Boekverslag : Hafid Bouazza - De Voeten Van Abdullah
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 1234 woorden.

BOUAZZA, HAFID 1996

De voeten van Abdullah

Epiek; verhalenbundel



INHOUD



De bundel bestaat uit 140 pagina’s en bevat 8 verhalen. In ‘Spookstad’ gaat een oude, met zweren bedekte blinde man die eens een rijke machtige heer was, ‘s nachts in gezelschap van zijn slaaf Sibawayh naar de dokter. De man denkt terug aan vroeger tijden en vlak voordat ze bij de dokter aankomen wordt de man neergeslagen. In ‘De voeten van Abdullah’ heeft de ik-persoon een broer, Abdullah, die niet meer is teruggekeerd uit de Heilige Oorlog. Als op een dag alleen de voeten van Abdullah terugkeren uit de oorlog zijn zijn ouders gelukkiger dan ooit. In ‘Liefde onder de olijfboom’ ontdekken 3 jongens, Khadroen, Moehand en Hafid seks. Na een paar ervaringen met Moehands zus besluiten ze met hun eerst verdiende loon naar de hoeren te gaan. Nadat ze hun geld aan Zalanboer gegeven hebben die het geld vervolgens uitgeeft aan drank besluit Khadroen een ezel te halen zodat de jongens vervolgens toch hun seksuele lusten kwijt kunnen. In ‘Satanseieren’ wordt een wet afgekondigd waarin staat dat er geen aubergines en komkommers meer verkocht mogen worden omdat vrouwen ze voor hun seksuele fantasieën gebruiken. Als Hafid, de hoofdpersoon, de groentezaak van zijn vader overneemt, vindt hij een kistje aubergines en komkommers. Hij maakt misbruik van de wet en laat vrouwen voor geld de komkommers en aubergines gebruiken. Als de gendarmerie hier achter komt moet Hafid naar de gevangenis en worden de vrouwen opgehangen. In ‘Vliegenheer’ horen de dorpsbewoners vreemde geluiden bij de put van een huis. Na verloop van tijd vinden steeds meer mensen op vreemde wijzes de dood, waaronder de imam en de linkervoet van Abdullah. Nadat er een nieuwe imam gekozen is vinden nog steeds mensen de dood. Als ook de imam een crimineel blijkt te zijn, zijn de wijze mannen van het dorp radeloos. Na een vergadering besluiten zij het dorp in brand te steken. In ‘Apollien’ wordt de eerste liefde van de uit Noord-Afrika geïmmigreerde ik-persoon beschreven. De ik-persoon leerde Apollien kennen toen hij in Nederland kwam wonen. In ‘De verloren zoon’ keert de ik-persoon na zeven jaar terug naar zijn vaderland Marokko waar hij door zijn ouders meteen uitgehuwelijkt wordt. In ‘De visser en de zee’ zien twee sjeiks een visser die zijn net uithangt. Wanneer het net blijft steken duikt de visser onder en als hij weer bovenkomt is hij veranderd in een vrouw. Niemand herkent hem en hij wordt naar de imam gebracht, deze vergeet door zijn aanwezigheid het ochtendgebed te openen.



INTERPRETATIE



De verhalen zijn gedeeltelijk autobiografisch, de verhalen spelen zich voornamelijk af in een idyllisch, pervers en orthodox Noord-Afrikaans land. Ook heet de hoofdpersoon in ‘Liefde onder de olijfboom’ en ‘Satanseieren’ Hafid. Maar de herinneringen aan zijn jeugd worden toegespitst tot kleine gebeurtenissen en vervolgens aangevuld met fantasieën. Vaak hebben de fantasieën een erotisch karakter. Door zijn verhalen heen komen veelal dezelfde personen voor zoals de vrienden Moehand en Zalanboer, de dorpseigenaar Bertollo en de gesluierde moeder en zusters. In de verhalen wordt het leven van alledag beheerst door islam en seksualiteit. Alle verhalen hebben hetzelfde moraal, de afrekening met een wereld van orthodoxie en achterhaalde religie. Het verhaal ‘De voeten van Abdullah’ maakt de godsdienstwaanzinnige oorlog belachelijk en ‘Satanseieren’ de strenge seksuele moraal en in ‘Vliegenheer’ wordt de straf van God bespot. Het titelverhaal ‘De voeten van Abdullah’ is geïnspireerd door een televisieprogramma dat de schrijver ooit heeft gezien, daarin werd een heilige strijder getoond bij wie zijn hele gezicht was weggeslagen en zijn moeder zat naast hem en vertelde dat ze zo trots op hem was, de schrijver was erg geschokt door dit item maar het verbeeld wel goed de invloed die de islam in het leven heeft en hoe ver men daar in gaat. Thema’s zijn: volwassen worden, lusten en religie en ontluikende seksualiteit. De hele verhalenbundel is satirisch en surrealistisch, de verhalen zijn vrolijk spottend verteld. Maar gedurende de bundel worden de verhalen eigentijdser en realistischer. De twee verhalen die zich in Nederland afspelen dienen hoogstwaarschijnlijk als contrast tussen Marokko en Nederland. De verhalen in de bundel spreken tot de verbeelding, ze roepen een vervlogen tijd op, een soort sprookjes. Bouazza gebruikt veel alliteraties in zijn verhalen en er zijn veel oude, veelal onbekende woorden in zijn verhalen te vinden. Zijn stijl is te omschrijven als lyrisch, hij heeft een grote voorkeur voor beeldspraak en lange zinnen. Hij vertelt vol humor, spotlust, bedrevenheid en met duidelijke kennis van zaken. Alle verhalen zijn geschreven in het ik-perspectief. De ik-verteller neemt in ieder verhaal een ander gedaante aan.







WAARDERINGSGESCHIEDENIS



Dit debuut van Hafid Bouazza is zeer lovend besproken. Theo Hakkert spreekt in Dagblad Tubantia,14-05-1996, over ‘sprankelende proza van Bouazza’ en ‘jonge auteur van grote allure’. Reinjan Mulder spreekt in NRC Handelsblad, 07-06-1996, over ‘weelderig debuut’ en ‘één van de interessantste jonge schrijvers van dit moment’. En Jaap Goedegebuure noemt het in HP/De Tijd, 16-08-1996, ‘een van de aangenaamste verrassingen van het afgelopen seizoen’. Alleen Xandra Schutte is minder positief in De Groene Amsterdammer, 05-06-1996 schrijft zij: ‘Het satirische element ligt er nogal dik bovenop en de personages zijn niet meer dan sjablonen’. Over het algemeen is er niets dan lof voor de stijl van Bouazza. Jeroen Vullings heeft het in Vrij Nederland, 07-09-1996 over ‘zijn sprankelende, uiterst barokke, archaïsche taalgebruik’. Doeschka Meijsing spreekt in Elsevier, 22-06-1996, zelfs van ‘poëzie’.



CONTEXT



Hafid Bouazza wordt geboren in 1970 in Oujda, Marokko. Op zevenjarige leeftijd komt hij met zijn moeder en zes broers en zussen naar Nederland, waar zijn vader dan al woont. Hij keert nog drie keer terug met zijn ouders naar Marokko maar op zijn zestiende merkt hij dat hij geen band meer met Marokko heeft. Vooral door de verhalen van Borges en de verhalen van duizend-en-een-nacht gaat hij Arabische taal- en letterkunde studeren aan de Universiteit van Amsterdam en werkt na zijn studie als docent en vertaler Arabisch. Vanaf het begin schrijft Bouazza in het Nederlands, omdat hij zich daar beter in kan uiten. Hij wil geen beeld geven van het leven in Marokko maar een algemene sprookjeswereld oproepen. Bouazza heeft nu geen enkele band meer met Marokko en hij heeft zich ook afzijdig gehouden van de Islam. Hij heeft in de Islam gezocht naar iets wat hem met andere ogen naar de werkelijkheid zou laten kijken, maar dit heeft hij niet gevonden in de Islam, wel in de literatuur. Hij is dol op het Nederlands van dichters uit de middeleeuwen zoals in Gijsbrecht van Aemstel en Kinderlijck van Vondel. Hij houdt van alliteraties en woorden met geschiedenis. Hij is geïnspireerd door de vertellingen van duizend-en-een-nacht, Lanceloet, en de romans van Salman Rushdie. Hij wil graag in Arabische stijl schrijven omdat de manier van vertellen hem erg aanspreekt, de wonderlijkste dingen gebeuren met de grootste vanzelfsprekendheid. De voeten van Abdullah is zijn debuut, hij heeft hiervoor de E. du Perronprijs ontvangen. In 1998 verschijnt Momo, zijn tweede boek. Recensenten vergelijken hem met Salman Rushdie
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen