Boekverslag : - Franse Revolutie
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 4475 woorden. |
Wat waren de oorzaken voor de Franse revolutie? Allereerst was er een indeling van de maatschappij die niet meer voldeed. Alle mensen in Frankrijk werden verdeeld in drie zogenaamde standen. Je geboorte bepaalde in welke stand je thuishoorde. Als zoon van een boer 'hoorde' je in de Derde Stand thuis. Als dochter van een graaf was je lid van de Tweede Stand. In de Eerste Stand kon je terechtkomen als je lid van de geestelijkheid wilde worden. Deze drie standen, geestelijkheid, adel en boeren, bestonden sinds de Middeleeuwen. Rond het jaar 1000 was het als systeem 'af'. De geestelijkheid zorgde voor de godsdienst, de adel voor de verdediging van het land en de boeren zorgden voor het voedsel. Sinds het jaar 1000 was er wel het een en ander veranderd. Er waren steden ontstaan. De burgers in de steden behoorden ook bij de Derde Stand. Ook de kooplieden, bankiers, fabrikanten, juristen en dokters hoorden daarbij. Hoe rijk ze ook werden... In de zeventiende en achttiende eeuw gebeurde het in Frankrijk regelmatig dat een rijke koopman voor zichzelf een adellijke titel kocht. Op dezelfde manier kon men ook bijvoorbeeld een rang in het leger kopen. Dan werd men luitenant, niet omdat men iets goed kon, maar alleen omdat men rijk was. Ook in de andere standen was er ongelijkheid ontstaan. Er was een duidelijk verschil tussen de hogere en lagere geestelijkheid. De bisschoppen in de steden kwamen veelal uit de adellijke families en waren rijk. De pastoors in de boerendorpen daarentegen kwamen voort uit de Derde Stand en waren arm. Bij de adel kon men verschil zien tussen de hoge adel, die bij de koning aan het hof leefde, de landadel in de provincies en de burgerlijke ambtsadel (degenen die een titel hadden gekocht).Duidelijk was in ieder geval dat de Derde Stand verreweg het grootst was. Zij vormden 89 procent van de bevolking, terwijl ze maar 30 procent van het land in handen had. Zij moest ook alle belastingen betalen. Geestelijkheid en adel waren daarvan vrijgesteld. De grond waarop de boeren werkten was vaak in handen van een edelman of van een rijke koopman uit de stad. In 1788 was er een slechte oogst. Dat had tot gevolg dat de graanprijzen hoog waren. De gewone mensen moesten dus veel betalen om aan hun eten te komen. Daarbij kwam dat men toch pacht (= de huur van het land) moest betalen aan de landeigenaar. Men moest grondbelasting betalen. Ook andere belastingen, vaak per streek verschillend, moesten betaald worden. Rond 70 procent van het boereninkomen ging op aan belastingen. De prijzen stegen en het inkomen bleef gelijk. De gevolgen waren dat de mensen armer werden en dat er honger werd geleden. Daarbij kwam ook nog dat er grote stukken land niet gebruikt werden, omdat bijvoorbeeld de adel het voor de jacht gebruikte. In de steden waren de mensen ook ontevreden. In de allereerste plaats waren er fabrikanten die van de (te) strenge koninklijke voorschriften afwilden. Zij wilden geen regels voor werktijden en geen verbod om bepaalde machines te gebruiken. De meer ontwikkelde mensen wilden meer zeggenschap, meer democratie. Onder invloed van de ideeën van de verlichting wilde men vrijheid van godsdienst en gelijkheid van rechtspraak voor iedereen. Alle mensen waren gelijk. Dat betekende dat er dezelfde regels en wetten voor iedereen moesten komen. Belasting betalen moest ook betekenen dat men mee kon beslissen in staatszaken. De staatsschuld was enorm. De Franse koningen hadden veel te veel geld uitgegeven aan hun hofhouding en aan het leger. Zij hadden al heel veel geld geleend en de grootste post op de begroting was ook het afbetalen van de leningen. Bezuinigen kon niet, meer lenen ook niet en de belastingen verhogen kon niet meer. Er was in 1788 sprake van een staatsbankroet. Het einde van de feodaliteit, de wetten van de Nationale Vergadering en het einde van de monarchie. De boeren op het platteland hielden zich in het begin van de Franse Revolutie ook niet echt rustig. Terwijl de Nationale Vergadering zitting had genomen als bestuursorgaan onder de koning, had hun armoede en hongersnood ook geleid tot een orkaan van geweld. De boeren hadden het gemunt op hun adellijke landheren. Vernielingen, plunderingen, brandstichting en moord leidde tot het einde van de feodale lasten. Opheffing van privileges en buitengewone rechten van de kerkelijkheid en de adel was het besluit van de regering. Hiermee werd na de politieke ook de sociale orde van het "Ancien Regime" afgebroken. In oktober van datzelfde jaar (1789) werden onder druk van de bevolking (grotendeels marktvrouwen) Lodewijk XVI en zijn vrouw Marie Antoinette van het bed gelicht en gedwongen naar Parijs te gaan. In hun Parijse residentie kwamen ze onder druk van de "volksrevolutie" leiders (Danton, Marat, Robespierre en Desmoulins). De radicalisatie in Parijs zorgde voor vervreemding die uitmondde in een tegen revolutie in de rest van Frankrijk. De Nationale Vergadering schafte de feodale staat af, gaf de verklaring van de rechten van de mens en het burgerrecht. Kerkelijke goederen werden onteigend, het nationale eigendom werd verdeeld. Er kwam een vaste eenheid van maten en gewichten, de gildenplicht werd afgeschaft en de vrijheid van beroep werd ingevoerd. Het land werd in 83 departementen verdeeld, waardoor de uitvoerende macht werd hervormd. De nationale vergadering dwong, met de burgerlijke constitutie van de Clerus, de paus om een eed af te leggen op de nieuwe constitutie. Hierin stond dat de bevolking haar eigen priesters en bisschoppen mocht benoemen. De paus dreigde deze geestelijken te excommuniceren (hij weigerde dus om de eed af te leggen), waardoor er twee groepen geestelijken kwam. De ene groep steunde de paus (bang om uit de kerkelijke gemeenschap gestoten te worden) de andere groep bleef de revolutie trouw. De Nationale Vergadering begon met vervolging van de geestelijken die de paus bleven steunen. Onder een groot deel van de bevolking was het oude geloof nog diep geworteld. Zij moesten nu kiezen tussen hun oude geloof (in slechte tijden hadden ze hier een uitweg in gehad) en de revolutie en een slap aftreksel van hun oude geloof. De macht van de Nationale Vergadering nam daardoor af en de anti-revolutionairen kregen telkens meer aanhang. De koning had ondertussen proberen te ontsnappen naar Varennes. Deze ontsnapping was hopeloos mislukt. Het volk, dat de koning nog altijd gesteund had, verloor het vertrouwen in hun koning. De vluchtpoging was de mislukking van de constitutionele monarchie en het einde van de heerschappij van Lodewijk XVI.. Parijse revolutionairen bestormden het koninklijke paleis (Tuilerieën) en zette hem gevangen. De Nationale Vergadering werd vervangen door de Nationale Conventie. Op 20 september 1793 werd de Republiek Frankrijk geproclameerd. De bestorming van de Bastille Het begon allemaal op 14 juli 1789 met de bestorming van de Bastille, de gevangenis die sinds de Middeleeuwen gebruikt werd om de vijanden van de monarchie in op te sluiten en voor het gewone volk een beetje het symbool van de onderdrukking was geworden, de gevangenen die er waren (dat waren er toevallig niet veel) werden bevrijd en de Bastille werd afgebroken. De Staten Generaal werd opgeheven en men richtte de Nationale Volksvergadering op waarin bepaald werd dat het feodalisme opgeheven werd. Feodalisme was een Middeleeuwse oplossing voor de enorme chaos die er na de van vanhet Romeinse Rijk was ontstaan, het zorgde voor een orde en een hierarchie, er waren leenheren en leenmannen, de laatsten in een afhankelijkheidsrelatie t.o.v. de leenheer. Boeren waren niet vrij in het feodalisme maar waren gebonden aan het land waar zij op werkten, een gedeelte van hun opbrengst verdween in de zak van de heer en de rest was net genoeg om in leven te blijven, dit systeem werd nu dus officieel opgeheven, men kondigde de Verklaring van de rechten van de mens en van de burger af. Hierin kwamen de rechten naar voren die een mens altijd heeft gehad en die niet door een ander mens (de koning en/of staat) afgenomen kon worden. Zoals recht op vrije meningsuiting, recht op vrijheid, recht op zelfontplooiing enzovoort. Het Schrikbewind Na de onttroning van Lodewijk XVI volgde er een machtsstrijd binnen de voormalige Nationale Vergadering. De Jacobijnen die gesteund werden door het volk van Parijs (Sansculotten) waren radicaal. Zij wilden een strak regime en wilden de revolutionaire gedachte uitspreiden over Europa. Frankrijk was namelijk in een oorlog gewikkeld met Oostenrijk, Spanje, Pruissen, Nederland en Engeland. Deze oorlog was de eerste van de coalitieoorlogen en Frankrijk vocht in deze strijd voor lijfsbehoud. De tegenstanders, binnen de nieuwe regering, waren de Girondijnen. Zij waren de gematigden. Door het uit de wegruimen van de belangrijkste politieke tegenstanders kwamen de Montagnards aan de macht. De Montagnards (bergpartij) is een andere naam voor de Jacobijnen, gesteund door de Sansculotten (en de Cordeliers). De Jacobijnen onder leiding van Robespierre stootten de Girondijnen uit de regering en gingen alleen regeren. Robespierre stelde zich aan het hoofd van de Comité de la Salut Public, dit was het dagelijks bestuur van de Nationale Conventie en bestond uit twaalf man. Robespierre voerde een politiek van voortdurende verdachtmakingen dreigementen en insinuaties. Onder zijn bewind werden tal van mensen publiekelijk omgebracht. Honderden misschien wel duizenden kwamen om op de door een Franse dokter ontworpen Guillotine (met dezelfde naam als hetgeen hij ontworpen had). Deze dokter had tijdens de terreur van Robespierre een humaan instrument bedacht voor het executeren van mensen die door de regering schuldig bevonden waren van (meestal) landverraad. Ook de voormalige koning werd met zijn vrouw, na een schijnproces, tijdens de september moorden in 1793 onthoofd. Zijn hoofd werd trots aan het Franse volk getoond. Ondertussen bleef Robespierre maar doorgaan met zijn verdachtmakingen. Tijdens iedere vergadering wist hij wel te vertellen dat er een (of meerdere) verrader(s) onder de leden van de Nationale Conventie zat(en). De afscheiding van een concurrerende stroming rond Hebert en Danton binnen de eigen partij zorgde voor een nieuwe golf executies. Onder andere mensen die verdacht werden van het steunen van Danton en Hébert werden op de Guillotine gelegd. Ook de grote revolutionaire leiders zelf, Danton en Hébert, werden onthoofd. Robespierres regelrechte dictatoriale macht zorgde voor de vorming van een "coalitie van de angst". De aanhoudende terreur zorgde uiteindelijk ook voor de val Robespierre zelf. Op een dag, toen Robespierre weer vage verdachtmakingen deed, eiste het overgrote deel van de Nationale Conventie namen van de zogenaamde verdachten. Ze hadden zijn verdeel en heers tactiek door. Robespierre stond met zijn bek vol tanden en probeerde uit de vergadering te vluchten. Onder leiding van Barras werd hij, na een dramatische vluchtpoging waarbij hij zichzelf het leven had proberen te nemen (hij schoot zijn kaak eraf), gearresteerd. Uiteindelijk werd hij na een kort proces terechtgesteld en net als velen voor hem op de door hem zo graag gebruikte Guillotine gelegd. Het hoogtepunt van de Franse Revolutie was hiermee voorbij. Napoleon Bonaparte Napoleon Bonaparte I geboren op.15.8.1769, gestorven op 5.5.1821, keizer en Grote Imperator der Fransen. Levensloop Napoleon stamde af van een Corsisch (Toscaans) lager adellijk geslacht. Hij kreeg een studiebeurs en studeerde aan de Franse militaire school te Brienne. Wegens z'n capaciteiten als leider werd hij bij de belegering van Toulon in 1793 bevorderd tot brigadegeneraal. Hij onderdrukte in 1795 de royalistische opstand te Parijs. In de jaren 1796 en 1797 ondernam hij een veldtocht naar Italië en de jaren daarop een expeditie naar Egypte (1798-1799). Op de I 8de brumaire (9 november) 1799 werd door een staatsgreep het Directoire afgezet en een consulaat ingesteld. Napoleon werd als eerste consul feitelijk alleenheerser van Frankrijk. In 1804 kroonde hij zich tot keizer. In de jaren 1807 en 1808 heerste Napoleon over Europa tot aan de Niemen. Om zijn macht te consolideren, werden veel van zijn familieleden als heersers over de veroverde landen aangesteld. Zo werd z'n broer Jemme koning van Westfalen, zijn andere broer, Jozef, koning van Napels (later koning van Spanje). Lodewijk Napoleon werd koning van Holland, nadat de Bataafse Reubliek afgeschaft was. In 1810 vond er een dynastieke verbinding met de Habsburgers plaats door het huwelijk van Napoleon met Maria Louise. Het nationale verzet tegen de Franse onderdrukking groeide in tal van landen. Bij z'n veldtocht naar Rusland in 1812 leed Napoleons Grande Armie zware verliezen. In 1813-1814 volgden er bevrijdingsoorlogen na de opstand van Pruisen. Na de Volkerenslag bij Leipzig, waarin Napoleon op alle fronten verloor (16-19 oktober 1813), werd hij in april 1814 naar Elba verbannen. In maart 1815 keerde Napoleon terug en heerste hij "Honderd Dagen" lang om ten slotte bij Waterloo definitief het onderspit te delven. Hij werd naar het eiland St.-Helena verbannen. In 1840 is hij bijgezet in de D6me des Invalides. Napoleons rol in de geschiedenis Napoleon was niet alleen een veroveraar. Hij herstelde de orde in het door het Franse Revolutie ontwrichte Frankrijk. Zijn ~ gecentraliseerde bestuur en de universele samenvalling van het Franse recht in de "Code Civile" zijn nog steeds van invloed op de hedendaagse Franse samenleving. Ook in de veroverde gebieden centraliseerde hij het bestuur en uniformiseerde hij de wetgeving. In Italië en Duitsland overwon hij het systeem van de feodale kleme staten. Napoleon werd de "uitvoerder en overwinnaar van de Revolutie" omdat zijn ideeën nog steeds relevant zijn voor de moderne staatsopvatting. Lodewijk XIV Lodewijk XIV werd geboren op 5 september 1638 als zoon van Lodewijk XIII (1601-1643) en Anna van Oostenrijk (1601-1666). In mei 1643 overleed zijn vader en omdat Lodewijk toen nog niet in staat was om zijn vader op te volgen, nam zijn moeder de taken waar. Zij riep hier de hulp van kardinaal Mazarin voor in, die op die manier officieel de minister-president van Frankrijk werd. Op 9 maart 1661 overleed Mazarin en een dag later nam Lodewijk de macht over en werd hij officieel koning van Frankrijk. Al aan het begin van zijn regeerperiode had hij zichzelf een belangrijke rol in Frankrijk en Europa toebedacht. Zo liet hij zich graag door hovelingen "Zonnekoning" noemen en vergeleek hij zichzelf met Romeinse keizers. Evenals de planeten in het heelal rondom de zon draaien, moest alles in Frankrijk om Lodewijk draaien. Om dit idee gestalte te geven liet de koning buiten Parijs een geheel nieuw paleis bouwen: Versailles. In dit paleis liet de koning de Franse adel onderbrengen en vermaken met muziek, dans en gokspelen. Aangezien de koning erg was gesteld op uiterlijk vertoon, verplichtte hij de adel om op deze hoffeesten naar zijn voorbeeld in dure kleding te verschijnen. Koning Lodewijk XIV wilde alle macht in handen hebben. Hij en niemand anders bepaalde hoe het land geregeerd werd. Hij kreeg wel hulp van ministers en ambtenaren, maar Lodewijk was uiteindelijk de baas. Deze manier van regeren noemen we absolutisme. Lodewijk XIV was daarom een absoluut vorst. Bovendien dacht hij dat hij koning was, omdat God dat gewild had. God had hem het recht gegeven om te regeren over Frankrijk en de veroverde gebieden. Dat wordt ook wel het droit divin genoemd. Lodewijk XIV had niet alleen veel invloed in Frankrijk, maar ook in de rest van Europa hield men goed in de gaten wat de Franse koning deed. Niet alleen op politiek gebied, maar ook wat betreft kunst, mode, muziek en architectuur. Tot slot de nog een keer de Franse Revolutie in het kort: Op het einde van de 18e eeuw waren de adel en de geestelijkheid nog steeds de baas. Er waren veel filosofen die vonden dat het volk uitgebuit werd. Rousseau vond dat iedereen gelijk was. De macht, zo zei hij, komt niet van God maar ven het volk. Voltaire vond het belachelijk dat de kerk zo veel macht had en hij verzette zich ook tegen de macht van de adel. In die tijd kwamen belangrijke filosofen, kunstenaars, dichters en schrijvers in een salon bijeen om te praten. Daar kon je alles zeggen en er werd dan ook veel kritiek op de koning en zijn regering geuit. In die tijd was Lodewijk XVI aan de macht. Hij had geen zin in het besturen van het land, hij hield zich teveel bezig met zijn hobby’s. Marie-Antoinette was zijn Oostenrijkse vrouw. Ze hadden een zoontje. Lodewijk gaf veel geld uit aan oorlogen en paleizen, zijn vrouw vergokte veel geld. De Franse regering was zowat failliet. Dit kwam ook omdat slechts een deel van de bevolking belasting betaalde. Op 5 mei 1789 riep de koning de Staten-Generaal bijeen om een oplossing voor de lege schatkist te vinden. De koning wilde de belasting van de burgers verhogen. Maar het werd niks. De adel en de geestelijkheid wilde alles laten zoals het was, terwijl de burgerij heel veel wilde veranderen. De koning zag dat het niet veel zin had om nog langer bijeen te zijn en hij sloot de vergadering. De burgers echter willen doorvergaderen. Zij vonden een lege sporthal en vergaderden hier door. Pierre Bailly nam de leiding en zij besloten niet uit elkaar te gaan voordat er een nieuwe grondwet met rechten voor de burgers was. Op 12 juli breken er rellen uit in Parijs. Veel huizen van edelen worden geplunderd en vernield. Er gaan geruchten rond dat de koning het leger naar Parijs stuurt om het te bezetten. Op 14 juli (quatorze juillet) bestormt het volk de Bastille, de staatsgevangenis, en er worden veel wapens buitgemaakt. Gevangenen (7) worden vrijgelaten. Ook maakten zij een aantal kanonnen buit die ze naar Mont Martre, de hoogste plaats in Parijs brachten. Als de koning met zijn leger kwam waren zijn voorbereid, maar het leger kwam niet. Wel kwam de koning alleen. De burgers wilden dat hij drie keer ‘Leve de Revolutie’ riep. In Versailles werd een verklaring van de rechten van de burgers opgesteld. Hierin stond: Alle mensen zijn vrij en allemaal gelijk. Alle mensen hebben recht op vrijheid, bescherming, bezit en verzetting tegen onderdrukking. De macht ligt bij het volk. Je mag alles doen als je daar niemand mee schaadt. Er was niet genoeg voedsel in Parijs, en een aantal vrouwen en verklede mannen gingen naar Versailles om voedsel te halen. Ze kwamen het paleis binnen, maar Markies de la Fayett, die populair was bij het volk, drong ze terug. De volgende dag echter kwamen ze terug en zij namen de koning en zijn familie mee naar Parijs, want zij dachten dat als de koning in Parijs was, er dan geen hongersnood meer zou zijn. Maar de voedselprijzen bleven hoog. De adel en de geestelijkheid uit de rest van het land lazen in de krant wat er gaande was in Parijs. Een aantal vluchtte. Veel van hun bezittingen werden verkocht en dit zorgde voor een nieuw soort geld, assignaten. Maar deze waardepapieren werden al snel minder waard. Lodewijk XVI vroeg aan de koning van Oostenrijk hulp. Hij vroeg of deze een leger wilde sturen om de regering af te zetten, de adel en de geestelijkheid hun macht terug te geven en dat hij weer alle macht had. De koning en zijn familie vluchtten op verzoek van een vriend van de koningin naar Duitsland. Hij werd echter tegengehouden en terug naar Parijs gebracht en gezien als een landverrader (21 juni 1791). Uit protest haalt het volk het standbeeld van de koning weg en in september 1792 werden de gevangenissen bestormd en alle edelen en geestelijken werden vermoord. Ondertussen was Frankrijk in oorlog. In september 1792 vielen Oostenrijkse en Duitse legers Frankrijk binnen. Zij wilden de macht weer aan de koning geven en de positie van de edelen en de geestelijken weer herstellen. Alle burgers gingen vrijwillig in het leger om hun vrijheid te bevechten. Een groep uit Marseille was onderweg naar Parijs en zij zongen een lied dat later het Franse Volkslied zou worden, de ‘Marseillaise’. Na het binnendringen van het paleis werden kopieën van de brieven van de koning aan de koning van Oostenrijk gevonden. Lodewijk XVI werd afgezet en naar de gevangenis in Parijs gebracht. Op 21 januari 1793 werd hij met de guillotine, een uitvinding van Jozef Guillotin (snel, gemakkelijk, simpel), onthoofd. Later, in oktober werd ook de koningin vermoord. Hun zoontje is ‘kwijtgeraakt’. Niet iedereen was het met de revolutionairen eens. De revolutionair Marrat werd door een meisje uit het antirevolutionaire Normandie vermoord. Hij werd het eerste slachtoffer van de anti-revolutie. In de periode 1793 – 1794 heerste de Terreur. Alle mensen die tegen de republiek waren moesten vermoord worden. De Terreur stond onder leiding van Robes Pierre, de grootste leider van dat moment. Hij lied veel mensen onthoofden. Toen de stad Lyon, de tweede stad na Parijs, antirevolutionair werd, ging Robes Pierre er met zijn leger heen en ‘bekeerde’ Lyon. Er werd steeds harder opgetreden. De gevangenissen waren propvol en de rechtspraak was slecht. De idealen van de revolutie werden niet eens meer nagestreefd. Bij een opstand werd Robes Pierre gevangen genomen en in juli 1794 werd hij onthoofd. De Fransen wilden hun idealen exporteren. In 1795 staken Franse soldaten de Rijn over. Er kwam weer een opstand en nog meer revolutionairen werden weggestuurd. Gematigden kwamen aan de macht. In 1798 kwam er een nieuwe generaal, Napoleon. Hij veroverde Egypte en Napels. Eind 1799 kwam hij aan de macht. Hij werd alleenheerser en maakte een einde aan de revolutie. Toch zette hij een aantal dingen uit de revolutie voort: Hij wilde heel West-Europa onder Franse invloed krijgen. Hij zette de idealen van de Franse Revolutie voort (Gelijkheid, Vrijheid, Broederschap) Er kwam een nieuwe grondwet, de Code Napoleon. Literatuurlijst: 1: Boek: Wereldgeschiedenis voor de jeugd. Schrijver: Adams B. 2: Boek: Het tij der revolutie Schrijver: Kossok M. 3: boek: Sprekend Verleden. Schrijver: Geschiedenisboek. Internet: www.geschiedenis.net geschiedenis.pagina.nl www.onsverleden.net |
Andere boeken van deze auteur: |
Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen |