Tekst in Context 1, samengesteld door Hubert Slings, Amsterdam, 1997
Samenvatting
Koning Karel de Grote ligt de nacht voor een hofdag in bed. Dan wordt hij geroepen door een engel die hem beveelt dat hij moet gaan stelen, want als hij niet gaat stelen wordt dat zijn dood. Karel denkt eerst dat hij gedroomd heeft, maar de engel roept drie keer en dat overtuigt Karel ervan dat hij moet gehoorzamen.
Hij sluipt ongemerkt zijn kasteel uit. Uit de stal haalt hij zijn paard en hij rijdt een nabijgelegen woud in. Rijdend in het woud begint Karel na te denken en hij denkt aan Elegast, die hij om diefstal verbannen heeft. Karel bedenkt zich dat Elegast een goede ridder was en zou vanacht graag met hem uit stelen gaan.
Dan komt hem een zwarte ridder tegemoet. Ze rijden elkaar voorbij, maar de zwarte ridder keert zijn paard. Karel is bang en gaat een gevecht aan met de ridder. Hij verslaat hem en dan vertelt de ridder wie hij is: Elegast. Nu moet Karel zeggen wie hij is en hij noemt zichzelf Adelbrecht.
Ze gaan samen stelen bij Eggerik, de zwager van de koning, want Elegast weet dat die de koning wil vermoorden.
Bij het kasteel van Eggerik wil Karel binnenkomen met een ploegijzer en hierdoor heeft Elegast door dat Karel geen goede dief is. Hij gaat naar binnen en Karel blijft buiten.
Binnen wil Elegast een zadel met belletjes meenemen, maar wekt daardoor Eggerik en zijn vrouw. Dan hoort hij dat Eggerik de koning op de hofdag wil vermoorden. Elegast vertelt het aan Karel en Karel zegt dat hij het wel aan de koning zal vertellen.
De volgende dag licht Karel zijn geheime raad in en bij de poort worden Eggerik en zijn mensen gevangengenomen. Karel laat Elegast halen en past een gerechtelijk tweegevecht toe. Elegast wint dit en Eggerik wordt opgehangen. Elegast wordt in zijn eer herstelt en krijgt de vrouw van Eggerik.
Opdrachten bij Karel en Elegast
- De oorspronkelijke luisteraars verwachten een verhaal over de heldendaden van Karel, maar Karel moet in dit verhaal gaan stelen, een slechte daad verrichten.
- In de feodale piramide staat God bovenaan en onder God staat de koning. De koning krijgt van God land te leen, hij is dus leenman van God. Maar de koning kan zoveel land niet alleen regeren, dus hij leent weer land aan vazallen. Helemaal onderaan de piramide staan de boeren, de horigen.
De hofdag was een soort controle van de koning, hij sprak dan recht en nam het beleid door met zijn leenmannen, de vazallen. Ook was de hofdag belangrijk omdat de koning zo het vertrouwen van zijn leenmannen in hem kon versterken. Dit was belangrijk, want de leenmannen konden de koning met z’n allen gemakkelijk aan de kant zetten als ze hem niet meer zouden vertrouwen.
- In de Middeleeuwen speelde symboliek een grote rol. Twee was het getal van de duivel, dus wordt Karel ontzettend bang als hij voor de tweede keer geroepen wordt.Als hij nog een derde keer geroepen wordt, weet hij dat het goed zit, want drie was het getal van God (de Drie-eenheid).
- a) Het bos werd in de Middeleeuwen als een oord van inkeer gezien, een plaats om over jezelf na te denken.
b) Dit blijkt uit de verzen 199-273, Karel denkt hier na over alles wat hij recentelijk gedaan heeft, waaronder het verbannen van Elegast.
- Adelbrecht (Karel) berooft kerken en andere heilige plaatsen, dat vond men een zware zonde. Elegast berooft rijke geestelijken die het geld voor de armen voor zichzelf hielden en alleen maar zichzelf verrijkten. Hij doet daarmee dus eigenlijk een goede daad. Het publiek zal het bestelen van geestelijken dus in het geval van Adelbrecht veel erger vinden dan in het geval van Elegast.
- a) Karel deed dat voorstel omdat hij zo zonder al te veel risico en makkelijker kon stelen dan wanneer ze bij een ander zouden gaan stelen. Ook stelde hij met dit voorstel Elegast op de proef: is hij nog trouw aan zijn koning na wat die hem heeft aangedaan?
b) Karel komt tot de conclusie dat Elegast een goede ridder is en dat hij hem ten onrechte heeft verbannen. Hij is van plan om Elegast de volgende dag weer in zijn eer te herstellen.
- Elegast moet lachen om het ploegijzer omdat je er misschien mee door een lemen muur komt, maar zeker niet door de dikke stenen muren van Eggeriks burcht.
- Als Karel niet zou zijn gaan stelen, zou hij niet achter de plannen van Eggerik gekomen zijn en had deze hem dus op de hofdag vermoord.
- Elegast bewijst zijn trouw in:
vers 619-630 : Hij weigert te stelen bij de koning
vers 918-922 : Hij verzamelt bewijs tegen Eggerik om de koning in te lichten en te voorkomen dat de koning wordt vermoord.
vers 964-975 : Hij is bedroefd dat er een aanslag op koning gepleegd gaat worden.
vers 999-1010 : Hij is verontwaardigd dat Adelbrecht Eggerik zijn gang wil laten gaan.
- Eggerik en Elegast hebben dezelfde hertogelijke status. Dit is belangrijk omdat je nu weet dat ze van hetzelfde niveau zijn (ze hebben dezelfde opleiding gehad?). Ze zijn aan elkaar gewaagd, het is dus een eerlijk gevecht.
- In het geval van een brute schending van de orde en vrede werd een gerechtelijk tweegevecht toegepast. Dit was een niet mis te verstane wijze waarop de koning de orde en vrede kon herstellen.
- In de Middeleeuwen had je pas geboet voor je misdaad als de straf op die misdaad was voltrokken. Omdat de straf op verraad dood door ophanging was, moest Eggerik nog opgehangen worden toen hij al dood was. Bovendien dachten ze in de Middeleeuwen dat je er nog wat aan kon hebben in het hiernamaals als je hier al een straf voor een zonde had gehad.
- a) De dichter kan als doel hebben gehad het vertrouwen van de mensen in God versterken. Karel vertrouwde op God en het heeft hem geen windeieren gelegd...Of misschien wilde hij gewoon een orgineel verhaal over de grote daden van Karel vertellen.
b) Het publiek kon eruit leren dat trouw beloond wordt:
- Eggerik was trouw aan de koning en hij werd in zijn eer hersteld.
- Karel was trouw aan God en daardoor bleef hij in leven.
- Dit verhaal behoort tot groep positieve verhalen over Karel. Hij maakt weliswaar fouten, maar hij erkent ze (hij herstelt Elegast in zijn eer) en heeft uiteindelijk de touwtjes weer stevig in handen,
- Politieke elementen in Karel en Elegast:
- De politieke machtsverhoudingen blijven in stand, de feodale piramide is niet in elkaar gestort.
Christelijke elementen in Karel en Elegast:
- God speelt de hoofdrol, Hij stuurt een engel om Karel te vertellen wat hij moet doen, grijpt in als het uit de hand dreigt te lopen.
- a) Overeenkomsten koningschap Karel en Elegast en koningschap nu:
- beleid wordt op speciale dagen bekend gemaakt aan het volk, in de tijd van Karel op de hofdag, tegenwoordig op prinsjesdag.
- koning (regering) geeft een deel van de macht uit handen, regeert niet alles zelf, in de tijd van Karel feodale piramide, tegenwoordig onderverdeling in Staten-Generaal, Provinciale Staten en gemeenten.
- erfopvolging
b) Verschillen koningschap Karel en Elegast en koningschap nu:
- Karel had een groter grondgebied dan Beatrix nu
- Karel was een absoluut vorst, wij hebben een constitutionele monarchie.
- Parallellen feodale piramide en bedrijfsleven:
- ook in het bedrijfsleven is er een soort van piramide: directeur, klein groepjes mensen vlak onder de directeur, afdelingshoofden, ander personeel.
Verschillen feodale piramide en bedrijfsleven:
- (meestal) geen erfopvolging in het bedrijfsleven
|