![]() |
Boekverslag : Adriaan Van Dis - Een Barbaar In China
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 2201 woorden. |
Adriaan van Dis - Een barbaar in China Beoordeling Ornée & Vermeer Tekstbureau Titelverklaring Een barbaar in China beschrijft een reis door Centraal-Azië. De barbaar in China is Adriaan Van Dis zelf. Hij voelt zich een barbaar in China zelf. Door de Chinezen wordt hij ook als een barbaar en een vreemdeling behandeld. Dit is ook terug te vinden op bladzijde 19: “De westerlingen bij de westerlingen, de overzeese Chinezen in speciaal voor overzeese Chinezen gebouwde hotels. Een eigen sleutel krijg je niet. Op elke gang zit een bediende die de deur voor je ontsluit-als je haar kunt vinden. In vliegtuigen en treinen word je apart behandeld, aparte wachtkamers voor buitenlanders, en je betaalt het dubbele. Je bent zo ongelijk dat je altijd verzekerd bent van een plaats. Chinezen gooien zij er gewoon uit, barbaren moeten zitten.” Eigenlijk vindt Van Dis dat het juist andersom is en dat de Chinezen zelf dom, sloom en afstandelijk zijn. De ondertitel is "Een reis door Centraal-Azië", dat geeft al aan dat het om een reisverhaal gaat. Personen De hoofdpersoon in het boek is de schrijver Adriaan Van Dis zelf. De rest van de personen komen steeds maar even voor en zijn dus niet de moeite waard om uitvoerig te beschrijven. Een korte beschrijving is hieronder wel vermeld. Adriaan Van Dis Hij is een doorzetter, want als hij zijn zin niet krijgt bij Chinezen gaat hij net zolang door totdat hij wel zijn zin krijgt. Dat zie je als hij een broek wil kopen in een Chinees winkeltje. De verkoopster zegt dan telkens 'Mei you', wat 'kan niet' betekent. Uiteindelijk grist hij hem zelf van de plank achter de toonbank vandaan: (blz 25-26) “In Aksu zie ik een trainingspak op de plank, bordeauxrood. Ik zal er niet in opvallen. ‘Heeft u een trainingspak?’ ‘Mei you’. Ik weet dat het eerste nee geen nee is, dus dan maar wijzen en gebaren. De vrouw wil het niet van de plank halen. Zij blijft nee schudden. Nooit kwaad worden, nooit kwaad worden, had een Nederlandse jongen die in Peking studeert mij in de Friendship Store gezegd. Altijd glimlachen en minstens tien redenen opnoemen waarom je iets wenst, dan zullen zij uiteindelijk voor je argumenten zwichten. Ik glimlach, al is het de grijns van een lustmoordenaar. Ik wil die broek zien. Te klein of niet, ik wil hem hebben. Beter een te krappe broek dan te koude billen. De verkoopster kijkt mij nauwelijks aan. Dan verlies ik mijn beheersing. Ik klim over de toonbank, gris het pak van de plank en smijt het geld neer.‘ ‘Hoeveel?’ ‘Niet te koop’ ‘Waarom niet?’ 'Niet voor buitenlanders, u heeft geen textielbonnen.' Valerie, die mij inmiddels te hulp is gesneld, zegt dat buitenlanders daarvan vrij zijn gesteld. De verkoopster knikt nee en sluit verveeld haar ogen” Hij houdt van avontuur, hij neemt dan ook niet de toeristische routes, maar stapt in een bus zonder enige planning waar te slapen of wat te gaan doen op die dag. Hij houdt een dagboek bij tijdens zijn reis door China, voornamelijk tegen de verveling. Het was eerst niet de bedoeling er een boek van te maken, maar hij heeft dat toch gedaan. Bijpersonen Minoroo is een Japanner. Hij schrijft alles op zijn hand, omdat Japanners en Chinezen elkaars taal wel kunnen lezen maar niet verstaan. Valerie is een Française die Chinees studeert aan de Sorbonne. Zij kan heel goed vloeken en lijkt op een man. Liu is de gids van Adriaan Van Dis. Hij is zanger geweest en nu reist hij rond met vreemdelingen, maar hij zingt liever. Geng is een Tibetaanse tolk en komt uit Noord-India. Samen met Van Dis bezoeken ze Lama-kloosters. Li Qin is Van Dis' vriendinnetje in het eenzame China. Zij is 29 jaar oud en is in New York geboren. Zij heeft haar familie bezocht in het Zuiden. Hussein is een Oeigoer die Van Dis mee naar huis neemt. Abdullah is een vrachtwagenchauffeur met wie Van Dis meereist naar Pirali. Hij ziet eruit als een cowboy. Heinz Silbermann reist met Van Dis mee naar Pakistan. Het is een Duitser en Van Dis mag hem niet, omdat het een dikke racist is. Wang is de gids van Van Dis in Peking. Tijd en Plaats Het verhaal speelt zich in 1986 af. Toen maakte Van Dis zijn reis. De verteltijd is 98 bladzijden en ik heb er drie dagen over gedaan om het boek te lezen.De vertelde tijd is ongeveer een maand. Er is sprake van tijdversnelling, sommige gebeurtenissen worden overgeslagen, alleen de meest interessante en humoristische delen van zijn reis worden behandeld. Er is geen sprake van tijdssprongen. Er is geen sprake van flash-backs.Het verhaal verloopt niet chronologisch. Zijn reis is verdeeld in vijf stappen 1. van Xian naar Lanzou, 2. van Lanzou naar Turpan, 3. van Turpan naar Kashgar, 4. van Kashgar naar Khunjerab en van Kunjerab naar Karimabad. Van Dis vertelt het verhaal echter in de volgorde, 3, 1, 2 ,4 en 5. De verhalen spelen zich dus af in de steden die hier vermeld staan en de wegen die er tussen liggen. De sfeer in het boek is vrij donker; dit komt waarschijnlijk ook omdat Van Dis niet erg positief is over het land en de mensen. Thema Het thema van het boek is ‘verschillen in cultuur’. Over dit onderwerp heeft Van Dis het erg veel. Hij geeft meer aandacht aan de karakters en de gewoontes van de mensen dan aan het uiterlijk. Hij geeft hierbij veel verschillen aan tussen de gewoontes van Nederlanders, Het westen en de Chinezen. Hij heeft het niet zo op de mentaliteit van de Chinezen, hij vindt ze lui en arrogant. Samenvatting De reis door China ging langs Hong Kong, Shanghai, Beijing, Xian, Lanzhou, Jiyuguan, Dunhuang, Liuyan, Turpan, Ürümqi, Kashgar, Tashkurgan en Hunza. Het boek echter begint pas bij Xian. Van Dis verwijst wel af en toe naar de plaatsen voor Xian. Van Dis maakt erg veel mee op zijn reis. Hij rijdt mee met een chauffeur met één oog, die zijn auto niet altijd goed op de weg kan houden. Dit is van Turpan naar Kashgar. Hij krijgt erg vaak te maken met de dwarsheid van Chinezen. Een voorbeeld is dat een Chinees hem geen fiets wil verhuren, omdat hij het te gevaarlijk vindt voor Van Dis. De Chinees verzint hierbij de fietswet, welke inhoudt dat alleen Chinezen mogen fietsen in de steden. Uiteindelijk krijgt hij toch een fiets. Hij trekt veel aandacht. Iedereen spreekt Adriaan aan om zijn/haar Engels op hem te testen met vragen als 'Wat kost die fiets ?' 'Hoe hard kan hij ?' 'Hoeveel spaken heeft u ?' en 'Mag ik uw bel proberen ?' Hij gaat naar de kapper, waar zijn haar net zo wordt geknipt als van een Chinees. Hij gaat naar een zijderups-plantage. Hij gaat ook naar het Labrang-klooster, zeven uur zuidwaarts van Lanzhou, wat hoog in de bergen ligt. Het stinkt daar naar geitenkaas. Hij gaat naar de Mogao-grotten, vijfentwintig kilometer buiten Dunhuang. Ze zijn een bedevaartsoord voor pelgrims en reizigers. Allen die westwaarts gingen deden de tempels aan, want Dunhuang was de laatste waterplaats voor de grote tocht langs de Taklamakan, een woestijn. Op de weg van Kashgar naar Pirali, gaat hij mee met een vrachtwagenchauffeur, alhoewel hij hier veel voor moet betalen. Vanaf het grensplaatsje Pirali gaat hij met een postwagen mee. Na vele wachtposten komen ze eindelijk in Pakistan. Bij één van die wachtposten wordt hij trouwens bijna niet doorgelaten, omdat ze denken dat zijn visum verlopen is. Maar na een flinke scheldpartij stelt de grenswachter Adriaan in het gelijk en laat hem toch doorgaan. Mening Ik vind het onderwerp van het boek leuk, omdat China mij altijd heeft geïnteresseerd. Het verhaal is leuk en vlot geschreven en is makkelijk te begrijpen, omdat Van Dis Makkelijke, korte zinnen gebruikt. Ik vind wel dat Van Dis zich een beetje te veel concentreert op de slechte punten van de Chinezen, hoewel hij ze vaak erg humoristisch kan omschrijven. Blz 13-14 “Rochelen doen zij net zo goed als de Chinezen. De woestijn stoft nog niet door de bus of daar schrapen de kelen en spatten de kwatten. Een gorgelconcert barst los. Ook de neuzen moeten schoon, mooi valt het snot tussen de knieën op de grond. Dan volgen de zonnebloempitten, zij breken ze open met hun tanden en spuwen de schilletjes uit. Baardjes vlies kleven aan de onderlip, onze voeten knisperen in de drab. Naast mij spuugt en rochelt een oude vrouw in een gewatteerd pak, haar voeten ingebonden. De kleur van haar snot, de klank van haar rochel, de geur van haar winden… zij lijkt mij niet gezond. Zij gebruikt mijn schouder als kussen. Ik glimlach zuur naar Minoroo. Zijn ogen nog kleiner dan gewoonlijk, van plezier. Hij rochelt. Dit lijkt wel een uitstapje voor teringlijders.” Blz 63 “De stationsbewaaksters vatten hun taak ernstig op, met stokken dreven ze de jongens bijeen, ze mepten en kijfden. Het was luguber, die verbeten smoelen onder die Duitse petten waarmee het spoorpersoneel in China is uitgedost. Ik fluisterde mijn Mantra-‘Glimlach en blijf kalm’- maar toen ik geen kaartje kon tonen, kreeg ook ik een klap in mijn gezicht en werd ik met andere zwartrijders in een hok geduwd. De bewaaksters scholden mij uit, ik had alleen maar een bewijsje dat ik betaald had voor een gids in Jiuquan. Maar zij schreeuwden slechts ‘Jiayuquan…’. Daar zat ik alsof ik het nog niet wist. Waar was mijn overzeese Chinese! Kom reik me je rode wanten En ze kwam en verklaarde en glimlachte en ik betaalde mijn boete van één gulden twintig en ik was vrij.” “Terwijl ik in de wachtkamer bijkwam en uitkeek naar de bus die mij naar Jiuquan zou terugbrengen, naar mijn gids, schreef ik trillend in mijn dagboek dat ik alle Chinsese vrouwen in uniform haatte.” Dat Van Dis soms wat teleurgesteld is, komt misschien ook wel omdat hij veel van het volk verwachtte. Hij kreeg vroeger altijd van zijn vader te horen hoe geweldig Chinezen waren. “Mijn droombeeld van wat Chinezen waren, is aan tafel ontstaan wanneer mijn in Indië geboren vader boven de dampende rijst vertelde hoe hij in het Jappenkamp zijn leven aan de Chinezen te danken had.Ze gaven een extra hoge prijs voor zijn trouwring, smokkelden eten naar zijn barak, hielpen hem aan medicijnen om een begin van koudvuur te bedwingen.” Wat ik leuk vind in het boek is dat Van Dis zich voornamelijk concentreert op de Chinese mensen en hun gewoontes en niet op de omgeving . Zo krijg je veel te te horen over de mentaliteit en de gewoontes van het Chinese volk. Het taalgebruik in het boek is vrij makkelijk, Van Dis gebruikt vrij makkelijke woorden en de zinnen zijn niet erg lang. Dit maakt het boek ook een stuk leuker en makkelijker om te lezen. Ik heb dit boek gekozen omdat ik eigenlijk bijna niks wist van China en het land mij toch erg interesseerde. Ik kan mij moeilijk in de situatie van Van Dis verplaatsen omdat het verhaal zich in een land afspeelt waar de cultuur en de mensen zo anders zijn dan hier in het westen. Ik verwacht eigenlijk wel dat de situatie in het land toch wel enigzins veranderd is, sinds Van Dis dit boek in 1987 schreef, de mensen zullen wel wat meer gewend zijn aan buitenlanders. Het verhaal wordt op geloofwaardige wijze verteld door Van Dis, je moet wel uitkijken dat je niet te negatief over Chinezen gaat denken, omdat Van Dis nogal negatief over ze is. Het boek is zeker aan te raden: het is door de manier van schrijven en de humor boeiend, ook als China je niet interesseert. Soort boek Het boek behoort tot de half-fictionele teksten. Het zou heel realistisch kunnen zijn, je weet dit echter niet omdat de reis door Van Dis zelf is beschreven. Het boek is een roman, omdat Van Dis veel aandacht besteedt aan de karakters van de personen die in het boek voorkomen. Het boek hoort tot het genre literaire reisverhalen. Perspectief Het perspectief in het boek ligt de gehele tijd bij Adriaan Van Dis omdat hij het verhaal meemaakt en aan de lezer vertelt. Er is duidelijk sprake van een ikverteller. Je krijgt hierdoor geen objectieve informatie omdat het hele boek bestaat uit waarnemingen van Van Dis. Spanning Het boek is totaal niet spannend. Dit is ook helemaal niet de bedoeling van Van Dis omdat het een reisverhaal betreft. Het verhaal is niet naar een bepaalde climax opgebouwd. Het verhaal gaat over de gedachten en waarnemingen van Van Dis. Je weet niet meer dan de hoofdpersoon. Er zijn in het boek geen vooruitwijzingen. De chronologie in het verhaal is veranderd. De sfeer is erg belangrijk, het wordt echter niet gebruikt om de spanning op te bouwen. Informatie over Adriaan Van Dis Adriaan Van Dis werd op 16 december 1946 geboren in Bergen (Noord-Holland). Hij bezocht de MULO, de rijkskweekschool en de gemeente-HBS in Hilversum. Na zijn eindexamen in 1967 volgde hij in Amsterdam de MO-opleiding Nederlands. Van Dis groeide op in een bijzonder liberaal milieu. Zijn moeder was veel bezig met het occultisme en met astronomie. Van Dis kwam al vroeg met verschillende godsdienstige stromingen in aanraking. In 1974 begon hij met schrijven voor het NRC-handelsblad. Hij fungeerde daar vijf jaar lang als chef van het zaterdagbijvoegsel. Daarna was hij nog tot 1985 als "redacteur features" aan deze krant verboden. Op 16 maart 1983 presenteerde hij voor het eerst een praatprogramma "Hier is.... Adriaan Van Dis", waarin hij vooral het publiek aansprak dat zich tot de culturele elite rekende. In 1983 verscheen zijn literaire debuut, de novelle "Nathan Sid". Hij kreeg er in 1984 "Het Gouden Ezelsoor" voor, de prijs voor het best verkochte Nederlandse literaire debuut. Hierna volgden "Zilver of Het verlies van de onschuld", een vervolg op "Nathan Sid". In 1986 de verhalenbundel "Casablanca", een reeks van reisbeschrijvingen en korte fictieverhalen. "De rat van Arres", zijn volgende boek, is ook een verkapt reisverslag. Ook schreef hij verschillende toneelstukken, waaronder "Tropenjaren". Een belangrijk kenmerk van zijn manier van schrijven is de distantie die hij in al zijn verhalen weet te behouden. In de reisverhalen schemert een journalistieke inslag door. Een algemene thematiek is er in de verhalen van Van Dis niet te vinden, omdat hij veel verschillende soorten boeken schrijft, van romans tot reisverhalen. |
Andere boeken van deze auteur: |
Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen |