Boekverslag : A.f.e. Van Schendel - Het Fregatschip Johanna Maria
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 1364 woorden. |
TitelverklaringDe hoofdpersoon van het boek jaagt zijn leven lang het fregatschip de 'Johanna Maria' na. Over de auteurArthur François Emile van Schendel behoort ongetwijfeld tot de meestbewonderde auteurs uit de eerste helft van de 20ste eeuw. Hij wordt op 5 maart 1874 in Batavia geboren, maar de familie verhuist naar Nederland als Arthur ongeveer 5 jaar oud is. Hij sterft in Amsterdam op 11 september 1946. Arthur van Schendel volgt enkele jaren de Toneelschool te Amsterdam, studeert MO-Engels, en geeft later enkele jaren les aan verschillende 'grammar schools' in Engeland. In 1920 verhuist hij naar Italië, maar keert jaren later weer terug. Zijn debuut Drogon (1896) wordt begroet als reactie op het naturalisme, en gezien als grondslag van de neo-romantische literatuur. Hij wordt beroemd door Een zwerver verliefd in 1904, in 1907 gevolgd door Een zwerver verdwaald. Het fregatschip Johanna Maria dateert uit zijn zgn. Hollandse periode, en luidt een stijlversobering in. Het tragische lot van de romantische eenling is een thema, dat in een aantal van zijn romans een rol speelt. Daar komt bijv. in De grauwe vogels (1937) een algemeen schuldbesef bij. Hoewel de hoofdmotieven hetzelfde blijven, is De wereld een dansfeest (1938) mede door de compositie als raamvertelling een veel lichter werk. In 1974 wordt Arthur van Schendel postuum de P.C.Hooftprijs toegekend. Literaire stromingHoewel de roman nog kenmerken van de neo-romantiek heeft (zwerflust, noodlot), is de verteltrant neutraler, meer zakelijk, objectief, episch. De kracht van het boek zit in de unieke combinatie van 'het grote verlangen' en de 'concreet alledaagse details'. GenreHoewel Van Schendel zich voor deze roman uitvoerig heeft gedocumenteerd, is het niet echt een historische roman. Het is veel meer een uitzonderlijke liefdesroman, waarin het niet om de liefde voor een vrouw, maar om de liefde voor een schip gaat. SamenvattingHet is de geschiedenis van een van de laatste zeilschepen in actieve dienst en van de zeilmaker Jacob Brouwer. Hij vaart vanaf de eerste reis mee en offert daarnana een heel leven op om in het bezit van de driemaster te komen. De Johanna Maria wordt op een dag in februari 1865 van de werf op Oostenburg in Amsterdam te water gelaten. Het schip draagt op de scheg de zinspreuk: "Nil desporandum" (wanhoop niet), die ook op Brouwer van toepassing is. Kapitein van het schip is Wilkens. Beide mannen liggen elkaar niet en het komt al op de eerste vaart tot een botsing. Wilkens heeft zorgen vanwege zijn ziekelijke vrouw en kinderen. Als hij uitvaart, wil hij liefst zo snel mogelijk weer thuis zijn. Volgens Brouwer, die solo leeft, besteedt hij te weinig aandacht aan het schip. Tijdens de tweede reis probeert Wilkens aanvankelijk toenadering tot Brouwer te zoeken, maar de verwijdering blijft. Wilkens zit steeds vaker beneden zijn verdriet te verdrinken: zijn vrouw is krankzinnig geworden en enkele van zijn kinderen zijn overleden. Als hij op een nacht merkt, dat Brouwer vaak aan het roer staat, smijt hij hem de trap af. Hiervan heeft hij echter later spijt. Bij de volgende reizen verandert er weinig. Brouwer staat steeds vaker aan het roer, eerst nog heimelijk, later op verzoek van Wilkens. Op Wilkens' laatste reis praat hij 's nachts met Brouwer. Hij geeft toe hem onrecht gedaan te hebben, omdat hij niet had ingezien, dat Brouwer beter voor het schip zorgde dan hijzelf. De verzoening is een feit, maar de volgende morgen is Wilkens verdwenen. De J.M. keert terug met de vlag halfstok. Vanaf nu vaart het schip voortdurend onder andere gezagvoerders. Na een aanvaring wordt het eerst aan een Noorse reder verkocht. Brouwer laat de vlaggelijn vieren en steekt de vlag zorgvuldig opgevouwen in zijn buis. Hij wil graag kapitein van de J.M. worden. Bij kapitein Nilsen heeft hij op de 'Ingrid' (J.M.) een goede tijd. Hij verdient veel geld met smokkelarij en geeft dit bij de vroegere reders van de J.M. in bewaring. Onder de derde kapitein Rasmussen krijgt de 'Ingrid' een tweede aanvaring en komt daarna in Russische handen. Brouwer wordt later ook op de 'Feodora' weer bootsman, evenals bij Rasmussen. Zijn kapitaal groeit gestaag. Het gaat echter mis als de ruziezoekende Braun kapitein wordt. Brouwer komt een jonge Fin te hulp, die door Braun met een touw geslagen wordt en slaat de kapitein neer. Hij krijgt zes maanden gevangenisstraf en ziet dan pas vijf jaar later de J.M. weer. In de tussentijd vaart hij met kapitein Rasmussen, met wie hij als zijn bootsman vriendschap had gesloten. Tenslotte ontdekt hij op de rederij van Iquique de J.M. (Hij noemt het schip nooit anders). Het schip, dat op dat moment 'Lilian Bird' heet, en eigendom is van drie avonturiers, had intussen al wel vier verschillende namen onder vier verschillende eigenaars gehad. Het was o.a. door een Peruaanse kanonneerboot beschoten, en vaak - en soms verkeerd - gerepareerd. Brouwer monstert aan en ontmoet Hendrik Prins, de zoon van zijn vriend, die toendertijd scheepsjongen op de J.M. was. Eenmaal nog raakt Brouwer zijn schip kwijt: samen met twee anderen wordt hij bij een vechtpartij neergestoken en belanden in het ziekenhuis van Honolulu. Later ontmoet Brouwer opnieuw enkele oude bekenden, waaronder Van Nes, nu Nash geheten. Deze heeft het schip gekocht van Straus, die het eigenlijk aan Brouwer beloofd had. Nash verkoopt Brouwer het schip, maar wil tot Apia als passagier meevaren. Samen met Meeuw, Every en John drinkt Brouwer het schip in. Perron wordt kapitein en Brouwer zelf stuurman. Als Perrin Nash een keer om advies vraagt, geeft deze hem een slecht advies: het schip loopt aan de grond. Brouwer smijt Nash daarop van boord. Het schip wordt hersteld. In de scheepskist ontdekt Brouwer papieren van vroeger: het logboek van de eerste reis, een bijbel met een haarlok tussen de bladzijden enz.. Ook vindt hij, opgerold in een koker, de Hollandse vlag van zijde. De naam Johanna Maria komt weer op de boeg te staan, de zinspreuk wordt blinkend gepoetst. Evans, een van de vroegere avonturiers, wordt nu kapitein, en er wordt koers gezet naar Europa. Het schip ligt aan de Dijkschacht aangemeerd, dichtbij de plaats waar het ooit te water is gelaten. Aan boord bevinden zich twee grijze mannen en een neger. In de herfst gaat Meeuw op de wal wonen. Zo blijven alleen Every en Brouwer achter. Op een dag in het voorjaar klimt Brouwer in het want om iets te herstellen. Hij valt uit de beijzelde mars. In zijn hut wordt hij door Every verzorgd, maar na twee dagen eet en drinkt hij niet meer. Hij zegt alleen nog maar: "Johanna Maria". Every blijft nog een maand aan boord, daarna ligt het schip verlaten in het water, in regen, wind en zon. Tijd en tijdvolgordeHet verhaal speelt zich af van 1865 tot ongeveer. 1900. De vertelde tijd is dus ongeveer 35 jaar. Het is een chronologisch verteld verhaal. Plaats/ruimteHet is een zwerftocht rond de wereld. Karakterbeschrijving en -ontwikkelingJacob Brouwer: Hij is geboren in Oostenburg (Amsterdam), waar ze met het hele gezin in een kelder wonen, ontvlucht zijn dronken vader vaak door naar de haven te gaan. Hier leert hij al gauw het vak van zeilmaker. Hij is stil, heel handig en een koppige doorzetter. Zijn karakter verandert in de loop van het verhaal niet. Hij is een vlak karakter. De Meeuw: Hij is een type, vriendelijk en behulpzaam. Het gaat in het boek niet zozeer om de karakters van de personen, maar meer om de gebeurtenissen. Onderlinge relatiesEvers eerste stuurman op de J.M. Wilkens eerste kapitein Hendrik de Meeuw Jan de Ruiter twee jongens, eveneens uit Oostenburg, die ook aanmonsterden Dirk Janse Christiaan Polwijk de drie andere matrozen Hendrik Prins Govert Pluim kok op de J.M., een grappenmaker Arend Bos bootsman Rasmussen kapitein, waarmee Brouwer bevriend raakte Evans avonturier, tijdelijk mede-eigenaar van het schip, later een tijdje kapitein Van Nes, alias Nash eerst derde stuurman, later kapitein, die het schip aan Brouwer verkoopt Geloofwaardigheid van het verhaal... ThematiekNoodlot en irrationeel verlangen. Jacob Brouwer jaagt zijn leven lang de droom na, de Johanna Maria te bezitten en kapitein op het schip te worden. Nauwelijks is deze levenslange droom in vervulling gegaan of deze vervliegt in ijle leegte. MottoGeen. TaalgebruikHet is helder en duidelijk geschreven. De vele zeemanstermen versterken de sfeer van het verhaal. Ze worden in een woordenlijst verklaard. De verouderde woorden, die ook in de latere herdrukken zijn behouden, hebben dezelfde uitwerking. OpdrachtGeen. VertelsituatieAuctoriale vertelinstantie. PerspectiefHij-perspectief. VerhaalopbouwHet boek bestaat uit 19 genummerde hoofdstukken, die allemaal een afgerond geheel vormen. Eigen mening... |
Andere boeken van deze auteur: |
Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen |