Boekverslag : Willem Elsschot - Het Dwaallicht
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 1295 woorden.

Willem Elsschot - Het dwaallicht

Beoordeling Ornée & Vermeer Tekstbureau



Titel

Het dwaallicht



Auteur

Willem Elsschot (Alfons de Ridder)



Uitgever

Querido, Amsterdam



1e druk

1946



Gelezen druk

de 18e uit 1989



Genre

Novelle



Titelverklaring

De titel verwijst naar het thema van het verhaal.



Opbouw

Het dwaallicht is opgebouwd uit zes genummerde hoofdstukken. Het boek omvat slechts 36

bladzijden.



Tijd

Het verhaal begint op een novemberavond in 1938 en duurt één avond.



Vertelsituatie

De hoofdpersoon is de verteller. Hij doet, in chronologische volgorde en in de eerste

persoon enk, verslag van zijn tocht met de Afghani en becommentarieert dat ook van tijd tot

tijd.



Personages

• Frans Laarmans. Hij is de eigenlijke hoofdpersoon. Volgens Elsschot gaat hij zelf

schuil onder het personage van Laarmans (zie ook boeken als Kaas of Lijmen/Het been).

Laarmans woont in Antwerpen, is getrouwd en heeft zes kinderen. Hij is niet gelukkig met

zijn gezinsleven en heeft wel zin in een avontuurtje. Hij wil daar iets aan doen ('De weg

die tot inkeer leidt'), maar stelt het uit. Dus heeft hij geen haast om na zijn dagelijkse

koop van de avondkrant gelijk naar huis te gaan. Tijdens het verhaal raakt Laarmans steeds

verder van zijn voornemen zijn leven te beteren af. Laarmans is christelijk opgevoed.

• Ali Khan is de naam die Laarmans geeft aan de Afghaan die hem een adres vraagt. Ali

is de leider van een groep van drie Afghanen, waarvan er een getrouwd is. Ali is zelf

niet getrouwd. De drie zijn zeeman op de Dehli Castle en komen uit een hooggebergte bij de

grens van Turkistan. De Dehli Castle ligt afgemeerd in de Antwerpse haven. Ze zijn

orthodox moslim.

• Maria van Dam is een indirect personage: ze komt zelf niet in het verhaal voor,

alleen in de verhalen van de andere personages. Volgens de drie Afghanen heeft ze op de

Dehli Castle zakken hersteld en daar een diepe indruk achtergelaten. Vooral haar vrolijke

lach is hen bijgebleven. Maria heeft aan de drie haar adres, op een stukje karton

geschreven, meegegeven. Voor de Afghani is zij de ideale vrouw, voor Laarmans is

zij een hoer.



Samenvatting

Op een regenachtige novemberavond koopt Frans Laarmans zijn krant in een winkeltje. Als

hij naar de tram loopt, wordt hem de weg versperd door drie ‘zwarten’. Laarmans weet dat het

bemanningsleden van een Indiëvaarder zijn, omdat er in die buurt meer van rondlopen.

Laarmans wil doorlopen ('..want een ware gentleman moet in de eerste plaats de kunst

verstaan het vee ongedwongen op afstand te houden..') maar stopt toch. Een van hen geeft

hem een stukje karton, waarop de naam Maria van Dam en haar adres staat. Het is

onduidelijk geschreven en Laarmans maakt er Kloosterstraat 15 van. De zwarte man vraagt in

het Engels waar het is. Laarmans probeert het even gauw uit te leggen en trekt daarbij de

aandacht van voorbijgangers die in een kring om hem heen blijven staan. Na zijn uitleg

zeggen de drie dat zij Laarmans’ verhaal wel begrepen hebben en willen Laarmans uit dank een doosje sigaretten aanbieden, maar die slaat de gift af.



Als hij op de tram staat voelt hij zich onbehaaglijk, als iemand die iets op zijn geweten

heeft. En als de tram langs de drie zwarten rijdt, ziet hij zichzelf al in Bombay lopen op

zoek naar zijn geliefde fathma in een doolhof van straten, met een stukje karton in zijn

hand waar niemand op reageert. Hij realiseert zich dat hij zich er wel erg gemakkelijk

vanaf heeft gemaakt en springt van de tram af om de dolende zwarten te helpen. Op weg naar

de Kloosterstraat vertelt Ali hem over Maria. Ze schijnt erg mooi te zijn en rond de

twintig. De drie hadden haar een pot gember en een sjaaltje gegeven en Maria had ze

alledrie uitgenodigd. Ze waren ook alledrie verliefd. Laarmans stelt voor om een bosje

bloemen voor de vrouw te kopen om niet met lege handen aan te komen. Laarmans koopt het bosje bloemen omdat de drie geen verstand van buitenlands geld hebben. Ali wil pas verder als hij weet hoeveel het bescheiden bosje gekost heeft, en na het geld terugbetaald te hebben,

gaan ze verder.



Kloosterstraat 15 blijkt een bloemenwinkel te zijn waar, na het gevraagd te hebben, geen

Van Dams wonen maar Pasmansen. Meneer Pasmans blijkt een stevige man te zijn die de vier

de winkel uit kijkt. Laarmans krijgt al spijt dat hij niet naar huis is gegaan, maar Ali

wijst hem op de sterren en vertelt dat zij hoop geven. ('Je hebt gelijk Ali, wij mogen

niet versagen. Dat kreng heeft met mij niet afgedaan en ik zal volharden op de ingeslagen

weg tot zij, al was het gebonden, aan uw willekeur is overgeleverd, tot dat sjaaltje en

die pot gember gewroken zijn. Zolang de soldaten bereid blijven, kan de aanvoerder niet

terugtreden.') en Laarmans gaat verder met de drie naar het politiebureau. Eenmaal daar

aangekomen blijven de drie buiten wachten en gaat Laarmans naar binnen.



Laarmans vraagt naar het adres van Maria van Dam en krijgt er twee. Een op de Lange

Ridderstraat 71 en de ander op het Zand nummer 15. Laarmans neemt aan dat Maria op het

Zand woont, het huisnummer is immmers hetzelfde als op het kaartje. Het Zand nummer 15

blijkt een hotel genaamd het ‘Carlton Hotel’ te zijn. De eigenaar is volgens de agent een

Nederlandse heler, Kortenaar. Eenmaal aangekomen blijkt de schitterende naam van

het hotel een vlag op een modderschuit te zijn. Het hotel bestaat uit twee duistere verdiepingen en in het cafe zitten lusteloze mannen kaart te spelen, een paar ingetogen koppels te dansen en er staat een vrouw een kind te voeden. Maria van Dam is er niet bij volgens Ali en volgens de barman, Kortenaar, woont ze er ook niet.



De klanten vertrekken langzaam en Laarmans en de drie blijven zitten om hun verdriet weg

te spoelen. Ze hebben zich erbij neergelegd Maria nooit te zullen vinden. Ali vertelt dat

ze uit Afghanistan komen en Islamitisch zijn. Ze hebben een gesprek over godsdienst en

met name over Christus, over wie Laarmans de oosterlingen vertelt. Laarmans wordt door de

onwetendheid van Ali geconfronteerd met de problematiek en de onoplosbaarheid van zijn

godsdienst. Na een tijdje verlaten ze het Carlton Hotel en Laarmans brengt ze naar de

kade. Op zijn weg terug wil hij nog naar de Lange Ridderstraat gaan. Als hij voor de deur

staat, durft hij toch niet aan te kloppen. ('Kom oude sater, het is genoeg. Laat haar in

vrede genieten van haar laatste sigaretten, dromen van haar sjaaltje en van haar pot

gember. En loop door, dan wordt u wellicht de geilheid niet aangerekend die bij deze

nachtelijke klopjacht uw stut is geweest.)



Motieven

Het stukje karton met de 'Mariaboodschap' is een van de belangrijkste motieven in het

verhaal. Een ander motief is Laarmans’ voornemen nu toch eens naar huis te gaan en hoe

gemakkelijk hij zich daar vanaf laat brengen. Als laatste zijn er veel bijbelse

verwijzingen. Veel hebben op Maria betrekking, in andere wordt de zwerftocht in bijbelse

beeldspraak beschreven: de kruisweg en de reis van de drie koningen.



Thema

Het thema is het onbevredigde verlangen, de tocht naar het ideaal, die tot mislukking

gedoemd is. Ook kan je er vreemdelingenhaat in herkennen: de meeste mensen hebben niet

veel op met de volgelingen van Laarmans.



Over de schrijver

Willem Elsschot (eigenlijk Alphonsus Josephus de Ridder, 1882-1960), Belgisch (Vlaams)

schrijver. Leidde na WO I te Antwerpen een eigen reclamebureau. Elsschot neemt in de

Nederlandstalige literatuur een eigen plaats in door zijn laconieke, geconcentreerde

stijl, waarachter grote bewogenheid schuilgaat. Zijn eerste roman was 'Villa des roses'

(1913), in 1921 gevolgd door 'Een ontgoocheling' en 'De verlossing'. In 1924 verscheen

'Lijmen', de eerste van een serie ikromans. De in wezen fatsoenlijke ikfiguur, Frans

Laarmans, treedt eerst in de voetsporen van de doorgewinterde zakenman Boorman, maar in het vervolg, 'Het been' (1938), keert hij terug tot zijn eigen fatsoensnormen. Laarmans treedt

in een aantal romans op, te weten 'Kaas' (1933), 'Tsjip' (1934), 'De leeuwentemmer'

(1940), 'Het tankschip' (1940) en 'Het dwaallicht' (1946), Elsschots laatste werk.

Daarnaast verschenen nog de novelle 'Het pensioen' (1937) en de dichtbundel 'Verzen van

vroeger' (1934). Bekroond met onder andere de Belgische Driejaarlijkse Staatsprijs voor

het Proza (1948) en de Nederlandse Constantijn-Huygensprijs (1951).
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen