder vertelt hij hoe hij met Freanne en Noëlle tegelijk gesekst heeft, tijdens een in Freannes huis georganiseerd tuinfeest.



('Ik ben de verhalen die ik vertel') Begin: '...als ik een drankzuchtige, uitgeschreven oude man word, kortom, zou je dan op mijn kosten (denk aan een BTW-bon) een pistool willen kopen en me door m'n hoofd willen schieten? Ik vraag dit aan jou, omdat jij de enige bent die mij dat ook zou kunnen vragen. Zullen we afspreken dat wij elkaar helpen? Wij saampjes? Gegroet, mijn jongen, scripturi te salutant.' (inderdaad: weer dezelfde opbouw als voorgaande hoofdstukken). Er wordt een feest georganiseerd bij Sub Rosa, de uitgeverij van Freanne en haar man Nic (de stiefvader van Noëlle), waar - jawel! - Jeroen Brouwers aanwezig is. De drie spreken een tijd met hem en ze besluiten langer door te feesten wanneer de meesten al vertrokken zijn. Er wordt nogal veel gedronken en Jeroen Brouwers maakt Giph tot zijn officiële biograaf, nadat hij een citaat uit zijn werk goed wist te plaatsen in het juiste boek, in tegenstelling tot Brouwers zelf, die het verkeerd had. Na een tijd begint hij toch ernstig aan zijn idool te twijfelen. Bijvoorbeeld door het woord 'neuken' uit Brouwers' mond te horen en doordat Brouwers zegt: 'voel de energie van mijn schrijvershand in jouw schrijvershand stromen, Giph, voel het.' en 'Neem het van me over, Giph. Ik wil dat je het van me overneemt.' Giph denkt - op de plee nota bene! - ernstig na over wat het met hem moet worden en over Jeroen Brouwers' bewering dat je 24 uur per dag moet schrijven, als een soort martelaarswerk (waar de drie dan ook in den beginne stevig aan vasthielden). Het boek eindigt als Giph in de spiegel van het toilet kijkt, zich afvragend: 'Hoe moet dat nou met ons, mijn jongen.' (leze p. 272-279)



Karakterbeschrijving van de hoofdpersonen

Giph: eigenlijk wordt alleen hij goed uitgewerkt. Dit komt vanzelfsprekend omdat het een autobiografisch werk is. We zien in dit karakter duidelijk dat hij vaak depressief is, omdat hij bijna het hele verhaal satirisch afschildert, weliswaar met daar doorheen enige zeer vrolijke of vreugdevolle passages (bijvoorbeeld ‘Blije Mensen’ of p.137, als Noëlle en hij zich in Baarn vermaken). Giph is zeer kritisch, bijvoorbeeld wat betreft de Nederlandse literatuur of andere mensen. Hij is tegelijkertijd ook zeer open. Dit zien we wanneer hij vrijelijk over 'zijn lul' praat met zeven meisjes (en hoe hij over meisjes denkt is ook wel duidelijk) of aan het feit dat hij altijd zijn mening meteen geeft over alle beschreven zaken.

De rest van de personen, inclusief Monk en Thijm, zijn types. Monk en Thijm worden afgeschilderd als Giphs goede (beste?) vrienden terwijl de rest van de groep geschetst wordt als studentikoze, op impuls reagerende jongeren (net als de mensen die zich op de Northgo begeven in de fascinerende wereld die 'mijn groep' heet). Giph ziet ze als aardige en leuke mensen om mee samen te zijn, terwijl Monk en Thijm zijn echte vrienden zijn.



Thema

Onder het thema verstaan we bij dit boek twee dingen: het studentenleven (dit is duidelijk omdat dit ook nog eens het decor is) en waarom Giph heeft besloten schrijver te worden (leze ‘Jonge-meisjesharten’ en 'Ik ben de verhalen die ik vertel').



Motieven

Als het belangrijkste motief kunnen we met zekerheid naar voren brengen: seks. Dit zit door het gehele boek verweven en wordt met name gebruikt om het thema 'het studentenleven' uit te werken. Een ander motief is: vriendschap en vooral het omgaan met vrienden. Ook dit wordt gebruikt om 'het studentenleven' verder uit te werken. Ook worden er zeer duidelijk twee motieven gebruikt om 'het waarom van het schrijven' uit te werken, namelijk: Jeroen Brouwers, hun idool, en het feit dat Giph en zijn twee vrienden vaak 'even wat gevoelens op papier zetten' (denk bijvoorbeeld aan de passage nadat ze hun Muze ontdekken, waarin ze dagen achtereen niets zeggen en alleen maar lezen en schrijven).



Titelverklaring

Deze titel slaat natuurlijk op de hoofdpersoon Giph, dat weer van de naam van de auteur is afgeleid. Maar het is ook een woordgrapje, lettend op de mogelijke uitspraak: gif. Dit zou kunnen wijzen op de giftigheid waarmee Giph over verschillende situaties verhaalt (persoonlijk komt ook de zelfmoord-gedachte bij me op, waar Giph het vaak over heeft. Vooral na het woordgrapje van Jeroen Brouwers gelezen te hebben: Giphbeker).



Symbolen

Deze zijn zeer moeilijk aan te wijzen. Als je ver zoekt zou je seks als een symbool kunnen zien voor het jonge en frisse studentenleven, met studenten voor wie er nog een mooie toekomst in het verschiet ligt. Het triootje met Freanne en Noëlle is een tastbaar bewijs voor iets dat Giph meerdere malen vertelt: dat hij eigenlijk op iedereen verliefd kan zijn (leze p.29-30). Ook Daan en Floor zijn een symbool, namelijk voor het feit dat Monk, Thijm en Giph zeer serieus kunnen zijn en zich goed op hogere zaken, zoals het schrijven, kunnen concentreren. Dit merkt de lezer op omdat het drietal gespiegeld wordt aan Floor en Daan, die beide enorme losbollen zijn (leze p. 214).



Plaats en tijd

Het verhaal speelt zich voornamelijk in Nederland af en een keer in de Ardennen en een keer in Veysonnaz. De reden voor Nederland is dat het om het (Nederlandse) studentenleven gaat en de twee uitstapjes benadrukken op subtiele wijze dat Giph erg betrokken is bij 'zijn groep' en een hechte vriendschap heeft met Thijm en Monk.

De tijd is 'het heden' (van iets voor de jaarwisseling 90-91 (31 december) tot in de zomer van 1991) en het boek is chronologisch geschreven. Enkele keren blikt hij terug op de vertelde gebeurtenissen terwijl hij daar doorheen vertelt over de huidige situatie (bijvoorbeeld ‘Storm en drank’: tussen en camping en het feest bij Freanne of in ‘Normale liefde’: de vergelijking tussen de tijd bij Freanne en die bij Noëlle of wanneer hij terugblikt op de pogingen Het Boekenbal binnen te komen). Er zit ook een tijdssprong in het verhaal, een hele lollige, op een treintraject (leze p. 96).



Vertelstijl

Zoals men vaak zegt, en waar Giph een enorme hekel aan heeft: studentikoos. Wat mij betreft een perfecte stijl: zeer flot en straight to the point. Het hele vertelde verhaal komt over als: grappig, quasi-serieus/semi-depressief.

Het verhaal is geschreven in 1e pers. enk.



Ronald Giphart

Werd in 1965 geboren en studeerde aan de Rijksuniversiteit Utrecht de studie Nederlands (waarschijnlijk net zoals hij in het boek vertelt). Als docent aan die universiteit heeft hij onder andere Jelle Klipp gehad. In 1992 debuteerde hij met de roman 'Ik ook van jou' die werd bekroond met het Gouden Ezelsoor. Hij schreef ook 'Het feest der liefde' en 'Phileine zegt sorry'. Hij is tevens de samensteller van verschillende bundels die handelen over de Nederlandse literatuur.
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen