Boekverslag : Claire Hulsenbeck - Laura's Appelkamer
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 1335 woorden.

Boekverslag opdracht A



Het genre van het boek is eenzaamheid.



Laura Hofstede is een dertienjarig meisje die vanaf haar achtste in een weeshuis woont. Haar vader bezoekt haar regelmatig, maar ze kan niet bij hem wonen. Na vijf jaar is het dan eindelijk zover dat Laura mee mag naar het huis van haar vader. Ze weet niet waar haar moeder is en Roel, haar vader, praat er niet over. Hij heeft een nieuwe vriendin die zwanger is van een kind. Laura komt op een boerderij te wonen in een gebied, de Lutterholt. Daar staan nog zeven andere boerderijen. Het moet nog opgeknapt worden. Laura kan maar niet wennen aan haar huis en plast iedere nacht in haar bed. Daar had ze in het weeshuis geen last van. Inwendig is ze kwaad, want niemand luistert naar haar en haar vader en zijn vriendin Liesbeth zijn druk bezig met elkaar en het opknappen van het huis. Laura is eigenwijs en voelt zich alleen. Op school zit ze naast Hiske, haar buurmeisje. Op de een of andere manier mag Hiske niet bij Laura thuis komen van haar vader. Hiske's vader is tegen 'stadse' mensen die op het platteland gaan wonen. Laura is klein voor haar leeftijd en heeft blond haar, bruine ogen en sproeten op haar gezicht. Ze draagt graag wijde kleding en houdt niet van tuttige jurkjes en schattige schoenen.



De titel, Laura's Appelkamer, vind ik goed. Je bent meteen nieuwsgierig wat dat te maken heeft met het boek. Rond de boerderij staan appelbomen. Laura moet in verschillende kamers van het huis slapen, vanwege vakantiegasten. Het gezin zit krap in het geld, dus moeten ze wel gasten in huis nemen. Laura slaapt eerst in de kleine opkamer, die aan de voorkant van het huis is. Ze raakt er gewend en vindt het een knusse kamer. Toch plast ze daar nog in haar bed. Ze slaapt ook een tijdje bij Roel en Liesbeth op de kamer, want er verblijven twee families in de andere kamers. Als de baby geboren is, moet Laura een tijdje op de zolder slapen. Dat vindt ze helemaal niet erg. De zolder is namelijk erg groot en uit alle ramen kon je de appelbomen zien. Ze plaste daar niet in haar bed. Graag zou ze daar blijven, maar dat kon niet. Tijdelijk blijft ze in de opkamer. Uiteindelijk was het huis af en mocht ze terug naar zolder, naar haar 'appelkamer' die ook nog eens in het appeltjesgroen was geschilderd.



Het boek is mysterieus, want stukje bij beetje begin je het verhaal te snappen. Je kijkt door de ogen van Laura, terwijl het in een hij/zijperspectief is geschreven. Dat is heel bijzonder. Laura moet er zelf achterkomen wat er met haar moeder is gebeurd, ze kan zich er weinig van herinneren. De herinneringen komen terug. Zo ook in het volgende stukje: …'Even had ze het verschrikkelijk warm, toen werd ze koud. Heel koud. De roze tegels van het plaatsje achter de keuken golfden onder haar voeten en aan het einde van een lange smalle tunnel hoorde ze Marius praten. 'Weet je nog dat ik vroeger altijd bij jullie thuiskwam, om je vader te helpen?' Toen zij daar maar stond en geen antwoord gaf, legde hij zijn hand op haar schouder. 'Wat ben je groot geworden. Ik had je vast niet herkend als mevrouw hier je naam niet had genoemd. Het is wel vijf jaar geleden dat ik bij jullie over de vloer kwam, is het niet?' Laura knikte langzaam. Ja, het was Marius. Natuurlijk, wie zou het anders kunnen zijn? Ze keek hem aan. Als Marius hier zomaar stond, als dat kon… Hij was iemand uit een andere wereld. Uit de wereld van vroeger. Hij hoorde bij mama. Bij het huis in Raalte. Een huis met een tuin eromheen vol bloemen. Een huis aan een kanaal waarin je bootjes kon laten drijven aan een lang touw, maar dat mocht alleen als papa erbij was. Hoe wist ze dat ineens allemaal weer? In dat huis had ze dus echt met mama gewoond. Mama. De kleine Laura zat bij haar op schoot en rook mama's lucht, een bloemenlucht. "Hé kind, ga eens van mijn schoot af, je hebt zulke harde billen." Dat had ze dus niet gedroomd. Ze had echt bij mama op schoot gezeten terwijl Marius voorbij liep over het tuinpad…'Natuurlijk kon ik Marius bellen,' zei haar pleegmoeder wrevelig. Ze stond in de keuken af te wassen met een afkeurende uitdrukking op haar gezicht. 'Wat is daar nou voor bijzonders aan, kind? Ik dacht nog wel dat je het leuk zou vinden om iemand van vroeger te zien. Dat duivenhok is trouwens niet meer te repareren, volgens Marius. Misschien maar goed ook, dan kun je meteen niet meer op de garage komen. Ik houd niet van ruzie met de buren.' Ze duwde Laura een theedoek in de hand. 'Hier help eens even mee. Dat is beter dan al die wilde spelletjes.'



Bladzijde 1

Het boek is vaak ook zielig, omdat Laura zich zo eenzaam voelt en er met niemand over kan praten.

…Alleen haar naam. Daaronder haar geboortedatum en de datum van overlijden. Daar staat je verstand bij stil. Dat iemand zich van kant maakt als ze een klein kind heeft… Negenentwintig jaar was ze toen ze… toen ze zichzelf… Was het verkeerd om… zelfmoord te plegen? Ja, natuurlijk. Als je een klein kind had, dan moest je daarvoor zorgen. Dan stak je niet zomaar je hoofd in de oven. Hoe wist ze dat? Een rug zonder hoofd, het fornuis, de jassen. Het was dus gas geweest. Die akelige lucht, dat was gas. De oven stond open. Daardoor leek het alsof ze zonder hoofd…alleen een rug…niet echt mama…

Het was vijf uur voor ze er erg in had en toen de opzichter kwam waarschuwen dat hij de hekken ging sluiten, zag hij het natuurlijk meteen. Ze had nooit begrepen wat haar pleegmoeder bedoelde met grafschennis. Was het zo erg dat er te weinig lak was? De volgende morgen kwam de maatschappelijk werkster van het kindertehuis haar halen. Ze hadden misschien toch niet zo erg op je gerekend, meid.

Voetstappen op het grindpad. Haastige voeten. Hoge hakken? Klik, klak, klik, klak… Nee, mannenstappen. Ze keek niet om, staarde naar de zwarte letters. Laurien, Laura, Laurien… Twee handen op haar schouders. Roel. Ze draaide zich om. Haar gezicht tegen zijn trui, haar hoofd diep in zijn jasje. Hij trok haar tegen zich aan. 'Liefje toch.' 'Waarom papa? Waarom heeft ze het gedaan?' Was dat haar eigen stem, met die hoge, klagende toon? 'Straks, kom eerst maar mee. Het regent. Je bent drijfnat. Heb je dat niet gemerkt?' Nee, dat had ze niet gemerkt. Koud. Willoos liet ze zich meenemen, het hek door. In de auto was het warm. 'Hoe wist je…?' Word eerst maar even warm.' Hij droogde haar haren af met zijn zakdoek, sjorde haar doorweekte spijkerjasje uit en wikkelde haar in de autoplaid…



Na dit stuk komt het hele gesprek tussen Laura en haar vader. Het hoe en waarom van de zelfmoord van Laura's moeder en wat er daarna gebeurd is. Na een paar weken is Laura dan eindelijk goed op haar plek in de boerderij en maakt ze vriendinnen op school. Een gelukkig einde dus.



Laura wordt uit het kindertehuis opgehaald als ze dertien is. Ze gaat bij Roel en Liesbeth op de boerderij in de Lutterholt wonen. Het valt niet mee om aan de nieuwe situatie te wennen. Ze heeft rare dromen en begint zich alsmaar af te vragen waar haar moeder is. Roel dacht dat ze nog wist dat haar moeder zelfmoord had gepleegd. Laura had haar tenslotte gevonden. Ze was alles kwijt. Langzaam aan komen haar herinneringen terug. Na een gesprek met haar vader over het verleden, is het haar allemaal duidelijk. Haar moeder is dood. In de zomer voelt ze zich eindelijk op haar plek op het platteland en ze vindt het enig dat ze een broertje (Jelle) erbij heeft gekregen. Laura maakt vriendinnen op school en het is uiteindelijk allemaal goed gekomen.
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen