Boekverslag : Harry Mülish - De Aanslag
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 6090 woorden. |
Complete titelbeschrijving Harry Mülish De aanslag De Bezige Bij, Amsterdam 1999 Uiterlijke bescrijving Het boek telt 203 pagina’s, een proloog en vijf episode’s. De hoofdstukken zijn niet getiteld, alleen genummerd. Samenvatting Proloog: De Steenwijks wonen in een kleine villa waarvan er vier dicht bij elkaar aan een kade staan. In de meest links gelegen huis ‘Welgelegen’ woont de gepensioneerde procuratiehouder Beumer met zijn vrouw. Dan volgt ‘Buitenrust’, waar Anton woont, daarnaast in ‘Nooitgedacht’ wonen een stuurman op de grote vaart, Korteweg, en zijn dochter Karin, die verpleegster is. En in ‘Rustenburg’ woont het echtpaar Aarts, dat heel uitgezonderd leeft. De vier huizen liggen heel geïsoleerd, alleen aan de overkant van het water liggen wat boerderijen en huisjes. Anton speelt vaak op de braakliggende grond achter de huizen of kijkt naar de schepen die door het kanaal varen. Eerste episode: 1945 Het is avond. Vader, moeder, Peter en Anton Steenwijk zitten bij het licht van een carbidlantaarn kleumend bijeen in de enige kamer die nog af en toe verwarmd wordt. Moeder haalt een trui uit, de zeventienjarige Peter maakt huiswerk, vader en Anton lezen. Af en toe beginnen ze een gesprek dat niet wordt afgemaakt, over een artikel dat Anton leest of over de vertaling die Peter gemaakt heeft. Peter plaagt Anton met zijn naam (Anton Mussert). Voor ze naar bed gaan, beginnen ze een spelletje mens-erger-je-niet. Het is bijna acht uur, spertijd, en buiten is het stil. In die stilte vallen zes schoten. Peter gaat eerst kijken in de voorkamer en rent daarna naar buiten: er is iemand neergeschoten. Als Anton door het raam kijkt, ziet hij voor het huis van Korteweg een bewegingloze man liggen naast een fiets. Peter komt terug met de mededeling dat het Ploeg is. Fake Ploeg is hoofdinspecteur van politie en een berucht verrader. Zijn zoon, die ook Fake heet, zit bij Anton in de klas. Dan zien ze dat meneer Korteweg en Karin het lijk van Ploeg voor hun huis neerleggen. Peter vreest represailles en wil het lijk terugleggen of bij Beumer voor de deur deponeren. Het lukt moeder en Anton niet hem tegen te houden. Vader blijft gedurende de hele scène machteloos aan tafel zitten. Peter probeert het lijk alleen te verslepen, maar hij wordt gestoord door een gewapende patrouille. Met het pistool van Ploeg vlucht het huis van Korteweg in. Hij komt niet terug en ze durven hem niet te gaan zoeken. Vooral vader is verlamd van angst. De Duitsers rammen hun deur in. Dat de Steenwijks schuldig zijn staat meteen al voor hen vast, omdat vader in een boek van Spinoza, een jood, zat te lezen. Ze worden naar buiten gevoerd, waar Anton wordt gescheiden van zijn ouders. Hij moet wachten in een auto. Hij ziet hoe ze hun huis vernielen en het ten slotte met handgranaten en een vlammenwerper in brand steken. In een vrachtauto worden geboeide mensen aangevoerd. Even meent hij de schim van zijn moeder te zien. Korte tijd later hoort hij het ratelen van een mitrailleur. Anton wordt naar het politiebureau van Heemstede gebracht, dat tjokvol is. Een menselijke brigadier sluit hem op in een cel waarin al iemand zit. In de cel is het aardedonker. Hij merkt dus pas dat het een vrouw is, als die vraagt wat er gebeurd is. Hij begint te huilen en ze troost hem, maar overtuigt hem er ook van dat de Duitsers de schuld zijn van zijn ellende en niet het verzet. Anton vertelt haar dat hij het slachtoffer en diens zoon kent. Ze wil hem uitleggen dat het verzet die man wel moest doden, maar dan barst zij in snikken uit. Als hij op zijn beurt een troostend gebaar maakt, legt ze zijn hand tegen haar borst en tast daarna zijn gezicht af om hem te kunnen ‘zien’. Hij heeft het gevoel dat het een soort inwijding is. Ze vertellen elkaar over een angstige belevenis in het duister. Anton wordt in zijn verhaal gestoord door geluiden van mishandeling. Ze leidt zijn gedachten af door te vertellen over licht en liefde, waarover ze eens een gedicht heeft willen schrijven. Hij begrijpt haar niet, maar is trots dat ze zo tegen hem praat. Ze vertrouwt hem toe dat ze houdt van een getrouwde man die dat zelf niet weet. En zo komt het gesprek weer op Antons ouders en op Peter. Tenslotte valt hij in slaap. Na ruim een uur wordt hij uit de cel gesleurd door een SS’er, die woedend is dat ze hem bij die ‘terroriste’ hebben opgesloten. Anton blijkt bloed van haar op zijn gezicht te hebben. De officier komt dat ‘vervloekte communistenwijf’ halen om haar naar de Euterpestraat te brengen. Anton wordt op een motorfiets naar de Ortskommandantur gebracht, waar hij even meneer Korteweg ziet. De volgende morgen wordt hij gewekt door de vriendelijke Feldwebel. Hij krijgt te eten en heeft een gesprek met een even vriendelijke en bovendien Nederlands sprekende Ortskommandant. Deze omzeilt het antwoord op Antons vraag naar zijn vader en moeder. Feldwebel Schulz zal hem begeleiden naar zijn oom en tante Van Liempt in Amsterdam. Hij wordt in dikke legerkleren gepakt en mag meerijden in een klein konvooi vrachtwagens. Dit wordt kort voor Amsterdam beschoten door een spitfire. Er zijn slachtoffers, waaronder Schulz, die gruwelijk gewond raakt in een poging Anton te redden. In Amsterdam ontfermt een Duitse generaal zich over hem. De man is verbijsterd over de behandeling die Anton heeft ondervonden. Er zijn zelfs geen papieren, want die had de Feldwebel. Korte tijd later haalt oom Peter hem op. Anton voelt dat hij de dobbelsteen van het mensen-erger-je-niet-spel nog in zijn zak heeft. Tweede episode: 1952 Het eerste hoofdstuk is een terugblik naar mei 1945. Oom Peter hoort kort na de bevrijding in Haarlem dat Antons ouders op de rampavond in januari zijn doodgeschoten, tegelijk met negenentwintig gijzelaars; meneer Beumer heeft het gezien. In juni komt het bericht dat ook Peter die avond is doodgeschoten. Voor Anton komen beide mededelingen dan al als een ‘boodschap uit voorhistorische tijden’. Hij doorloopt het gymnasium en gaat medicijnen studeren. Over de oorlog leest hij nooit meer iets: ‘het gezin, waarvan hij deel had uitgemaakt, was onherroepelijk uitgeroeid, en aan die wetenschap had hij genoeg’. Pas in 1952 gaat hij voor het eerst weer naar Haarlem, als hij een uitnodiging krijgt voor een feestje van een medestudent. Het feestje wordt voor hem een teleurstelling, omdat een paar flauwe studenten kwetsende opmerkingen maken. Anton wordt hierdoor herinnerd aan hetgeen hij in de oorlog heeft meegemaakt. Hij gaat naar de kade. Als hij staat te mijmeren voor de lege plek waar zijn huis heeft gestaan, roept mevrouw Beumer hem binnen. Meneer Beumer is een demente, oude man geworden. Mevrouw Beumer vertelt dat er wel eens een onbekende man heeft staan kijken naar de plek waar ‘Buitenrust’ heeft gestaan. De Kortewegs zijn vlak na de bevrijding vertrokken, zonder iets te zeggen. Mevrouw Beumer kent de rol van de Kortewegs in het drama niet. Voordat ze er meer over kan vertellen, gaat Anton weg. Hij loopt langs het monument aan de overkant, opgericht voor de slachtoffers van de januariavond, waarvan hij het bestaan niet kende. Hij leest de namen van zijn ouders, maar niet die van Peter. Die hoorde bij het verzet, niet bij de gijzelaars. Dan gaat hij terug naar Amsterdam. Zijn oom zegt hem dat hij hem wel verteld heeft van het monument, maar dat Anton de onthulling niet wilde bijwonen. Anton herinnert zich dat niet meer en voor het eerst voelt hij iets van angst voor dat afgesloten verleden. Derde episode: 1956 Sinds zijn kandidaatsexamen in 1953 woont Anton in een appartement in het centrum van Amsterdam. Het verleden lijkt steeds verder weg, maar het blijft zijn reacties beïnvloeden. Na zijn doctoraal examen, tijdens zijn co-assistentschap, besluit hij zich in anesthesie te specialiseren, vooral omdat hij geboeid is door het verschijnsel narcose. Waar hij zo zijn eigen opvatingen over heeft. Hij woont vlak bij het hoofdkwartier van de communistische partij, waar na de inval van de Russen in Hongarije hevige rellen zijn. Een van de deelnemers daaraan is Fake Ploeg; hij herkent Anton. Waarom weet hij niet, maar hij nodigt Fake uit om mee te gaan naar zijn kamer. Fake, die precies op zijn vader lijkt, is naar Amsterdam gekomen om stenen te gooien. Op aandrang van Anton vertelt Fake over de tijd na de oorlog: zijn moeder in een kamp, hij in een internaat, verhuisd naar Den Helder, ambachtsschool in plaats van lyceum en armoe. Fake is opstandig. Het gesprek wordt steeds geladener, als blijkt dat Fake ook hetzelfde denkt als zijn vader met name over ‘diezelfde rotcommunisten... die hem hebben vermoord’. Die acht hij ook schuldig aan de dood van Antons ouders, want ze hadden kunnen weten wat de gevolgen zouden zijn van hun aanslag. Hij verdedigt zijn vader als iemand met vaste beginselen en als Anton cynisch vraagt of zijn vaders naam soms ook op het monument had moeten staan, barst hij in snikken uit. ‘Toen jouw huis in de fik ging, kregen wij het bericht dat onze vader dood was. Heb je daar wel eens aan gedacht? Ik wel aan wat jou is overkomen, maar jij ook aan mij?’ Radeloos gooit hij de spiegel in scherven en rent weg. Daarbij ontploft de kachel ook nog eens. Dit lijkt op de verschrikkelijke nacht in 1945 toen de Duitsers de ruiten kapot sloegen en het huis van Anton zijn ouders in brand staken.Even komt hij nog terug om te zeggen dat hij nooit vergeten is dat Anton de klas inkwam, toen hij daar zat in het uniform van de jeugdstorm. Anton herinnert zich dat de jonge Fake op een ochtend kort na dolle dinsdag in jeugdstormuniform in de klas zat. Een leraar hield iedereen tegen, omdat hij weigerde les te geven aan leerlingen in uniform. Anton kreeg medelijden met de jongen en ging de klas in, waarmee hij het verzet brak. Vierde episode: 1966 In 1959 doet Anton artsexamen en krijgt hij assistentschap in de anesthesie. Zijn eerste vrouw, Saskia de Graaff, ontmoet hij in 1960 in Londen. In 1961 trouwen ze. De vader van Saskia, die in de oorlog een hoge functie in het verzet heeft gehad, is net zo zwijgzaam over die periode als Anton. Begin juli 1966 bezoekt Anton, samen met Saskia en zijn vierjarige dochtertje Sandra, de begrafenis van een journalist die bevriend was met De Graaff. De begrafenis, in een dorp ten noorden van Amsterdam, wordt bezocht door mensen die elkaar kennen uit het verzet: een minister, een beroemde dominee, een dichter, een uitgever, de burgemeester van Amsterdam. Het lijkt wel een reünie, vooral na de begrafenis, als de bezoekers in een café samenkomen. Er ontstaat een heftige discussie over de rol van de Amerikanen in Vietnam, over communisme en anticommunisme, over het koninklijk huis. In een stilte vangt Anton de volgende zin op: ‘ik schoot eerst in zijn rug, en toen een keer in zijn schouder en in zijn buik, terwijl ik hem voorbij fietste.’ Het was Cor Takes die dit zei. Anton reageert in een reflex: ‘kwam er toen nog een vierde en een vijfde schot? En toen nog een zesde?’ Als Takes begrijpt wie hij is, neemt hij hem mee naar het stille kerkhof. Anton wil eigenlijk niet praten, om het gebeurde toch niet meer te herstellen is, maar Takes dwingt hem er min of meer toe. Hij dwingt hem ook te luisteren naar de gruweldaden van Ploeg. Anton constateert dat Takes de aanslag zit te rechtvaardigen, al legt hij de schuld voor de represailles duidelijk bij de Duitsers. Alsof hij wil aantonen dat niet alleen Anton geleden heeft onder de gevolgen van de aanslag, vertelt Takes dat zijn jongste broer een van de vermoorde gijzelaars was. Takes blijkt niets te weten van het gesleep met het lijk van Ploeg. Hij is verbluft en vindt het stom dat ze het lijk niet gewoon hebben binnengehaald en weggewerkt. De hele scène staat Anton steeds duidelijker voor de geest, maar hij weet geen verklaring voor het feit dat de Kortewegs het lijk voor hun deur hebben gelegd en niet voor die van Aarts. Hij wil bovendien het verleden later rusten, terwijl Takes juist alles wil weten. Daarom is hij ook regelmatig teruggegaan naar de kade. Hij bekent waarom deze ene aanslag hem zo dwars zit: als gevolg ervan is zijn vriendin geëxecuteerd. Anton beseft ineens dat zij de vrouw in de cel moet zijn, en ook dat hij haar eigenlijk altijd heeft gezocht. Op dit moment sterft ze voor hem, hij is hevig ontroerd. Hij kan niets over haar en het gesprek in de cel vertellen, alleen dat ze gewond was, toch is Takes ervan overtuigd dat zij het geweest is. Hij vertelt dat ze Truus Coster heet en dat Ploeg haar had geraakt toen hij haar schot beantwoorde. Drie weken voor de bevrijding is ze in de duinen geëxecuteerd. Ze worden door een bezorgde Saskia en een woedende mevrouw De Graaff van het kerkhof gehaald. Voor ze afscheid nemen, stopt Takes een briefje in Antons zak. Daarop staan Takes’ adres en telefoonnummer. Anton, Saskia en Sandra gaan met Saskia’s ouders ergens buiten eten. Anton is zwijgzaam tegenover Saskia en tegenover De Graaff, die zelf ook niet verder komt dan: ‘misschien is het wel een geluk voor je, wat er vanmiddag gebeurd is. We hebben het allemaal opgeschort, maar nu komen de problemen’. Later gaat Anton met Saskia en Sandra naar het strand. Hij is uit zijn evenwicht door de gebeurtenissen. Tijdens het zwemmen bevindt hij zich even in een soort bedreigend tussengebied en als hij op het strand in slaap valt, droomt hij van zijn oude huis. Hij verlangt ernaar de foto van Truus te zien die Takes heeft. Op dat moment herkent hij een foto van Saskia het beeld dat hij onbewust in zijn hoofd heeft van Truus: daarom heeft hij Saskia willen trouwen. Of heeft hij het beeld van Truus pas gevormd, nadat hij Saskia ontmoet heeft? Hij voelt dat hij met dit soort gedachten zijn huwelijk op het spel zet. Toch belt hij Takes. De volgende dag gaat hij naar Takes, die in een verslonsde omgeving woont. Anton ziet Truus’ foto. Ze lijkt niet op Saskia, alleen de blik in haar ogen in hetzelfde. Takes, die half dronken is, wil weten wat Truus die nacht gezegd heeft, maar Anton kan zich niets van het gesprek herinneren. Dan vertelt Takes over zijn verhouding met Truus: hij had zijn gezin in de steek gelaten voor haar, maar zij hield niet van hem. Hij vertelt over hun urenlange gesprekken over moraal, maar ook over de aanslag: zijn halfmislukte schoten, daarna twee schoten van Truus en het schot van Ploeg waarmee hij Truus verwondde. Takes heeft het pistool van Truus als een relikwie bewaard. Laatste episode: 1981 Anton is in 1967 gescheiden van Saskia en in 1968 hertrouwd met Liesbeth, die kunstgeschiedenis studeert. In 1969 wordt hun zoon Peter geboren. Saskia is ook hertrouwd, maar de verhouding tussen haar en Anton blijft goed. Hij verdient zoveel, dat hij zich vier huizen kan veroorloven. Zijn migraine wordt wat minder, maar tegen zijn veertigste wordt hij neerslachtig en hij krijgt nachtmerries. Tijdens een verblijf in Italië raakt hij in een crisis, die begint als zijn blik valt op een aansteker in de vorm van een dobbelsteen. Het lijkt op de onrust die hij voelde tijdens en na het strandbezoek in 1966, maar dit is veel ernstiger. Na een injectie kalmeert hij. De aanvallen herhalen zich, maar minder erg en ze blijven ten slotte weg. Het verleden lijkt steeds verder weg te schuiven, wanneer oude mensen die hij goed kent, sterven: zijn tante, zijn voormalige schoonouders. In 1978, als Sandra zestien is, gaat hij op haar verzoek met haar naar Haarlem. Op de plaats van zijn huis staat een bungalow, ook de ander huizen zijn veranderd en alle ruimte is volgebouwd. Nadat ze samen naar het monument hebben gekeken, vertelt Anton haar over het gesprek met Truus Coster. Als Sandra zegt dat het gebeurde toch de schuld is van Truus, komt iets van wat zij toen gezegd heeft weer bij hem boven: ‘iedereen heeft gedaan, wat hij heeft gedaan, en niet iets anders’ en ‘... hij denkt dat ik niet van hem houd...’ Hij beseft dat alle herinneringen toch nog in zijn geheugen zijn opgeslagen. Hij is ontroerd, maar beheerste zich. Sandra voelt kennelijk wat er in hem omgaat en stelt voor het graf van Truus te bezoeken op de erebegraafplaats in Bloemendaal. Ze koopt en roos, een paarse, omdat de rode uitverkocht zijn, en legt die op het graf. Cor Takes, die hij wil vertellen wat hij zich nu herinnert van het gesprek in de cel, is onvindbaar. Hij ziet hem nog één keer, in een televisieprogramma over het verzet. Op nog een manier wordt hij herinnerd aan het verleden: door de stad rijden steeds vaker bestelwagens met de letters FAKE PLOEG SANITAIR BV. Op 21 november 1981 krijgt Anton een ondraaglijke kiespijn. Zijn tandarts wil hem alleen behandelen als hij belooft mee te lopen in de grote demonstratie tegen de atoombewapening. Die tandarts is Gerrit-Jan van Lennep die hij in 1952 op het tuinfeest heeft ontmoet en die toen vond dat hij in Korea tegen de communisten moest gaan vechten!? Anton, die aanvankelijk heel huiverig staat tegenover de demonstratie, voelt zich op aangename wijze opgenomen in menigte. In het begin loopt zijn zoon Peter met hem mee, maar die gaat daarna zijn eigen gang. Later ontmoet hij Sandra, die in verwachting is, met haar vriend Bastiaan. Hun korte gesprek loopt op niets uit: ze irriteren elkaar. Dan botst hij op tegen Karin Korteweg, die hij aanvankelijk niet herkent. Even is hij radeloos, maar hij weet zich te beheersen. Na een lange aarzeling en op zijn aandringen begint ze te vertellen. Peter is bij hen naar binnen gevlucht, volkomen overstuur en heeft hen gedreigd. Haar vader liet dat zo: het zou hun onschuld bewijzen en Peters schuld. Peter wordt door de Duitsers neer-geschoten en Karin en haar vader worden naar de Ortskommandantur gebracht. Anton herinnert zich dat hij Korteweg daar heeft gezien. Zij heeft de Duitsers verteld dat Peter niets met de aanslag te maken had en ook dat zij en vader het lijk versleept hebben. Het interesseert hun niets. Met haar vader heeft ze nooit meer over ‘het gebeuren’ gepraat. Na de bevrijding zijn ze geëmigreerd naar Nieuw-Zeeland, ze denkt omdat haar vader bang was voor Antons wraak. Daar heeft hij in 1948 zelfmoord gepleegd. Anton ervaart die mededeling als een soort genoegdoening. Karin vertelt waarom haar vader Ploeg heeft versleept: hij was bang dat de Duitsers hun huis zouden vernielen en daarbij zijn hagedissen doden. Hij had niet voorzien dat ze als represaille bewoners zouden doden. Ten slotte wil Anton nog antwoord op een vraag: waarom hebben ze het lijk niet bij Aarts voor de deur gelegd? Karin wilde dat ook, maar haar vader wist dat daar drie joden ondergedoken zaten. Nu weet Anton dus alles en hij kan ook niet meer verdragen. Hij neemt haastig afscheid en laat Karin hulpeloos achter. Hij vindt snel zijn zelfbeheersing terug, als hij wordt opgenomen in de stroom demonstranten. Plotseling is Peter er ook weer, samen lopen ze verder. Titel- en ondertitelverklaring In 1945 vind er vioor het huis van de familie Steenwijk een aanslag plaats op een NSB’ er. Uit wraak vermoorden de Duitsers de ouders en de broer van Anton. Ook steken ze het huis in brand. Anton’ s hele leven wordt bepaald door deze aanslag. Er is geen ondertitel. Motto Het motto is: ‘Overal was het dag, maar hier was het nacht, neen, meer dan nacht.’ Dit is geschreven door C. Plinius Caelicius Secundus toen hij de uitbarsting van de Vesuvius aanschouwde. Net als de vulkaanuitbarsting bij Pompeï heeft de aanslag uit het boek langdurige gevolgen. Genre Het verhaal speelt maar kort in de Tweede Wereldoorlog en is dus geen oorlogsroman. Ik denk dat een ‘psychologische oorlogsroman’ het beste past. Thema Het eerste thema is de schuldvraag. Het waren de Duitsers die verantwoordelijk zijn voor de dood van de ouders van Anton. Zij waren immers degene die schoten, maar de verantwoordelijkheid wordt al snel verschoven naar Cor Takes (de man die Fake Ploeg neerschoot). Iemand is verantwoordelijk voor zijn eigen daden niet voor de reactie van anderen daarop. Of dit echt zo is weet ik niet, want het waren inderdaad de Duitsers die uiteindelijk Antons ouders vermoorden, maar had het verzet Fake niet ergens anders kunnen neerschieten..? Het tweede thema is de zoektocht. Of Anton nu wil of niet, steeds krijgt hij met de gevolgen van de oorlog te maken en hij komt steeds meer te weten over de personen die betrokken waren bij de aanslag op Fake Sr.. Aan de ene kant wil Anton niets meer met de oorlog te maken hebben, maar aan de andere kant lijkt hij de oorlog steeds weer op te zoeken. Bij de demonstratie in 1981is zijn zoektocht volbracht. Idee Het idee dat de schrijver ons duidelijk probeert te maken is dat er in de oorlog meerdere mensen verantwoordelijk zijn voor de dingen die gebeuren. Motieven Stenen: Hij ontmoette zijn vrouw bij de tentoonstelling Stone of scone en Fake Ploeg jr. gooit een steen door een spiegel. Ook is het monument op de kade een steen. Licht/ duisternis: Het licht en de duisternis kun je vergelijken met de liefde en de haat. In de cel waar Anton sprak met Truus was het donker, er was nergens licht. Het licht kun je vergelijk en met de liefde en het donker met de haat. Herinneringen: Anton wordt steeds herinnerd aan de aanslag doordat hij telkens stukjes tegenkomt die samen een grote puzzel vormen. (Anton houdt overigens heel erg van cryptogrammen.) Als hij die dingen van het verleden niet was tegengekomen, dan was de aanslag niet opgelost geweest. As: Het huis van de familie Steenwijk gaat in as op, ook ploft er as uit de kachel als die ontploft en de laatste zin van het verhaal luidt: ‘zijn schoenen sloffen en het is of zij wolkjes as opwerpen, ofschoon nergens as te zien is.’ Kruidnagel: In de eerste episode probeert zijn moeder haar kiespijn te onderdrukken met kruidnagel, in de laatste episode krijgt Anton het van zijn moeder. Dit motief verbindt de eerste en de laatste episode met elkaar. Dobbelsteen: Anton's hele leven wordt door het lot bepaald. Dit symbool voor het lot komt elke keer als er iets belangrijks gaat gebeuren voor, bijvoorbeeld vlak voor de aanslag als hij ze in zijn zak voelt en aan het begin van zijn aanval in Italië toen hij de aansteker zag. Vuur: Er is vuur als zijn huis in brand wordt gestoken, er is vuur als het Engelse vliegtuig het konvooi aanvalt waar Anton bij zat en er is vuur als zijn kachel het begeeft. Thematiek Een belangrijke kwestie in dit boek is de schuldvraag. Wie is nou eigenlijk schuldig aan de moord op de ouders en de broer van Anton? De verzetstrijders, de fascisten, meneer Korteweg, de joden bij de familie Aarts, de hagedissen van meneer Korteweg of het toeval? Dit komt in het verhaal meerdere keren aan de orde. Takes vindt dat de schuldige degene is die het ook echt gedaan hebben en niet door iemand anders. Hij heeft Ploeg vermoord, maar niet de ouders van Anton. Dat hebben de Duitsers gedaan. De Duitsers vinden dat de illegalen het hebben gedaan, want voor zij Ploeg vermoordden wisten zij dat er represailles zouden komen. Meneer Korteweg helpt het toeval een beetje door Ploeg bij Anton voor de deur te leggen om zijn hagedissen te sparen. Hij wil Ploeg niet voor de deur van de familie Aarts leggen omdat zij een paar Joden verbergen. Zo kan je dus de hagedissen aanwijzen als schuldige, maar ook de Joden. Aan het eind van het verhaal vraagt Anton zich dan ook verward af: 'was iedereen schuldig en onschuldig tegelijk?' Deze schuldvraag is een vraag die niet beantwoord kan worden. Anton wordt ook herhaaldelijk vergeleken met de Grieken. Hij stond met zijn gezicht naar het verleden en met zijn rug naar de toekomst. In de inleiding kijkt Anton naar een man die met een stok zijn aak naar voren duwt, 'een man die naar achteren liep om iets naar voren te duwen, en tegelijk op dezelfde plaats bleef' Ook Anton loop -figuurlijk- naar achteren, het verleden in, om de gebeurtenissen naar voren te duwen. Ook het verschijnsel licht en duisternis is erg belangrijk. Na de aanslag verkeerd Anton voortdurend in de duisternis. Er is echter een lichtpuntje: de vingertoppen van het meisje in de cel. Naar dit licht, wat liefde betekent, is Anton zijn hele leven op zoek. Het motto komt uit een brief van Plinius aan de geschiedschrijver Tacitus over de uitbarsting van de Vesuvius. Het beeld van de aswolk komt enkele malen terug in het verhaal. Oojk staat er: 'de rest is naspel. De aswolk uit de vulkaan stijgt naar de stratosfeer, draait om de aarde en regent nog jaren later op alle continenten neer.' Andere voorbeelden zijn het gesprek met Fake Ploeg en Cor Takes, waarbij het verleden opgehaald wordt en de kachel ontploft, die roet door de kamer verspreid, een asbak die begint te smeulen en rook door de kamer verspreid. Tijdens Antons crisis stortte een grauwe berg zich als een vloedgolf over hem heen en de laatste zin van het boek zegt;'[…]zijn schoenen sloffen en het is of zij wolkjes as opwerpen, ofschoon nergens as te zien is'. Dit beeld van de vulkaan en de as die jaren later nog neer valt vormt de boodschap uit deze roman: dat een begin nooit verdwijnt, zelfs niet met het einde. Volgorde van de gebeurtenissen Er is aan het begin van iedere episode een korte terugblik van wat ertussen de episodes gebeurd is. Er zitten grote sprongen in het boek (tussen de episodes), maar het is verder in chronologische volgorde verteld. Samenhang Alles wat in het boek gebeurd hangt met elkaar samen, want het leidt tot het eindelijke doel: de vragen van Anton worden beantwoord. Verhaallijn Het hele verhaal is opgebouwd rond een verhaallijn: namelijk de aanslag op Fake Ploeg en de gevolgen daarvan. Spanning Het boek bevat veel spanning, omdat het tot het laatst niet duidelijk is wat er met Anton gaat gebeuren. Ook is het heel lang niet duidelijk waarom het lichaam van Fake juist voor Antons huis is neergelegd. Het boek is ook spannend omdat van sommige personages onduidelijk is wie ze zijn (Truus Coster en Cor Takes). Je hebt wel een vermoeden wie het zijn, maar het wordt niet bevestigd. Anton weet pas aan het eind van het verhaal wat er precies met Peter is gebeurd. Begin en einde van een verhaal. Het boek begint bij de aanslag op Fake Ploeg. Dit is waar het verhaal begint. Het is een gesloten einde, want Anton heeft antwoord op zijn vragen. Waarom werd het lijk voor hun huis neergelegd en wat is er precies met Peter gebeurd. Personages Anton Steenwijk: in dit verhaal komt eigenlijk maar hoofdpersoon voor: Anton Steenwijk. Aan het begin van het boek is Anton twaalf jaar. Na de oorlog gaat hij bij zijn oom en tante in Amsterdam wonen en hij volgt daar de studie, waar hij voor slaagt. Hij houdt zich, soms onbewust, nog erg bezig met de oorlog. Anton denkt het meeste aan de vrouw in de cel, ze heeft zelfs zo’n indruk op hem gemaakt dat ze later de keuze van Anton voor zijn vrouw beïnvloedt (hij weet het zelf nie helemaal zeker, dus het blijft onduidelijk). Hij desinteresseert zich voor politiek en geschiedenis. Hij heeft geen vijanden omdat hij zelf tegen niemand agressief of haatdragend doet, maar vrienden heeft hij ook niet echt. Iedere keer als Anton in aanraking komt met iemand die iets met de aanslag te maken heeft, krijgt hij het erg moeilijk. Het lucht hem op dat hij steeds beter weet wat er die avond gebeurde, waardoor hij zijn verdriet beter kan verwerken. Anton neemt het de mensen die schuld hebben aan de aanslag niet kwalijk, hij voelt zich zelfs schuldig dat hij eerst alleen aan zijn eigen verdriet dacht en niet aan dat van Fake Ploeg. Anton kan steeds beter met zijn verdriet over de aanslag omgaan, maar als hij op het eind van het boek het verhaal van Karin Korteweg hoort, kan hij het allemaal even niet meer aan. Hij ontwikkeld zich dus. Peter: de broer van Anton. Op de avond van de aanslag wilde hij het lijk dat de buren voor hun huis hadden weggelegd, weer terugleggen, maar werd daarbij betrapt en vermoord. Hij was bang, maar dacht nog steeds helder. Hij was dus moedig. Saskia: de eerste vrouw van Anton. Anton denkt dat ze lijkt op de vrouw die bij hem in de cel zat de nacht na de aanslag. Sandra: de dochter van Anton uit zijn eerste huwelijk. Ze loopt mee in demonstraties en heeft een kraker als vriend. Liesbeth: Anton’s tweede vrouw. Peter: Antons tweede zoon. Waarschijnlijk heet hij Peter als eerbetoon aan zijn broer. Truus Coster: de vrouw die de nacht van de aanslag bij Anton in de cel heeft gezeten. Hij heeft aan haar gezicht gevoeld, maar het nooit gezien en ondanks dat hij het nooit heeft gezien, herkent hij haar op de foto bij Cor Takes. Zij is de vrouw die zoveel invloed heeft gehad op het leven van Anton en dan vooral in de keuze van een vrouw. Ze blijkt degene te zijn die Fake Ploeg vermoord heeft. Cor Takes: Anton ontmoet hem op de begrafenis ontmoet en raakt toevallig met hem aan de praat omdat Anton zijn gesprek over de aanslag opvangt. Hij vertelt Anton dat hij degene was die samen met Truus Coster de aanslag op Fake Ploeg heeft gepleegd, weer een stukje van de puzzel dus. Hij ziet bij hem ook de foto van Truus Coster en herkent haar onmiddellijk, hier ontdekt Anton dat zij sprekend op zijn vrouw lijkt. Fake Ploeg Sr.: een NSB-er die doodgeschoten voor Anton’s oude huis lag. Hij is vermoord omdat hij voor de Duitsers werkte en nog veel mensen zou vermoorden als hij zou blijven leven. Fake Ploeg Jr.: de zoon van Fake Ploeg. Hij beschermt zijn vader steeds en daardoor ziet Anton in dat niet alleen hij het slachtoffer is, Fake is ook zijn vader verloren. Anton zegt wel tegen Fake dat hij ook van zijn vader kan houden zonder zijn daden goed te praten en hem te beschermen. Fake heeft een lage opleiding gevolgd, maar heeft een eigen bedrijfje opgezet. Karin Korteweg: het oude buurmeisje van Anton. Zij heeft samen met haar vader het lijk bij Anton voor de deur gelegd. Ze zegt dat ze dat gedaan hebben omdat haar vader niet wilde dat zijn hagedissen vermoord zouden worden en bij de andere buren zaten joden ondergedoken. Tijd Het verhaal begint in januari 1945 en eindigt in november 1981. Het verhaal duurt 36 jaar en 11 maanden. De verteltijd is korter dan de verhaaltijd. Er is namelijk in 200 bladzijdes bijna 37 jaar verstreken. Dit wordt bereikt door middel van episodes met daarbij het jaartal. Het verhaal wordt scenisch verteld. Dit zorgt ervoor dat je heel erg betrokken wordt. Omdat ertussen de episoden flinke sprongen in de tijd worden gemaakt, wordt elk eerste hoofdstuk gebruikt om kort te beschrijven wat er in de tussentijd is gebeurd. Het geheel is dus chronologisch, maar ook fragmentarisch. De verteller weet wel (bijvoorbeeld bladzijde 60) wat er met Anton gaat gebeuren. Perspectief en vertelsituatie Er is een auctoriële vertelsituatie, die het verhaal over Anton vertelt. Vooral in de proloog en op de laatste bladzijde van de roman zien we hem duidelijk aan het woord. Hij maakt algemene opmerkingen, bijvoorbeeld over de namen Anton en Adolf. Hij geeft af en toe uitleg, zoals over het liedje dat Anton zong. De verteller weet wat er later gebeurde, o.a. op blz. 60, als Anton van de Duitsers brood met beleg krijgt. Hij maakt af en toe opmerkingen tussen haakjes, bijvoorbeeld op blz. 70. De verteller weet meer dan Anton zelf. Vooral bij de eerste episode is dat belangrijk omdat de 12-jarige Anton nog te jong is om alles te begrijpen. We zien later, vooral bij de gesprekken tussen Anton en Takes, dat Anton veel uit 1945 vergeten is, voornamelijk het gesprek met de vrouw in de cel. Ruimte De aanslag, de belangrijkste gebeurtenis uit de roman, wordt gepleegd in Haarlem. De kade in Haarlem, waaraan Anton woonde, wordt in de proloog uitvoerig beschreven. In 1952 gaat Anton voor het eerst na de aanslag terug naar Haarlem. Anton voelt overeenkomst tussen hemzelf en de stad: "Wat hij zag, was geen stad als zoveel andere op aarde: zij verschilde er van zoals hij van andere mensen". Anton wil nooit meer terug naar Haarlem, niet meer herinnerd worden aan de aanslag. Later gaat hij er echter nog een keer met Sandra naar toe. Na de aanslag woonde Anton bij zijn oom en tante aan de Apollolaan in Amsterdam. Apollo is de god van het licht. Dit staat in tegenstelling tot de duistere gebeurtenis in Haarlem. Toen Anton in 1953 op kamers ging wonen, "verdween dat Haarlem van januari 1945 nog ver achter de horizon". In 1969 kocht Anton een huis in Toscane, waar hij de vakanties doorbracht. Hij kwam er erg graag. Hij wilde zich er later zelfs permanent vestigen. Hij genoot vaak van het uitzicht op het landschap dat in ieder geval ver verwijderd was van Haarlem, 1945. Toch maakt Anton juist in Toscane een crisis door. Daarna hadden het huis en het uitzicht hun volmaaktheid verloren, "zoals een mooi gezicht ontsierd wordt door een litteken". De donkere cel, waar Anton praatte met het meisje, was heel belangrijk voor hem. Het symboliseert de duisternis en het isolement waarin Anton na de aanslag verkeerde. In die donkere cel was één lichtpuntje, de vingertoppen van het meisje over Antons gezicht. Naar dat licht is Anton zijn hele leven op zoek. Verder verdient het huis van Takes vermelding. Het souterrain leek op een ondergronds hoofdkwartier. Taalgebruik en stijl Het taalgebruik is vrij makkelijk, dit komt doordat er geen moeilijke woorden inzitten. Het boek bevat geen lange, moeilijk te begrijpen zinnen en er zijn weinig dialogen. Je leest het boek makkelijk en snel uit. Er zit weinig tot geen humor in het verhaal, maar dat is logisch bij een zo’n verhaal. informatie over de auteur Harry Kurt Viktor Mulisch wordt op 29 juli 1927 geboren in Haarlem. Zijn vader komt uit Oostenrijk-Hongarije (nu Tsjechië) en zijn moeder komt uit Antwerpen. Zijn grootvader van moederszijde was bankdirecteur geworden en zijn vader kon daar een betrekking krijgen. Thuis wordt Duits gesproken maar Harry krijgt een Nederlandse opvoeding. Zijn ouders scheiden in 1939, Harry blijft bij zijn vader en de huishoudster Frieda wonen. Dankzij de nieuwe betrekking van zijn vader blijven Harry en zijn moeder tijdens de oorlog uit de handen van de Duitsers. Zijn moeder emigreert naar Amerika en zijn vader wordt na de oorlog gearresteerd, waarna hij drie jaar in een kamp verblijft. Hij overlijdt in 1957. Mulisch gaat in 1958 in Amsterdam wonen. Hij trouwt in 1971 en krijgt twee dochters, Anna en Frieda. Op de middelbare school raakte hij in de ban van de wetenschap. In 1944 ging hij van school en legde zich voornamelijk toe op lezen en schrijven. Drie jaar later werd zijn eerste verhaal gepubliceerd in een tijdschrift. In 1951 won hij de Reina Prinsen Geerlingprijs met zijn debuutroman Archibald strohalm, die een jaar later werd gepubliceerd. Met de roman Het stenen bruidsbed (1959) wisselde hij de verbeelding in voor realiteit en engagement. Hij schreef in de jaren ’60 voornamelijk non-fictie, zoals zijn verslag van het Eichmann-proces, De zaak 40/61 (1962). Na 1970 keerde de mythe weer terug in het werk van Mulisch, maar hij zorgde er nu wel voor dat zijn personages van vlees en bloed zijn. Met de romans Twee vrouwen (1975), De aanslag (1982) en Hoogste tijd (1985) bereikte hij een groot lezerspubliek. Deze boeken werden met wisselend succes verfilmd; Fons Rademakers won met De aanslag een Oscar voor de beste niet-Engelstalige film. In 1978 nam Mulisch de prestigieuze P.C. Hooftprijs in ontvangst en in 1995 volgde de Prijs der Nederlandse Letteren. In 1992 verscheen de allesomvattende roman De ontdekking van de hemel, waarin hij verscheidene personages en thema’s liet samenkomen. De roman vormde de kroon op zijn oeuvre, maar hield geen einde van schrijverschap in. In 1998 verscheen de roman De procedure. |
Andere boeken van deze auteur: |
Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen |