Boekverslag : Adriaan Van Dis - Dubbelliefde
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 6350 woorden.

I.Beschrijving







Technische gegevens



Auteur: Adriaan van Dis

Titel van het boek: Dubbelliefde

Plaatsnaam: Amsterdam

Jaar van verschijning: 1999

Druk: 1e druk

Aantal bladzijden: 363





Motivatie boekkeuze



Aan het begin van het schooljaar heb ik me voorgenomen om alleen nog maar boeken te lezen die minimaal drie punten waard zijn. Het vorige boek dat ik gelezen heb was maar twee punten waard, daarom moest ik deze keer minimaal een vierpunten boek lezen. Daarom ben ik alle boeken afgegaan die minimaal vier punten waard waren (en in de mediatheek te vinden waren) en dit was het eerste boek dat me wel leuk leek om te lezen. Op het eerste gezicht leek het wel een te dik boek om door te komen, maar ik vond uiteindenlijk dat het wel te doen was.





Korte weergave van de inhoud



Deel I: de ikpersoon in dit boek (er wordt geen naam genoemd, je weet alleen dat hij op school een keer de rol van Tony ui The West Side Story vertolkt heeft) is helemaal gek van toneel. Hij houdt ervan om steeds een ander personage weg te zetten. Wanneer de ikpersoon op een avond bij een vriend van hem komt, Jaap Schouten, stelt diens vader vast dat de ikpersoon homo is. Dit is in die tijd taboe, dus de ikpersoon gaat boeken lezen en vindt dan bepaalde adressen van kroegen voor homo’s. Als symbool van het homo-zijn koopt hij ook een gouden ketting. Hij wordt versierd door een zekere Piet en gaat bij hem thuis met hem naar bed. Als hij thuiskomt en bloedt, weten zijn zusjes wel hoe laat het is. Zijn moeders reactie is echter de kleren te wassen en te zeggen: “Toneelstuk voorbij!”

Deel II: de ikpersoon breekt niet door op de toneelschool en beseft dat hij iets anders moest gaan worden. Zijn goede vriend, Werner Trip, lijkt echter met alles meer succes te hebben. Het uiterlijk van Werner zit mee, in tegenstelling tot de ikpersoon die een beetje dik is. Werner draagt de mooiste kleren, de meisjes vallen op Werner en bij toneel krijgt Werner de rollen die de ikpersoon graag zou willen hebben. Werners thuissituatie is echter slecht; zijn vader betaalt niets voor hem en zijn moeder heeft niets. De ikpersoon en Werner krijgen het idee om Werners vader te vermoorden. Deze actie mislukt echter. De ikpersoon leest veel. Hij reist op en neer tussen Amsterdam (waar hij Nederlands studeert) en Halfstad. In de trein ontmoet hij een vroeger klasgenootje, Maud. Om aan geld te komen laat hij naaktfoto’s maken.

Deel III: De ikpersoon krijgt een kamer in Amsterdam naast een stel rumoerige Surinamers. Hij gaat vaak naar een Griekse kroeg en krijgt belangstelling voor de achtergrond van de Grieken. Hij gaat naar de hoeren. De ikpersoon wil een bijdrage leveren aan de bevrijding van Griekenland en sluit zich aan bij de actiegroep. Om de Griekse belangen in de aandacht te brengen besluiten ze een aanslag te gaan plegen. Hij krijgt contact met Maud en hij belooft haar de primeur van de aanslag te geven. In een brief vertelt hij haar dat hij wel zelfmoord zou willen plegen, al doet hij dat toch niet. Hij gaat als Nachtman de straat op en biedt zich aan als een hoer.

Deel IV: De ikpersoon sluit zich aan bij de Griekenlandgroep. De leider ervan, Lex, neemt hem apart en vraagt hem ‘s nachts een nepbom te willen gooien door de ruiten van Olympic Airways. Omdat de ikpersoon Werner een keer uit de bak geholpen had, helpt Werner hem bij de aanslag. De ikpersoon geeft Maud de primeur. Zij wordt echter ontslagen omdat de Telegraaf zich afvraagt hoe ze zo snel aan dit soort informatie komt. Werner en de ikpersoon trekken in, in het huis van Maud, als veiligheid voor de aanslag. Om aan geld te komen steelt de ikpersoon. Maud en de ikpersoon krijgen een relatie. Werner houdt zich afzijdig. De relatie benauwt de ikpersoon af en toe en dan vlucht hij als Nachtman het nachtleven van Amsterdam in. Maud en de ikpersoon groeien uit elkaar en stoppen er uiteindelijk mee. Zijn geld raakt op en hij wil graag een ander onderkomen dan bij Maud. Hij besluit cheques als vermist op te geven en ze door Werner te laten verzekeren. Spijt begint te knagen en hij geeft zichzelf aan bij de politie.

Deel V: In een kroeg ontmoet de ikpersoon een vrouw, Mireille, met wie hij naar huis gaat. Het lukt niet om met haar naar bed te gaan. Hij is ontdaan door de manier waarop ze met haar kinderen omgaat en door de drank niet meer in staat om iets klaar te spelen. Op straat ontmoet hij Mischa, wiens gezicht geheel getatoeëerd is. Hij komt even terecht in de wereld van de drugs. Alicia, een dame die hij een keer met Werner in een café (de Blauwe Ballon) ontmoet had, gaat met de ikpersoon om. Ze stelen wat af. Dan gaat hij naar Halfstad, omdat de moeder van de ikpersoon jarig is, alhoewel hij er helemaal geen zin in had om überhaupt te gaan. Hij moest er namelijk een rol spelen die hij niet wilde: de nette hetero. Terug in Amsterdam gaat hij weer de straat op en heeft contact met Maurits, een mannelijke hoer.

Werners vader is overleden. De ikpersoon heeft een openhartig gesprek met Werner. Het is nooit meer geworden dan een vriendschappelijke relatie tussen hen, en daar zijn ze nu blij om. De ikpersoon gaat weer schrijven, onder andere over zijn woede. Vanaf dat moment nam hij zich voor, gelukkig te worden.





Uitgewerkte persoonlijke reactie



Het onderwerp van Dubbelliefde is het uitvinden wat men wil in het leven wie men is. De ikpersoon gaat een periode door waarin hij dit onderzoekt bij zichzelf. Het gaat ook over hoe hij zich in het stadsleven gedraagt.

Ik had van tevoren de verwachting dat de hoofdpersoon op mannen en vrouwen zou vallen, wat dus ook uitgekomen is. Ik dacht dat hij zeker zou weten dat hij op beide geslachten zou vallen, maar dit blijkt in het boek niet zo te zijn. Ook blijkt dat hij op travestieten valt, wat ik zeker niet verwacht had. Het boek zou dus eigenlijk Drie-dubbelle-liefde moeten heten. Maar omdat ook een travestiet maar keuze heeft uit twee geslachten vind ik de naam toch wel goed.

Ik vind dat de schrijver op sommige momenten een beetje te goed heeft uitgelegd wat er allemaal gebeurde. De omschrijvingen van de plaats waar hij soms was bijvoorbeeld, is soms een beetje te goed voor te stellen. Vooral als het plaatsen zijn die niet al te hygiënisch zijn vind ik dat hij het te goed heeft uitgelegd.

Een van de belangrijkste gebeurtenissen vind ik de manier waarop de vader van de ikpersoon hem behandeld heeft. Zijn vader sloeg hem namelijk en liet hem allerlei stomme klusjes doen. Ik vind het soms wel een beetje verwarrend. Alles wat er met zijn vader gebeurde waren namelijk flashbacks. En soms was er midden in het verhaal opeens een flashback, waardoor je opeen een beetje de kluts kwijt was. Ik vind ook dat die gebeurtenissen niet goed beschreven waren. Ze zijn erg kort en je weet niet precies wat er gebeurt, omdat ze midden in de handeling begonnen.

Ik vind dat de gebeurtenissen zelf niet zo’n belangrijke rol speelden. De gevoelens van de ikpersoon werden namelijk veel beter uitgelegd in het boek. Ook staat meer dan het halve boek hiermee vol. Het gaat er in het boek namelijk om wat de ikpersoon wil voelen en hoe hij zich wil voelen met wie.

Ik vind het verhaal niet echt spannend, maar ik zat er wel voortdurend op te wachten wanneer de ikpersoon wat met Werner begint, wat uiteindelijk nooit gebeurt. Dat vind ik wel jammer, omdat het zo voor de hand ligt. Op een gegeven moment als Maud een relatie heeft met de ikpersoon, gaan ze samen met Werner uit eten. Het lijkt wel of tijdens dit etentje de ikpersoon voortdurend genegeerd wordt. Daarom besluit die naar de wc te gaan. Zonder dat de ikpersoon het weet is Werner hem gevolgd en zoent hem in de wc. Zonder er iets erover te zeggen gaat de ikpersoon weer terug naar het tafeltje waar Maud nu alleen aan zit. Werner komt terug en doet alsof er niets gebeurd is. Dit was alles wat er tussen die twee gebeurt is. Het lijkt ook alsof die zoen van Werner de ikpersoon ervan probeerde te overtuigen en hem te helpen herinneren dat de ikpersoon homo is. Het lijkt een soort van opstand van Werner tegen de hetero rol die de ikpersoon op dat moment speelt.

De hoofdpersoon is zeker geen held. Hij is vooral in strijd met zichzelf, in plaats van dat hij mensen redt. Maar je leert hem wel erg goed kennen, al is hij erg onvoorspelbaar. Ik vind het wel belangrijk dat het karakter van de hoofdpersoon duidelijk wordt beschreven, omdat het hele boek over zijn leven gaat. Als het alleen maar uit feiten zou bestaan, dan zou het echt een saai boek zijn, omdat je dan niet weet hoe de ikpersoon over dingen denkt die hij meemaakt of ziet gebeuren.

Ik keur het gedrag van de ikpersoon in sommige gevallen niet echt goed. Hij gedraagt zich soms alsof hij zichzelf niet is, wat niet helpt bij het bereiken van zijn doel om erachter te komen wie hij is. Maar hij zorgt er wel voor dat hij niet te ver met dingen gaat. Hij verplaatst zich in een rol waardoor hij iemand anders wordt.

Toen ik begon met lezen vond ik de opbouw wel erg verwarrend. Het begon namelijk met de dood van Werner’s vader. Toen ik bij het eerste hoofdstuk kwam werd er verder niets meer over gezegd. Pas later begreep ik dat het schuin gedrukte gedeelte in het begin in de tegenwoordige tijd speelde, en de rest van het boek was het verleden, dat toch in de tegenwoordige tijd verteld werd. Door deze verwarring zorgde de schrijver er wel voor dat ik meteen toen ik begon met lezen, geboeid was om de rest van het boek te lezen.

Er zitten niet veel flashbacks in het verhaal. Maar als ze er zijn, komen ze wel opeens. Het zijn ook niet zulke lange flashbacks. Meestal zijn ze maar twee of drie alinea’s lang en gaat het verhaal weer verder met hoe het was voordat de flashback begon. Ik vind het wel vervelend dat de schrijver het zo heeft gedaan, omdat je niet meteen begrijpt dat het een flashback is. Dan moet je het hele stuk nog een keer lezen, omdat je niet meteen begreep wat er nou precies gebeurde.

De enige vraag die bij me opkomt nadat ik het boek heb gelezen, is of Werner en de ikpersoon nou altijd vrienden blijven of dat ze een keer een relatie beginnen, afgezien dat Werner helemaal geen homo is. Tenminste, dat denkt de ikpersoon.

Er komen relatief gezien best veel moeilijke woorden voor in Dubbelliefde, waardoor ik soms best eens een woordenboek erbij moest pakken. Als ik het dan had opgezocht, snapte ik het woord nog steeds niet en ging ik maar weer verder met lezen. Ook zijn er stukken dialoog in. Tussen de dialogen door staat er soms een stukje tekst dat ook over het gesprek gaat maar dat hij vertelt aan de lezer, lijkt het (blz. 190 (zie ook Taalgebruik)). Hierdoor is het moeilijk te begrijpen of de ikpersoon het nou echt gezegd heeft, of dat hij het alleen maar denkt.

Uiteindelijk vind ik het wel een leuk boek, ondanks dat de dingen soms een beetje te goed worden uitgelegd. De gevoelens van de hoofdpersoon komen goed naar voren en de opbouw is niet echt meer ingewikkeld als je eenmaal de eerste twintig bladzijden hebt gehad. Het taalgebruik is soms wel een beetje moeilijk, maar in zinsverband zijn de woorden altijd wel te begrijpen.







II.Verdieping







Fabel en sujet



De fabel en sujet zijn vrijwel gelijk aan elkaar, alleen begint het boek in het heden, gaat dan terug naar het verleden en klimt vanaf dan omhoog naar het heden. Op het beginstuk na, zijn fabel en sujet gelijk aan elkaar. Het verhaal heeft af en toe vrij lange flashbacks. Het verhaal loopt dus niet op chronologische volgorde. Ook wordt het soms niet duidelijk of het stuk wat je net gelezen hebt tegenwoordig speelt of een flashback is.





Tijd



De volgorde van de gebeurtenissen is niet chronologisch, en er zitten veel flashbacks in het verhaal. Ook wordt het verhaal niet-continu verteld. Er zitten tussen de gebeurtenissen namelijk lange periodes waar niets over verteld wordt.

De belangrijkste flashback in het verhaal is denk ik wanneer de vader van de ikpersoon sterft. Al snap ik niet precies wat er allemaal gebeurt wanneer die stierf. Het lijkt net of de ikpersoon hem vermoord heeft, maar dit zal niet het geval zijn, denk ik. Hij is namelijk niet de juiste persoon om mensen te vermoorden. Het effect van deze gebeurtenis, is dat het verwarring schept. Je weet zelf namelijk dat je de ikpersoon niet in staat vindt iemand te vermoorden. Alleen doet het boek lijken dat dat wel zo is.

Het verhaal speelt zich af in de jaren zeventig. Hoofdstuk I begint met: “Op 29 april 1969...” Hierdoor wordt ook duidelijk dat wanneer de ikpersoon in zijn jeugd zat, het 1969 was, wat betekent dat de rest van het verhaal in de jaren zeventig speelt, en ook misschien nog de beginjaren tachtig. De kleding die de ikpersoon draagt stamt namelijk uit die tijd. Op bladzijde 31 zie je: “... een paar felgekleurde sokken, een polkadotdas en, nu de controle van school was weggevallen en de roem gloorde, met een kettinkje dat niemand mocht zien.” Ook de attitude van de mensen drijft je naar de jaren zeventig.

Het verhaal speelt zich eerst af in Halfstad, waar de ikpersoon geboren is en ook een deel van zijn leven woont met zijn ouders en zijn zussen. Hij ziet het als een beschaafd dorp waar iedereen elkaar kent en waar ook iedereen elkaar in de gaten houdt. Amsterdam trekt hem erg aan, omdat de grootte van de stad hem anonimiteit geeft. Verder is de ikpersoon te vinden in het huis van Maud (dat gelegen is vlakbij Artis), in de buurt van hoeren en in kroegen.

De vertelde tijd is niet geheel duidelijk, maar lijkt het hele leven van de ikpersoon te zijn, vanaf het moment dat hij in zijn jeugd zit tot aan het moment dat hij begint te kalen. De verteltijd is geheel anders, namelijk ongeveer vijf uur.











Personages



- Ikpersoon: Hij is een beetje dik, maar in het verloop van het boek slankt hij af. Toch blijft hij dikker dan Werner. Hij is best knap en kan ook goed praten. Hij dicht graag en draagt deze ook aan hemzelf voor. Hij is meestal erg onzeker, vooral als hij in de buurt van homo’s is. Hij noemt zichzelf ook wel Nachtman, wanneer hij ‘s nachts in Amsterdam op de versiertoer is. Hij draagt het liefst een ketting, goed verborgen onder zijn kleding, want hij schaamt zich er voor. Met de ketting voelt hij zich lekker en durft hij alles. Af en toe komt de ikvorm terug in hijvorm. Dit geeft het effect dat de eigenlijke ik ver weg staat van het personage dat hij op dat moment speelt. De ikpersoon wil zich onderscheiden van andere mensen. Hij speelt verschillende rollen zodat hij steeds weer anders is. De ikpersoon weet niet op wie hij precies valt; de ene keer slaapt hij met een man, de andere keer speelt hij de geliefde van een vrouw en weer een andere keer gaat zijn voorkeur uit naar een travestiet. De ikpersoon verwijt zijn vader voor zijn rotjeugd, en wil graag loskomen van hem. Dit lijkt echter steeds weer te mislukken, daar hij kleren van zijn vader heeft die herinneringen oproepen. Aan het eind van het boek weet de ikpersoon eindelijk wat hij wil: alleen maar gelukkig worden. Het wordt niet duidelijk of de ikpersoon dit doel bereikt.

- Werner: hij is heel anders dan de ikpersoon. Zin lichaam is slank en bij toneel krijgt Werner de betere rollen te pakken. Meisjes lopen achter Werner aan en zien de ikpersoon niet staan. Het lijkt alsof bij Werner alles altijd mee heeft gezeten. Dit is echter niet waar. Zijn vader verwaarloosde het gezin. Als vrienden helpen Werner en de ikpersoon elkaar aan een woonruimte, bij acties en bij het verwerken van vroegere en tegenwoordige problemen.

- Maud: Ze is journaliste bij de Telegraaf. Ze is een tijd lang de verhuurster van een woonruimte in Amsterdam voor de ikpersoon en Werner. Tijdens die periode heeft ze ook nog een relatie met de ikpersoon, al lijken ze hier beiden niet helemaal gelukkig in te zijn. Ook zit ze zelf vaak met problemen zoals te weinig geld om de huur te betalen (wat een van de redenen was dat Werner en de ikpersoon bij haar introkken) en ontslagen worden doordat ze een primeur had van aanslagen op een reisbureau.

- Vader: je leert hem kennen aan de hand van flashbacks. Hij behandelde zijn zoon heel anders dan zijn dochters. Hij sloeg hem en liet hem rotklusjes opknappen, terwijl een dochter van hem gewoon geld mee kreeg als ze er om vroeg en nooit wat hoefde te doen. De ikpersoon kon geen troost vinden bij zijn vader.

Ik kan me met geen van de personages identificeren. De ikpersoon is nogal verwarrend en onzeker over allerlei dingen, terwijl ik in zekere zin best zeker ben. Werner is een raar typetje en Maud is een vaag beschreven meisje. Allen wonen niet meer bij hun ouders in huis en kunnen maar amper rondkomen. Ik heb er geen idee van hoe ik het zou doen als ik op kamers woonde. Met de vader kan ik me al helemaal niet identificeren.





Opbouw



Het verhaal is opgebouwd in vijf hoofdstukken, en twee gedeelten die voor en na de hoofdstukken geschreven zijn en die op elkaar aansluiten. Het eerste stukje, waar geen hoofdstuk voor vermeld is, en wat trouwens ook geheel schuin gedrukt is, speelt zich af in de tegenwoordige tijd. Het is een belangrijke open plek. Je leest namelijk dat Werner’s vader heel ziek is. De ikpersoon vind het niet waard om treurig te zijn om die man en daarom wil je weten waarom hij niet bedroefd is. Hoe verder je in het boek komt, hoe meer je leert over de achtergrond van de ikpersoon en Werner. Dan begrijp je deze houding tegenover de dood van Werner’s vader pas.

Het verhaal heeft niet twee verhaallijnen, maar het is wel iets wat erop lijkt. Wanneer hij thuis is in Halfstad gedraagt hij zich namelijk heel anders dan wanneer hij op zijn kamer zit of uit is in Amsterdam. De rollen die hij hier speelt zijn dus echt heel anders.

Het verhaal begint post rem; het begint dus met de laatste gebeurtenis. Hierdoor lijkt het alsof de hoofdstukken I, II, III, IV en V flashbacks zijn. Maar die gebeurtenissen worden gewoon in de tegenwoordige tijd verteld. Helemaal op het einde is er een vervolg op het stuk dat geschreven is voor het eerste hoofdstuk. Ik zou het daardoor geen cyclische opbouw noemen, omdat het nog dezelfde gebeurtenis is.

Dubbelliefde heeft een gesloten einde. Hij wil gewoon zichzelf zijn en ophouden met het spelen van rollen. Je weet eindelijk wat de ikpersoon wil met zijn leven, wat hij al het hele boek probeert uit te vinden. Hij wil gelukkig worden. Dit is ook de laatste zin van het boek.

De functie van deze structuur is om men te laten zien dat niet iedereen meteen weet wat hij of zij wil gaan doen met zijn leven. Het is dus niet erg als het een lange periode van je leven duurt om uit te vinden wie je bent, en wat je wilt gaan doen. Al moet je ondertussen niet zitten te niksen.





Vertelsituatie



Het verhaal is in de ik-vertelsituatie geschreven. Wanneer de ikpersoon echter op stap gaat in Amsterdam of dingen doet die hij normaal gesproken niet zo snel zou doen (of een rol vertolkt die ver van hem af staat) wordt de personale vertelsituatie gebruikt. Bijvoorbeeld wanneer de ikpersoon zichzelf Nachtman noemt wordt deze vertelsituatie gebruikt.

Deze vertelsituatie is niet betrouwbaar als het gaat om hoe mensen om de ikpersoon heen zich gedragen of hoe ze zijn. Je ziet die mensen namelijk alleen door de ogen van de ikpersoon, waardoor je zijn mening over die mensen te weten komt. Het is dus moeilijk een eigen mening te vormen over die personen, omdat je maar een kant van hun karakter te weten komt. Met een alwetende verteller zou dit anders liggen.

Het effect van deze vertelsituatie, wat ook meteen de functie van de vertelsituatie is, is wel dat je de hoofdpersoon erg goed leert kennen. Je kunt je beter in het verhaal en vooral in zijn gevoelens kunt inleven. Je komt zijn visie op het leven en zijn mening over hoe je je leven zou moeten leven te weten.





Taalgebruik



Er komt een erg moeilijk taalgebruik in voor. Er komen veel moeilijke woorden in de tekst voor (blz.124) en soms ook nog buitenlandse talen, zoals Frans, Duits, Engels (blz. 26 en 30)

Bij het begin van elk hoofdstuk is er eerst een bladzijde wit, dan op de volgende bladzijde staat het nummer van het hoofdstuk. Als je dan de bladzijde omdraait staat daar een uitspraak of een geschrift van een beroemde schrijver of dichter in de taal waarin die origineel geschreven is (blz. 5, 16, 82, 144, 221 en 304).

Er zitten veel dialogen in het boek. Meestal ziet het er ook zo uit, met aanhalingstekens openen en sluiten. Maar tussen sommige dialogen door staat er soms een stukje tekst dat ook over het gesprek gaat maar dat hij vertelt aan de lezer, lijkt het (blz. 190).











Verwerkingsopdracht



Ik heb voor deze opdracht voor verwerkingsopdracht B: belangrijke passages gekozen. Een beschrijving van deze opdracht: deze opdracht is in ieder geval geschikt voor boeken waarover verder weinig informatie te vinden is. Je bespreekt een aantal belangrijke (essentiële, cruciale) passages uit het boek. Dit kunnen passages zijn die belangrijk zijn voor de handeling (de ‘plot’ van het verhaal), voor de ontwikkeling van een personage, voor de vermoedelijke bedoeling van de schrijver, voor een goed begrip (door de lezer), of passages die illustratief zijn voor de vorm en stijl van het werk.

Hoe kun je te werk gaan? Je kopieert de fragmenten die naar jouw idee belangrijk zijn. Bij ieder fragment noteer je wat nu het grote belang ervan is. Houd hierbij voor ogen dat je dat uitlegt aan iemand die het boek niet gelezen heeft. Je moet dus ingaan op zaken die niet in het fragment staan, maar er wel mee te maken hebben. De hoofdvraag die je nu bij iedere passage probeert te beantwoorden, is natuurlijk de volgende. Waarom is deze passage naar jouw idee nu zo essentieel binnen het gehele werk? Het is moeilijk om deze opdracht met een conclusie af te sluiten, maar je moet er na afloop wel op letten of het boek voldoende tot zijn recht gekomen is.



“De meisjes schuifelden naar de bank. Waarom veranderde iedereen van plaats? Ze moesten blijven dansen, maar gingen in een kluitje voor Maria staan. Dit hadden we toch uitentreuren gerepeteerd: Tony komt de danszaal binnen, Bernardo achter mij aan, de dansers wijken uiteen en Maria klapt haar spiegeltje dicht. Ik houd stil... zij kijkt op... ik trek mijn schouders naar achteren, loop door... een paar passen en het is alsof ik word teruggeroepen, haar ogen branden in mijn rug. We draaiden tegelijk naar elkaar toe en... Waarom gingen die sukkels niet opzij? De hemelse muziek kondigde zich al aan. Figuratie met drie liedjes en dan vergeten ze nog wat ze moeten doen! Had ze haar zakdoek al verloren? De zakdoek waarmee ze haar fijne neus en lippen had beroerd. Ik moest hem oprapen. ‘Je houdt me voor een ander,’ zou ik zeggen. En zij: ‘Je bent wie je bent.’ Onze ogen ontmoetten elkaar... Twee volgspots zouden ons in één kegel licht vangen. ‘Ik heb zulke koude handen,’ zei Maria. Ik zou ze in de mijne nemen, tegen mijn borst drukken, met heel mijn ziel naar haar kijken... tot Bernardo tussen ons in sprong en zijn zuster voor mijn neus wegsleurde. Ik rechtte mijn rug en liep door. Vol van Maria. Liefde op het eerste gezicht. Maar waar zat ze? Ik kon haar helemaal niet zien.

‘De zakdoek,’ siste een Jet. Ik ging op mijn tenen staan.

‘Ze moet plassen,’ zei een meisje achterin.

‘Je houdt me voor een ander,’ fluisterde de regisseur in de coulissen. Wat deed hij daar? Waarom zat hij niet beneden in de orkestbak? ‘Je houdt me voor een ander’ – dwingend en luider. Gegniffel op de eerste rijen. Ik draaide me om en botste tegen Bernardo. Mijn pochet viel op de grond, ik raapte hem op, en van schrik gaf ik hem aan mijn boze achtervolger. ‘Je houdt me voor een ander,’ zei hij. De zaal lachte. Sharks en Jets keken elkaar vertwijfeld aan, de meisjes knepen hun knieën samen. De regisseur gooide wanhopig zijn tekstboek op. Bernardo beet hikkend in zijn arm. Pas toen stampte Maria naar voren. De linten van haar strik kronkelden in de wind. Alleen de ventilator viel niet uit zijn rol.

‘Wie houdt wie voor en ander?’ brieste de regisseur na afloop van de première, ‘en dat wil toneelspeler worden. Je kunt niet eens improviseren!’

‘Ik zag haar niet staan.’

‘Jij ziet alleen jezelf staan.’ ”



In het hele begin van zijn leven, wil de ikpersoon acteur worden. Daarom besluit hij op school mee te doen aan de musical West Side Story. Maar het loopt allemaal anders dan hij had verwacht. Hij komt er voor de eerste keer achter dat de buitenwereld vindt dat hij niet kan acteren. Hijzelf vindt dat hij een prima acteur is, en dat hij zich juist goed in de rol kan inleven. Het belangrijke aan dit stuk is, dat dit de eerste keer is dat hij begint te twijfelen aan zichzelf. Hij weet niet meer wat hij moet doen met zijn leven, als hij niet geschikt is om te acteren.



“Ik weekte mijn tuinhanden in het lavet, de duurste zeep moest mij zachter maken. Ik waste met vol verwachting. Ik droogde me anders af – mijn lichaam zou opnieuw verkend worden...

De handdoek druipt tussen mijn billen en ik voel een warme adem in mijn nek. Vader doemt op uit de beslagen spiegel, hij ruikt naar paard en rost mijn af. Zo doen we dat in de tropen. Hard wrijven. Het bloed moet stromen, onder je vel zit een schoner vel, zonder jeuk en bulten.

‘Lekker?’

Ik huiver. De handdoek bijt. De handdoek bloedt. Vader zakt door zijn knieën, tot we even groot zijn en onze hoofden naast elkaar in de spiegel passen. Klik. Samen op de foto. We kijken strak voor ons uit. Onze ogen zien onze handen niet. Zijn vuisten gloeien. Ik knijp mijn pijn in de rand van de wasbak. Alleen de foto huilt...

Ik veegde de spiegel schoon en keek lang naar de nieuwe jongen die daar stond. Bevrijd van de harde hand. Het verleden was een vuile lap.”



De eerste en de laatste alinea spelen zich af in de tegenwoordige tijd. De alinea’s daartussenin zijn een flashback over de vader van de ikpersoon en hoe die hem mishandeld heeft. De lezer komt er op dit moment voor het eerst achter dat de ikpersoon vroeger mishandeld is door zijn vader.



“Toen ik de sleutel in de buitendeur stak, had ik geen idee wat voor smoes ik binnen moest verzinnen. Mijn moeder was al op en redderde in de keuken. Ik sloop naar de badkamer. ‘Waar kom jij vandaan?’ riep ze. ‘Ik heb je vannacht niet thuis horen komen.’ De badkamer was bezet. Saskia zat erin, ja, de meisjes waren er. We ontbeten zo. Maar wat zag ik eruit!

Ik hield mijn hand voor mijn hals. De zoen, ze mocht zijn tanden niet zien.

‘Je zit onder het bloed, je schoenen, het kleed, hè get, kijk toch uit. Saskia, doe open, geef de dweil aan. Hè, kijk nou toch uit, allemaal bloed op de vaste vloerbedekking.’

– ... –

Ze deed een stap naar achter, zette haar handen in haar zij en keek me met de grootst mogelijke minachting aan. ‘Ik zal het je moeder maar eens vertellen. Dan hoort ze een wat voor smerige zoon ze heeft. Ik weet het allang hoor en Ada ook. Iedereen weet het, behalve je onnozele moeder.’

‘Saskia, hou op,’ suste mijn moeder.

‘Hij is een flikker.’

‘Stil, Saskia!’

‘Je zoon is een vieze vuile gore flikker.’

Stilte. Alleen de dweil in moeders hand drupte. De haat tussen broer en zuster etste zich in. We lieten het zuur op ons inwerken. Voor altijd.

‘Het zou heel erg zijn als het waar was,’ zei mijn moeder. Daarna ruimde ze zwijgend de sporen op.

Saskia liep snikkend naar de logeerkamer. ‘Ik kom hier nog eens,’ zei Ada.

‘Uit dat broekje,’ zei mijn moeder. Ze bekeek het als een ervaren wasvrouw en gooide het met een licht schouderophalen in de vuilnisemmer. ‘Toneelstuk voorbij.’ ”



Iedereen om hem heen weet eerder dan de ikpersoon dat hij homo is. De zus van de ikpersoon zegt namelijk op blz. 79 dat ze het allang weet, terwijl hij er zelf pas op bladzijde 50 is achtergekomen. Hierdoor denkt de ikpersoon dat het aan hem te zien valt dat hij homo is. Toch weet hij zelf niet zeker, of hij homo-, hetero- of biseksueel is. Vanaf dit moment probeert hij het dus uit te vinden.

Zijn moeder wil er helemaal niets van weten. Ze weet het volgens mij ook, alleen wil ze er niet aan toe geven. Ze wonen namelijk al niet echt in een nette buurt, maar ze willen er wel bij horen. Ze wil dat hij normaal doet, wat onder normaal verstaan wordt, wordt niet helemaal duidelijk in het boek, net als de andere rijke mensen die in het Gooi wonen, al zijn ze zelf helemaal niet rijk. Het homo-zijn is dus niet te bespreken, en mag gewoon niet, van zijn moeder.



“De dwaalhand naast me gebaarde om stilte, maakte een vuist en zei: ‘Bevrijding.’ En toen een lange zin: Marcuse... individu... totalitarisme... eros, Marcuse... de suprematie van de monogame genitaliteit... de bevrijding van de seksualiteit, Marcuse... één-dimensionale mens... repressieve tolerantie... utopies anarchisme. Iedereen viel stil. Het ging over seks, maar er kwam geen drieletterwoord aan te pas. Maar Max Heymans mocht geloof ik toch. De hand ontspande – niemand had van hem terug – en toen wees hij naar mij: ‘Je moet jezelf zijn, heel gewoon jezelf.’ ”



Hier komt de ikpersoon weer in het gedrang. Hij wordt erop gewezen zichzelf te zijn. Het enige probleem hier was dat hij niet wist hoe hij zichzelf moest zijn. Hij wist niet wie hij was. Later in het boek, legt hij zich pas bij zijn onwetendheid neer.



“Er moesten nog heel wat brieven overheen gaan voor ik toestemming kreeg hem op te zoeken. Aam Werner lat het niet, hij antwoordde meteen, kort en korzelig: ‘Leef je nog? Ik ben heel erg ziek geweest.’ Ik schaamde me dat ik zo lang met schrijven had gewacht, belde herhaaldelijk naar de kazerne zonder te worden doorverbonden, en toen het eenmaal tot onder die legerpetten doordrong dat we elkaar wilden zien, kregen ze er plezier in ons nog langer uit elkaar te houden. Na veel zeuren kreeg ik tenslotte een kwartier.

Werner ontving in de ziekenboeg, alleen, rechtop in bed, met gemillimeterd haar, een boventand minder en een verband om zijn buik; hij zag nog wel een beetje bruin van de Griekse zon.

‘Wat is er gebeurd?’ vroeg ik.

‘Ik ben geopereerd.’ Zijn stem klonk zwak. Hij had een lepel ingeslikt, zei hij, het ding was er vorige week uitgehaald. Twee holle ogen keken me aan, maar ze fonkelden gelukkig en de spot zat nog als vanouds om zijn lippen. Werner speelde de gek.

‘Waarom een lepel?’

‘Een vork prikt te veel.’ Hij wilde kost wat het kost de dienst uit. Niks hielp verdomme. Thermometer in de thee, kilo’s asperges gegeten voor een stinkplas, ui onder de oksel, liters rum gedronken, zijn kop kaalgeschoren, lage rugpijn geveinsd... de legerarts trapte er niet in. Pa Trip had de MP voor het acteertalent van zijn zoon gewaarschuwd. Als vanaf de eerste dag hadden ze de pik op hem.

We waren blij elkaar terug te zien, maar vermeden de vraag waarom het zo lang had moeten duren; echt vertrouwelijk raakten we niet. ‘Ze houden me hier de hele dag in de gaten,’ zei Werner. Zodra hij ook maar een voetstap op de gang hoorde, begon hij glazig te giechelen. Speelde hij het spel niet te goed, te lang... was hij misschien echt in de war geraakt? Zijn ogen tastten de kamer af, tot ze gelukzalig bleven steken bij de stralenkrans van Griekse ansichtkaarten om zijn hoofdeinde. ‘Kon er geen kaart voor mij af?’ vroeg ik om hem tot de orde te roepen.

‘Ik was niet met vakantie.’

‘En toen je hier zat? Wel week in week uit adverteren – Werner zoekt een kamer – en mij niets laten weten.’

‘Dat deed ik om ze hier gek te maken: elke dag telefoon voor Trip.’ Werner perste speeksel door zijn ontbrekende voortand.

‘Doe normaal,’ zei ik, ‘ik hoor niet bij ze.’

Hij keek me ernstig aan, voor het eerst: ‘Ik dacht, ik ben er zo uit,’ zei hij somber.

‘En nu?’

Hij haalde zijn schouders op. Er was nog één uitweg. Hij had de studentendecaan gebeld en verteld dat hij homoseksueel was, maar dat hij zich te veel schaamde om dat aan de legerarts te vertellen. De decaan beloofde al zijn invloed aan te wenden.

‘Gebruik je daar de homoseksualiteit voor?’

‘Heeft het nog enig nut. Ik heb de psychiater opgebiecht dat ik me uit heimwee bedrink en al een jaar met jou samenwoon. Hij weet dat jij me vandaag bezoekt.’

‘Heb je mijn naam genoemd?’

‘Vanzelfsprekend.’ Werner keek me pesterig aan.

‘Dus nu sta ik bij de BVD voor eeuwig als flikker te boek?’

‘Rustig maar, de psychiater komt zo.’ Hij legde een troostende hand op mijn schouder. “Ik voel botten,’ zei hij.

‘Zeven kilo eraf,’ zei ik trots.

Er verscheen een witte jas in de deuropening. Werner keek me plotseling smachtend aan... wat verwachtte hij? Gespeelde hartstocht? Een afscheidszoen kon hij van me krijgen, vluchtig op de wang, waar de psychiater bij stond. Maar praten met die man? Ja, ik was me daar gek.

Een week of wat later werd onze zoen toch beloond: Werner mocht Nieuwersluis verlaten. ”



Uit dit stuk blijkt dat de homoseksualiteit van de ikpersoon ook nog goede gevolgen heeft gehad. De ikpersoon concludeert later in het boek dat homoseksualiteit helemaal niet het kwaad is, wat hem thuis wel geleerd is. Het hoeft niet per se slecht te zijn, want er zijn ook goede dingen uit voortgekomen. Door deze gebeurtenis is hij soms minder bang om voor zijn gevoelens, die overigens echt zijn en niet gespeeld in een rol, uit te komen.



“Paardman ligt op bed en hij speelt voor paard op de gang. Hij is allergisch voor echte paarden, maar als bezem tussen zijn benen kan hij ze de baas. De dokter heeft Paardman rust voorgeschreven, zijn hart is op. Het hele huis dient stil te zijn – alleen Paardmans hijgen jaagt tegen de ramen, adem die tot bloemen bevriest. De meisjes sluipen door de kamers, maar hij dendert door de gang: ridders galopperen. Hij heet beloofd te fluisteren, maar een reus nam bevel over zijn stem en telt hardop het ritme: een, twee, drie. Schreeuwen geeft hem lucht, stampen maakt hem groter. De rollen zijn omgedraaid: Paardman is te zwak om hem te vertrappen, eindelijk kan hij tonen hoe bijzonder hij is.

Moeder trekt hem uit de gang de kamer binnen: ‘Stil jij, we weten wel dat je er bent.’ Hoe kan hij Paardman nu verrassen? Hij wil een mooi toneelstuk voor hem opvoeren. Wie zal hij zijn, als hij geen ridder mag zijn? Zal hij een meisje voor hem spelen, een stil verleidelijk meisje? Daar houdt Paardman van: zie hoe de oudste zonder kloppen met een dienblad zijn kamer binnengaat, kop en schotel trillen van verwachting... ssst ssst... zij maakt nauwelijks geluid. En ze komt met een glimlach naar buiten. Hij wordt niet toegelaten. Hij is te druk voor Paardmans hart. ”



Met de naam Paardman wordt de vader van de ikpersoon bedoeld. Dit is zijn bijnaam. Uit dit stuk blijkt dat zijn vader de ikpersoon anders behandeld dan zijn dochters. Paardman wil de ikpersoon niet om hem heen hebben. De ikpersoon wordt dus genegeerd door zijn vader die op sterven ligt.





Uit eindelijk vind ik dat het boek goed tot zijn recht is gekomen. Er zijn veel belangrijke passages en de hoofdpersoon heeft een echt doel.







III. Evaluatie





Zoals altijd wanneer je begint met het lezen van een boel, moest ik er in het begin nog achter komen waar het boek precies over gaat, wie de hoofdpersonen zijn, enzovoorts. Maar de eerste dertien bladzijden van het boek gaan totaal ergens anders over dan wanneer je bij hoofdstuk I belandt. Dit is een beetje verwarrend, maar na een tijdje snap je wel wat er aan de hand was.

Elke keer zeg ik in de evaluatie dat ik nog veel moest opzoeken terwijl ik aan de verdiepingsopdracht aan het werken was. Dit keer hoefde ik niets meer op te zoeken, omdat ik het van tevoren allemaal al doorgekeken had. Het kostte in totaal minder tijd, denk ik. Ook vind ik dat de verdiepingsopdracht wel goed gelukt is, al is het minder dan vorige keer. Dit komt natuurlijk doordat er dit keer maar een verhaal was in het boek, in plaats van elf.

De verwerkingsopdracht kostte me in totaal meer tijd dat het schrijven van de rest van het boekverslag. Maar het is ook ongeveer de helft van de omvang van het hele boekverslag. Ik ben wel tevreden over alle dingen die ik gedaan heb dus.

Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen