Boekverslag : Ferdinand Bordewijk - Bint
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 4672 woorden. |
De keuze van mijn boek Ik heb dit boek gekozen, omdat ik op zoek ben gegaan naar een titel waar ik nog nooit eerder van had gehoord en waarvan ik dus ook nog helemaal van niemand had gehoord of het een goed of juist een slecht boek zou zijn. Toen ik dat boek met onbekende titel eindelijk gevonden had, was het ook niet al te dik en aangezien het boek deze keer niet een groot aantal bladzijden hoefde te bevatten, leek me 'Bint' een goed boek. Daarna heb ik uiteraard ook de achterkant van het boek gelezen om te kijken of het onderwerp me wel of juist niet aansprak. In dit geval leek het me een interessant onderwerp, vooral omdat het alledaags onderwerp en waarschijnlijk vooral omdat ik zelf nog op school zit en ik me er dus van alles bij voor kan stellen als ik het boek aan het lezen ben. Ik vind dat laatste vooral belangrijk, want op die manier kan ik me meer verdiepen in een boek, wanneer ik helemaal niks van het onderwerp af weet. Als dit het geval is, vind ik het boek al gauw saai om te lezen. Het onderwerp van 'Bint' gaat over iets wat ikzelf iedere dag opnieuw weer op een andere manier kan ervaren en dat houd vooral het boek spannend. Daarna ben ik het uiteindelijk gaan lezen. Samenvatting Als er op een school een leraar is weggepest, wordt er een tijdelijke vervanger aangesteld. Dit is De Bree. Als hij door de rector/directeur van deze school, Bint, naar klas 4D wordt gebracht wordt hem uitgelegd dat dat de ergste klas van allemaal is en dat Bint extreme tucht eist. De Bree komt binnen en begint zijn psychologische oorlogsvoering met het zeggen dat er oorlog heerst tussen de klas, die hij vanaf dat moment 'de hel' noemt, en De Bree. Eerst probeert de klas hem nog in de maling te nemen door allemaal op andere plaatsen te gaan zitten, maar De Bree heeft ze al meteen door, dus dat lukt hen helaas niet. Hoewel hij veel mensen moet laten nakomen, krijgt hij ze wel onder de duim. Zijn andere klassen, de grauwe, de bruine en de bloemen zijn allemaal niet zo interessant als de hel. Er is een rapportvergadering en alleen het eerste cijfer telt voor Bint. Er wordt een cijfer gegeven voor de algemene indruk. In één van De Bree's klassen, de grauwe klas, zit een jongen, Van Beek, die zichzelf dreigt te doden als hij een onvoldoende op zijn rapport komt te staan. Bint maakt hen allen duidelijk dat het hem allemaal niets kan schelen. Ook het geval Fléau wordt besproken. Bint wil hem van school hebben, omdat hij al te lang onrust stookt. Tijdens de kerstvakantie pleegt Van Beek inderdaad zelfmoord, waarna Fléau, uit de bloemenklas, een oproer organiseert. Bint heeft echter van tevoren een strategie en laat de hel, die zich bij de school aansluit, het uitvechten met de andere leerlingen. Daarna gaan de lessen door alsof er helemaal niks is gebeurd en of de oproer helemaal niet gebeurd is. Bint is zelfs trots op 'de mannen'. Na onderzoek blijkt dat de conciërge een namenlijst aan Fléau heeft doorgegeven, zodat hij tijdens de vakantie leerlingen kon bezoeken en opstoken. De conciërge wordt hierna ontslagen en Fléau keert hierna niet meer terug naar school. De tijd breekt aan dat er uitstapjes gemaakt worden. Met zulke uitstapjes wordt de hel altijd in tweeën gesplitst. Remigius krijgt de ene helft en Nox de andere helft. Er is geen klas meer over voor De Bree. Gelukkig voor hem krijgt Remigius twee dagen voor de uitstapjes een kind en krijgt De Bree de ene helft van de hel. De bree vindt dit heel prachtig om te doen, maar laat zijn blijdschap niet aan de anderen zien. Op een gegeven moment moeten ze een kortere weg nemen, omdat één van de leerlingen een langere weg toch niet aankan. Twee leerlingen nemen stiekem toch de langere weg. Een tijd later komt de conciërge bij De Bree bedelen om geld, maar De Bree stuurt hem weg. Aangezien hij slechts een jaar wil blijven is de tijd van afscheid gekomen. De Bree gaat de school verlaten, maar Bint vraagt hem of hij nog niet langer wil blijven. De Bree wijst dit eerst af, maar thuis schrijft hij Bint een briefje waarin hij zegt dat hij de baan toch accepteert. Op de eerste dag van het nieuwe schooljaar hoort De Bree dat Bint zijn ontslag heeft genomen. De Bree hoort van de plaatsvervangende directeur dat het ging om de dood van Van Beek. Als De Bree probeert Bint te bezoeken, wordt hem verteld dat Bint niet te spreken is en De Bree vertrekt. De Bree dat jaar vervolgens verder met 5c, de hel. De klas is nog niks veranderd. Titel Bint Titelverklaring 'Bint' is de directeur van de school in het verhaal, die een systeem van stalen tucht heeft bedacht en wil handhaven en hier uiteindelijk zelf aan ten gronde gaat. Hij is één van de hoofdpersonen uit het verhaal en daarom is het boek uiteindelijk naar hem vernoemd. Ondertitel 'Roman van een zender'. Bint is in het verhaal de 'zender', omdat hij het systeem van stalen tucht heeft bedacht. Hij wil met behulp van deze stalen tucht, van de leerlingen, échte mannen maken. 'De Bree', de nieuwe en vervangende leraar, is de 'ontvanger', omdat hij deze ideeën op zich neemt en deze overbrengt op zijn leerlingen en uiteindelijk ook zichzelf. Auteur Ferdinand Bordewijk Druk 1990 Eerste druk 1934 Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar, Den Haag, 1934 Aantal pagina's 76 bladzijden Indeling 28 hoofdstukken Genre Korte roman Opmerking Onderdeel van de bundel 'Blokken, Knorrende beesten, Bint' Opdracht Aan mijn rector en zijn staf Fredinand Bordewijk is zelf ook leraar geweest Thema Dictatuur - omdat er op deze school een systeem van stalen tucht is ingebracht door de directeur Bint en deze vind dat de leerlingen moeten gehoorzamen en naar de leraar moeten luisteren. Hij geeft weinig aandacht aan de leerlingen en het interessert hem allemaal heel erg weinig. De leerlingen hebben absoluut geen inbreng en de leraren zijn de baas. Tucht - door middel hiervan probeert en wil Bint echte mannen van de leerlingen maken, ookal is dit niet altijd de manier. Perspectief Het boek is geschreven vanuit een personaal perspectief. Veel dingen worden vanuit De Bree's ogen gezien en verteld, maar niet het gehele verhaal. Soms wordt er verteld zonder dat er duidelijk wordt gemaakt wie er aan het wordt is of wie een bepaald stukje verteld tijdens het verhaal. Dit is redelijk verwarrend. Vertel tijd Ik heb er ongeveer 6 uur over gedaan om het boek te lezen. Het leesde niet zo gemakkelijk, omdat ik het persoonlijk een saai en eentonig boek vond. Hierom was het niet zo spannend en was ik ook niet echt benieuwd over hoe het zou aflopen. Vertelde tijd Het verhaal bestrijkt ongeveer een jaar. Het verhaal begint aan het begin van een nieuw schooljaar en het eindigt ook weer met een nieuw schooljaar, maar dan een jaar verder. Het verhaal is chronologisch verteld en bevat dus geen tijdverdichting en van discontinuïteit is ook geen sprake. Flash-backs of flash-forwards komen in het verhaal ook niet voor. Ruimte De plaats waar het verhaal zich grotendeels afspeelt wordt in het verhaal niet genoemd. Het wordt alleen beschreven als 'de werkstad' (blz.95). Het wordt ook nog beschreven als 'de stad van werkelijkheid' (blz.96). Er wordt ook nog op schoolreis gegaan. De Bree heeft in dit geval de helft van de hel en alleen dit deel van de schoolreis wordt verteld waar ze allemaal langs fietsen en welke ploeg waar naartoe gaat. Remigius zou naar Zeeuws-Vlaanderen gaan, maar hij viel op het laatste moment af en daarom kreeg De Bree die helft van de hel. Nox ging met de andere helft van de hel naar West-Friesland (blz.119).To Delorm ging met de bloemenklas naar Ede (blz.122). De Bree en de helft van de hel rijden langs Bergen op Zoom (blz.120), de baai der Oosterschelde (blz.123), Aardenburg (blz.125), Brugge op Torhout (blz.125), Brugge (blz.126), Kortrijk (blz.126), Ronsse (blz.127 en 131), Meirelbeke bij Gent (blz.127), Beirleghem (blz.127), heuvelland Doornik (blz.133), Franse duane (blz.133), Roubaix (blz.134), Kemmelberg (blz.134), Veurne (blz.134), Gent (blz.134), Brussel (blz.135). Tijdens hun schoolreis stoppen ze meerdere keren en blijven ze op enkele plaatsen ook overnachten. Tijdens het verhaal worden niet alleen de plaatsen genoemd waar zij langs rijden, maar hier gebeuren ook een aantal dingen waarom het verhaal zich op deze plaatsen dus ook afspeelt. Bijna het gehele verhaal speelt zich af op een school die in het verhaal ook geen naam heeft. Het wordt wel van binnen en van buiten beschreven (blz.77 en 79). Dit geeft een beeldvormende beschrijving hoe het schoolgebouw er een beetje uitziet. Hieruit kan ik opmaken dat het schoolgebouw redelijk oud is, omdat op het schoolplein een daktoren heeft met een groot uurwerk en hoge ramen in de klaslokalen. Er zit weinig sfeer in het boek en vandaar dat er heel weinig sferische beschrijvingen zijn. Als een sfeer beschreven wordt is dit meestal geen prettige. Een voorbeeld hiervan staat op blz.105: een leerling heeft gedreigd zelfmoord te plegen als hij een slecht punt op zijn rapport haalt. Dit wordt besproken tijdens een (rapport)vergadering en Bint is tijdens deze aan het woord. Het gaat erom dat hij zich absoluut geen zorgen maakt over het feit dat deze jongen zelf moord gaat plegen, maar alleen om het feit dat de school dan een slechte naam zal krijgen en dat zij verantwoordelijk gesteld zullen worden hiervoor. Bint heeft hier geen medelijden mee en ook geen begrip voor en zal zich ook niet in de situatie inleven. Hij beschrijft ook welke positie de leerling tegenover de leraar heeft. Het komt er op neer dat de leerling niks betekent, geen inbreng heeft op wat dan ook en de leraar moet gehoorzamen. Ik vind persoonlijk dat deze beschrijving een zeer onprettige sfeer creëerd en vooral de sfeer die er op deze school hangt. Het boek bestaat eigenlijk geheel uit symbolische beschrijving. Bijna alles in het verhaal wordt op een symbolische manier beschreven.Als eerste beschrijft De Bree de vier klassen waarin hij les geeft als 'de hel' (blz.79), omdat in deze klas alle vervelende kinderen zijn geplaatst. Dit is Bint's prachtigste werk ooit en hij is er erg trots op. Dit is de belangrijkste klas uit het verhaal. De andere klassen worden heel kort beschreven. Er is 'de grauwe' klas (blz.96-97), deze klas is goedaardig, arbeidzaam, kleurloos en slecht. Dan is er 'de bruine' klas (blz.97) en hier beschrijft De Bree de leerlingen als roofdieren. Iedere leerling beschrijft hij als een ander beest. Dan komt 'de bloemen' klas (blz.98) waarin hij alle leerlingen als een andere bloem beschrijft. Een klas in het algemeen beschrijft De Bree als 'een wezen' (blz.98). Leraren en school zijn ook 'een wezen' (blz.98). Op blz. 80, 81, 82, 86, 87, 88, 97, 111, 120, 121, 122, 123, 124 en 135 staan nog meer voorbeelden hiervan. Blz.99 - ,,De Bree voelde Bint in de buurt. Hij keek en zag Bint en zag nu voor het eerst dat Bint ook keek. Bint had nooit bepaald gekeken door zijn bril van bloed. Bints oog vonkte van spot''. Blz.107 - ,,De Bree ging alleen naar huis. Er lag een vracht sneeuw. De maan, even aangeknaagd, verblindde. Het war roerloos. De lucht was koel tot in het diepst van zijn longen. Het was licht van lucht''. Blz.109 - ,,Zij stonden in de leraarskamer te wachten op Bint. Zij keken over het plein. De sneeuw was vertreden en smeltende. Het was een vuil tijgervel van geel met zwart. Zij zagen al een enkele scholier''. Blz.116 - ,,Bint was trots. 4D was zijn gaafste werk. Er was hier iets gevaarlijkst en onberekenbaars dat hem trok. Er was iets vertrouwds dat hem meer trok. Er zaten zulke geweldige schobbejakken. Toch had 4D een hoog ontwikkeld gevoel van saamhorigheid met de school. Het regende hier altijd straf en niemand uitte ooit een klacht. Er was neiging tot verzet, collectief. 4D deed geen greep naar de macht. 4D erkende zijn systeem, was het''. Blz.117 - ,,Het land is vol, maar de koloniën zijn uitgestrekt en de zee is vrij. Een sterke figuur vindt nog ruimte voor daden''. Blz.131 - ,,Hij viel aan tafel, half erover, zijn hoofd in zijn handen. Hij zat neergeploft, doodstil. Opeens was het doodstil. Zij keken allen naar hem. Zij stonden doodstil rond de tafel. Zij hoofd was een as. Hun gelijke gedachten staken er met wielspaken in. Hij voelde dat heel duidelijk. Denken kon hij verder niet. Hij was maar een gewone as''. Blz.131 - ,,Opeens kwamer iets anders. Het was geen gedachte. Het was misschien een ingeving. Het kwam niet uit de as. Het kwam niet langs de spaken. Het kwam van heel ergens elders uit het wijde buiten. Hij keek op. Hoe lelijk ze zelf waren, - ze schrokken van zijn gezicht. Het was zwart van ingezonkenheid, onherkenbaar. Maar het werd door iets beschenen. Het zwarte vervaagde. Hij wist zelf niet wat hij had ondergaan. Hij voelde het later, hij begreep het nog later. Hij stond moeilijk op, hij rekte zich eens. Zijn blik was haast al weer gewoon. Toen hij sprak was zijn stem al haast weer gewoon''. Blz.145 - ,,Toen liepen ze samen. De namiddag was van een drukkende spookachtigheid. Een onweerslucht lammerde al donkerder tezamen. Geen majesteitelijke donderkoppen. De wolken elk op zichzelf waren nietig, maar ze drongen op elkaar tot een beangstigende macht. Het duisterde zienderogen. De stedelingen liepen te zweten. De Bree, zonder hoed, had slakkesporen van zweet langs zijn oren. Bint voelde geen hitte. Hij liep snel en licht in zijn grijze pak, De Bree sjokte mee''. Personages De Bree - Dit is de vervangende leraar. Zijn denken is hoekig en nors (blz.77). Hij is een man die veel fantasie heeft, want voor alles in zijn omgeving heeft hij een bepaalde beschrijving (blz.79). Hij is niet erg groot en heeft geen atletisch lijf, maar bezit wel een macht van kracht en deze oefent hij vooral uit op de hel (blz.80). Een man die weinig eisen stelt. Hij leeft van de lessen die hij geeft op school en is eigenlijk bij de school gegaan uit nieuwsgierigheid en voor afleiding (blz.95). Hij is een vrijwel a-seksueel persoon, hij begrijpt heel weinig van de vrouw in het algemeen en ook niet van wat een vrouw in een man kan zien (blz.95). Hij gelooft in het systeem dat Bint 5 jaar geleden heeft ingevoerd (blz.118). Hij is een verlegen persoon en durft bepaalde dingen niet te zeggen of hij zegt ze gewoon niet (blz.119). Toch een beetje een romantisch persoon (blz.139). Heeft een hekel aan afscheid nemen en handjes geven (blz.145). Hij heeft een sterke wil (blz.147). Bint - Dit is de directeur van de school waar De Bree als vervangende leraar les geeft. Hij heeft het systeem van stalen tucht bedacht. Het is een magere man (blz.78). Hij heeft een gezicht zonder uitdrukking, hij is redelijk oud en hij heeft ook een sik (blz.101). Hij interesseert zich niet veel voor de leerlingen op school en denkt alleen aan de school zelf of aan zichzelf (blz.105 - 106 - 109 - 110 - 122). Hij stelt te veel eisen en gaat uiteindelijk zelf aan zijn stalen tucht systeem ten onder. Op blz.144 denkt De Bree hier al iets van te merken. Collega's - Ridderikhof (blz.103), Keska (blz.83, 86, 92, 103, 104 en 149), Talp (blz.83, 84, 103 en 148), Remigius (blz.84), Donkers; dit wordt de vervanger voor Bint (blz.85, 102 en 148), Nox (blz.85, 86 en 103), To Delorm (blz.85, 102 en 103) en Van Fleer is de voorganger van De Bree (blz.124) Klas 1 - De hel en leerlingen (blz. 82, 88, 90, 91, 99, 100, 116 en 132) Klas 2 - De bruine (blz.97) Klas 3 - De grauwe en leerlingen (blz.86, 87, 96, 97, 104, 105, 117 en 140) Klas 4 - De bloemen (blz.98 en 113) Leerlingen in het algemeen - blz.142 Mijn eerste reactie Ik vond het een redelijk eentonig boek en het is me een klein beetje tegengevallen. Bijna het gehele boek bestaat uit beschrijvingen van personen, situaties of gebeurtenissen. Ik vind persoonlijk dat er meer beschreven is dan dat er verteld wordt. Hierdoor zit er weinig verhaal in en beschouw ik het als één grote beschrijving van een verhaal. Aan het begin van het boek viel dit wel mee, maar nadat ik het boek gelezen had bleek dat het hele boek hetzelfde was. Het is meer een soort samenvatting vind ik. Eerlijk gezegd zou ik het ook niet aan anderen aanraden om dit boek te lezen. Ferdinand Bordewijk Pseudoniem : Ton Ven Geboren : 10 oktober 1884 Overleden : 28 april 1965 Debuut : 'Paddestoelen' - 1916, poëzie Genres : poëzie, roman, novelle, kort verhaal Bijzonderheid : Zijn stijl wordt vaak geKarakteriseerd met de omschrijving 'gewapend-beton-stijl' Citaat : 'De Bree zijn denken was hoekig en nors' - beginzin uit: 'Bint' Greep uit het werk : 'Blokken' (1931, novelle), 'Knorrende beesten' (1933, novelle), 'Bint' (1934, novelle), 'Karakter (1938, roman) Op 10 oktober 1884 werd Ferdinand Johan Wilhelm Christiaan Karel Emiel Bordewijk geboren in de Jan Steenstraat 255 te Amsterdam. Z'n vader was referendaris bij het Depatement van Waterstaat en stamde uit een gegoede familie. In 1885 verhuisde het gezin naar Singel 198 en in 1894 naar Den Haag, Van Swietenstraat 88. Het gezin verhuisde binnen Den Haag van Van Swietenstraat 159, Van Zuylenstraat 8, Helenastraat 30, Tweede Adelheidstraat 182 en Wilhelminakade 71. Bordewijk werd leerling van het gymnasium aan het Hoge Westeinde, een school met een ouderwetse tucht, en ging daarna rechten studeren in Leiden, waar hij in 1912 promoveerde tot doctor in de rechtswetenschappen (1). In 1913 werd hij beëdigd als advocaat en ging, nadat hij aanvankelijk werkzaam was geweest op het archief van een levensverzekeringsmaatschappij in Den Haag, in januari als junior werken op een advocatenkantoor te Rotterdam aan de Boompjes 11. In december 1919 vestigde hij zich als advocaat te Schiedam aan de Tuinlaan 46. Het kantoor verhuisde in de loop der jaren naar de Tuinlaan 118 en uiteindelijk naar de Lange Nieuwstraat 187 (2). Nadat Bordewijk jarenlang geässocieerd was geweest met mr. M.M. van Velzen, begon in 1945 de samenwerking met zijn zoon mr. R.F. Bordewijk. Op de dag van de mobilisatie, 1 augustus 1914, trouwde Bordewijk met Johanna S.H. Roepman, die hij in 1911 voor het eerst ontmoet had, en ging in de laan van N.O.Indië 214 wonen. Ze verhuisde binnen Den Haag naar de Schenkkade 219 in 1921 en naar de Tweede van de Boschsstraat 36 in 1928. Uit dit huwelijk werden geboren dochter Nina (3) en de zoon die later zijn compagnon zou worden. Vrouw en kinderen hadden later wel wat invloed op zijn werk als schrijver, want Bordewijk en zijn echtgenote, die componiste was, bekritiseerde elkaars werk en Bordewijk maakte voor sommige composities de teksten. Om de zondagen te beginnen vertelde Bordewijk vaak verhaaltjes aan z'n kinderen en deze verhaaltjes werden later gepubliceerd als 'Bakerpraatjes'. Op 1 september 1918 werd Bordewijk docent Handelsrecht aan de Handelschool aan het Van Alkemadeplein te Rotterdam en bleef dit tot oktober 1920. In 1919 liet Bordewijk vijf van zijn zes voornamen officieel vervallen verklaren. Op 3 maart 1945 verloor Bordewijk al zijn huiselijke bezittingen en ook zijn eigen werk bij het bombardement van Bezuidenhout. De familie verhuisde naar Leiden, waar ze een flatje betrok. Bordewijk en echtgenote werden beide ziek, maar ondanks grote zwakte hadden zij zich bij de bevrijding in het feestgebeuren begeven. In november 1945 betrok Bordewijk een kamer in Schiedam, terwijl zijn vrouw in een piepklein flatje in Den Haag ging wonen, waar zij pas vier maanden een eigen woning aan de Nieuwe Parklaan 20 in Scheveningen vonden. Door de week ging Bordewijk die vier maanden elke zaterdag per fiets naar Den Haag. Bordewijk schijnt trouwens al eens eerder in Schiedam gewoond te hebben blijkens brieven aan de dichteres Ida Gerhardt (4). Bordewijk werd in 1945 voorzitter van de Jan-Campert-stichting ter bevordering van de Nederlandse Letterkunde en bleef dit tot 1952. In het najaar van 1947 werd hij ernstig ziek. Ruim een jaar lang werd hij verpleegd in de Rudolf Steinerkliniek en vervolgens in het ziekenhuisBronovo. In 1948 componeerde zijn vrouw 'Rotondo', opera in één akte, waarvoor Bordewijk het libretto schreef en in 1949 componeerde zij een tweede opera, het symphonische gedicht 'Plato's dood' met tekst van Bordewijk. Bordewijk kon trouwens redelijk piano en viool spelen. Sinds 1949 werkte Bordewijk te Schiedam als juridisch adviseur aan veel samenwerkingsprojekten mee en in 1955 bleek hij al meer dan 300 onteigeningszaken voor de gemeente te hebben behandeld. In 1951 hield Bordewijk in verschillende steden lezingen over eigen werk. In 1953 ontving hij de P.C. Hooftprijs in het Muiderslot. Burgermeester (Peek) en wethouders van Schiedam schreven hem in mei 1954 een brief met gelukwensen hiervoor. In 1954 werd hij benoemd tot Officier in de Orde van Oranje Nassau en het gezin verhuisde naar Parkweg 9a. Op 14 februari 1955 ontving Bordewijk de erepenning van de Schiedamse Gemeenschap uit handen van burgermeester Peek. Dit gebeurde in een volle aula van het Stedelijk museum, waarbij ook enkele composities van zijn vrouw gespeeld werden. Bordewijk zei in zijn teospraak:'Ik voel mij inderdaad Schiedammer, méér dan Hagenaar. Immers, de stad waar men werkt is veel belangrijker dan de stad waar men slaapt(.....) Ik houd van deze stad, zij heeft mij altijd gefascineerd, sedert het moment dat ik haar bleek, dat ik ovens van de glasfabriek had aanschouwd. Ik ben het beeld nimmer kwijtgeraakt (.....) Ik vind Schiedam ook een mooie stad, er is zeer veel schoons....de kerk aan de Lange Haven.....de Lange Haven in zijn geheel.....deze aula en zoveel meer.' In 1957 verhuisde het gezin naar de Alexander Gogelweg 32. Op 10 oktober 1957 feliciteerde burgermeester Peek en wethouders van Schiedam via een briefje Bordewijk met zijn 70ste verjaardag en met het doorstaan van zijn ziekte en op 2 november 1957 stuurde burgermeester Peek hem een breifje met felicitatie voor de toekenning van de Constantijn Huygenprijs. Deze prijs werd in december aan Bordewijk uitgereikt voor zijn gehele œuvre. In 1959 verhuisde gezin Bordewijk naar de Jacob de Graefflaan 8a. Op april 1965 overleed Bordewijk op 80-jarige leeftijd. Hij werd op 3 mei in stilte op 'Oud Eik en Duinen' begraven, overeenkomstig zijn nadrukkelijke wens. Op 18 augustus werd aan zijn weduwe postuum de Zilveren Penning van de gemeente Den Haag uitgereikt door burgermeester Kolfschoten. Bordewijk had voor Den Haag verscheidene nieuwe straatnamen bedacht, nl. die, welke eindigde op 'dreef' en 'horst'. Wat van Bordewijks werk met Schiedam te maken heeft is allereerst de novelle 'Verbrande erven. Een plaatsbeschrijving'. Dit verhaal is allereerst verschenen in de serie ondergrondse uitgaven Quousque, no 15, bij de Bezige Bij onder pseudoniem Emile Mandeau, de naam van zijn grootmoeders familie en later opgenomen in de verhalenbundel 'Bij gaslicht' bij Nijgh en Van Ditmar. Deze bundel is nog te verkrijgen als goedkope Salamderpocket. Het verhaal gaat over Neeltje uit Hazerswou, die gaat logeren bij haar oom, een notabele uit de moutwijnindustrie, die in de Verbrande Erven woont. Door haar ogen krijgt de lezer het Schiedam te zien uit de tijd van het gaslicht. Ze dwaalt door de sloppenbuurten met namen als Baan, Grofbaan, Roosbeek en Laan; de brandersbuurt met Raam, Achter de Teerstoof en Kinderbuurt, maar ook langs de havens met patriciërshuizen, de mooie Plantage en het Hoofd met uitkijk op de rivier. Verder zijn er nog de verhaaltjes 'De stad Schiedam' op blz. e.v in 'De korenharp' (nieuwe reeks), 'Vererfde Barnden' in 'Onderweg naar Beacons' en wat Schiedams in 'Geachte confrère'. Bordewijk was ook enkel malen medewerker aan het maandblad 'De Scheidamse Gemeenschap': 'Lopen door oude buurten' (1949 blz.148), 'Verbrande erven. Een tijdsbeeld' (fragment, 1952), 'Ja, dat was toen.....'(1954 blz.016), 'Twee stadsgezichten van de schilder R.S. Bakels. Kort woord over levensloop van deze schilder' (1954, blz. 193) en 'Navolging van Henri Hartog' (1962 blz.180, ook in Idem. Tien Parodiën') In ditzelfde blad verscheen over Bordewijk: 'De SG erepenning aan F Bordewijk uitgereikt' (1954 blz.221), 'De mens en de schrijver F Bordewijk' door A Wagener (1954 blz. 222), 'Mr. Dr.C van Bree (1965 blz.214) Uitgaven van Bordewijk 'Paddestoelen' (gedichten onder speudoniem Ton Ven, 1916), Fantastische vertellingen (3 bundels verhalen, 1919, 1923, 1924), 'Blokken' (korte roman, 1931), 'Knorrende beesten' (korte roman, 1933), 'Bint, Roman van een zender' (korte roman, 1934, is gelocaliseerd in de Handelsschool te Rotterdam), 'De laatste eer' (grafredenen, 1935), 'Rood paleis. Ondergang van een eeuw'(roman, 1936, 'Op mevrouw de Taeye bordeelhoudster' uit 'De laatste eer' was een voorloper hiervan), 'De wringerdrank' (verhalen, 1937, verhaal ''t Ongure Huissens' was in 1936 al gepubliceerd in 'De vrije bladen'), 'Karakter. Roman van zoon en vader' (roman, 1938; de titel 'Drevershaven en Katadreuffe'; in 1939 verschijnt een Duitse vertaling als 'Büro Rechtsanwalt Stroomkoning' en in het Engels als 'Character. A novel of father and son' in 1966; het advocatenkantoor aan de Boompjes te Rotterdam speelt hierin een rol), 'De korenharp' (verhalen, 1940; hierin de 'Bakerpraatjes' die Bordewijk zijn kinderen vertelde; herzien uitgegeven in 1946), 'Drie Toneelstukken' (1941; 'Sumbo N.V. Spel van olie, dood en leven in drie bedrijven', 'Direhoek met den huisgenoot. Bijspel in één bedrijf' en 'De stier van Opland. Klucht in één bedrijf') 'Apollyon' (roman, 1941), 'Veuve Vesuvius" (novelle, 1946), 'Eiken van Dodona' (roman, 1946), 'Bij gaslicht' (verhalen, 1947; hierin de verhalen 'Verbrande erven' (zie boven) en 'Huis te duur', dat eerder was gepubliceerd als boekenweekgeschenk van 1938 en gedeeltelijk herschreven is), 'Noorderlicht' (roman, 1948; geschreven in 1941), 'Het Eiberschilt' (verhalen, 1949), 'Zwanenpolder. 20 verhalen' (1949), 'Vertellingen van generzijds' (verhalen, 1950), 'Studijn in volksstructuur' (verhalen, 1951), 'De korenharp. Nieuwe reeks' (verhalen, 1951), De doopvont' (roman, 1952), 'Meneer en mevrouw Richebos. Twinitg korte verhalen'(1954), 'Bloesemtak' (roman, 1955), 'Halta Noordstad'. Vermeerderd met drie eenacters en een monoloog (toneel, 1956; 'Halta Noordstad' eerder verschenen in 'De gids' van 1941), 'Geachte Confrère, splendours en misères van het beroep van advocaat' (beschouwingen, 1956), 'Idem, tien parodiën op andere schrijvers, 1957), 'De aktentas, tien korte verhalen' (1958), 'De zigeuners. Twaalf korte verhalen en een schets' (1959), 'Centrum van stilte' (verhalen, 1960), 'Paddestoelen' (raad in rijm)', (gedichten onder pseudoniem Ton Ven, 1961), 'Tijding van ver' (roman, 1961), 'Wandeling door Den Haag en omstreken' (verhalen onder pseudoniem Ton Ven, 1962; wandelingen door Den Haag van omstreeks 1895), 'Jade, jaspis en jitterbug. Wijsheid en schoonheid uit het leven van Baron van Stralen op rijm' (gedichten onder pseudoniem Ton Ven, 1964), 'Lente, zeven verhalen' (1964), 'De golbertons' (roman, 1965), 'Dreverhaven en Katadreuffe' (novelle, 1981), 'Zeven Fantastische vertellingen', 'Nagelaten feuilletons', (verhalen, 1982), 'Kelders en paleizen. Zeventien verhalen' (1982, een keuze uit eerder verschenen werk), 'Kritisch proza' (1982; een selectie van 79 van de 152 kritieken die Bordewijk van 1946 t/m 1954 voor het Utrechts Nieuwsblad heeft geschrven), 'Huissens' (novelle met tekeningen, 1982; eerder verschenen in de bundel 'De wringerdrank'), 'Vijf kleine verhalen' (1983, nagelaten verhalen). Vanaf 1982 wordt door Nijgh & Van Ditmar re 's-Gravenhage het 'Verzameld werk' uitgegeven in 11 delen, waarvan er momenteel 4 delen zijn verschenen. Het zal geen 'volledig werk' zijn, want alhoewel ook enkele niet in boekvorm verschenen stukken zullen worden opgenomen,zal niet al het bovengenoemde opgenomen worden. Sommige stukken zijn door de erfgename mevrouw N. Funke-Bordewijk daartoe niet goed genoeg geacht. Voor een verzamelaar van Bordewijks werk is dit te betreuren. |
Andere boeken van deze auteur: |
Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen |