Boekverslag : Onbekend/anoniem - Mariken Van Nieumeghen
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 944 woorden. |
Geef bij elke personage aan of deze het goede en/of het kwade vertegenwoordigt. Mariken: Een knappe, jonge vrouw met zwart haar. Ze is niet echt een slecht persoon, maar gaat door omstandigheden toch een tijdje het slechte pad op. De tante vernedert en kwetst Mariken meteen als ze de deur opendoet, door haar een “duvel” te noemen, en onvriendelijk te vragen wat ze wel niet komt doen. Wat Mariken niet had verwacht, gebeurt toch: haar tante weigert haar onderdak, waardoor ze helemaal, lichamelijk en geestelijk, overstuur raakt. r. 105-108: Mariken: “He ontstelt van bloede werdt mijn geheel lichaem soudeynich, die smedige woorden, dit verwijt vileynich te hoorene ende te verdragen sonder schult!” Nu heeft Mariken geen slaapplaats en gaat ze bij een grote struik zitten huilen. Dan biedt ze zich herhaaldelijk aan de duivel aan en dit hoort de duivel. Deze zegt bij zichzelf: “Dit levert mij haar ziel op”. r. 157: “Dat woert werdt mi die siele weerdich!” Moenen (de duivel) biedt Mariken aan om haar alle zeven vrije kunsten (retorica, musica, logica, grammatica, geometrie, aritmetica en alchemie) en alle talen van de wereld te leren, waardoor ze een wereldrijke vrouw zou worden, als zij hem haar ziel geeft. Ook moet ze dan haar naam veranderen in Emmeken, omdat Mariken hem teveel doet denken aan Maria, een heilige. Daarnaast moet Mariken hem beloven nooit meer een kruisteken te maken. Zo sluit Mariken een verbond met Moenen, verandert ze haar naam in Emmeken en besluit ze om intiem met hem te gaan samenleven. Zo vertegenwoordigt Mariken (of nu Emmeken) nu het kwade. Dan gaan ze samen op weg naar ’s Hertogenbosch en daarna naar Antwerpen, waar ze een zondig leven lijden. Door hun toedoen wordt er elke dag wel iemand vermoord in de stad, wat Mariken weet en niet erg vind. Ze doet er zelfs hard aan mee. r. 573-5: Mariken: ”Ende alser wat schuylt, in die weere sijn, om int verwaerde te stellen hier ende daer. Ick doer noch hondert dootsteken int iaer,” Na zeven jaar in Antwerpen geleefd te hebben, krijgt Emmeken toch enige spijt van haar zondige leven en wil graag haar familie opzoeken. Moenen stemt toe. Ze komen op de dag van de Maria-processie aan in Nijmegen, waar Emmeken een wagenspel te zien krijgt, waarin wordt verteld dat god iedereen altijd vergeeft, hoe slecht deze zich ook gedragen heeft, als deze maar berouw toont. r. 970: Mariken: “Tspel van Masscheroen. Ic hoorde naer. Emmer in die woorden, die ic hoorde, creech ic sulcken achterdincken,” Emmeken krijgt berouw, komt tot inkeer en weet aan de duivel te ontkomen, waarna zij in een klooster gaat. Nu vertegenwoordigt Mariken weer het goede. De naam Emmeken vertegenwoordigt dus het kwade, en de naam Mariken het goede. De tante van Mariken: De tante van Mariken is een boze en achterdochtige vrouw, die duidelijk het kwade vertegenwoordigt. Meteen in het begin van het verhaal, wanneer Mariken bij haar tante aanklopt en om onderdak vraagt blijkt al dat dit ‘de slechte persoon’ uit het verhaal is. Ze vraagt er nog net niet bij waar Mariken het lef vandaan haalt om bij haar aan te kloppen. r. 64: Die Moeye: “Ke, willecome duvel, hoe staget in die helle?” Daarna laat de tante Mariken duidelijk weten dat zij in haar huis niet gewenst is. r.101: Die Moeye: “Onteeren blamelijck doedi al ons geslachte…Ick en mach u niet sien te mijnen goede.” r. 112: “Dus vertrect van hier, oft het sal u verdrieten.” Als de oom van Mariken bij ‘die moeye’ komt vragen waar Mariken is, vertelt ze hem een leugen. Ze vertelt hem dat Mariken die hele dag had zitten drinken, en dat ze haar daarom maar naar een herberg had gestuurd. Uit nijd om de vlucht van de oude hertog pleegt ze, even verder in het verhaal, zelfmoord. De oom van Mariken: Ghijsbrecht is een priester en een heel gelovig man. Hij houdt ontzettend veel van Mariken en is zeer begaan met haar lot. Wanneer Mariken na een tijdje niet thuis komt maakt hij zich dan ook erg ongerust. r. 401: “Na desen is heer Ghijsbrecht van sijnder susteren ghescheyden met droeven moede, om dat hij geen tijdinghe van Mariken zijn nichte en verhoorde.” Hij bidt vanaf die dag dan ook elke dag voor haar, en gaat jaarlijks naar Aken om het beeld van Maria (waarvan Mariken is afgeleid) te bezoeken en bij Maria te smeken of Mariken terug komt. Wanneer hij Mariken eindelijk heeft gevonden ligt zij als voor dood op de straat, wat Ghijsbrecht bijna zijn leven kost. Hij schrikt hier zo van dat hij krachteloos en week op de grond zakt, zo erg vindt hij het. r. 905-8: “Vercruypt mi, ic soudt wel betoghen. Die tranen schieten mi wten oghen, mijn aderen versterven, mijn coluer wert bleec, noyt en ghevoelde ic mi so weeck!” Wanneer Mariken weer opgeknapt is en hem vertelt over haar zonden, vergeeft hij het haar meteen en wil hij haar helpen. Ghijsbrecht vertegenwoordigt het goede, wat goed zichtbaar is. Moenen: Moenen is een duivel volgens het stereotypebeeld: ‘het kwaad als persoon gedacht, Satan’. Het vertegenwoordigt dan ook het kwade. In het begin van het verhaal probeert hij Mariken over te halen om hem haar ziel te geven in ruil voor de duivelse kunsten. r. 201: “Ick sal u consten leeren sonder ghelijcke” Zo weet hij van de goede Mariken een slechte Emmeken te maken. Als Emmeken hem dreigt te verlaten pikt hij dat niet en weigert hij naar haar genade te luisteren. Dan neemt hij haar mee hoog de lucht in, ver boven de mensen en werpt hij Emmeken naar beneden, in de hoop dat zij haar nek zal breken. r. 891-5: “Als Moenen die duvel Emmeken boven alle huisen hooghe ghedragen hadde, werp hijse van boven neder opter straten, haer also meenende den hals te breken” |
Andere boeken van deze auteur: |
Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen |