Boekverslag :  - Gijsbreght Van Aemstel'
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 2312 woorden.

Boekverslag Gijsbreght van Aemstel



VONDEL, Joost van den

Gijsbreght van Aemstel

Amsterdam 1970(1637?)



Motto



Ik heb geen echt motto kunnen vinden, hoewel op de originele titelpagina van het stuk, die aan het boek is toegevoegd staat: "Urbs antiqua ruit". Wat dit betekent ben ik niet precies te weten gekomen. Het is óf Latijn, óf Oudgrieks. In elk geval komt dit zinnetje voor in Aeneis van Vergilius. Door dit verhaal heeft vondel zich voor dit boek laten inspireren.

Urbs betekent stad, zowel in het Latijn als in het Oudgrieks. Antiqua betekent waarschijnlijk iets met "oud"(omdat bet lijkt op antiek), maar wat, dat heb ik niet kunnen vinden. Wat ruit betekent ben ik helemaal niet achter gekomen.



Lang nadat ik dit boekverslag heb gemaakt heb ik het boek nog eens van de bibliotheek gehaald. Hier stond in dat het motto betekend:

D’oude stad gaat ten onder

Ruit betekent dus iets als ten onder gaan. Het motto slaat in dit geval zowel op Troje als op Amsterdam.



Opdracht



Het toneelstuk is deels opgedragen aan Huigh(Hugo) de Groot. Deze is gezant van het koningshuis van Zweden, doch hij is nu in ballingschap bij de koning van Frankrijk. De schrijver wil hem hiermee waarschijnlijk troost en steun bieden met zijn verhaal, dat ook over een balling gaat. Ook was de Groot rooms-katholiek geworden. Dit is in overeenstemming met Vondel zelf, hij "naderde in zijn geest ook reeds meer en meer de Katholieke kerk”. Hij beschrijft verder nog hoe Amsterdam vergeleken kan warden met een feniks, een vogel die doodgaat en zichzelf weer levend kan maken door zich op te branden.



Voorspel



In het boek staat ook nog een voorspel. Dit is opgedragen aan "Schout, Burgemeesters, Schepens en Raad van Amsterdam". Hierbij wordt een beetje verteld wat er in het verhaal komen gaat, en Amsterdam wordt zo'n beetje de hemel in geprezen. Dit alles op rijm.



Daarna komt er nog een soort opdracht/voorspel. Dit is getiteld "Op den Nieuwen Schouwburg", en opgedragen “Aan den Raadsheer Nikolaes van Kampen". Hierbij wordt, weer op rijm, de heer van Kampen, bouwer van de Nieuwe Schouwburg, geëerd. Het toneelstuk Gijsbreght van Aemstel is speciaal geschreven voor de opening van deze schouwburg in op kerstavond 1637. Het is daarna tot 1969 elk jaar opgevoerd.



Na dit alles komt een "Kort Begrijp". Hierin beschrijft Vondel hele verhaal en de voorgeschiedenis. Dit is eigenlijk niet zo leuk als je het als verhaal feest, want dan weet je al wat er gaat gebeuren, maar als je het toneelstuk zou gaan uitvoeren, is het wel handig om te weten hoe het verhaal eigenlijk loopt. Uit de echte tekst is dat soms niet echt duidelijk op te maken.



Samenvatting



Het verhaal gaat over Gijsbreght. Hij is de legeraanvoerder in Amsterdam in 1304. De stad is een jaar lang onder beleg geweest van een groot leger dat de moord op Floris V kwam wreken. Uiteindelijk is het leger weggetrokken. Ze laten een schip(genoemd "Het Zeepaard") achter. Dit schip is gevuld met rijshout. E&n man, genaamd Vosmeer, is achtergebleven. Hij verteld dat de legeraanvoerders onenigheid kregen en toen zijn weggegaan. Niemand van de belegeraars nam de moeite het schip mee te nemen. Gijsbreght laat het schip binnen de muren van Amsterdam halen. 's Nachts echter, het is dan kerstnacht en iedereen zit in de kerk, komen er allemaal soldaten uit het schip en het vijandelijk leger keert terug. De binnendringers doen de poorten open en Amsterdam wordt geleidelijk aan veroverd. Gijsbreght en zijn hele familie wil blijven om met de stad ten onder te gaan maar dan verschijnt de aartsengel Rafaël die hen opdraagt weg te gaan naar Pruisen en daar een nieuwe stad te stichten. Als troost verteld hij er bij dat Amsterdam eens groter dan ooit zal herrijzen.

Hieruit blijkt ook al dat er in dit verhaal de vergelijking Amsterdam - Troje wordt gemaakt. Vooral doordat het schip dat wordt achtergelaten door de belegeraars, "Het Zeepaard" heet. Volgens het verhaal van Troje werd een groot houten paard gebouwd waarin soldaten verborgen waren.

Verder zijn er tussen de vijf bedrijven door ook nog reizangen:

Tussen het eerste en het tweede bedrijf een rei van Amsterdamse maagden, zij juichen over het feit dat de belegeraars na een jaar zijn weggetrokken. Tussen het tweede en derde bedrijf een rei van edelingen. Zij bezingen voornamelijk de gunst van God en dat die zo goed is geweest hen te sparen. Tussen het derde en het vierde bedrijf een rei van Clarissen. Zij weten nog niet dat de belegeraars zijn teruggekeerd en bezingen het kerstfeest. Tussen het vierde en vijfde bedrijf een rei van burgzaten. Deze zingen over de liefde van Badeloch, de vrouw van Gijsbreght, voor haar man. Alleen de liefde van God gaat hoger.

Verder worden er in de reizangen ook nog duidelijke toespelingen gemaakt over wat de vijand intussen allemaal doet. Zo zingen de edelingen over dat de aanslag van Herodes op het Kind mag mislukken, terwijl juist op dat moment het vijandelijke leger terugkeert om Amsterdam te veroveren. De Clarissen zingen over het bloedbad van Bethlehem. Zij hebben dan nog niet door dat op datzelfde moment een bloedbad in Amsterdam gaande is.



Thema



Het belangrijkste thema van dit verhaal is trouw, en dan vooral huwelijkstrouw. Badeloch blijft steeds trouw aan haar man, Gijsbreght. Hijzelf blijft ook trouw aan haar, maar ook vooral aan zijn plichten als legeraanvoerder van Amsterdam. Hij blijkt ook trouw aan de stad zelf, hoewel deze trouw aan het eind van het vijfde bedrijf deels wordt doorbroken doordat hij van God moet vluchten. De 'bondgenoten', die met Gijsbreght tegen de vijand vechten blijven Amsterdam eveneens trouw. De belegeraars hebben gezworen Amsterdam in te nemen, ook zij blijven trouw, maar dan aan die belofte.



Idee



De idee van dit verhaal is dat je eigenlijk altijd overat aan trouw moet blijven. Aan je afkomst, idealen, partner, geloof, etc.



Titelverklaring



De titel van het boek is 'Gijsbreght van Aemstel', dus genoemd naar de hoofdpersoon. Hieruit blijkt ook dat Vondel zich heeft laten leiden door Vergilius. Die had namelijk de gewoonte zijn verhalen te noemen naar de hoofdperso(o)n(en). De ondertitel van het boek luidt 'D'onderganck van zijne stadt en zijn ballingschap'. Dit weegt zwaarder dan de titel zelf. Ook omdat het stuk wordt gespeeld voor een achtergrond die gevormd wordt door het brandend Amsterdam. Dit is vanaf het derde bedrijf tot het laatste.









Tijd(sopbouw)



Het verhaal speelt zich af in 1304, tijdens de belegering van Amsterdam. De tijdsduur is ongeveer 15 uur, zoals aangegeven in het 'Kort begrijp': "Het treurspel begint na middag te drie uren, en eindigt in de morgenstond." Het verhaal loopt geheel chronologisch. Met een toneelstuk zou het ook een stuk moeilijker zijn om dat niet zo te doen, omdat je dan eigenlijk steeds de tijd moet aangeven. Er zijn wet een soort van flashbacks, hoewel je die niet echt zo zou kunnen noemen: namelijk als verschillende personen dingen vertellen die gebeurd zijn.



Perspectief



Van een perspectief is in dit verhaal niet echt sprake. Je bekijkt het verhaal als een buitenstaander, als iemand die in het publiek zit. Eigenlijk een beetje alwetend omdat de toeschouwers dingen eerder te weten komen dan de personen in het verhaal.



Plaats/Ruimte



Het toneelstuk speelt in en rond Amsterdam.Voornamelijk in en bij de burcht van Gijsbreght van Aemstel. Verder worden nog andere plaatsen genoemd die historisch gezien niet kloppen: het clarissenklooster, de beurs en de Schreierstoren, die in het verhaal genoemd worden, bestonden in 1304 nog niet. Vondel heeft het stuk levendiger voor de toeschouwers willen maken door bekende plaatsen er in te verwerken.

Er zijn overigens meer feiten die historisch niet kloppen. Zo was Gijsbreght van Aemstel in 1304 at dood(Vondel wist dit niet), hoewel hij wet ooit legeraanvoerder in Amsterdam is geweest. Amsterdam wordt in het stuk voorgesteld als een grote 17e-eeuwse stad, in 1304 was dit echter nog lang niet het geval. Ook heeft Vondei het stuk zo geschreven dat het op kerstavond speelt, terwijl het ook voor de eerste keer op kerstavond wordt opgevoerd. Dit alles om het voor de toeschouwers levendiger te maken.



Hoofdperso(o)n(en)



Voor dit verhaal heeft Vondel zich laten inspireren door het boek Aeneis van de klassieke Griekse schrijver Vergilius. Dit komt ook in het karakter van Gijsbreght naar voren. Hij is onschuldig/schuldig. Hij heeft zich laten verleiden tot de moord op Floris de Vijfde maar hij deed dat uit edele en ridderlijke motieven. Hij is dus half schuldig en word ook half gestraft: Amsterdam valt in handen van de vijand maar Gijsbreght zelf blijft met zijn familie behouden. Gijsbreght van Aemstel is een dapper man. Tenminste, dat vast uit het verhaal op te maken. Op het toncel echter voert hij niets uit. Hij praat maar en praat maar en praat maar... Hij is heel erg vroom, daardoor krijgt hij een beetje een vreemd karakter, namelijk alsof hij ideaal is. Ook laat hij God eigenlijk alles beslissen. Als hij wit vluchten maar toch niet de stad wit achterlaten besluit God door Rafaël te sturen wat er moet gaan gebeuren. Wet is het zo dat hij redelijk bescheiden is, hij zit niet constant zijn "heldendaden" op te hemelen. Wet is hij best emotioneel, tenminste, dat is af te leiden uit de tekst. Het is waarschijnlijk eerder zo dat de schrijver de gevoelens duidelijk wilde uitdrukken en aangezien ie op het toneel geen gedachten kan uitbeelden heeft hij het maar zo gedaan.

Dat Gijsbreght zo'n vaag karakter heeft is ook het gevolg van dat het verhaal eigenlijk een Nederlandse versie is van Aeneis. Gijsbreght van Aemstel wordt hierbij met Aeneas vergeleken. Nu is het echter zo dat Aeneas alleen verteld. Gijsbreght is echt de hoofdpersoon dus die doet ook dingen, hij is zelfs legeraanvoerder. Om van Gijsbreght toch nog een beetje een Aeneas te maken laat Vondel hem een paar keer een boom of een toren beklimmen om alles te overzien en daarbij aan het publiek verslag te doen.

Een andere belangrijke persoon in het verhaal is Badeloch, de vrouw van Gijsbreght. Als zij tijdens de nachtmis even inslaapt krijgt ze een droom over haar nicht Machteld van Velsen. Die verteld haar dat ze bangs de zeekant voor de vijanden moet vluchten. Dan wordt ze wakker en verteld het Gijsbreght. Deze stelt haar gerust maar dan komt zijn broer Peter binnen rennen met het bericht dat de belegeraars zijn teruggekeerd en de stad aan het plunderen zijn. Badeloch is ongeveer de ideale achtgenoot voor haar man. Ze staat hem in alles bij. Alleen ais de vijanden de stad bijna geheel veroverd hebben en Gijsbreght en familie in zijn burcht verschanst zitten, dringt zij er op aan weg te vluchten. Gijsbreght weigert dat, hoewel ook hun zoon en dochter zich bij de moeder aansluiten. Als Gijsbreght niet weg wil, wil zij ook niet gaan. Uiteindelijk vluchten zij toch omdat God het hun beveelt. Badeloch zeer trouw aan haar man, hij en haar liefde voor hem gaan voor alles. Ze is gevoelig, flink en zeer vastberaden, hoewel haar liefde voor Gijsbreght toch eigenlijk alles overheerst. Aan de persoon van Badeloch heeft Vondei duidelijk het meest zorg besteed. Dit wordt ook duidelijk als je bedenkt dat twee jaar voordat hij Gijsbreght schreef, zijn vrouw Maayken de Wolf was overleden, na 25 jaar huwelijkstrouw.



Symboliek



Er zit geen duidelijke symboliek in het verhaal. Een wel duidelijk bijvoorbeeld is dat het schip dat de belegeraars achterlaten "Het Zeepaard" heet. Dit slaat direct op het paard van Troje. Een ander voorbeeld is de verwijzing in de reizang van edelingen naar de aanslag van Herodes. Dit houdt verband met de aanslag die op dat moment door de belegeraars beraamd wordt.



Originaliteit



Dit verhaal is op verschillende manieren origineel. Het is een van de weinige werken van Vondel waarin geen bijbelse stof wordt behandeld, en ook een van de weinige uit die tijd waarin geen bijbelse stof werd behandeld, Het is zeker ook origineel omdat het eigenlijk speciaal voor de opening van de Amsterdamse schouwburg werd geschreven.

Voor mijzelf is het boek zeker origineel, omdat ik nog nooit eerder een boek uit die tijd heb gelezen.



Relevantie



De relevantie die er aan dit boek zit is eigenlijk dat je trouw moet blijven. Trouw aan je plichten, trouw aan je huwelijk maar ook vooral trouw aan God.



Stijl



De stijl in dit boek is niet echt van belang, omdat het een toneelstuk is. Gebeurtenissen worden dus niet op een bepaalde, karakteristieke manier beschreven, omdat ze gewoon gebeuren voor de persoon die het verhaal ziet als toeschouwer. Je zou wel kunnen zeggen dat er in de spreektaal een bepaalde stijl zit. Emoties worden heel erg duidelijk benadrukt, maar dat kan haast niet anders omdat je gevoelens niet altijd goed kunt laten zien.



Mening



Ik vond het verhaal zelf best wel interessant. Vooral ook omdat het een soort "vernederlandsing" is van het verhaal van de stad Troje. ik heb de Oudgriekse mythologie altijd al interessant gevonden. Wal was het vervelend om de Oudnederlandse spelling te lezen, vooral omdat allerlei "ouderwetse" woorden werden gebruikt. Er stond wel steeds onderaan de bladzijde uitgelegd wat een bepaald "vreemd" woord betekent. Ook las het redelijk irritant doordat het een toneelstuk is. Dan wordt alles gewoon gezegd, en niet zoals bij een gewoon verhaal, beschreven. Dat is ook vrij vervelend omdat er dan verschillende stukken zijn waar bepaalde personages iets beschrijven en daardoor erg lang aan het woord zijn. ik zou het wel leuk vinden om, nadat ik het boek gelezen heb, het toneelstuk eens een keer te bekijken. Het is vanaf 1637 steeds opgevoerd tot 1969, omdat er toen geen belangstelling meer van de acteurs, maar later is men het toch weer gaan spelen. ik weet niet of dat nu ook nog het geval is. ik vond het verhaal ook best vervelend doordat er zo constant over God gepraat werd. Eigenlijk werd alles met het geloof in verband gebracht. Dit irriteerde mij een beetje omdat ik zelf niet gelovig ben, eerder atheïstisch.



Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen