Boekverslag :  - Toetreding Van Polen Tot De Eu
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 7574 woorden.


1. Inleiding.


Dit is mijn MCV-scriptie over de uitbreiding van de Europese Unie.

Dit verslag heeft als doel aan te geven wat er allemaal komt kijken bij de uitbreiding van de EU.

Dit zijn de belangrijkste vragen:

  • Hoe is de EU ontstaan?

  • Wat gebeurt er binnen de EU?

  • Wat is het doel van de EU?

  • Wat komt er bij de uitbreiding van de EU allemaal bij kijken?

  • Wie zijn de kandidaat-landen?

  • Wat zijn de voor- en nadelen van de uitbreiding van de EU?

  • Hoe staat het met de toetreding van Polen?



De opbouw is als volgt:

In de eerste drie hoofdstukken vertel ik over de EU, in het vierde hoofdstuk vertel ik specifiek over de uitbreiding van de EU en in he vijfde hoofdstuk vertel ik over de algemene informatie over Polen en de toetreding van Polen. En in het laatste hoofdstuk geef ik mijn conclusie over deze MCV-scriptie.

2. De Europese Unie.


2.1 geschiedenis en verdragen.


In europa zijn veel oorlogen gevoerd. Meestal ging het om schermutselingen tussen legers van een paar landen onderling en hadden de burgers er niet zoveel last van. In de 20e eeuw verandert dat. Twee wereldoorlogen zijn in Europa begonnen: de Eerste Wereldoorlog in 1914, de Tweede Wereldoorlog in 1939. Deze oorlogen zijn anders dan de oorlogen daarvoor. Het gaat niet meer om conflicten tussen buurlanden of landen in dezelfde regio; landen uit de hele wereld doen mee. De legers zijn veel groter dan voorheen en de wapens worden steeds dodelijker. De belangrijkste verandering is misschien wel het feit dat niet alleen soldaten slachtoffer zijn van de oorlogshandelingen, maar ook gewone burgers. Daarnaast zijn ook verschillende groepen burgers doelbewust vermoord, zoals de joden. Zes miljoen joden zijn in de Tweede Wereldoorlog in concentratiekampen omgekomen. Maar ook politieke tegenstanders, zigeuners, gehandicapten en homoseksuelen worden vermoord. Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog is het voor iedereen duidelijk dat een dergelijke oorlog voortaan voorkomen moet worden. De wereldleiders komen bijeen om daarvoor de Verenigde Naties op te richten. Binnen Europa zelf, waar de twee wereldoorlogen tenslotte begonnen zijn, zoekt men ook naar mogelijkheden om vrede en welvaart te garanderen.

2.2 Samenwerking.


Mogelijkheden voor vrede en welvaart ziet men in samenwerking. Een aantal voormalige vijanden, Duitsland en Italië aan de ene kant en Frankrijk, België, Nederland en Luxemburg aan de andere kant, proberen afspraken te maken op diverse terreinen: economie, politiek en militaire zaken. De gesprekken over politieke en militaire samenwerking mislukken. Maar de gesprekken over de economische samenwerking vergaan goed. De samenwerking wordt in verschillende verdragen vastgelegd. Het aantal landen dat deelneemt aan deze samenwerking breidt zich in de loop der jaren uit van 6 tot 15 nu en waarschijnlijk 21 in de toekomst. De verdragen zal ik nu uitleggen.

2.3 Kolen en staal (1950).


Op 9 mei 1950 presenteert de Franse minister van Buitenlandse Zaken, Robert Schuman, een plan dat ontworpen is door Jean Monnet.

Zij willen de kolen- en staalindustrie van afzonderlijke Europese landen onder één gemeenschappelijk bestuur plaatsen. Kolen en staal waren toen even belangrijk voor de economie als olie nu. Kolen en staal waren ook onmisbaar voor de wapenindustrie. Door deze industrieën onder één bestuur te plaatsen, kunnen de landen elkaar steunen bij het herstellen van de oorlogsschade en elkaar controleren als het gaat om het maken van wapens.

Frankrijk, Duitsland, Italië, Luxemburg, België en Nederland hebben interesse voor het plan: zij richten de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) op.

Belangrijk hierbij is de instelling van de Hoge Autoriteit. De Hoge Autoriteit wordt verantwoordelijk voor het beleid van de EGKS. Hierin zitten geen vertegenwoordigers van de regeringen, maar mensen die uitgekozen zijn op grond van hun kwaliteiten.

De betekenis van het EGKS-Verdrag is dat voor het eerst in Europa regeringen een stukje van hun macht afstaan aan een organisatie die boven hen staat. Daarom wordt de EGKS een supranationale organisatie genoemd.

2.4 Verdragen van Rome (1957).


De Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken Beyen stelt voor om de samenwerking niet te beperken tot alleen kolen en staal, maar uit te breiden tot de hele economie.

Dit leidt tot twee nieuwe verdragen die in 1957 in Rome ondertekend worden:

  1. Euratom.

  2. Europese Economische Gemeenschap (EEG).



De Euratom is een samenwerkingsverband voor vreedzaam gebruik van kernenergie.

De EEG is een samenwerkingsverband voor de gehele economie.

Het EEG-verdrag is verreweg het belangrijkste van de twee verdragen. Voor 1957 was handel drijven door belemmering van de grens niet goed mogelijk. Als iets hier bijvoorbeeld goedkoper was dan in België dan moest je aan de grens zoveel invoerrechten betalen dat het alsnog even duur werd als in België. Daardoor werd er veel gesmokkeld en bij de bestrijding van de smokkelaars vielen zelfs doden. Door de EEG vielen de invoerrechten weg en dus ook de smokkel.

In 1967 worden de EGKS, Euratom en EEG samengevoegd tot de Europese Gemeenschap (EG).

Het gebied waar de Europese samenwerking het meest merkbaar is, is de landbouw. Na de Tweede Wereldoorlog is de landbouw in Europa nog steeds kleinschalig. Er zijn veel kleine boeren en de EG spoort ze aan om met hun kleine bedrijven te stoppen en om te investeren in grote landbouwbedrijven waar niet meer met de hand gewerkt wordt maar met machines.

De boerenbedrijven worden zo productief, dat er grote overschotten ontstaan, men spreekt van de boterberg, de wijnplas en de melkzee. Verreweg het meeste geld van de EG gaat op aan subsidies voor de landbouw. Vanaf de jaren zeventig probeert men de overschotten te beperken. De periode 1970-1985 is moeilijk. Met de wereldeconomie gaat het slecht en daardoor gaat het ook slecht met de EG. Door de toetreding van zes landen (Verenigd Koninkrijk, Ierland, Denemarken in 1973, Griekenland in1981 en Spanje en Portugal in 1986) zijn er nu 12 landen lid. De samenwerking loopt moeizaam, omdat elk van de 12 landen besluiten kan blokkeren met een tegenstem.

2.5 Europese Akte (1987).


De landen van de EG spreken met elkaar af om maatregelen te nemen die de laatste grensbelemmeringen moeten wegnemen. Deze afspraken worden in 1987 vastgelegd in de Europese Akte.

Het doel van deze akte is om in 1992 één grote gemeenschappelijke markt te hebben zonder belemmeringen. En dat is gelukt, je kunt nu zonder je paspoort te laten zien door alle landen van de EG reizen. Ook mag je goederen en kapitaal van het ene land naar het andere vervoeren.

Maar één probleem blijft bestaan: alle landen hebben verschillende muntsoorten. Als je van het ene land naar het andere gaat en je geld wisselt of opneemt merk je dat het geld kost, bedrijven zijn met die omruiling handenvol geld kwijt. Nog lastiger is dat munten ten opzichte van elkaar in waarde veranderen. Met één munt voor heel Europa, heb je dat soort problemen niet meer. De afspraak over één munt, maar ook afspraken over meer politieke samenwerking worden vastgelegd in een nieuw verdrag: het Verdrag van Maastricht.

2.6 Verdrag van Maastricht (1992).


In dit verdrag zijn de volgende afspraken vastgelegd:

  • alle afspraken uit eerdere verdragen worden gehandhaafd. Toegevoegd worden de maatregelen om te komen tot één muntsoort, extra bevoegdheden voor het Europees Parlement en de invoering van speciale rechten voor alle Europese burgers. Besluiten worden, op enkele uitzonderingen na, met meerderheid van stemmen genomen. Geen enkel land kan meer in zijn eentje besluiten tegenhouden.

  • Samenwerking op het gebied van buitenlands- en veiligheidsbeleid. Elk land behoudt wel het recht om besluiten tegen te houden.

  • Afspraken over binnenlandse zaken en justitie. Voor het eerst spreken de landen met elkaar over problemen als drugshandel, asielzoekers, grensoverschrijdende criminaliteit en dergelijke onderwerpen. Dit gaat alleen niet van een leien dakje. Vooral tussen Nederland en Frankrijk zijn er felle discussies over het drugsbeleid.



Voortaan spreekt men niet meer over de EG, maar over de Europese Unie (EU).

Het Verdrag van Maastricht is een belangrijk verdrag omdat er nu een politieke en economische samenwerking is.

2.7 Verdrag van Amsterdam (1997).


Het meest recente verdrag van de EU gaat over werkgelegenheid. De EU landen spreken in Amsterdam af om meer samen te werken op het gebied van werkgelegenheid met als doel meer mensen aan een baan te helpen. Tegelijkertijd spreekt men af om het Europees Parlement meer macht te geven, zodat het parlement de besluiten die genomen zijn beter kan controleren. Ook maken de EU landen afspraken om onderhandelingen te beginnen met landen uit Midden- en Oost-Europa die lid willen worden van de Europese Unie.

2.8 Invoering van de Euro (2002).


De euro is al vanaf 1 januari 1999 de officiële munt voor Nederland en de andere Europese landen. Vanaf die datum ging de Economische en Monetaire Unie van start.Tot 1 januari 2002 bestond de euro alleen op papier, er kon wel zaken mee gedaan worden en ook konden er rekeningen in euro’s geopend worden. Pas vanaf 1 januari 2002 kwamen de euro munten en bankbiljetten in de omloop, vanaf dat moment kun je in Nederland, België, Duitsland, Finland, Ierland, Frankrijk, Luxemburg, Italië, Spanje, Oostenrijk en Portugal met de euro betalen.

De elf landen waar de euro werd ingevoerd, voldeden aan de toetredingseisen tot de Economische en Monetaire Unie (EMU). Zij moesten daarvoor hun wetten en regels aanpassen en een lage inflatie, een lage rente, een stabiele munt en gezonde overheidsfinanciën hebben. Het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Zweden hebben vooraf aangegeven niet te zullen deelnemen, en Griekenland voldoet tot nu toe niet aan de eisen.

De belangrijkste reden voor de invoering van één gemeenschappelijke Europese munt is dat er een eind moest komen aan de schommelende wisselkoersen, die vormden namelijk een hinder voor de internationale handel. Als een wisselkoers plotseling daalt of stijgt kan erg nadelig zijn voor bedrijven, ze proberen zich wel in te dekken tegen koers risico’s maar dat kost veel en die kosten worden doorberekend naar de consument, als de koerswisselingen verdwijnen scheelt dat voor de bedrijven en de consument.

Een andere reden is dat de euro een belangrijke valuta kan worden op de wereldmarkt dankzij het grote gebruiksgebied, dat is gunstig voor de financiële sector en voor het bedrijfsleven in Europa.

Tenslotte is het voor de consumenten makkelijker om prijzen te vergelijken, ook hoeven de consumenten geen kosten meer te maken om geld te wisselen naar een andere valuta, en ook zijn er bij het pinnen in het buitenland geen extra kosten aan verbonden.

Wel is het even wennen aan de nieuwe valuta, hoewel het aantal bankbiljetten het zelfde is gebleven zijn er meer munten bijgekomen. Ook vinden de meeste mensen en bedrijven de euro centen vervelend en vooral portomonnee vullend, ook lijkt alles een stuk duurder geworden. Volgens peilingen zijn horeca gelegenheden en boodschappen aanzienlijk in prijs gestegen, lidl en aldi zijn even duur als voor de euro. Veel mensen willen de gulden weer terug.

Het euro teken is geïnspireerd op de Griekse letter epsilon en verwijst daarmee naar de klassieke oudheid en de bakermat van de Europese beschaving. Het teken refereert ook aan de letter E, de eerste letter van het woord Europa. De twee evenwijdige lijnen symboliseren de stabiliteit van de euro.

3. Onderdelen van de EU


3.1 De instellingen van de Europese Unie.


De Europese Unie is te vergelijken met een groot land, net als elk land heeft de EU een ministerraad en een parlement. Ook heeft de EU een eigen rechtbank. De ministerraad heet de Raad van Ministers, het parlement is het Europees Parlement en de rechtbank heet het Europees Hof. De EU heeft ook een instelling die elk ander land niet heeft, namelijk de Europese Commissie. Andere instellingen die er ook zijn binnen de EU zijn de Europese Raad, de Europese Rekenkamer en de Europese Centrale Bank.

3.2 Raad van Ministers.


De Raad van Ministers bestaat uit alle ministers uit alle EU-landen. De verschillende ministers hebben allemaal hun eigen werk in hun eigen land, ze zijn dus niet continu beschikbaar voor het werk binnen de EU. Alle ministers komen niet tegelijk bij elkaar maar per onderwerp, als er bijvoorbeeld over de landbouw gepraat moet worden komen alle landbouwministers bij elkaar.

De Raad van Ministers bepaalt of een wetsvoorstel uiteindelijk aangenomen wordt of niet. De stemmen van verschillende landen tellen niet even zwaar, een stem van een klein land zoals Nederland telt voor 5 en die van een groter land zoals Duitsland voor 10. Het totaal van alle stemmen is 87, een voorstel wordt aangenomen als er tenminste 62 van de 87 voor zijn. Voor enkele belangrijke beslissingen geldt dat iedereen voor moet zijn, bij zulke beslissingen is één tegenstem genoeg om het voorstel te verwerpen, dat noemen we een vetorecht.

3.3 Europese Commissie.


De Europese Commissie (EC) bestaat uit 20 commissarissen. Elk land heeft een commissaris en grote landen hebben er twee. De commissarissen zijn deskundige mensen met grote ervaring. Elke commissaris is verantwoordelijk voor een deel van het beleid. De commissarissen hoeven geen verantwoording af te leggen aan de regering van hun vaderland. Alleen het Europees Parlement kan de commissarissen ontslaan. De EC doet voorstellen aan de Raad van Ministers en het Europees Parlement. Deze voorstellen zijn gebaseerd op de EU-verdragen. Als de Raad van Ministers het voorstel heeft goedgekeurd, zorgt de EC ervoor dat het voorstel ook wordt uitgevoerd. De EC houdt ook in de gaten of de EU-landen de afspraken in de verdragen nakomen. Tot slot zorgt de EC ervoor dat bedrijven niet te groot worden om zo de concurrentie eerlijk te houden. De EC is eigenlijk het dagelijks bestuur van de EU.

3.4 Europees Parlement.


Het Europees Parlement (EP) mag in tegenstelling tot de Tweede Kamer in Nederland geen eigen wetten maken. Toch heeft het EP een belangrijke rol bij de totstandkoming van een wet. De Europese Commissie doet een wetsvoorstel aan de Raad van Ministers. Het hangt van het onderwerp van het voorstel af wat het EP hiermee mag doen. Bij sommige voorstellen mag het EP alleen adviezen geven, bij andere onderwerpen mag het EP voorstellen voor wijzigingen doen of zelfs een wijziging aanbrengen. Zo een wijziging noem je een amendement. Uiteindelijk moet de wet ook door het EP worden goedgekeurd.

Het EP heeft ook het recht om mee te stemmen over de toetreding van nieuwe leden en kan zelfs een toetreding van een land tegenhouden met een veto. Ook kan het EP de begroting afkeuren, zodat er geen geld meer uitgegeven worden, en de Europese Commissie in een keer ontslaan.

Met elke uitbreiding van de Europese Unie werd het parlement ook groter, nu telt het Europees Parlement 626 leden. Het aantal europarlementariërs per land verschilt, dat hangt namelijk af van het grootte van het land, Nederland heeft recht op 31 zetels.

Het parlement vergadert elke maand een week in de vergaderzaal in Straatsburg, alle voorstellen van de Europese Unie worden dan besproken. In Straatsburg beslissen de parlementariërs mee over de toekomst van Europa. de rest van de maand verblijven ze in Brussel, waar 20 commissies bezig zijn met tweedaagse minizittingen. In Luxemburg werken de meeste ambtenaren van het Europees Parlement, maar daar zijn geen parlementaire vergaderingen. De meeste belangrijke beslissingen die van belang zijn voor ons Europeanen worden door het Europees Parlement genomen, desondanks neemt de interesse voor de Europese Unie af, dat is te zien aan de lage opkomst bij de Europese verkiezingen. Het is belangrijk dat we blijven stemmen bij Europese verkiezingen, want veel van de Europese wetten worden op Nederland toegepast.

3.5 Europese Hof van Justitie.


Het Europese Hof van Justitie is de hoogste rechtbank in Europa. In het Europese Hof zitten 15 rechters, van elk EU-land één. Het Europese Hof moet ervoor zorgen dat alle landen van de EU zich houden aan de afspraken. Die afspraken komen uit verdragen die de landen zelf ondertekend hebben en de wetten die door de instellingen van de EU gemaakt zijn. De rechters hebben een moeilijke taak, het gebeurt namelijk regelmatig dat landen de verdragen op verschillende manieren uitleggen, de rechters moeten bepalen welke manier de juiste is.

Je kunt als burger niet zomaar naar de Europese rechter stappen. Als je van mening bent dat jouw regering zich niet aan de EU-afspraak houdt moet je eerst naar een rechter in je eigen land gaan, die zal uitleg aan het Europees Hof vragen en dan zijn oordeel vellen. Als je het niet eens bent met het oordeel kan je als laatste stap naar het Europees Hof, maar meestal ben je daar jarenlang mee bezig.

Bij één geval kun je wel direct naar het Europees Hof gaan. Soms gebeurt het dat de EU een maatregel neemt die gericht is tegen één land, één bedrijf, één persoon of één groep. Zo een maatregel noemt men een beschikking. Als je door zo een beschikking getroffen bent en je bent het er niet mee eens kun je direct beklag doen bij het Europees Hof. Ook landen of instellingen van de EU kunnen direct naar het Europees Hof gaan.

3.6 Europese Raad en Europese Top.


Elk half jaar vergaderen alle staatshoofden en regeringsleiders van de EU-landen. Al die staatshoofden en regeringsleiders noemen we de Europese Raad. De vergaderingen die ze houden noemen we de Europese Top. De Europese Raad heeft elk halfjaar een nieuwe voorzitter. Op een bijeenkomst praten ze over alle belangrijke economische en politieke ontwikkelingen van dat moment en bepalen ze de hoofdlijnen van het beleid. Sommige afspraken zijn zo belangrijk dat ze worden vastgelegd in een nieuw verdrag.

3.7 Europese Rekenkamer.


Binnen de EU gaat ontzettend veel geld om. Alleen de landbouwsubsidies kosten elk jaar al miljarden. De rekenkamer controleert of de subsidies goed worden besteed en controleert de uitgaven en inkomsten. Soms ontdekt de Rekenkamer dat parlementariërs geld in eigen zak steken, de rekenkamer kan dit constateren en ervoor zorgen dat er wat aan gedaan wordt.

3.8 Europese Centrale bank.


Sinds 1999 is er een nieuwe instelling: de Europese Centrale Bank. Elk land heeft een eigen centrale bank en zorgde ervoor dat er voldoende munten en papier geld is en dat de waarde ervan gelijk blijft, nu er in de EU één muntsoort is zal de Europese Centrale Bank ervoor zorgen dat de waarde van de euro zoveel mogelijk gelijk blijft. Er werd in het begin geruzied wie de eerste president van de Europese Centrale Bank zou worden maar uiteindelijk is dat dhr. Duisenberg uit Nederland geworden.

4. Lidstaten.


4.1 Samenwerking van de lidstaten.


De lidstaten werken samen om het sociaal-economisch beleid te verbeteren, dat houdt in dat ze de werkgelegenheid, het onderwijs, de gezondheidszorg en de welvaart willen verbeteren. Maar ook zetten ze zich in voor armoedebestrijding, pensioenvoorzieningen en een vrij verkeer tussen werknemers tussen de lidstaten.

Andere aspecten zijn het landbouwbeleid en voedselveiligheid, hier moet je denken aan landbouwhervorming, voedselveiligheid, aandacht voor het milieu en het streven naar diervriendelijke productie.

Ook veiligheid en defensie zijn belangrijke punten, het gaat dan vooral om het streven naar vrede en veiligheid voor alle inwoners in de EU-lidstaten.

Volgende aspect is justitie, hier gaat het om gemeenschappelijk visumbeleid, criminaliteit bestrijding en gezamenlijke regels wat betreft asiel en migratie.

Bij het punt asiel en migratie wordt er gefocused op een gemeenschappelijk asiel- en migratiebeleid, met een gelijke asielprocedure en status voor vluchtelingen.

Verder is er ook nog het externe beleid, daarbij gaat het om de relatie met andere landen, het uitvoeren van Europees veiligheids- en defensiebeleid, stabiliteit aan de grenzen, liberalisering van de wereldhandel en ontwikkelingssamenwerking.

Als laatste is er nog het milieu, de belangrijke aspecten zijn daar de klimaatsveranderingen, milieu, gezondheid en het gebruik van natuurlijke bronnen.



Op dit moment is het landbouwbeleid veel aan de orde dat komt doordat de landen in Midden- en Oost- Europa, die waarschijnlijk hun toetreding zullen doen in 2004, allen een grote landbouwsector hebben, als die landen toetreden tot de EU hebben alle boeren recht op de subsidie die er op dit moment geldt. Dat houdt in dat het landbouwbeleid in de toekomst onbetaalbaar wordt. De lidstaten hebben besloten dat de subsidie tot 2013 blijft en dat daarna de subsidie afgebouwd wordt.

Nog een reden waarom het landbouwbeleid momenteel veel aan de orde is, is dat landbouw staat voor “voedsel en groen” beide zijn erg belangrijk voor de burger. Zij hebben een directe invloed op de volksgezondheid en welzijn. Daarom bemoeit de overheid zich per definitie intensief met de landbouw.

5. Uitbreiding van de Europese Unie.


5.1 Uitbreidingproces.


Doormiddel van uitbreiding wil de EU Oost- en West-Europa dichter bij elkaar brengen, en zo de historische scheiding tussen oost en west opheffen.

In de toekomst zullen er waarschijnlijk nog veel meer landen gaan toetreden tot de Europese Unie. Sinds 1987 hebben 13 landen een verzoek ingediend om toe te treden tot de Europese Unie. Die verzoeken belanden bij de Europese Commissie, en die bekijkt deze verzoeken en geeft dan advies over het wel of niet accepteren van een verzoek.

Als een land wil toetreden tot de Europese Unie moet het na zijn verzoek een aantal stappen doorlopen:

  • Uitbreidingsproces

  • Toetredingsproces

  • Toetredingsonderhandelingen



Een land wordt ingedeeld in een van deze fases.

In welke fase een land wordt ingedeeld wordt bepaald door de afdeling buitenlandse betrekkingen van de Europese Commissie.

In welke fase een land wordt ingedeeld hangt af van een aantal zaken, zoals de economische- en de politieke toestand in dat land. Met de landen die zijn ingedeeld in de fase

"toetredingsonderhandelingen" worden onderhandelingen gevoerd over het toetreden tot de Europese Unie. Een land dat wil toetreden tot de Europese Unie moet voordat ze lid kunnen worden aan een aantal voorwaarden voldoen:

  • Politieke Voorwaarde: Het kandidaat-land moet een goedwerkende democratie hebben.

  • Economische voorwaarden: in het kandidaat-land moet een functionerende markteconomie bestaan en het land moet het vermogen hebben om de concurrentiedruk en de marktkrachten binnen de EU het hoofd te bieden; er mag dus geen staatseconomie bestaan.

  • Andere voorwaarden: het kandidaat-land moet in staat zijn de verplichtingen van het lidmaatschap op zich nemen en de doelstellingen van een politiek, economische en monetaire unie onderschrijven. Het land moet ook in staat zijn de hele Europese wetgeving over te nemen en toe te passen.



Het is vaak moeilijk voor een land om toe te treden tot de Europese Unie omdat de hervormingen die er op economisch en politiek gebied moeten worden doorgevoerd vaak heel moeizaam verlopen. De kandidaat-landen met dit probleem krijgen van de Europese Unie hulp in de vorm van geld en kennis.

Sommige landen die al lid zijn van de Europese Unie krijgen ook nog de nodige hulp van de Unie, en zijn bang dat al het geld en hulp nu naar de kandidaat-landen zal gaan in plaats van naar hen. Hierdoor hebben deze landen niet zo’n haast met het uitbreiden van het aantal landen in de Europese Unie.

Op dit moment zijn er 13 landen die willen toetreden tot de EU. Deze landen zijn Bulgarije, Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Roemenië, Slowakije, Slovenië, Tsjechië en Turkije. De Europese Commissie verwacht dat in 2004 de landen Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slowakije, Slovenië en Tsjechië klaar zijn om toe te treden tot de EU. Met Bulgarije en Roemenië zijn de onderhandelingen begonnen, maar daar houdt het ook mee op. Turkije is slechts erkend als kandidaat, er is nog geen sprake van onderhandelingen voornamelijk vanwege de problematische mensenrechtensituatie in dat land.

Er zijn natuurlijk al vaker uitbreidingen van de EU geweest (bijvoorbeeld VK, Denemarken en Ierland in 1973), maar deze uitbreiding is in veel opzichten anders. In de eerste plaats ligt het BNP van de toetredende landen een stuk lager dan het gemiddelde van de EU (hoewel dit ook het geval was bij de toetreding van Spanje, Portugal en Griekenland en 1986 en 1981). Bij de laatste uitbreiding (Zweden, Finland en Oostenrijk in 1995) lag het BNP gemiddeld een stuk hoger.

Bij de komende uitbreiding zal de EU-bevolking toenemen met 28% en het grondgebied met 33%, terwijl het BNP van de EU maar zal toenemen met 4%. De koopkracht van de toetredende landen ligt op 38% van dat van de huidige EU en in marktprijzen is dit slechts 16%.

Een ander belangrijk groot verschil met de vorige uitbreidingen is het grote aantal toetreders.

De uitbreiding zal grote gevolgen hebben voor de bestaande instellingen, wetgevingsprocedures, beleidsvelden en financiële middelen.

Op de Top van Nice heeft de EU zich instutioneel voorbereid op de uitbreiding. Zoals bij eerdere uitbreidingen neemt ook deze keer het gemeenschappelijk landbouwbeleid een belangrijke plaats in bij de onderhandelingen.



Een voorbeeld van Europese integratie is het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) dat door de EU wordt gevoerd. Met oog op de uitbreidingen van de EU in 2004 is het interessant om deze GLB te behandelen, aangezien er nog veel problemen zijn bij dit hoofdstuk. Er is nog geen enkel land in de wachtkamer van de EU dat de onderhandelingen over de landbouw heeft afgerond. Het GLB heeft ook bij eerdere uitbreidingsonderhandelingen voor veel problemen gezorgd Het huidige GLB is er op gericht om een beleid te voeren dat dicht bij de burger staat, om te voldoen aan de vraag van de maatschappij, om een beleid te voeren dat sterk en milieuvriendelijker is. De belangrijkste punten zijn:

  • Voedsel tegen redelijke prijzen.

  • Inkomensgarantie voor de werknemers in de landbouwsector.

  • Stimulatie van de marktwerking.



Het landbouwbeleid van de Europese Unie heeft twee onderdelen, namelijk een markt- en prijsbeleid en een structuurbeleid.

Het marktbeleid is in de eerste plaats gericht op het principe van vrije markt. Met het principe van vrije markt probeert men te bereiken dat de Europese landbouw modern en concurrerend blijft en dat deze in staat is om een goede en stabiele plaats op de wereldmarkt in te nemen, zonder dat de levensstandaard van de landbouwers in gevaar komt.

Op de tweede plaats geeft het marktbeleid voorrang aan handel binnen EU-landen. Tenslotte is het marktbeleid gericht op financiële steun door middel van het Europese Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL). Het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de landbouw (EOGFL) is opgericht in 1962. Een groot deel van de middelen die op de algemene begroting van de Europese Unie worden uitgetrokken, is voor dit Fonds bestemd.

Het structuurbeleid houdt zich bezig met agrarisch onderzoek en met het landbouwonderwijs.



De onderhandelingen met de toetredende landen over de landbouw zijn halverwege 2001 begonnen, tijdens het Belgische voorzitterschap van de EU, maar de meest gevoelige items komen pas tijdens het Spaanse voorzitterschap in 2002 aan bod.

De Europese Commissie heeft een aantal voorstellen met betrekking tot landbouw, structuurfondsen (zoals bijvoorbeeld het Oriëntatiefonds voor de landbouw, het Europees Sociaal Fonds en het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling) en financiën gepresenteerd. De belangrijkste punten daarvan zijn:

  • Men gaat uit van toetreding van 10 landen in 2004.

  • Deze toetreding van vier extra landen is volgens de Europese Commissie mogelijk gezien de huidige financiële stand van zaken.

  • Directe inkomenssteun wordt mogelijk toegekend aan de boeren in Midden- en Oost Europa.

  • De nieuwe leden draaien gelijk mee in het GLB als het gaat om de marktuitgaven. Dit zijn uitgaven die in verschillende gemeenschappelijke marktorganisaties zijn geregeld.

  • Voor de directe inkomenssteun en marktsteun zijn referentieperiodes vastgelegd waarop de hoogte van deze steun in de MOEL is gebaseerd.

  • Plattelandsontwikkeling krijgt veel aandacht, omdat de toetredende landen veel achterlopen.



Het huidige Europese landbouwbeleid verhoogt de voedselprijzen in de EU aanzienlijk. De Europese burger voelt dit direct in zijn of haar portemonnee. Daarbij stimuleert het huidige subsidiestelsel boeren niet om efficiënt en marktgericht te produceren.

Afschaffing van landbouwsubsidies in de EU betekent volgens het Internationaal Monetair Fonds bovendien een goede vorm van ontwikkelingshulp, omdat boeren uit ontwikkelingslanden dan beter met Europese boeren kunnen concurreren. De World Trade Organisation eist liberalisering van de Europese landbouw. Daarmee bedoelt zij dat het landbouwbeleid meer in lijn moet zijn met de ontwikkelingssamenwerking en dat de trend gevolgd moet worden van productgebaseerde landbouw naar consumentgerichte landbouw met ook meer ruimte voor biologische landbouw, milieuvriendelijke en eerlijke producten.

5.2 Voor- en nadelen voor Nederland.


Door uitbreiding van de EU zal de Unie meer invloed kunnen uitoefenen op het wereld podium. Economisch uiteraard door middel van subsidies en dergelijke om bijvoorbeeld de Europese boeren te beschermen. Dat is niet het enige, want met de uitbreiding van tien landen groeit de afzetmarkt ook enorm. Met de nieuwe landen erbij telt de Unie namelijk 500 miljoen inwoners, ruim een kwart meer dan het huidige aantal. Deze grote hoeveelheid inwoners maakt de markt in de EU tot de grootste van de wereld. Van een dergelijke markt kan verwacht worden dat deze een groei tot gevolg heeft van de arbeidsmarkt. Bij de toetreding zal de economie van de desbetreffende landen open staan voor de consumenten uit de huidige lidstaten. Zij kunnen dan profiteren van een wijdere keuze en lagere prijzen. Voor het bedrijfsleven zijn er uiteraard ook voordelen: de handel zal bevorderd worden en er ontstaat meer concurrentie wat ook weer een voordeel is voor de consumenten. Ook politiek zal de EU sterker staan, zoals bijvoorbeeld bij een kwestie als Irak. De Unie kan dan meer druk uitoefenen in dat geval dan de Verenigde Staten

Een ander voordeel voor beide partijen is de toekomstige samenwerking tussen de politie machten en justitie van de huidige lidstaten enerzijds en de kandidaten anderzijds. De criminaliteit kan dus makkelijker bestreden worden en met name op het gebied van drugs bestrijding kan het een groot hulpmiddel zijn.

Sommige voordelen zijn nu al te zien. Omdat de Centraal- en Oost Europese landen zo graag willen toetreden en dus aan de voorwaarden moeten voldoen, is in elk van die landen al een redelijk stabiele democratie gecreëerd. Ook is in die landen de economie explosief gestegen. De werkloosheid is gedaald en de economie gestabiliseerd. Dit alles is bekostigd door subsidies van de EU. Door haar eigen investeringen is de handel van de EU met de kandidaat lidstaten ook erg gegroeid, met €17 miljard.

Dit zijn dus de voor- en nadelen:



De voordelen zijn:

  • Sterke economie.

  • Meer consumenten.

  • Meer banen.

  • Betere concurrentie tegen Amerika en Japan.

  • Uitbreiding van de Nederlandse export.

  • Minder asielzoekers.

  • Minder illegale immigratie.



Nadelen zijn:

  • Meer concurrentie van lageloonlanden.

  • Lastigere besluitvorming met meerdere landen.

  • De kosten voor de uitbreiding van de EU.



Ook kun je je natuurlijk afvragen wat voor een nadelen de uitbreiding van de EU op onze cultuur heeft.

Iedereen hecht waarde aan zijn eigen cultuur en met een uitbreiding van de EU zijn sommige mensen bang dat we onze normen en waarde zullen verliezen. Toch is dat niet zo. De EU wil dat elk land zijn eigen cultuur behoudt. Dat wordt zelfs met geldprojecten gestimuleerd.

Er zullen wel degelijk gezamenlijke beleiden komen binnen de vergrootte EU maar er blijft ruimte voor bijvoorbeeld: gedoogbeleid, homohuwelijk, opvang voor drugsverslaafden en de euthanasiewet.



Verder zijn er veel vragen met betrekking tot migratie en asiel.

De bedoeling van de uitbreiding van de EU is onder andere het verminderen van nieuwe asielzoekers en illegale immigratie, dat wil de EU mogelijk maken door strengere bewaking van de buitengrenzen van de EU.

De huidige lidstaten mogen zelf bepalen of ze een overgangstermijn van 2 jaar willen, zodat er niet gelijk allemaal immigranten na de uitbreiding naar hun landen komen, na die 2 jaar kunnen ze hem nog maximaal 5 jaar verlengen. Nederland heeft laten weten niet gebruik te gaan maken van de overgangstermijn. Dat betekent dat na de uitbreiding mensen in Nederland mogen komen werken, studeren en wonen mits ze zichzelf onderhouden kunnen en een sociaal-fiscaal nummer hebben in het land waar ze inkomsten verdienen zodat ze wel belasting betalen, ze moeten wel eerst een werkvergunning aanvragen. Nu zijn er mensen bang dat na de uitbreiding Nederland overspoeld zal worden met arbeidszoekers uit Midden- en Oost-Europa, maar dat zal niet zo snel gebeuren aangezien we dat ook dachten met de uitbreiding van Spanje en Portugal en toen viel dat ook mee. Verder denkt de Europese Commissie dat de arbeidsmigratie beperkt blijft omdat de economie en het sociale stelsel verbeterd zal worden door de uitbreiding.

6. Toetreding van Polen.


6.1 Polen.


Naam: Republiek Polen (Rzeczpospolita Polska).

Hoofdstad: Warschau

Oppervlakte: 312.685 m2

Staatsvorm: republiek.

President: Aleksander Kwasniewski

Premier: Jerzy Buzek

Taal: Pools

Valuta: Zloty

BBP: € 160.939.800.000

BBP per capita: €4.150

Economische groei: 4.1%

Werkeloosheid: 14.0%

Inflatie: 10.0%

6.2 Geschiedenis vanaf 1945.


Op 1 september 1939 vielen meer dan een miljoen Duitse soldaten Polen binnen, terwijl de Russen vanuit het oosten het land binnenvielen. Warschau verloor na een ongelijke strijd op 17 september en hierna werd Polen onder de twee landen verdeeld. Ook in Polen werden vele joden gedeporteerd en naar concentratiekampen gebracht, o.a. Auschwitz, Treblinka, Majdanek en Sobibor. In 1943 brak er een grote opstand uit in het getto van Warschau. En Warschau zelf kwam in 1944 in opstand. Uiteindelijk zijn er zes miljoen Polen omgekomen in de Tweede Wereldoorlog en 70% van het cultuurbezit werd verwoest. Op 17 januari 1945 werd Polen van de Duitsers bevrijd.



Bij de Conferentie van Jalta werden de nieuwe grenzen van Polen vastgelegd; de Oder-Neisse-linie en de Curzon-lijn. Bijna de helft van het Poolse grondgebied moest echter afgegeven worden aan de toenmalige Sovjet-Unie en in ruil daarvoor werd Polen als het ware naar het westen geschoven. De communistische partij nam, in nauwe samenwerking met het Sovjetleger, de macht al snel in handen, mede door frauduleuze verkiezingen in 1947. Bovendien namen zij alle belangrijke posities in en werd het land onder controle gehouden door een uitgebreid politie eenheid. De communisten wilden een maatschappij naar Russisch voorbeeld en na de grondwetswijziging in 1952 werd alle macht geconcentreerd in de communistische partij. De bevolking heeft zich altijd verzet tegen deze situatie die nog verergerd werd door de economische situatie met lage lonen en slechte werkomstandigheden.

Dit leidde onvermijdelijk tot stakingen die echter met veel geweld werden onderdrukt. De situatie werd pas wat beter na de dood van Bierut, de eerste communistische president. En na de beroemde anti-Stalin toespraak van president Chroetsjow van de Sovjet-Unie. Bierut werd opgevolgd door Gomulka de nieuwe secretaris-generaal van de communistische partij. In 1959 lukte het hem om de stalinisten uit de regering en de partij te stoten, maar bleef toch volledig gebonden aan het beleid en de beslissingen uit Moskou.

Economisch ging het rond 1970 zeer slecht en in december 1970 werden ook nog eens de voedselprijzen drastisch verhoogd. Er volgden stakingen die echter met zeer harde hand de kop werden ingedrukt. Enkele dagen later werd Gomulka opgevolgd door Gierek, die enkele liberaliseringen doorvoerde en daardoor de levensstandaard iets wist te verhogen en de ontevredenheid onder de bevolking wist te temperen. Dit duurde echter niet lang en langzaam maar zeker kwam de bevolking erachter dat Polen in een diepe economische crisis beland was en dat radicale hervormingen noodzakelijk waren om het tij te keren. De ontevredenheid werd gesteund door de kerk, die weer wat rechten gekregen had. Bovendien werd voor het eerst in de geschiedenis een Pool tot paus gekozen in 1978.

In 1980 leidde de ontevredenheid tot een serie stakingen. Met name de stakingen bij de Lenin-werf in Gdansk trokken internationaal de volle aandacht. Lech Walesa was leider van een landelijk stakingscomité, dat uiteindelijk door de regering erkend werd en verder ging als de vakbond “Solidarnosc” (Solidariteit). Hoewel de chaos door de vele stakingen toenam, bleef deze vakbond grote druk uitoefenen op de regering om het sociaal-economische beleid grondig te hervormen.

Als reactie op deze ontwikkelingen werd in februari 1981 generaal Jaruzelski premier en in oktober partijleider. Op 13 december nam hij alle macht in handen en werd de staat van beleg afgekondigd en duizenden mensen gearresteerd. Januari 1982 had Jaruzelski de gespannen situatie weer onder controle waardoor eind 1982 de staat van beleg opheffen.

In 1985 was alles weer redelijk normaal en liet Jaruzelski zich tot president van Polen kiezen. Economisch ging het echter nog steeds erg slecht en in 1988 braken er weer stakingen uit.

Tussen 1988 en 1997 probeerde Polen de inflatie te bestrijden en in 1991 werd er een vriendschapsverdrag tussen Polen en Duitsland getekend, na de vaststelling van de Oder-Neisse grens.

In 1991 werd er een nieuwe kieswet aangenomen en dat zorgde voor een gesplinterd parlement.

In 1997 werd een nieuwe grondwet, waaraan jaren was gewerkt, door beide kamers aanvaard en van kracht. Hij legde het land vast als een parlementaire democratie met een vrijemarkteconomie.

En ook besloot de Europese Unie in dat jaar dat Polen op termijn zou kunnen toetreden tot de EU. In datzelfde jaar nodigde de NAVO Polen uit lid te worden van het bondgenootschap, hetgeen in maart 1999 zijn beslag kreeg.

6.3 Bevolking.


Eind 1996 telde Polen 38,6 miljoen inwoners, een aantal dat de komende jaren maar weinig zal groeien, rekening gehouden met de gemiddelde jaarlijkse groei van 0,14 procent. Deze lage groei wordt veroorzaakt door het lage geboortecijfer. Dat wordt niet gecompenseerd door een sterke daling in de zuigelingensterfte. Veel jonge Polen willen eerst meer economische zekerheid en voldoende woonruimte hebben, voordat ze aan kinderen gaan denken. Als gevolg van een hogere gemiddelde levensverwachting, voor mannen 67,4 jaar en voor vrouwen 76,0 jaar, neemt het aantal ouderen in verhouding sterk toe. De verhouding tussen het aantal personen in de productieve fase, die ligt tussen de 15 en 65 jaar, en in de niet-productieve fasen, gerekend van 0 tot 14 jaar en van 65 jaar en ouder, zal de komende jaren weinig verandering ondergaan. Maar de groei van het aantal 65-plussers zal in toenemende mate de financiering van de ouderdomsvoorzieningen tegenwerken. Een hervorming van deze voorzieningen is dan ook onherroepelijk, maar geeft tegelijkertijd aanleiding tot een heftig politiek debat.

De werkloosheid in Polen vertoont een dalende lijn, want van de totale beroepsbevolking was in maart 1997 slechts 13 procent werkloos tegen een aantal van 15.4 procent in maart. Dit komt neer op 2,2 miljoen geregistreerde werklozen, waarvan de helft geen enkele uitkering krijgt. In dezelfde periode nam het aantal open vacatures toe. De verschillen in werkloosheid zijn tamelijk groot tussen de gebieden rond de grote steden, Warschau, Kraków, Poznan en Katowice. Daar is de werkloosheid gemiddeld 5,7 procent. Op het platteland, in het noorden 22 tot 25 procent, is het ook erg veel. De probleemgebieden bevatten een of meer van de volgende kenmerken: een sterke nadruk op de zware industrie, een afgezonderde ligging en een slechte infrastructuur, terwijl de arbeidsmarkt wordt gedomineerd door slechts enkele grote ondernemingen.

Poolse huishoudens gaven begin 1995 ongeveer 40 procent van het gezinsinkomen uit aan voedsel en 20 procent aan onderdak. Mede als gevolg van de aanpassing aan reële marktprijzen, via geleidelijke afschaffing van subsidies, is het consumptiepatroon ten opzichte van 1994 duidelijk veranderd: er moet meer worden uitgegeven aan huisvesting, gezondheid, opleidingen en vervoer waardoor er minder geld beschikbaar is voor sport, ontspanning, vakantie en recreatie. In een gemiddeld huishouden werd begin 1995 per gezinslid maandelijks 105 US dollar uitgegeven.

6.4 De toetreding.


In 1997 is de Commissie tot de conclusie gekomen dat Polen aan de politieke voorwaarden voldeed. Sindsdien zijn er in Polen grote vorderingen gemaakt in de stabiliteit van haar instellingen ter waarborging van de democratie, de rechtstaat en veiligheid van minderheden. Op het gebied van de overheidsdiensten wordt verder gewerkt aan de uitvoering van de Ambtenarenwet uit 1999. Het tempo hiervan moet echter omhoog als Polen bij de toetreding in 2004 wil beschikken over een goed functionerend en zelfstandig ambtenarenapparaat.

In het gerechtelijk systeem heeft Polen de grootste knelpunten weggewerkt. Ook in dit geval moet het tempo opgeschroefd worden, wil men in 2004 over een geheel onpartijdig gerechtelijk systeem beschikken.

Voor de bestrijding van, misschien wel het grootste probleem, corruptie zijn er extra maatregelen genomen, waaronder de vaststelling van een wetgeving. Nu moet men de overheidsdiensten en het zakenleven nog schoonspoelen op corruptie, waarna hopelijk een corruptiebestendig leven ontstaat.

De vergroting van de administratieve en gerechtelijke capaciteit, men moet zich nog helemaal in werken in de EU wetgeving, kregen voorrang boven andere zaken. Ondanks dat moet er nog steeds hard aan gewerkt worden.



De privatisering van de overheidsbedrijven is nog steeds bezig, evenals de herstructurering van de steenkool- en energiesector.

Economisch gaat het echter niet goed in Polen. De hoge werkloosheid is nog meer toegenomen en ook het begrotingstekort blijft stijgen. De overheid dient de privatisering en herstructurering snel af te handelen in enkele sectoren, zoals de landbouw.

De overheid moet ook stoppen met de niet-rechtstreekse steun aan de desbetreffende bedrijven, zoals uitstel van belasting en premie betaling, want dit verstoort de markt. Verbetering van de infrastructuur is ook een belangrijk punt.

De prestaties van Polen met betrekking tot het vrije verkeer van diensten en kapitaal zijn goed. Er zijn grote vorderingen gemaakt op het gebied van de wetgeving bij overheidsopdrachten en enkele vorderingen op het gebied van het vrije verkeer van personen. Er moet ook nog hard gewerkt worden aan de bewaking van de oostgrens. Er zijn veel mensen en materieel nodig om dat op tijd af te krijgen.

Polen moet met spoed een computersysteem in orde brengen, omdat het anders niet in staat is landbouwsubsidies van de EU te verwerken. Ook zijn er dergelijke systemen nodig voor de uitwisseling van gegevens tussen Polen en de EU.

Tot nu toe zijn er nog geen maatregelen genomen ter versterking van de onafhankelijkheid van de nationale bank. Voor de toetreding is dit wel een wens van de Unie.

In de landbouwsector mist Polen een goede strategie. De hervormingen van beleid, wetgeving en structuren die nodig zijn in de landbouw- en visserijsector hebben nog niet plaats gevonden. Nog iets dus om voor 2004 in orde te brengen. De administratieve capaciteit in de visserijsector blijft zeer zwak en er zijn veel zwakke punten ontdekt in de landbouwsector, vooral in interne administratie- en controlesysteem, maar ook de grenscontrole blijft onvoldoende.

Volksgezondheid, arbeidsveiligheid en hygiëne blijven een bron van zorg. Op dit gebied moet nog veel gebeuren, met name om de arbeidsinspecties te verbeteren. Er is vooral veel ophef geweest over de hygiëne in de slachthuizen. Deze schijnt erbarmelijk te zijn.



Alleen Nederland stelt nog aanvullende eisen aan de uitbreiding van de Europese Unie. De overige lidstaten willen wel opheldering van de Europese Commissie over waarborgen dat de nieuwe lidstaten zich na hun toetreding in 2004 aan de Europese regels houden.

Nederland wil dat het langer dan twee jaar mogelijk blijft om vrijwaringmaatregelen te nemen. Zo kunnen bij voorbeeld producten uit Polen worden geweerd als daar de voedselveiligheid nog niet op orde is. Die maatregelen zouden moeten gelden voor alle EU-terreinen, en niet alleen op het gebied van het vrije goederenverkeer en justitie (grenscontroles tegen illegale immigratie).

De Europese ministers van Buitenlandse Zaken zijn het ook niet eens geworden over de financiering van de uitbreiding. Duitsland en andere nettobetalers, dat zijn lidstaten die meer geld aan de Unie afdragen dan ze terug krijgen, willen niet meer dan 21,4 miljard euro uittrekken voor steun aan de nieuwe lidstaten tussen 2004 en 2006. De Commissie stelt 25 miljard euro steun voor. De knopen op het gebied van de financiën moeten nu op de top van de Europese regeringsleiders in Brussel worden doorgehakt.

De lidstaten zijn verder nog steeds zeer verdeeld over de toekomst van de kostbare landbouwbeleid. Nu is het zo dat alle lidstaten in aanmerking komen voor ruime landbouwsubsidies, maar een aantal EU-landen is bang dat de landbouwsteun na uitbreiding van de Unie onbetaalbaar wordt.

Maar ook de Poolse boeren hebben twijfels over de toetreding van Polen.

De boeren zullen veel moderner moeten produceren dan ze gewend zijn. Het melken van koeien gebeurt nog op een ouderwetse manier. Om te kunnen voldoen aan de hoge EU-norm, zullen de Poolse boeren dure melkmachines moeten aanschaffen. Dat is geen kleinigheid als je maar een klein bedrijfje hebt.

Eenzelfde verhaal geldt voor de intensieve varkenshouderij. Veel Polen houden er een stel varkens op na. Maar ook daarvoor zullen zeer strenge regels gaan gelden. Als men in de rest van Europa ergens bang voor is, is het wel voor een nieuwe uitbraak van de besmettelijke varkenspest.

Volgens de laatste cijfers leeft ongeveer een kwart van de Poolse beroepsbevolking van de landbouw. Dat is zéér veel in vergelijking met de rest van Europa. Maar die boeren kunnen hun bedrijfjes niet missen. Werklozen of mensen met een klein pensioen hebben vaak een minibedrijfje. Ze leven zelf van de opbrengst en verkopen ook nog wat op de plaatselijke markt. Wat moeten die boertjes met de EU-normen?

Bovendien zijn er erg veel onervaren boeren in Polen. Toen in 1989 het communisme instortte, kregen de arbeiders van de staatsbedrijven vaak elk een stukje land in bezit. Ze zijn er sindsdien achtergekomen dat het werken op een staatsboerderij heel anders is dan het zelf runnen van een bedrijf. Veel van hen zullen in problemen raken.

Even ter samenvatting zijn hier de sterke en zwakke economische punten van Polen.



Sterke punten van de Poolse economie:

  • Aanhoudende economische groei.

  • Stijgende koopkracht van de bevolking.

  • Volwassen democratie.

  • Homogene markt van 38,5 miljoen mensen.



Zwakke punten van de Poolse economie:

  • Lage binnenlandse spaaractiviteit.

  • Onvoldoende concurrentiecapaciteit.

  • Te zwakke exportpositie.

  • Ontoereikende verkeersinfrastructuur.

  • Corruptie.



7. Conclusie.


Het doel van deze MCV-scriptie was het weergeven van alle bijkomstigheden bij de uitbreiding van de EU.

De EU is ontstaan na de Eerste en Tweede Wereldoorlog, om meer oorlogen te voorkomen.

Het doel van de EU is een samenwerking te creëren tussen alle lidstaten om zo een sterke politieke en economische eenheid te vormen.

Een uitbreiding van de EU is lang zo eenvoudig nog niet, de meeste kandidaat-landen liggen in Midden- en Oost-Europa en hebben grote achterstanden op zowel politiek als economisch gebied, ook gaat het veel geld kosten voor de EU. Maar ook heeft de uitbreiding veel voordelen, zoals sterke positie in de wereldmarkt, meer banen, meer consumenten en minder illegale immigratie. Voordat de kandidaat-landen mogen toetreden moet alle achterstanden weg gewerkt worden, en dan is er altijd nog één struikelblok: het landbouwbeleid, doordat veel van de toetredende landen een grote landbouwsector hebben en zij na de toetreding recht hebben op de voor die sector getroffen subsidies, zal het uiteindelijk onbetaalbaar worden. Daarom blijven de subsidies die nu van kracht zijn tot 2013 geldig.

De toetreding van Polen is in 1997 door de Commissie goedgekeurd, het tempo van verbeteren van verschillende instanties moet wel hoog blijven willen ze een goed werkende ambtenaarsapparaat en rechtssysteem hebben in 2004.

Nederland stelt als enige lidstaat nog aanvullende eisen aan de toetreding van Polen, Nederland wil een termijn van 2 jaar voor vrij verkeer van goederen, omdat de voedselveiligheid nog niet helemaal in orde is. Maar ook Poolse boeren zijn niet echt blij met de toetreding en de vernieuwingen die daar aan vast kleven.

Uit het voorgaande kan geconcludeerd worden dat de Europese integratie al ver gevorderd is. In de toekomst zullen er waarschijnlijk problemen komen door de omvang van de EU, maar daar wordt nu al rekening mee gehouden. De Europese integratie biedt veel voordelen op gebieden als economie, defensie en milieubeleid. Er valt te hopen dat de Europese integratie niet betekent dat er straks een Europees land is, maar dat het alleen bij samenwerking blijft en de individualiteit van de naties gewaarborgd blijft, maar dat wil de EU ook.



Ik hoop dat u het met plezier gelezen heeft, ik vond het een leuke maar moeilijke opdracht.

Maar ik ben blij met het resultaat, ik hoop u ook.

Bronvermelding.



  • www.europaportaal.nl

  • www.europa.eu.int

  • www.europarl.eu.int

  • www.nrc.nl

  • www.eu.nl

  • www.euro.nl






Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen