Boekverslag :  - Veertig
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 2517 woorden.

Boekverslag Veertig



VAN KOOTEN, Kees

Veertig

Drie verhalen

Amsterdam 16e druk 1990 (1982)



Motto



When I see anyone I know coming on the same

side of the street I start giggling nervously, and as

they come into the picture beat them to it with

some such remark as:

‘It’s white!’

‘What’s white?’ they say, not being in on the

secret.

‘My suit,’ I say. ‘I thought I’d put on a white

suit.’



(Robert Benchley: My ten years in a Quandary)



Het motto gaat niet echt ergens over, het geeft eerder een duidelijk beeld van de soort humor waarvan de schrijver zich bedient. Als hij iets ziet of denkt, kan het zijn dat er een andere gedachte bij hem opkomt(in het boek) die zo weinig met het gebeurde te maken heeft dat je echt denkt van ‘Waar slaat dat nou dan weer op?’



Opdracht



Het boek is opgedragen aan Barbara. Dit is, neem ik aan, de vrouw van de schrijver. In het begin van het eerste verhaal denkt de schrijver namelijk na over hoe hij zijn gezinsleden zal benoemen. Hij noemt ze in het boek liever niet bij hun voornaam omdat dat bij zijn voorlees-voorstellingen ‘een onbestemde kregeligheid’ veroorzaakt. Dan stelt hij voor ze alleen met initialen aan te duiden, ‘de onschatbare B.? Mijn zoon K.?’ Maar uiteindelijk besluit hij hen eretitels te geven. Zijn vrouw noemt hij Patience, zijn dochter Waterlelie en zijn zoon Boogschutter.



Samenvattingen



Het boek bestaat uit drie verhalen: ‘L’écrivain’, ‘Prostatitis’ en ‘Willem’.



L’écrivain (blz. 9-66)

Aan het begin van ‘L’écrivain’ wordt duidelijk dat het boek in de tegenwoordige tijd is geschreven en in de ik-vorm. De schrijver zit dan in zijn auto op weg naar het Franse plaatsje Gérardmer. Hij kreeg deze 14-daagse vakantie aangeboden door zijn vrouw voor zijn veertigste verjaardag, zodat hij ongestoord aan een boek kan werken. Het schrijven lukt niet erg, maar voor het Belgische blad Humo kan hij wel een stukje schrijven. Ondertussen denkt hij veel terug aan vroeger en zijn vroegere seksuele belevenissen. ‘ Schrijven is blijven zitten tot het er staat’, denkt hij, maar dat lukt hem niet vanwege zijn kwaal: prostatitis. Dat is ook de titel van het tweede verhaal.

Op de ochtend van de vierde dag besluit hij te gaan fietsen en hij bereikt de Col de la Schlucht. Na een gesprek met de dame van de praatpaal, botst hij in de afdaling bijna tegen een leswagen op. Hij probeert de dame te versieren, die de eigenares van deze wagen is. Ze spreken om vier uur af. Tijdens de afspraak bekent hij mevrouw Lipjeskers dat hij rijlessen nodig heeft en verliefd op haar is. De instructrice is hier niet van gediend en zet hem bij het hotel af, waar hij zijn vrouw belt dat hij weer naar huis wil.

Prostatitis (blz. 67-106)

De schrijver heeft na het succes van zijn vorige boek een dure auto gekocht en wordt gevraagd voor veel lezingen. Zijn voorleestournee begint in een plaats die hij Franeker noemt. Hier wordt hij aangekondigd als ‘de heer Van Kooten van het Simplisties Verbond’. Dit staat hem niet aan omdat hij als ‘de schrijver Kees van Kooten’ kwam. Hij begint, maar moet plotseling nodig naar het toilet. Met moeite produceert hij een branderige plas. Dit gebeurt nog een keer en Kees vlucht naar huis.

Op koninginnedag 1980 gaat hij naar de dokter, bang als hij is voor prostaatkanker. Bij de uroloog hoort hij dat hij geen prostaatkanker heeft maar een licht ontstoken prostaat. Met behulp van een capsulekuur kan hij zijn tournee voortzetten. Hij realiseert zich echter wel dat hij ouder wordt en dat dit gevolgen voor zijn relaties met vrouwen heeft. Hij komt tot de conclusie dat prostatitis hem trouwer ten opzichte van zijn vrouw maakt en dat hij minder rusteloos is. Hij kan het iedere getrouwde man van boven de veertig aanbevelen.

Willem (blz. 107-124)

Willem is de vrouwtjeshond van de familie Van Kooten. Ze kregen haar toen ze twee was en vonden haar er als Willem uitzien: dat is dus haar naam. Willem is een niet helemaal zuivere, langharige herder. Willem is dertien jaar bij het gezin Van Kooten geweest en zag de twee kinderen opgroeien, een nieuwe hond komen en speelde zelfs mee in spotjes van het Simplisties Verbond. Willem gaat dood en bij de begrafenis bekennen vader en dochter elkaar dat de dood toch niet zo eng is. Willem, de hond, kun je zien als Kees, die in het vorige verhaal vertelde trouwer en rustiger te zijn geworden. Het proces van veertig en verder gaat voort met het denken over de dood.



Thema



In ‘L’écrivain’ zijn er twee duidelijke thema’s: het schrijverschap en het ouder worden (Veertig). De schrijversrol die hem door de buitenwereld wordt opgelegd, kan hij eigenlijk niet aan. Hij zit liever thuis bij zijn gezin dan dat hij de gevierde schrijver uithangt. Bij het ouder worden denkt van Kooten aan Rümke, een Nederlandse psychiater. Hij krijgt last van identiteitsgevechten: Van Kooten vraagt zich af of hij als veertiger nog wel aantrekkelijk is en welke rol hij in het leven speelt en of hij eigenlijk wel schrijver is. Ook onverwerkte erotische fantasieën komen bij Kees naar boven, zoals de gedachte aan het meisje in Amsterdam. Maar als hij actief probeert zijn libido te ontlasten, door de rij-instructrice te versieren, mislukt dit.

In ‘Prostatitis’ zijn er weer twee thema’s: de ziekte prostatitis en het schrijverschap. Prostatitis, een oude mannenkwaal, borduurt voort op het onderwerp ouder worden in L’écrivain hoewel dat verhaal zich eigenlijk later afspeelt. De schrijver komt tot de conclusie dat Prostatitis niet eens zo’n slechte kwaal is: hij is er rustiger en trouwer door geworden. In ‘Prostatitis’ belicht hij ook het belachelijke verschijnsel ‘lezing van de bekende schrijver’. Het beroemd zijn zorgt ervoor dat men telkens de grappige kant van hem wil zien

De thematiek van ‘Willem’ is de dood. De schrijver in ‘L’écrivain’ die een verhaal zonder de dood wilde schrijven, wordt er nu toch mee geconfronteerd. Hij stelt opgelucht vast dat de dood niet eng is.



Idee



De schrijver wil met zijn boek duidelijk maken dat veertig de leeftijd is waarop het leven omdraait van opbouwen naar afbreken. Hij ondervindt dit zelf in het eerste en het tweede verhaal. In het derde verhaal draait het om de hond Willem, die eigenlijk symbool zou kunnen staan voor de schrijver zelf. Het zou kunnen dat dat zo bedoeld is maar omdat de verhalen allemaal autobiografisch zijn lijkt het toeval.









Relevantie



Er is niet echt een relevantie aan dit boek behalve misschien dat de schrijver waarschuwt dat de aftakeling van het leven begint zodra je veertig wordt.



Titelverklaring



De titel van het boek ‘Veertig’ slaat op de leeftijd die de schrijver bereikt in het eerste verhaal. Voor zijn verjaardag mag hij dan van zijn vrouw naar een hotel in Frankrijk om twee weken rustig te kunnen schrijven. Deze leeftijd staat symbool voor de aftakeling van de mensen als ze ouder worden; als je veertig bent, ben je ongeveer op de helft van je leven.

De titel van het eerste verhaal slaat op hemzelf. ‘L’écrivain’ betekent in het Frans ‘De schrijver’. Het is in dit geval in het Frans omdat dit verhaal voor het grootste gedeelte in Frankrijk speelt. Deze titel is eigenlijk een beetje zelfspottend, omdat hij zelf matig Frans spreekt en in het hotel van alles doet om maar niet te hoeven schrijven.

‘Prostatitis’, de titel van het tweede verhaal, slaat op de ziekte die de schrijver krijgt. Die zorgt er volgens hem ook voor dat hij trouwer wordt ten opzichte van zijn vrouw en dat hij ook minder rusteloos wordt.

De titel van het derde verhaal, ‘Willem’, slaat op de naam van de hond in het gezin van de schrijver waar dit verhaal over gaat. Het is een vrouwtjeshond maar op één of andere manier heeft ze ooit de naam ‘Willem’ gekregen.



(Tijds)Opbouw



‘L’écrivain’ heeft de vorm van een dagboek. Het verhaal speelt zich tussen 28 augustus 1981 en 1 september 1981 af. De gebeurtenissen worden chronologisch weergegeven. Toch zijn er veel flashbacks. Die staan allemaal in de verleden tijd, behalve de herinnering aan het meisje in Amsterdam. Waarom dit verhaal niet? Misschien heeft de schrijver het niet zelf beleefd maar zich alleen maar voorgesteld hoe het gegaan kan zijn.

‘Prostatitis’ begint op 29 april 1980 en neemt ongeveer twee weken in beslag. Er wordt veel tijd besteed aan de avond van de eerste lezing. Het begin staat in de verleden tijd. Vanaf het moment dat hij in Franeker aankomt gaat de schrijver over in de tegenwoordige tijd.

‘Willem’ is chronologisch verteld, in de verleden tijd. Het verhaal beslaat dertien jaar, de tijd dat de familie Van Kooten deze hond gehad heeft.



Perspectief



Alle drie de verhalen worden verteld vanuit een personaal perspectief. Dat is niet zo gek want de verhalen die er in staan zijn allemaal autobiografisch. In dat geval is het het handigst om vanuit een ik-figuur te vertellen, hoewel het natuurlijk wel anders kan.



Ruimte



‘L’écrivain’ speelt zich voor het grootste gedeelte af in het plaatsje Gérardmer in Frankrijk waar de schrijver twee weken heen gaat om rustig te schrijven. Op een gegeven moment in het verhaal gaat de schrijver fietsen, aangezien het dorpje in de bergen ligt moet hij dus nogal klimmen. Die bergen kunnen worden gezien als een soort symbool voor de leeftijd die de schrijver nu heeft bereikt, die moet hij, net als de bergen, overwinnen.

‘Prostatitis’ speelt zich af in Nederland. Gedeeltelijk in de plaats waar zijn voorleestournee begint, een stad die hij besluit Franeker te noemen om vervelende reacties van lezers te voorkomen. En gedeeltelijk in de woonplaats van de schrijver.

‘Willem’ speelt zich geheel thuis bij de familie van Kooten af.







Symboliek



Er zit eigenlijk geen symboliek in dit boek. Dat is niet zo raar want het is autobiografisch. Het enige wat ik met symboliek zou kunnen aanduiden zijn de namen die de schrijver in het tweede verhaal aan bepaalde personen geeft zoals ‘mevrouw ter sjaaltje’, ‘mevrouw Guitigheid’, ‘mevrouw Naamvergeten’. Dit geeft zeer duidelijk aan hoe de schrijver over deze mensen denkt. Ik denk trouwens dat het meer stijl dan symboliek is, maar iets erg duidelijkers was niet te vinden. Wel staat de hond Willem in het derde verhaal symbool voor van Kooten zelf.



Originaliteit



Ik vond dit best een origineel boek. Ik had maar een keer eerder een boek van Kees van Kooten gelezen, namelijk Koot graaft zich autobio. Helaas mocht ik daar geen boekverslag van maken. De stijl die van Kooten hanteert is zeker origineel. De meeste boeken schrijven veel ‘serieuzer’ als je dat zo mag noemen. Dit boek is veel meer geschreven in spreektaal, andere boeken zijn meer geschreven alsof ze echt buiten het verhaal staan.



Stijl



De stijl van het boek is typisch voor Kees van Kooten, hoewel de verhalen in dit boek toch een duidelijkere en serieuzere klank hebben dan in andere boeken van hem. Normaal verteld hij altijd dingen en verteld daarbij zoveel herinneringen en anekdotes dat je soms de neiging krijg volledig de weg kwijt te raken. Dat zijn zo’n beetje kleine verhaaltjes binnen grotere verhalen. In dit boek is dat veel minder het geval. De verhalen staan redelijk op zichzelf, dat is zeker het geval met ‘Willem’.

Een ander kenmerk van het taalgebruik in de boeken van van Kooten is bijvoorbeeld dat hij sommige woorden opschrijft zoals je het uitspreekt zoals: ‘Simplisties’, ‘erotiese’, ‘erwtige geprikkeldheid’. Verder beschrijft hij ook heel duidelijk karakters van mensen door ze een bijnaam te geven: ‘Carla Vrijetijdliefstintrui’, ‘mevrouw Kringloop’, enz.



Eigen mening



Ik vond het een heel erg leuk boek, hoewel niet zo leuk als ‘Koot graaft zich autobio’. In dit boek zitten nogal wat seksuele toespelingen en dat ligt mij niet zo. In ‘Koot graaft zich autobio’ is dat veel minder.

Het eerste verhaal was een beetje stroef om door te komen. Dit komt denk ik doordat de schrijver zelf geen zin heeft om aan het werk te gaan en allerlei smoesjes bedenkt om er onderuit te komen, de lezer krijgt hierbij een stuk sfeer van mee, eigenlijk wel bijzonder. Het tweede verhaal was leuker, maar ik vond ‘Willem’ het mooist. Op een of andere manier wordt ik altijd aangetrokken tot verhalen waarin een of meer dieren het belangrijkste zijn.

De verhalenbundel als geheel was niet echt geweldig. Het eerste en tweede verhaal sluiten goed op elkaar aan, hoewel ze eigenlijk in omgekeerde tijdsvolgorde in het boek staan. Het laatste verhaal staat los van de eerste twee, hoewel in alle drie de verhalen het belangrijkste feit de aftakeling van de schrijver is.



















Verwerkingsopdracht ‘Veertig’

Beschrijf wat volgens jou literatuur is en/of moet zijn. Leg uit waarom ‘Veertig’ daar wel/niet bij hoort.



Bij het woord literatuur denk ik meteen aan boeken, en dan boeken die allemaal zo’n erge diepere betekenis hebben. De meeste van die boeken, zoals van bijvoorbeeld Jan Wolkers, W.F. Hermans, Tim Krabbé*, vind ik niets aan. Er zitten wel min of meer goede verhalen in en er mag wel iets diepers inzitten van mij, maar het stoort mij dat het allemaal zo dubbel- of driedubbelzinnig moet. Deze boeken zijn bovendien allemaal zeer ‘stroef’ om te lezen doordat er vaak vanuit wordt gegaan dat de lezer al weet wat de schrijver bedoelt en dat dat vaak(bij mij) niet het geval is.

Voor mij is literatuur boeken die (vind ik)leuk zijn om te lezen. Er moet iets van humor in zitten. Daarom heb ik ‘De ziekte van Lodesteijn’ en ‘Veertig’ gelezen. ‘De ziekte van Lodesteijn’ heeft een soort ironische humor die ik nog niet vaker ben tegengekomen. ‘Veertig is eigenlijk aan een stuk door gewoon grappig, hoewel het niet zo vreselijk humoristisch is als andere boeken van van Kooten.

Een andere voorwaarde die ik wel belangrijk vind is dat er iets in zit dat waarde heeft voor de maatschappij. Om die reden heb ik ‘Kinderjaren’, ‘Het Gevaar’ en ‘Advocaat van de Hanen’ gelezen. ‘Kinderjaren’ gaat over de tweede wereldoorlog, iets wat nooit meer voor mag komen(hoewel de VS de afgelopen tijd toch naar een nieuwe oorlog neigt). ‘Het Gevaar’ gaat over de gevaren van kernenergie en dat we daar eigenlijk nooit aan hadden moeten beginnen. Op dit moment is mij nog niet geheel duidelijk waarover ‘Advocaat van de Hanen’ gaat maar dat het een maatschappelijk probleem betreft is mij wel duidelijk.

‘Veertig’ is wel (erg) humoristisch, maar er zit nauwelijks een diepere gedachte achter. Als die er niet in zit is er vaak ook niet zoveel duidelijkheid omtrent het thema. Het was daarom nogal raar om er een boekverslag van te maken, maar op de een of andere manier heb ik het toch voor elkaar gekregen. Het is eigenlijk niet echt literatuur omdat het je niet aan het denken zet maar alleen een leuk verhaaltje verteld, net een soort sprookjesboek(hoewel de meeste sprookjes zijn gemaakt om normen en waarden aan kinderen te leren).



* Van deze schrijvers heb ik boeken gelezen maar geen boekverslag gemaakt, behalve van ‘Nooit meer slapen’ van W.F. Hermans, wat ik overigens niet een heel erg leuk boek vond. Die andere boeken zijn: van Tim Krabbé: ‘Vertraging’ en ‘Het Gouden Ei’. Van Jan Wolkers: ‘Kort Amerikaans’.



Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen