Boekverslag : Willem Elsschot - Kaas
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 3061 woorden.

Willem Elsschot, Kaas

Beoordeeld door Ornée & Vermeer



1 Titelverklaring



Kaas speelt een belangrijke rol in het verhaal en bezorgt de hoofdpersoon veel ellende. Kaas, opgeslagen in een pakhuis, is tevens symbolisch voor begraven, dood en ontbinding.



2 Samenvatting



De briefschrijver, Frans Laarmans, klerk op het kantoor van de General Marine and Shipbuilding Company in Antwerpen, deelt mee dat zijn moeder is overleden. Ze was zeer oud en ‘grondig versleten’. Krist, haar overleden man, herinnerde zij zich niet meer en ook de kinderen waren vreemden voor haar geworden. Zo ging haar toestand langzamerhand achteruit. Toen ze tenslotte bleef liggen, wist Laarmans dat ze niet meer zou opstaan.

Laarmans vervolgt zijn verhaal en vertelt dat hij tot middernacht in een café had zitten kaarten en bier drinken. Juist toen hij naar bed wilde gaan, werd er gebeld. Zijn zwager haalt hem op, daar moeder stervende is. De naaste familie is in het sterfhuis aanwezig. Na ruim een uur is het einde daar. Nadat de overledene is opgebaard drinkt men koffie, waarna Laarmans met zijn broer Karel, die dokter is, vertrekt. Thuisgekomen is hij erg moe. ‘Ik viel omver van slaap en om alles niet te moeten vertellen, zei ik maar dat de toestand onveranderd was.’ Op de begrafenis maakt hij kennis met de heer van Schoonbeke, een vriend van zijn broer. Deze nodigt hem uit eens op bezoek te komen.

Van Schoonbeke is een rijke vrijgezel, telg uit een oude, voorname familie. Zijn vrienden, die hij iedere woensdag ontvangt, zijn rechters, advocaten, kooplieden of gewezen kooplieden. Allen autobezitters. Laarmans wordt voorgesteld als ‘mijnheer Laarmans van de scheepstimmerwerven’. Hij voelt zich in dit gezelschap niet thuis. De gesprekken gaan over reizen naar Italië, de moeilijke positie van de huiseigenaren, gebeurtenissen in vooraanstaande families, geschikte restaurants tot ver in het buitenland e.d. Op zekere dag vraagt Van Schoonbeke aan Laarmans, of hij er niets voor voelt vertegenwoordiger in België van een grote Nederlandse firma te worden. Het betreft een handel in kaas. Dat loopt altijd goed.

Op de tram naar huis voelt Laarmans zich al een heel ander mens. Hij denkt na over het lot van klerken, die altijd nederig moeten zijn. Thuis doet hij zo gewoon mogelijk, maar zijn vrouw en zoon merken wel, dat er iets is. ’s Avonds in bed brengt hij verslag uit aan zijn vrouw. Zij maant tot voorzichtigheid wat het opzeggen van zijn baan betreft. Laarmans schrijft de volgende dag een brief naar de firma in Amsterdam en wordt uitgenodigd voor een onderhoud. Op kantoor zal hij zich ziek melden.

Laarmans wordt voor de firma Hornstra algemeen vertegenwoordiger voor België en het Groothertogdom Luxemburg. Hornstra zal om te beginnen twintig ton volvette Edammer sturen. Condities: vijf procent van de verkoopprijs, een vast salaris van driehonderd gulden per maand en vergoeding van reiskosten. De thuisreis duurt Laarmans lang. In Antwerpen aangekomen gaat hij naar de wekelijkse samenkomst bij Van Schoonbeke, die hem nu voorstelt als ‘mijnheer Laarmans, groothandel in voedingswaren’. Laarmans gedraagt zich zelfbewuster dan voorheen en ook de gasten nemen tegenover hem een andere houding aan. Hij vertrekt in de beste stemming.

Thuis licht hij zijn vrouw pas in na het souper. Zijn vrouw leest het contract met grote aandacht en stelt vragen over art. 9, dat handelt over beëindiging van de werkzaamheden. Ook blijkt dat de maandelijkse uitkering niet bedoeld is als salaris, maar als een voorschot op het eventuele commissieloon. Laarmans, geïrriteerd door het feit dat de juiste betekenis van de overeenkomst niet tot hem was doorgedrongen, tracht zijn vrouw te overbluffen door het gebruik van vreemde woorden, als geconsigneerd, immoreel en reciprociteit. Zij maant wederom tot voorzichtigheid en merkt op dat hij op de werf ‘gerust zit’, met een vast salaris. Laarmans noemt dit een waarheid als een koe.

Besloten wordt geen ontslag te nemen op de werf, maar voorlopig drie maanden ziekteverlof te vragen. Broer Karel zal een certificaat moeten geven. Laarmans is ertegen, maar de kinderen geven zijn vrouw gelijk. Dat Laarmans zijn betrekking op het spel zet, vindt Karel een ernstige zaak, maar hij geeft tenslotte toch het certificaat. ‘Zenuwen’ is de ziekte. Laarmans voelt zich op de werf al niet meer thuis. Hij toont het certificaat aan de hoofdboekhouder, die hem ziekteverlof geeft zonder behoud van salaris.

Het inrichten van een kantoor eist nu alle aandacht. Voorlopig wordt dit een kamertje boven de keuken, naast de badkamer. Het ontwerpen van bedrukt papier vergt een halve dag, daar hierop een moderne bedrijfsnaam moet staan. Na ampele overwegingen, waarbij fromage beter klinkt dan kaas, een Franse naam de voorkeur verdient boven een Nederlandse, maar uiteindelijk het Engels het meest geschikt lijkt in verband met de Britse wereldfaam op handelsgebied, kiest Laarmans voor General Antwerp Feeding Products Association.

Van Schoonbeke beveelt de jongste zoon van notaris Van Der Zijpen aan voor een eventuele associatie. Laarmans voelt daar in eerste instantie niet veel voor. Thuis hoort hij dat de kaas is aangekomen. Er had iemand gebeld. Niemand weet waar de kaas zich bevindt. Ida had de telefoon aangenomen, maar de naam niet onthouden. Er heerst een geprikkelde stemming.

De volgende morgen belt het Blauwhoedenveem om te vragen waar de kaas moet blijven. Laarmans gaat erheen en laat de 10.000 kazen, verpakt in 370 kisten, opslaan in de kelders. Hij geeft tijdens de besprekingen blijk van grote onervarenheid. Eén kist wordt thuis bezorgd, daar hij, volgens een man van het veem, monsters nodig zal hebben.

Thuis wordt de kist in de kelder gebracht. Ieder moet de kaas even proeven. Broer Karel komt kijken en informeert of er al veel verkocht is. Daar dit niet het geval blijkt te zijn, raadt hij aan spoed te maken met de werkzaamheden. ’s Avonds gaat Laarmans naar Van Schoonbeke om op diens schrijfmachine een brief aan Hornstra te tikken. Hij neemt voor hem een halve Edammer mee. Van Schoonbeke zegt ervoor te zullen zorgen dat Laarmans kandidaat wordt bij de aanstaande presidentsverkiezingen van de Vakbond van Belgische Kaashandelaren.

Laarmans heeft de hele week gezocht naar een tweedehands bureau en schrijfmachine. Daar hij geen winkel durft te verlaten zonder iets gekocht te hebben, koopt hij een karaf, een zakmes en een gipsen Sint-Jozef. Hij loopt niet helemaal gerust door de stad, uit vrees mensen van de General Marine te ontmoeten. Toch zou hij graag willen weten hoe het op de werf gaat. In gedachten ziet hij zijn collega’s aan het werk, niet zonder een licht gevoel van heimwee, dat hij dadelijk onderdrukt door zich een air te geven van belangrijk zakenman. ’s Avonds bij Van Schoonbeke wordt de kaas bewonderd. Laarmans, de schijn ophoudend alsof de Gafpa ook andere artikelen dan kaas omzet, verklaart zich bereid de vrienden de volvette Edammer in detail te leveren tegen de prijs van de groothandel.

Laarmans bezorgt zelf, in een rieten valies, de zeven en een halve bol kaas die de vrienden hebben besteld. Hij vraagt zich af hoe hij de rest van de voorraad kwijtraakt. Zijn broer heeft hem nl. voorgerekend dat hij, wanneer de verkoop in dit tempo doorgaat, de laatste kazen over dertig jaar verkocht zal hebben. Hij besluit agenten aan te stellen en plaatst een advertentie, waarop ruim tweehonderd sollicitatiebrieven binnenkomen. Op een middag staan personeelsleden van de General Marine op de stoep. Ze wilden eens zien hoe het ging en brengen een mooi cadeau: een tric-trac spel, met op de doos een zilveren plaatje met inscriptie.

Er zijn dertig agenten aangesteld, die zullen werken op commissiebasis. Het ontvangen van de sollicitanten riep tegenstrijdige gevoelens op. Er worden fraaie bestelbonnen gedrukt, maar orders blijven uit. Laarmans besluit na enige tijd zijn twee Brusselse agenten eens op te zoeken. De een blijkt echter aan het opgegeven adres onbekend te zijn, de ander herkent Laarmans niet eens en zegt ten slotte dat die hele kaasgeschiedenis hem niet interesseert.

Laarmans is gekozen tot plaatsvervangend voorzitter van de Association Professionelle des Négociants en Fromage. Laarmans wil dit helemaal niet. Met vier andere ‘kaasmensen’ wordt hij ontvangen door directeur-generaal van het Departement van Handel. Aan een verlaging van de invoerrechten valt niet te denken. Plotseling schuift Laarmans zijn stoel achteruit, staat op en verklaart met luide stem dat hij er genoeg van heeft. De directeur-generaal, geschrokken, verlaagt de invoerrechten met vijf procent en zegt voor het volgend jaar hetzelfde toe. Na dit onderhoud treedt Laarmans weer af als vice-voorzitter.

Hornstra bericht dat hij langs zal komen om de eerste zending kaas te verrekenen. Laarmans gaat nu zelf de stad in om orders te bemachtigen. In ‘Le Soir’ ziet hij een advertentie waarin Boorman aanbiedt schriftelijke en mondelinge adviezen te geven aan kooplieden en agenten die moeite hebben met hun verkoop. Laarmans brengt hem een bezoek en ontvangt de nodige instructies. Hij gaat naar een comestibleszaak, waar vier verkoopsters het druk hebben met het bedienen van de klanten. Na zich in een café moed te hebben ingedronken, komt Laarmans terug en wordt ontvangen door de eigenaar. Deze vertelt zelf groothandelaar in kaas te zijn. Hij is voor Hornstra vertegenwoordiger geweest voor België en Luxemburg, ‘maar hij was mij ten slotte te duur. Verspil dus uw tijd maar niet, mijnheer’. Laarmans ontgoocheling is nu volkomen.

Thuis wacht Laarmans een verrassing. Zoon Jan heeft een halve kist kaas verkocht, aan de vader van een vriendje. Laarmans bezorgt de kist per taxi. Ida durft op school niet meer over kaas te praten, daar ze haar al kaasboerin noemen.

De zoon van notaris Van der Zijpen deelt mee dat zijn vader bereid is de Gafpa-onderneming ‘te commanditeren’. Hij ontvouwt een plan, dat er in feite op neerkomt zijn vader op te lichten. Laarmans antwoordt, dat hij hem via Van Schoonbeke bescheid zal geven. Na het vertrek van de jongeman spijkert Laarmans in de kelder de kist met kazen dicht en brengt die per taxi naar het veem. Hij geeft zich rekenschap van zijn positie als werknemer bij de General Marine en als man en vader. Ook gaan zijn gedachten terug naar zijn overleden moeder. In een grondig zelfonderzoek vraagt hij zich af welke motieven hij heeft gehad om met de kaashandel te beginnen. Niet om het lot van vrouw en kinderen te verbeteren en evenmin om op de ‘kletspartijen’ bij Van Schoonbeke een beter figuur te slaan. Hij had de moed niet om Van Schoonbeke’s aanbod af te slaan.

Laarmans wacht op de komst van Hornstra, maar besluit hem niet te ontvangen. Hij zal hem ‘dat beetje geld’ per post zenden en zijn kaas ligt veilig in het veem. Als Hornstra belt, wordt er niet opengedaan.

Teruggekeerd naar de General Marine wordt Laarmans door zijn collega’s zeer hartelijk ontvangen. Het is nooit eerder tot hem doorgedrongen hoe goed hij daar eigenlijk zat.

Laarmans schrijft aan Hornstra, dat hij om gezondheidsredenen moet afzien van verdere vertegenwoordiging. Drie dagen later ontvangt hij van een van zijn agenten een bestelling van vierduizend tweehonderd kg.

Van Schoonbeke belt Laarmans om te vragen waarom hij niet meer komt. Deze gaat woensdag weer. Hij voelt zich er niet thuis.

Laarmans bezoekt het graf van zijn ouders. Hij laat zich door een bloemist een boeket zeer grote chrysanten aanpraten. Op het kerkhof moet hij zoeken naar het graf, dat hij eindelijk vindt. Als hij bij het verlaten van het kerkhof nog eens omkijkt, ziet hij hoe een vrouw de chrysanten beter neerlegt en bidt op het graf van zijn ouders.

Over kaas wordt niet meer gesproken. Mevrouw Laarmans is zo tactvol voorlopig geen kaas meer op tafel te zetten. Het boek eindigt met een ontboezeming uit de grond van Laarmans’ hart: ‘Brave, beste kinderen.

Lieve, lieve vrouw.’



3 Personages



Frans Laarmans: hij is de hoofdpersoon. Hij is bescheiden en nederig, meegaand en hulpeloos (in tegenstelling tot de gewiekste en gewetenloze Boorman). Hij is nogal aangeslagen door de dood van zijn moeder, Adèle van Elst. Hij krijgt ziekteverlof met hulp van zijn broer, de arts Karel. Hij is het liefst thuis bij zijn vrouw Fine en de kinderen Jan en Ida. Hij voelt zich niet thuis in de club van Van Schoonbeke. Hij heeft eigenlijk een afkeer van kaas.

Laarmans en zijn alter ego Boorman zijn als het ware Elsschot zelf, ze keren telkens terug in Elsschots werk.

Mevrouw Laarmans: ze is een verstandige vrouw en een goede moeder, met een nuchtere, gezonde kijk op de dingen.

De heer Van Schoonbeke: hij is een vermogend man, beschikkend over tal van relaties, doet zijn best voor zijn protégé, met wie hij het ongetwijfeld goed meent.

Karel: hij is de broer van Laarmans en een joviale man. Hij voelt zich nog steeds verantwoordelijk voor zijn twaalf jaar jongere broer en steekt dat niet onder stoelen of banken.

Jan en Ida: zij zijn de kinderen van Laarmans en zijn normale kinderen, die met hun vader meeleven en hun best doen hem te helpen.



4 Thematiek



Het thema van de novelle ligt geheel besloten in Elsschots eigen woorden uit een brief aan Greshoff: ‘de sentimenten en de gedachtegang van een gevoelsmens in contact met de werkelijkheid’. Hierbij kun je onderscheiden: het zoeken naar een houding tegenover verlies en dood, menselijke onmacht en onvolmaaktheid, tragiek in het leven van de mens en droom tegenover de daad. Een belangrijke rol spelen: het zakenleven, ironie, sarcasme en cynisme, zenuwoverspanning, bitterheid en triestheid en dood, begrafenis, ontbinding (vgl. opgeslagen kaas).

Met een gevoelsmens bedoelt de auteur natuurlijk het karakter van de hoofdpersoon. Laarmans is een gevoelsmens, zachtmoedig en verlegen van aard, al neemt hij vaak, kwetsbaar als hij is, zijn toevlucht tot sarcasme en bravoure om in kritieke situaties zijn ware gevoelens te verbergen. Grof en onverschillig lijkt zijn houding op de sterfdag van zijn moeder, maar later denkt hij steeds met liefde aan haar terug, aan de bescherming die ze hem vroeger bood en aan de hulp die ze hem, in zijn benarde omstandigheden, vast en zeker zou verlenen, als ze nog leefde.

Laarmans’ gedrag tegenover zijn vrouw laat soms veel te wensen over. Desondanks blijkt hun saamhorigheid sterk te zijn, hun wederzijdse genegenheid zeer groot.

Voor de handel is Laarmans ongeschikt. Hij is niet berekenend, niet praktisch en niet doortastend. Zijn vrouw, zijn broer en zijn kinderen moeten hem ervan weerhouden na de reis naar Amsterdam meteen ontslag te nemen op de werf, aan het inrichten van zijn kantoor en het aanschaffen van enkele benodigdheden besteedt hij onevenredig veel tijd, de overeenkomst met Hornstra heeft hij niet goed gelezen, althans verkeerd begrepen en als hij een comestibleszaak bezoekt om zijn kaas aan de man te brengen, moet hij zich eerst moed indrinken in een café. Veelzeggend is in dit verband zijn openhartige zelfanalyse na het mislukken van de onderneming.



5 Tijd/ ruimte



De brieven van Laarmans zijn niet gedateerd. Toch is het mogelijk vrij nauwkeurig vast te stellen in welke tijd de gebeurtenissen plaats vonden. De enige datum die in het boek wordt genoemd is 15 februari 1933, de dag waarop de collega’s van de scheepswerf Laarmans bezoeken en hem verrassen met een tric-trac spel. De datum komt, als inscriptie, voor in het zilveren plaatje op de doos. Dit bezoek vindt plaats enkele weken na het begin van Laarmans’ ‘ziekte’, zodat we veilig kunnen aannemen dat hij in de tweede helft van januari met de kaasagentuur is begonnen. Zijn ziekteverlof zou drie maanden duren, maar hij keert op de werf terug voordat deze periode geheel is verstreken. Ongeveer midden april zal hij dus zijn werkzaamheden bij de General Marine hebben hervat. Hieruit volgt, dat alle gebeurtenissen, van het overlijden van Laarmans’ moeder tot en met zijn bezoek aan het kerkhof na het mislukken van het kaasavontuur, zich hebben afgespeeld tussen begin januari en eind april van het jaar 1933.

Als tijdsvorm is het meest de onvoltooid verleden tijd gebruikt, wat uiteraard voor de hand ligt in een verslag van gebeurtenissen uit het verleden.

Er is ook tijdsverdichting, te merken in het laatste hoofdstuk, als blijkt dat na enkele regels een situatie van ‘maanden later’ wordt geschetst. De briefschrijver heeft dan kennelijk zoveel afstand tot de zaak genomen, dat de slotconclusie gerechtvaardigd is.

Het tijdsverloop is chronologisch.

Sociale ruimte: Laarmans is niet tevreden met zijn baan bij de General Marine en wil meer. Hij denkt beter te zijn als koopman, maar voelt zich in dat wereldje ook niet thuis. Als hij dan weer terug komt bij zijn oude baan, merkt hij pas hoe leuk het daar eigenlijk is.

Geografische ruimte: De gebeurtenissen vinden voor het grootste gedeelte plaats in Antwerpen. Slechts enkele keren is sprake van een kort verblijf van Laarmans in andere plaatsen (Amsterdam, Brussel, Brasschaet).



6 Motieven



Een belangrijk motief is de verhouding tussen Laarmans en zijn moeder. Ook de onvrede van Laarmans met zijn bescheiden maatschappelijke positie merk je vaker op. Verder is er de kleinburgerlijke angst voor het oordeel van de buurvrouw, madame Peetser, wie, op haar beurt niets ontgaat van wat er ten huize Laarmans voorvalt.

De opgeslagen kaas in een pakhuis staat voor begraven, dood en ontbinding.

Frans krijgt van zijn collega’s een tric-trac spel – tric staat voor truc, list, trac staat voor spoor. Zijn collega’s komen eens kijken hoe het met Frans gaat, die hen voor de gek houdt.



7 Vertelinstantie



Het verhaal is geschreven in de ik-vorm, terwijl er weinig tijdsverschil bestaat tussen het schrijven van de brieven en het ogenblik waarop de beschreven gebeurtenissen hebben plaatsgevonden. Veel onderscheid tussen de ‘vertellende ik’ en de ‘belevende ik’ is er ook niet, al geeft de eerste commentaar op de situatie en de ervaringen van de tweede, een commentaar dat soms met de nodige zelfironie gepaard gaat. In het verslag van de audiëntie bij de directeur-generaal beschrijft Laarmans zijn medebestuursleden als ‘mensen van aanzien, mensen met een verleden, mensen van gezag, mensen met geld’ en zichzelf als ‘die verwaaide Frans Laarmans die niet meer van kaas af wist dan van chemicaliën’. Van zijn vrouw zegt hij dat ze zit met een man die officieel bediende is bij de General Marine, ‘maar die de rol speelt van leider van de Gafpa, gedekt door een dokterscertificaat. Een zenuwleider die in stilte en ongezien kaas moet omzetten’. Eerder al, in de weergave van een gesprek tussen zijn vrouw en zijn broer Karel: ‘En intussen sta ik daar, als een grote nul’.

Frans Laarmans is degene die ons het verhaal vertelt. Hij doet dat in briefvorm.



8 Eigen mening



Ik vond het wel een leuk boek. Het komt vooral door de spanningsopbouw van het boek, door het stellen van open vragen door de auteur of door te zinspelen op toestanden en gebeurtenissen die pas in een later stadium duidelijk worden. Het begint al met een zin van het boek: ‘Eindelijk schrijf ik je weer, omdat er grote dingen staan te gebeuren en wel door toedoen van mijnheer van Schoonbeke’. Ook de zelfspot van Laarmans is grappig.
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen