![]() |
Boekverslag : Anke De Vries - De Rode Handschoen
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 1157 woorden. |
Het verhaal begint in Zuid-Frankrijk 1944. Waar Patrick ongeduldig op zijn vriendinnetje Isabelle wacht. Toen ze niet kwam opdagen besloot hij niet langer meer op haar te wachten en stapt de bus in om naar school te gaan. Na een tijdje gereden te hebben kwam de bus langzaam tot stilstand, vier mannen in zwarte uniforms en met zware baretten versperden. Twee ervan stapten in en geboden een aantal mensen de bus te verlaten en buiten te wachten, waar ze gecontroleerd werden door de andere twee. Zelf schoven ze langzaam door het middenpad naar achteren. Hoewel Patrick nergens bang voor hoefde te zijn, bonsde zijn hard. Wat een geluk dat Isabelle er niet was! Nauwlettend volgde hij de bewegingen van de mannen en zag hoe ze persoonsbewijzen opeisten en tassen doorzochten. Hij werd er zo door in beslag genomen dat hij de passagier tegenover hem vergat, maar toen hij hem aankeek schrok hij. De man zag lijkbleek. Hij schoof dichter naar hem toe en drukte hem snel iets in de hand. Het voelde als papier aan. Een brief? Hij keek Patrick doordringend aan. ‘Monsieur Jacques. Rue de Verton honderachtenzestig voor negen uur’, fluisterde hij. Zijn lippen bewogen nauwelijks. Hij slikte moeizaam, Patrick zag zijn adamsappel op en neer bewegen. Er ontstond plotseling deining doordat iemand geen identiteitskaart bij zich had. Hij werd ruw naar de uitgang geduwd, evenals een vrouw met donker haar. Iedereen werd gecontroleerd Patrick besloot niet naar school te gaan en de brief te overhandigen aan Monsieur Jacques. Toen hij bij het huis aankwam trok hij buiten adem aan de bel. Hij hoorde geschuifel en een vrouw van middelbare leeftijd deed open. Ze staarde hem koel aan. Hij zij dat hij een brief voor Monsieur jacques had. De vrouw vertrouwde hem niet maar toen Patrick zei dat hij de brief alleen aan Jacques wou bezorgen liet ze hem toch binnen. Even later stond hij tegenover een man die wat gebogen stond. Hij hield de ene hand tegen de zijkant van zijn buik, alsof hij pijn had. Patrick haalde de brief boven. Monsieur Jacques scheurde hem open, zijn ogen vlogen over het papier. Er werden een paar woorden gewisseld. Toen er opeens hard op de deur werd gebonkt. “De Milice” riep de vrouw uit. Jaqcues schoot recht als door een hond gebeten en rende naar de achterkamer. De vrouw zij vlug tegen Patrick dat zij zijn tante was en hij bleef logeren. De Milice ondervraagde Patrick en zijn tante, maar allebei deden ze net of hun neus bloede. Woedend gingen ze er weer van door met de boodschap “ we houden je wel in het oog”. Toen Patrick Isabelle ging opzoeken was ze niet meer bij haar thuis te bespeuren. Hij belde aan maar er gebeurde niets. Patrick liep het huis rond en ontdekte aan de achterkant van het huis een rode handschoen. Hij verstijfde, dat was het teken dat ze hadden afgesproken als ze werden opgepakt door de Milice. Hij sprong op zijn fiets en snelde naar zijn oom, die meneer Duval heette en voor advocaat had gestudeerd. Hij was altijd lief tegen Patrick want hij had hem graag. Vaak was hij jaloers op de jongen omdat hij zeer slim was en een prachtige jeugd had. Meneer Duval zat aan zijn bureau toen er opeens lang werd gebeld, hij hoorde zijn vrouw naar de deur lopen. Even later gestommel en de deur vloog open. In de deuropening stond Patrick die er heel bleekjes uitzag. Ze zijn weg stamelde hij, ze zijn weg. Meneer Duval begreep er eerst niets van, maar toen Patrick hem alles vertelde, werd hij stil. “Ze zullen waarschijnlijk opgepakt zijn” zei hij. Ik zal doen wat ik kan jongen sprak hij Patrick de moet in. Ze zullen waarschijnlijk op het politiebureau zitten voor een ondervraging. En zo was het ook. Duval maakte een afspraak met de commissaris, en had hem zover gekregen dat ze Isabelle en haar familie lieten gaan. Maar hij liet ze natuurlijk zomaar niet gaan. Er was eerst wel een heel groot bedrag geld aan te pas gekomen. Patrick was ziels gelukkig zijn geliefde weer te zien. Maar hij begreep ook dat ze niet in het land konden blijven. En dat besefte zijn oom ook. Hij wist wel ergens een onderduikadres in Zwitserland en maakte een plan om ze veilig over de grens te leiden. Maar… Duval was eigenlijk een heel sluw mens en dat wist niemand. Hij beloofde vluchtelingen veilig over de grens te leiden en straalde veel vertrouwen uit. De rijke Joden gaven hun juwelen af en dachten dat ze bij hem veilig zouden zijn, maar hij had ondertussen al een heel doordacht plan bedacht. Toevallig was er een goede stroper in de buurt die bij iedereen welkom was omdat hij af en toe een mals haasje of een fazant binnen bracht. Hij had gezien, bij één van zijn stroop tochten dat meneer Duval had afgesproken met een soldaat van de Milice. Ze legden een kaar op de auto en er werd duchtig gepraat en gewezen. De stroper die Nicolas heette had alles afgeluisterd en wist dat Duval met de Milice onder één hoedje speelde. Hij vertelde alles aan zijn goede vriend de dokter die paf stond van het horen wat Duval allemaal van plan was. Ondertussen waren Isabelle en nog een aantal vluchtelingen de grens over gestoken en al aan hun zware bergtocht bezig, toen ze opeens schoten hoorden. Isabelle en haar moeder die een beetje achterop waren gebleven omdat Isabell’s moeder niet meer zo goed te been was verstopten hun haastig tussen de rotsen. Het was een valstrik die Duval had bedacht. De bedoeling was dat alle vluchtelingen vermoord zouden worden zodat hij hun geld en schatten in zijn zakken kon steken. Nicolas en de dokter hadden een plan. Op een avond kwamen ze samen. Er werd weinig gezegd toen de stilte verbroken werd door Nicolas. “We moeten Duval uitschakelen” zei hij, hij is een gevaar voor de vluchtelingen. De dokter die een zeer goede vriend van Duval was vond dat niet zo’n goed idee. Maar Nicolas stond erop en vroeg wanneer Duval allen thuis was. “Morgen” zei de dokter. De volgende avond slopen ze de straat van Meneer Duval in. De dokter belde aan terwijl Nicolas zich plat tegen de muur duwde, zijn jachtgeweer in de hand. “Wie is daar”, hoorde hij Duval roepen. “Ik” zij de dokter. De deur was nog niet goed open of Nicolas stormde naar binnen, met zijn voet duwde hij de deur weer in het slot. Er werd wat gestommeld en toen hoorde de dokter een doffe knal. Nicolas kwam tevoorschijn en zei opgelucht, “het is gebeurd”. Patrick die al die tijd geen oog had dicht gedaan hoorde de volgen de dag van de dokter dat zijn oom overleden was. Hij was diep teleurgesteld. Op een dag lag er een brief voor hem op zijn nachttafeltje. Hij herkende direct het geschrift van Isabelle en scheurde hem haastig en met trillende vingers open. |
Andere boeken van deze auteur: |
Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen |