Boekverslag : Louis Paul Boon - Mijn Kleine Oorlog
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 2859 woorden.

Jaar van Uitgave: 1974



Inhoud en opbouw

Het is een kritische oorlogsroman.



Het boek begint met een soort motivatie van de verteller voor de reden van het schrijven en de gekozen vorm voor het boek. Dit wordt gevolgd door fragmentjes waarin Louis Boon als gewone soldaat de (zinloze) strijd bij het Albertkanaal meemaakt, gevangen genomen wordt en naar een krijgsgevangenenkamp wordt gebracht. De omstandigheden aldaar zijn zeer slecht, waardoor een medegevangene zijn verstand verliest.

Hierna wordt een sprong in de tijd gemaakt naar een paar jaar later, tijdens de bombardementen op België. In korte, schijnbaar losstaande verhaaltjes wordt een beeld geschetst van de ‘kleine man’ gedurende de oorlog. Er waren mensen die profiteerden van de oorlog, die de Duitsers trouw bijstonden. Ook stal men van de Duitsers, maar ook van elkaar als het zo uitkwam. Zo deden bijvoorbeeld de kolendieven, maar ook de bakker besteelt zijn klant. Hij hanteert woekerprijzen voor brood van slechte kwaliteit, om zichzelf te verrijken.

Als de bevrijding nabij is steekt het actieve verzet meer de kop op, maar uit het verhaal blijkt dit weinig voor te stellen. De bevrijding is ook al niet zo’n geweldige gebeurtenissen. Nu de buitenlandse vijand is verdreven, komen de oude gewone ergerlijke trekjes van de mens weer naar voren, zonder dat men de Duitsers de schuld kan geven. Het boek (eerste druk) eindigt met een soort nawoord, waarin Boon opeens als schrijver weer de pen opneemt. Hij bekritiseert hierin de houding van de mens en doet een beroep (op, tja op wie? Op schrijvers, zoals hijzelf?!): ‘Schop de mensen tot zij een geweten krijgen.’ Vanaf de tweede druk zijn er nog twee hoofdstukken toegevoegd. Hierin beschrijft hij zijn oude dienstmeisje, op wie hij stapelverliefd was. Zij maakte hier tijdens de oorlog dankbaar gebruik van, maar als hij haar na de bevrijding nog eens treft, gunt zij hem niet eens een groet. Een andere dorpsgenoot herinnert zich hem niet eens meer. In het laatste hoofdstuk beschrijft hij een vrouw die alles heeft gedaan om hoger op de sociale ladder te komen, maar aan het eind van haar leven op straat ineen zakt zonder iets te hebben bereikt. Dan verzucht zij: ‘Wat heeft het alles voor zin?’ Dit is het tweede einde van het boek, een stuk negatiever dan het eerste. Het is duidelijk dat de schrijver in zijn leven heeft ervaren dat zijn eerste roep niet gehoord werd. Hierdoor is hij veel pessimistischer gestemd geraakt.

De verhaaltjes spelen zich af tijdens de Tweede Wereldoorlog voor de Belgen; van herfst 1939 tot omstreeks 1 mei 1945 (terugkeer van verzetslieden uit concentratiekampen).

Van herfst 1939 tot mei 1945 is zo’n vijf en een half jaar. Dat is de vertelde tijd.

De verteltijd is ongeveer 3,5 à 4 uur. Ik heb geen echte vertragingen of versnellingen kunnen ontdekken in het boek. Het is een droge opsomming en beschrijving van verschillende gebeurtenissen, waarin niet met de tijd gespeeld wordt.

In de laatste twee hoofdstukjes komen twee verschillende flashbacks voor. De laatste staat op de pagina’s 138-140. Hierin vertelt hij over een vrouw die hij heeft gekend, een echte feeks. Ze was arm maar probeerde hogerop te komen. Uiteindelijk heeft het leven haar niets gebracht, ze sterft nog armer dan ze geboren is. Deze flashback gebruikt de schrijver om via die mevrouw Ondine zijn laatste moraal aan het verhaal toe te voegen: “Wat heeft het alles voor zin?”

De verhaaltjes spelen zich af bij het Albertkanaal gedurende de mobilisatie, aan de spoorlijn vlak bij Kortrijk tijdens een bombardement, in het kamp van Fallingbostel, in Brussel en Leuven voor meneer ‘de oude ekster’ (ook tijdens en bombardement) en in Florennes (Fr) voor de vluchteling Van den Borre.

De volksbuurt neemt hier in zekere zin de plaats van een belangenruimte in. In deze omgeving leven de gewone, doorsnee mensen, van wie de ‘kleine oorlog’ heel goed beschreven kan worden.

Voordat ik met de beschrijving van de hoofdpersoon begin, zal ik mijn keuze moeten motiveren. In het boek is niet echt sprake van één hoofdpersoon, omdat er verschillende verhaaltjes worden verteld over verschillende personen. De enige die dicht in de buurt komt, is de verteller zelf, die becommentarieert. Deze is soms de hoofdfiguur, ook wel bijfiguur, maar grotendeels toeschouwer. Toch is hij de rode lijn die de verhaaltjes verbindt tot een geheel, daarom heb ik hem gekozen als hoofdpersonage.

Louis Boon: De verteller neemt hier verschillende ‘karakters’ aan. Zo richt hij zich in het eerste hoofdstuk vrij direct tot de lezer, waarin hij zijn motivatie om het boek te schrijven geeft. Hier is hij duidelijk de schrijver, die verontwaardigd is over de gewetenloosheid van de mens en hier iets aan wil doen. Daarna ‘speelt’ hij een gewone Belgische (misschien wel de gemiddelde) soldaat. Deze soldaat is helemaal niet zo dapper of goed, het is ook maar een bang mens eigenlijk. In Rode nacht bijvoorbeeld is hij de gewone kleine man, die niet uitblinkt in slimheid of dapperheid. Eigenlijk (zo is de boodschap) is de mens gewetenloos en onbenullig. “…, want ze denken nooit na, ze aanvaarden alles wat ze krijgen kunnen,…”(blz. 128). Later neemt de schrijver de pen weer rechtstreeks op, om een roep te laten horen: ‘Schop de mensen tot zij een geweten krijgen’. Weer een voorbeeld van zijn verontwaardiging, maar ook positieve kijk op dingen. In de later toegevoegde hoofdstukjes heeft hij dit optimisme duidelijk verloren, wat blijkt uit de laatste moraal: “Wat heeft het alles voor zin?”

Louis Dinges (soldaat van de goudvissen) was een makker van Louis tijdens de mobilisatie. Dinges hecht veel aan orde, zoals veel mensen in de oorlog vast probeerden te houden aan oude principes. Voncke was één van de medegevangen in het kamp te Fallingbostel. Hij is niet meer helemaal bij zijn verstand en Louis heeft medelijden met hem.

Staf Spies is een man die duidelijk uit de armste volksbuurt komt. Tijdens het alarm schuilde hij geregeld met zijn gezin in Louis kelder.

De Ekster is een dorpsgenoot van Louis. Hij is een ruwe vent, die elke keer als hij geld bezit dit onmiddellijk weer uitgeeft aan gokken en de hoeren. Hij wordt door Louis ook wel de Rat genoemd.

Van den Borre is een andere dorpsgenoot van Louis. Hij is nogal lui en zijn levensmotto’s zijn dan ook zo ongeveer ‘Pluk de dag’ en ‘Geen zorgen voor de dag van morgen’. Tijdens de oorlogsdagen gaat hij in Frankrijk werken, omdat daar niet gebombardeerd werd. Op een dag wordt daar echter wel gebombardeerd, en vindt hij alsnog de dood.

Kolendieven 42

Vieze is de ‘bedelman’ van het dorp, omdat hij geen zin heeft om te werken. Louis zoontje is half bevriend met het zoontje van Vieze, daarom treffen de vaders elkaar ook zo af en toe.

Antoon is elektricien, en tevens de zwager van Louis. De families wonen zo ongeveer bij elkaar in en vluchten samen de kelder in als er alarm is.

Jean uit Tervueren was een andere makker uit de tijd van de mobilisatie. Louis wil hem nog een keer opzoeken, maar dat komt er steeds niet van.

Flor is een (joodse) jongen die in de Eerste Oorlog gevlucht is naar Frankrijk, zijn broer is kwijtgeraakt, zijn tante niet gevonden heeft, in dienst moet, broer en tante terugvindt, daar weer weggaat en uiteindelijk in het dorpje bij Louis belandt.

Gaston is een man die in de oorlog in het Duitse gevang heeft gezeten, maar dapper zijn mond heeft gehouden onder alle folteringen. Uiteindelijk is hij ontsnapt aan de Duitsers en teruggekeerd in het dorpje van Louis.

En zo zijn nog veel meer personen, die allen een rol hebben in het dorpje. Zij symboliseren in wezen de kleine mens in al zijn verschijningsvormen.

Het verhaal wordt verteld vanuit de ikvorm, vaak ook auctoriaal. De ikfiguur is soms hoofd-, soms bijfiguur, meestal toeschouwer. Soms de verteller, vaak ook gewoon de kortzichtige kleine man.

Het boek begint met een inleiding van Willem Elsschot. Het verloop bestaat uit rond de dertig korte fragmentjes of verhaaltjes. Elk verhaaltje wordt afgesloten met een gedeelte schijngedrukt, dit is een soort aanvulling en uitleg bij het verhaaltje. Het einde van de eerste druk is een soort moraal, die positieve perspectieven biedt. Bij de tweede druk heeft de schrijver nog twee verhaaltjes toegevoegd, waarvan de laatste wederom eindigt met een soort moraal. Dit is echter een zeer pessimistische boodschap, wat duidelijk maakt dat de schrijver in zijn leven heeft bemerkt dat zijn eerste moraal niet opging. Dit heeft hem duidelijk verbitterd.

De opening van het boek is informatief. De schrijver/ verteller zet heel duidelijk uiteen waarom hij het boek heeft geschreven en wat hem ertoe dreef voor deze vorm te kiezen.

Het einde is gesloten. Er wordt een conclusie getrokken die verder nadenken onnodig maakt. Het is duidelijk; niets heeft nog zin! Waarom zou er dan nog over gediscussieerd worden? Alle hoop is gewoon verloren, er is geen redding meer voor de mensheid.



Motieven en Thema

- Goudvissen

De schrijver maakt met het motief goudvis duidelijk dat de mens onder alle omstandigheden vast wil houden aan orde en normen en waarden. Zelfs tijdens de grote chaos van het zich terugtrekkende Belgische leger wil de soldaat het gepasseerde huis netjes achterlaten.

- Gewetenloosheid

De schrijver maakt heel duidelijk dat hij geen hoge pet op heeft van het geweten van de mens. Zo wordt bijvoorbeeld de bakker beschreven, die zichzelf verrijkt door de broodrantsoenen zelf te behouden en de klant rotzooi mee te geven tegen woekerprijzen. Als eerste moraal van het verhaal wordt dan ook genoemd; ‘Schop de mensen tot zij een geweten krijgen.’ De mens is gewetenloos, en heeft de drang vast te houden aan waarden en principes tijdens de onoverkomelijke chaos van het leven.

De titel verwijst naar de oorlog voor de gewone kleine man. Boon schrijft het boek uit het ervaringswereld van de kleine man, vandaar de Kleine Oorlog. Het is zijn persoonlijke beschrijving van de kleine oorlog, maar eigenlijk heeft iedereen een kleine oorlog in zich. Daarom kan de titel eigenlijk ook uw kleine oorlog luiden, of iets daaromtrent.



Persoonlijke mening

Ik vond het verhaaltje van de goudvissen het ontroerendst. Daarin wordt op heel vertederende wijze de hang van mensen naar orde en regelmaat blootgelegd. Zelf in het grootste gevaar probeert de mens nog aan deze standaarden vast te houden. En misschien is dit maar goed ook! Dit houdt het geweten in zekere zin nog intact, door het behoud van normen en waarden. Zonder deze standaarden zou onze massamaatschappij geen kans meer hebben.

Het Thema van ‘De donkere kamer van Damokles’ komt wel in de richting van het thema van dit boek. In beide boeken speelt de chaos waaraan de mens is overgeleverd een grote rol en ook de houding van de gewone man tijdens de oorlog. Die is niet zo dapper, hoewel dit in ‘Mijn kleine oorlog’ meer benadrukt wordt.

Het onderwerp van het boek, of eigenlijk de thematiek van de chaos en gewetenloosheid van de mens sprak mij wel aan. Ik heb hiervoor ‘De donkere kamer van Damokles’ gelezen, dat een soortgelijk onderwerp had. Daarom was het wel leuk om nu eens een ander soort benadering te zien. Zo werd mijn mening over het onderwerp telkens bijgeschaafd en openden zich steeds nieuwe gezichtspunten. Het boek heeft mijn opvatting bevestigd dat de mens van nature onverschillig en egoïstisch is. Het eigen welzijn wordt het belangrijkst geacht en de ander heeft pech gehad, zo’n idee. Ook is de mens helemaal niet zo dapper, zelfs als hij gevoel voor rechtvaardigheid heeft.

Ik vond dat het onderwerp ook in dit boekje leuk behandeld werd. Er worden kleine stukjes uit het leven van gewone mensen verteld, waarmee de schrijver een soort reële sfeer opbouwt. Uit elk verhaaltje blijkt in zekere mate de chaos en/ of de gewetenloosheid van mensen. Hierdoor wordt de mening van de schrijver je in eerste instantie niet opgedrongen, terwijl je stiekem wel in die richting wordt geduwd. Iedereen ervaart wel een van de vele verschillende situaties als die, waarmee de schrijver veel mensen aan het nadenken krijgt. Het onderwerp wordt dus heel diepgaand uitgewerkt, zonder dat je dat als lezer je bewust bent. Erg knap gedaan!

De gebeurtenissen van mensen zijn in het verhaal belangrijker dan de gevoelens. Dit is het geval, omdat juist de gebeurtenissen spreken van de chaos en de gewetenloosheid. De gevoelens van de verteller worden wel uitgewerkt in de inleiding en slotscène van de eerste druk. Hij laat hier zien dat alle aparte hoofdstukjes eigenlijk om hetzelfde draaien en geeft kritiek op deze houding van de mens. Hij spoort zichzelf? aan om de mensen te ‘schoppen’ tot ze een geweten krijgen. Vanaf de tweede druk is ook de laatste zin van de nieuw toegevoegde hoofdstukjes een belangrijke moraal. Hieruit blijkt duidelijk dat de schrijver de moed opgegeven heeft en de strijd niet meer voortzet.

De gebeurtenissen zijn over het algemeen op het eerste gezicht niet erg spannend, ze worden vrij droog verteld. Toch bezit elk verhaaltje een moraal, die soms erg ontroerend is. Zo is er bijvoorbeeld de goudvissenkomscène; een soldaat op de vlucht stoot in een huis een goudvissenkom om en neemt zich de tijd dit te herstellen voor de bewoners, terwijl hij zich in een gevaarlijke positie bevindt. Dit fragment vond ik zo ontroerend, omdat het zo duidelijk maakt hoezeer de mens hecht aan waarden en normen. De gebeurtenissen komen vrij geloofwaardig over, alleen het goudvissenkom fragment lijkt iets minder waarschijnlijk. Leuk vind ik dat de schrijver dit meteen erna al aangeeft, hij zegt gewoon letterlijk dat hij het verzonnen heeft. Hierdoor krijgen de andere verhaaltjes een geloofwaardiger karakter, omdat hij dat daar niet noemt.

Schokkend vond ik het verhaaltje over Gaston en de rubberen lap. Echt verschrikkelijk hoe mensen gemarteld werden! En het ergste vind ik nog dat dit vandaag de dag nog gebeurt, niet hier, maar op veel plaatsten nog wel. Ik krijg gewoon kippenvel als ik eraan denk hoe bruut de mens kan handelen. Ook het gedrag van de bakker vind ik ‘niet helemaal als het hoort’, zoals dat heet. Ik vind het gewoon belachelijk dat iemand bewust profiteert van het leed van anderen. Het eerste einde vind ik daarom ook erg treffend, waarin Boon de mens eigenlijk belachelijk maakt en hem aanklaagt. Het tweede einde spreekt mij minder aan, omdat ikzelf het liefst nog positief ben. Misschien zal het leven mij ook verbitteren zoals duidelijk bij de schrijver het geval is geweest, maar ik wil nu nog een betere wereld bereiken. Daarvoor ben ik tenslotte nog jong, en vol idealen….

Enkele personages in het boek waren voor mij heel herkenbaar als een bepaald type mensen dat ook in mijn eigen leefwereld ‘bestaat’. Ikzelf kon me vrij goed identificeren met de (jonge) schrijver. Het boek was voor mij wel weer even een opfrissertje; het voorbeeld van de schrijver zal ik nooit kunnen volgen (ik ben niet zo’n briljant schrijver!, maar ik kan de mensen natuurlijk altijd proberen te ‘schoppen’. Te beginnen bij mijzelf!

Ik vond de opbouw van het boek vrij moeilijk, het heeft mij best wel wat moeite gekost om er structuur te ontdekken. Daardoor was de leestijd van dit boekje voor mij ook relatief lang. De opbouw van losse fragmentjes en ook de wisselingen van het vertelperspectief maakten het lastig te volgen. Nu eens was Boon hoofdpersoon ikvorm, dan weer toeschouwer (dan wel auctoriale verteller) en ga zo maar door. Alle stukjes apart waren echter prima te lezen en ook wel boeiend. Echt spannend vond ik scènes niet, maar de aflopen (zowel de eerste als de tweede) vind ik wel intrigerend.

Het taalgebruik was wat verwarrend, omdat er soms wat Vlaamse uitdrukkingen werden gebruikt. De woordkeuze was echter over het algemeen vrij simpel. De zinnen waren soms aan de lange kant, aangezien Boon er ‘lustig op los praatte’. Voor mij leverde dit totaal geen problemen op, het las er niet moeilijker door. De gebeurtenissen worden prima helder beschreven, over het algemeen vrij gedetailleerd. Ik kon me er dan ook goed een voorstelling van maken. Er komen geen dialogen in het boek voor, alles wordt vanuit de schrijver beschreven. De schrijver ‘praat’ in sommige gevallen wel tegen zichzelf of tegen de lezer, maar hier ontbreekt de tweede persoon die antwoord geeft. Ik denk niet dat dialogen iets toegevoegd zouden hebben aan het verhaal, de schijngedrukte fragmenten aan het einde van elk verhaaltje nemen een soortgelijke positie in; zij geven het verhaal een extra dimensie.

Fragmenten die ik echt zal onthouden zijn natuurlijk Boons moralen; ‘Schop de mensen tot zij een geweten krijgen’ en ‘Wat heeft het alles voor zin?’. Deze fragmenten zijn complete levensfilosofieën, compact beschreven in één treffende zin! Vooral de eerste sprak mij zeer aan, alweer omdat deze het beste bij mijn eigen beleving past, natuurlijk…

Tja, wat vond ik nou eigenlijk van het boek?! Ik vond het een goed onderwerp, origineel verwerkt en herkenbaar. Maar ook vond ik de structuur niet die van een roman, wat soms wat verwarrend was. Ik denk dat het eerste toch zwaarder weegt. Maar dan zal ik het geen goed boek noemen, maar wel vertellen dat ik ontzettend blij ben dat ik het gelezen heb. En dat ben ik ook echt! En ik denk dat het voor meer mensen goed zou zijn om het gelezen te hebben...
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen