Boekverslag : Boudewijn Buch - De Kleine Blonde Dood
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 1523 woorden.

Titel

De kleine blonde dood



Auteur

Boudewijn Büch



Jaar van uitgave

1985



Thema

In dit boek staan drie thema’s centraal: de homoseksualiteit van de hoofdpersoon, het oorlogstrauma van de vader, de dood van de ‘kleine blonde’.



Vertelsituatie

Aan het begin van het boek wordt opgemerkt dat iedere gelijkenis van de figuren in het boek met bestaande personen moet worden beschouwd als een gelukkig of ongelukkig toeval. Je mag daarom ook niet concluderen dat de ‘ik-figuur’ dezelfde is als de auteur van het boek, omdat hij dingen verandert of juist weglaat. Hierdoor kun je niet spreken van een ‘autobiografie’, hoewel het meeste ontleend is aan Boudewijn’s eigen leven. Het boek is opgebouwd uit 19 hoofdstukken, waarin twee verhalen door elkaar lopen. Het eerste verhaal gaat over de vader van Boudewijn, die aan het eind zelfmoord pleegt. Het tweede verhaal handelt over Micky, de zoon van Boudewijn en Mieke.



Titelverklaring

Tijdens de zoveelste periode van dronkenschap van Mieke, probeert Boudewijn haar te overtuigen van de risico’s van haar drankprobleem: “ Als je zo doorgaat heb je straks niet alleen geen man, maar ook geen zoon meer!”. “Soms schrik ik ‘s nachts wakker van het idee dat je een auto-ongeluk krijgt. Dan is die kleine blonde dood !” Mieke lalde: “ Da’s een mooie titel voor een boek.” En zo is de angst om wat dat kleine blonde kereltje zou kunnen overkomen een titel geworden.



Inhoud

(eerste verhaal )

In het eerste hoofdstuk gaat Boudewijn, die met zijn ouders in Wassenaar woont, op schoolreisje naar een speeltuin ergens in Nijmegen. De leerlingen mogen ook een paar stappen op Duitse bodem zetten. Boudewijn mag van zijn vader echter beslist niet in Duitsland komen. Als hij voor zijn vader een vlinder ( ‘n ‘landkaartje’ ) wil vangen, komt hij in ‘verboden’ gebied. Twee grenswachten houden hem aan en brengen hem naar de bus. Als zijn vader het verhaal hoort, wordt hij woedend en trapt de vlinder kapot (‘k wil geen Duitse vlinders’). - Vader is van Joodse afkomst en is vóór de Tweede Wereldoorlog uit Duitsland naar Nederland gevlucht. Tijdens de oorlog heeft hij een heldenrol vervult, waarvoor hij onderscheidingen heeft gekregen. Wat hij precies gedaan heeft wordt niet duidelijk. Na de oorlog is hij zich erg vreemd gaan gedragen. Zijn gedrag vertoont een sterk gespleten karakter: aan de ene kant is hij op een overdreven manier anti-Duits, aan de andere kant heeft hij een grote voorkeur voor hard en militaristisch optreden. Hij vereert Koningin Juliana, maar op prinsjesdag valt hij schreeuwend de gouden koets aan. De politie houdt hem een tijdje vast.



De moeder van Boudewijn is van Italiaanse afkomst. Als haar man in woede uitbarst, de kinderen slaat en het huisraad stukgooit, tracht ze hem te kalmeren en ruimt de rommel weer op. Haar pogingen nog wat gezelligheid en warmte in huis te brengen, mislukken meestal door het onvoorspelbare eigenzinnige gedrag van haar man. De houding van Boudewijn ten opzichte van zijn vader is tweeslachtig; hij heeft bewondering voor zijn vaders stoere optreden, maar begrijpt niets van zijn gewelddadigheden. Het gaat soms vreemd toe in huis. Moeder wil niet dat er televisie in huis komt. Ze is bang dat haar man naar series over de oorlog zal gaan kijken en daar kan hij niet tegen. Af en toe gaat vader op reis en zegt dan niet waar hij naar toe gaat. Als hij terugkeert van een reis naar Mexico, merkt hij dat er iemand in zijn geheime kastje is geweest. Een broertje van Boudewijn heeft de gruwelijke foto’s gezien van mensen in concentratiekampen. Vader barst in woede uit, mishandelt zijn zoontje en vernielt het porselein. Zijn optreden als hoofd of onderhoofd van de reservepolitie is ook erg tweeslachtig. Zijn verscheurdheid blijkt uit z’n zeer strenge optreden tegenover Duitse toeristen enerzijds en zijn fanatisme voor wat betreft het marcheren anderzijds. Als hij zich op prinsjesdag erg overdreven gedraagt, besteedt de plaatselijke pers daar aandacht aan. Hierin ziet hij aanleiding om zijn onderscheidingen aan de burgemeester terug te sturen. Ook in het legermuseum misdraagt hij zich; hij vernielt een pop en moet de schade vergoeden. Boudewijn krijgt door de problemen thuis zenuwtoevallen en wordt gedurende bijna een jaar naar een inrichting in Brabant gestuurd. Het is voor hem een afschuwelijke tijd; zijn beste vriendje ( pluche aapje ) wordt hem afgenomen, hij wordt voortdurend getreiterd, maar het meest vernederende van de inrichting is het leesverbod. Als hij weer thuiskomt, is hij erg ziek: buikvliesontsteking. Hij raakt in coma en ontwaakt pas een paar weken later. Van zijn vader krijgt hij de mooiste medaille, een speelgoed-buldozer en veel boeken. Omdat hij zelf niet kan lezen, leest zijn vader hem voor. Na een jaar mag hij het ziekenhuis verlaten. Als hij thuiskomt zingt De hele lagere school hem toe en krijgt hij een fiets. Tijdens een wandeling vertelt z’n vader, dat hij én z’n moeder katholiek zijn geworden - voor de kinderen -. Het geloof dat ze vóór de oorlog hadden was weliswaar beter, maar ze wilden voorkomen dat de kinderen ooit om hun joodse geloof vervolgd zouden worden. Als één van zijn zoons kikkers wil opblazen, wordt vader woedend. Hij leest z’n kinderen voor uit het boek ‘Wissenschaft ohne Menschlichkeit’ , een verslag van de medische experimenten die de nazi’s uitvoerden vooral op joden. Onkel Jobab, die de week daarna komt logeren, is één van de slachtoffers; hij is ‘gek in z’n hoofd’. Als z’n ouders al geruime tijd gescheiden zijn, krijgt Boudewijn een brief van z’n moeder met daarbij een kopie van een rouwkaart: z’n vader is gestorven. Ondanks alle narigheid die er is geweest, grijpt het overlijden van z’n vader Boudewijn erg aan. Twee weken na zijn vaders dood, ontvangt hij een brief die nog door z’n vader is geschreven; twintig met de hand geschreven vellen. Boudewijn typt de laatste twee regels over en verbrandt de brief. De brief wordt een obsessie (‘de grootste kwelling die mijn vader me ooit heeft aangedaan’). Later verneemt hij van de dokter dat z’n vader zelf een einde aan z’n leven heeft gemaakt. Voordat z’n vader stierf, heeft Boudewijn hém en z’n vijfde vrouw - de achttienjarige Deense Astrid Nisgren - nog een keer bezocht; hij wilde een maandelijkse toelage van zijn vader en vertelt hen dat een vrouw van hem in verwachting is - hoewel hij homoseksueel is. Ook biecht hij op dat hij hasj gebruikt en een agent heeft getrapt. Z’n vader trekt wit weg. Astrid wordt woedend en slaat hem. Als hij weggaat, krijgt hij vijfentwintig gulden mee.



(Tweede verhaal)

Dit gaat over Boudewijn, z’n vroegere lerares - die veertien jaar ouder is - en hun zoontje Micky. Boudewijn weigert met Mieke te trouwen, omdat hij homoseksueel is; haar zwangerschap was een ‘ongelukje’. + Vijf jaar blijven ze samen. Omdat Mieke aan de drank is, gaan ze uit elkaar en zorgt Boudewijn voor Micky. Hij houdt ontzettend veel van z’n kind en - ondanks het feit dat ze het lang niet altijd even makkelijk hebben - redden ze het samen best. Ze wonen met Fleurette en haar dochter samen in één huis. Kort nadat Fleurette en haar dochter zijn weggegaan, gaat Boudewijn voor enige tijd met vrienden naar Parijs. Micky logeert bij Gerda, de beste vriendin van Mieke. Boudewijn zegt Gerda nadrukkelijk dat ze Micky niet aan Mieke mee mag geven. Als hij uit Parijs terugkomt, blijkt Micky in het ziekenhuis te liggen; hij ligt in coma. Mieke had hem toch meegenomen en bij haar thuis is hij van de portiektrap gevallen. Boudewijn gaat eerst naar Mieke en daarna naar het ziekenhuis. De dokter vertelt hem dat de val een gevolg was van een gezwel in de hersenen dat plotseling is ‘geknapt’; Micky is klinisch dood. Boudewijn staat voor een moeilijke beslissing, maar besluit de dokter toch toestemming te geven de behandeling te staken. Hij blijft intens bedroeft achter (het leed kreeg dimensies waarover ik nooit heb kunnen schrijven’). Micky hield van The Rolling Stones; boven z’n bed hing een affiche van Mick Jagger. Z’n lichaam werd gecremeerd. Boudewijn heeft hier bewust voor gekozen; er mag geen spoor van Micky op de aarde blijven. Hiermee wil Boudewijn zichzelf straffen. Hij is de enige die bij de crematie aanwezig is. Het nummer ‘Out of Time’ van de Rolling Stones - één van de favoriete platen van Micky - wordt gedraaid. Zes jaar na de crematie bezoekt Boudewijn - voor de krant - een open dag van het crematorium. Nadat de reportage in de krant heeft gestaan, krijgt hij een boze brief van de directeur van het crematorium - hij schreef in het artikel wat hij had gezien: tanden en kiezen werden uit de mond van het lijk gehaald, voordat deze werd gecremeerd . De directeur was woedend dat dit nu in de publiciteit was gekomen -. Nu wordt Boudewijn overvallen door een groot verdriet. Micky’s micrografie mislukt. Als hij iemand hoort zeggen: ‘ rouw verjaart niet’, weet hij dat hij het verhaal kan schrijven.



In het laatste hoofdstuk vertelt Boudewijn enige herinneringen, ‘niet groter dan postzegels die ik koester’, herinneringen aan zijn vader én aan zijn zoontje. Opvallend zijn de parallellen, zoals bijvoorbeeld ‘het kapotje’ (condoom) op het strand.
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen