Boekverslag : Hans Peter Richter - Damals War Es Friedrich
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 1896 woorden.

Schrijver:



Hans Peter Richter, 1925, Köln

Studeerde sociologie en psychologie aan de universiteit van Keulen, Bonn, Mainz en Tübingen. Hij is socioloog. Hij publiceerde talrijke en omvangrijke sociaalwetenschappelijke onderzoeken. In 1965 en 1966 ontving hij in Parijs de "Stipendien der Cité Indernationale des Arts". Hans Peter Richter neemt zijn jeugdige lezers serieus en daarom behoren ook volwassenen tot het lezerspubliek van zijn boeken. Twee titels van zijn jeugdboeken zijn: "Katten hebben voorrang" en "Een brief van de advokaat".





Geschreven in 1969, eerste uitgave in november 1974.





Titelverklaring



Damals waren es die Juden...

Heute sind es dort die Schwarzen,

hier die Studenten...

Morgen werden es vielleicht die Weißen,

die Christen oder die Beambten sein...





Toen waren het de joden...

vandaag zijn het daar de zwarten,

hier de studenten...

Morgen zijn het misschien de witten,

de christenen of de ambtenaren...





Het boek bevat een chronologisch overzicht van de gebeurtenissen in de periode van 30 januari 1933 (Hitler wordt Reichskanzler) tot en met 8 mei 1945 (ineenstorting van het Duitse Rijk).



verslag 2



DAMALS WAR ES FRIEDRICH

-----

Hans Peter Richter









Hoofdpersonen





Friedrich Schneider is een aardige jongen die sterk verandert als zijn moeder overlijdt.



Ik-figuur, heeft niks tegen Joden, is bij de jeugdbeweging omdat het moet. Beschouwd Friedrich als vriend en mens.



Meneer Schneider - vader van Friedrich. Een aardige man die zich geen zorgen maakt om de toekomst.



Mevrouw Scheider - een vrouw die zich zorgen maakt. Heeft ontzag voor haar man.



Moeder van ik-figuur - is bang voor de toekomst. Vindt het verschrikkelijk wat er met de Joden gebeurt.



Vader van ik-figuur - een aardige man. Is lid van de Partij maar heeft geen hekel aan Joden.



Meneer Resch - de huisbaas, heeft een hekel aan Joden en doet er dan ook alles aan om het gezin Schneider het leven zuur te maken. Hij is een onvriendelijke, gewetenloze man. Toch blijkt op het allerlaatst, dat hij Friedrich toch geen ellendige dood gunt.









Titelverklaring



Het boek gaat over de haat tegen de joden vlak voor en in de Tweede Wereldoorlog in Duitsland. Toen waren het de Joden, nu de zwarten, en in de toekomst misschien de blanken.

Het boek moet een waarschuwing zijn tegen haat tegen een bepaalde groep mensen in de toekomst.









Samenvatting



1925

De nood en de werkeloosheid stijgt enorm snel. Ook mijn vader is werkeloos. Een week na mijn geboorte werd Friedrich Schneider geboren. Wij wonen in dezelfde flat. De verhuurder is de heer Resch. De vader van Friedrich is ambtenaar bij de post.



1929

Friedrich komt bij mij thuis spelen omdat zijn moeder weg moet. Na wat gespeeld te hebben gaan wij met mijn moeder koekjes bakken. Als wij klaar zijn en de koekjes hebben opgegeten, hebben, zien wij er zo smerig uit, dat mijn moeder ons in bad doet. Als mijn moeder Friedrich afdroogt zegt zij: "Je ziet er uit als een kleine Jood!"

Het is winter en het sneeuwt. Ik mag pas naar buiten als mijn moeder klaar is met de huishouding. Ik zie Friedrich al buiten spelen in de sneeuw. Ook zijn moeder komt en speelt mee. Zij houden een sneeuwballengevecht. Even later bouwen zij een sneeuwpop. Mijn moeder is eindelijk klaar en wij kunnen onze jassen en mutsen aan. Als wij voor het raam staan te kijken, zien wij Friedrich vrolijk stampen in de sneeuw. Plotseling horen wij meneer Resch schreeuwen tegen hem: "Wil jij wel mijn rozen met rust laten, jij Jodenbengel!"

Verschrikt trekt mijn moeder mij weg bij het venster.



Op zondag komt mijn opa die bij de spoorwegen werkt op bezoek. Als hij boven gestommel hoort, vraagt hij wie dat is. Als mijn vader vertelt dat boven hen een Joods gezin woont, wordt hij boos en verbied mij om met Friedrich om te gaan. Op een vrijdagavond was ik bij Friedrich. Voor de Joden is het dan sabbat. Het gezin Schneider bid, drinkt wijn en zingt dan.



1931

Na onze eerste schooldag staan onze ouders bij het schoolplein te wachten. Meneer Schneider stelt voor om naar de kermis te gaan. Mijn moeder wil niet omdat zij daar geen geld voor heeft. Toch gaan wij. Als afsluiting gaan wij met zijn zessen op de foto.



1933

Als wij uit school komen vertelt Friedrich trots dat zijn oren met behulp van een drankje schoongemaakt zijn. Als wij langs zijn dokter komen, zien wij onder het bord Dr. Jacob Askenase het woord "Jude" staan. Bij de supermarkt staat een menigte te kijken naar een man die een bord op zich heen heeft met daarop de woorden: "Kauft nicht beim Juden".

Vroeg in de ochtend ga ik met Friedrich naar een bijeenkomst. Dit moet stiekem gebeuren omdat zijn vader het hem heeft verboden. Friedrich vindt het allemaal prachtig. Hij wil ook net als wij door de stad marcheren. Als wij bij de bijeenkomst zijn ziet hij een portret van Hitler. Ik vertel hem dat hij beter niet kan zeggen dat hij een Jood is. Als wij allemaal zitten vertelt een man hen allemaal dat Joden allemaal ongeluk veroorzaken. Ook dood hij een koe en vertelt dat Joden dit ook doen met Christenkinderen. Friedrich is zéér verbaasd.

Wij lopen op straat te voetballen als Friedrich even niet oplet als ik schop, vliegt de bal door een vitrine. De winkeljuffrouw geeft Friedrich de schuld, om dat hij een Jood is. Als ik haar vertel dat ik het gedaan heb, wil zij mij niet geloven. Ook de politie die er bij is gehaald geeft Friedrich de schuld. Als de vader van Friedrich langskomt, betaalt hij toch de schade en mag Friedrich weer mee.

Als Friedrich met zijn vader de trap oploopt naar huis, komen zij meneer Resch tegen die hen vertelt dat zij het huis uit moeten, omdat zij Joden zijn.



Als Friedrich mij rekensommen probeert uit te leggen, zien wij dat in de verte een man aan komt strompelen. Friedrich ziet dat het zijn vader is. Zijn vader huilt. In de avond komt mevrouw Schneider huilend bij ons en vertelt dat haar man is ontslagen omdat hij Jood is.

Meneer Resch heeft een rechtszaak aangespannen om de gezin Schneider het huis waarvan hij verhuurder is, uit te krijgen.

Hij beweert dat zijn vrienden niet meer bij hem langskomen en mensen niet meer in zijn winkel willen kopen. De rechter geeft hem daarin ongelijk en het gezin Schneider mag er blijven wonen.



Friedrich is erg vrolijk. Als ik vraag waarom, neemt hij mij mee naar een warenhuis. Als wij op de speelgoedafdeling zijn, zie ik zijn vader. Hij is er afdelingschef geworden.

Als hij naar mij vraagt, vertel ik hem dat ik op kamp ga met de "Jungvolk" en dat mijn vader ook lid is geworden van de Partij.



1934

De meester, meneer Neudorf vraagt, als de bel gaat, aan de klas te blijven zitten. Hij vertelt over de geschiedenis van de Joden. Aan het einde vertelt hij dat Friedrich naar een aparte Jodenschool moet en dat iedereen gewoon zijn vriend moet blijven, want Joden zijn ook gewone mensen.



1935

Mijn vader heeft weer werk gevonden en maakt promotie in de Partij. Daardoor kan mevrouw Penk ook mijn moeder helpen met de huishouding. Dit deed zij ook bij mevrouw Schneider, maar mevrouw Penk vertelt haar, dat zij niet meer kan komen. Mijn moeder vertelt zij, dat dat een nieuwe maatregel is van de Nazi's.



1936

Als mijn vader Friedrich en zijn vader ziet op de trap, vraagt hij hen binnen. Min vader vertelt dat hij lid is van de Partij en dat zij net als andere Joden beter Duitsland uit kunnen gaan. Meneer Schneider is het daar niet mee eens omdat zij allemaal Duitsers zijn. Het is het jaar van de Olympische Spelen, zodat verwacht hij, de Nazi's niet nog meer maatregelen zullen nemen tegen de Joden.



1938

Het is een hete dag en Friedrich en ik gaan naar het zwembad. Als wij weer naar huis willen gaan is Friedrich het armbandje met daaraan het sleuteltje van zijn kastje kwijt. Als de badmeester zijn kleren pakt gooit hij ze in het water.



Wanneer ik mee mag naar de synagoge moet Friedrich tijdens de dienst van de rabbi naar voren komen. Dat betekent dat hij na de inwijding nu verantwoordelijk is voor zijn eigen leven. Dat is een grote eer.



Als ik uit school kom, zie ik dat bij Dr. Jacob Askenase de ruiten zijn ingegooid en al zijn spullen op straat liggen.

Als ik langs de Joodse school kom, zie ik dat mensen de school willen binnendringen. Als het ze lukt, gaan zij naar binnen en ik ga ook mee. Ik help ook mee om de boel kort en klein te slaan. Er waren geen andere mensen in de school.

Als ik thuiskom, horen mijn moeder en ik gestommel. Ze vernielen het huis van Friedrich. Ze slaan Friedrich en zijn moeder in elkaar en vernielen alles.

Op een nacht komt meneer Schneider om een lamp vragen, omdat zijn vrouw er slecht aan toe is. Als wij de volgende dag gaan kijken, overlijdt zij als wij er bij zijn.



1939

Als ik bij meneer Schneider een brief kom brengen die bij onze post terecht is gekomen, zie ik, dat Friedrich en zijn vader lampen schoonmaken om geld mee te verdienen. In de brief staat dat zij hun huis uit worden gezet door meneer Resch.



1940

Als ik met Friedrich naar de film ga worden wij er weer uit gezet omdat Joden de bioscoop niet in mogen.



1941

Als ik bij Friedrich aanbel om hem aardappels te geven, zie ik dat zij een onderduiker in huis hebben die op de vlucht is. Het is de rabbi van de synagoge.

Op een dag ben ik in het huis van Friedrich alleen met de rabbi. Ik help hem met de Jodensterren op de kleren te naaien.

Op een nacht klinkt er gestommel op de trap. Als wij kijken zien wij hoe meneer Schneider en de rabbi mee worden genomen door de politie. Friedrich is niet thuis. Als wij hem de volgende morgen op de trap horen, rennen mijn moeder en vader en ik hem achterna. In de woonkamer zien wij meneer Resch tussen de papieren zitten. Als Friedrich mij ziet, gaat hij weg.



1942

Plotseling wordt er op de deur geklopt. Als mijn moeder opendoet is het Friedrich die vertelt dat hij een schuilplaats heeft en dat hij de foto, die op de eerste schooldag op de kermis is gemaakt, weer wil zien om zo zich zijn vader en moeder weer te kunnen herinneren. Dan gaat het luchtalarm af. Zij gaan naar de schuilkelder, behalve Friedrich want meneer Resch zou hem toch niet toelaten.



Als iedereen in de schuilkelder is en het bombardement volop aan de gang is, komt Friedrich de schuilkelder binnen. Hij wordt er onder protest van de anderen meteen weer door meneer Resch er uitgezet. Als zij uit de schuilkelder komen zien zij Friedrich ineengekrompen zitten. Ook meneer Resch ziet het. Hij geeft hem een flinke trap en hij rolt van de trap af de weg op. Iedereen vindt het verschrikkelijk. Meneer Resch zegt alleen maar: "Zijn geluk dat hij zo omgekomen is..."
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen