Boekverslag : Jan Wolkers - Kort Amerikaans
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 5046 woorden.

Kort Amerikaans - Jan Wolkers (inclusief recensie!)





1. Inleiding



Voor dit boekverslag heb ik weer gekozen voor een boek van Jan Wolkers. Het laatste boek dat ik vorig jaar namelijk voor een boekverslag heb gelezen is namelijk het bekende Turks Fruit van Jan Wolkers. Dit is een zeer bewuste keuze geweest, Turks Fruit is namelijk het enige boek dat ik ooit van Jan Wolkers gelezen heb en ik was ook zeer benieuwd of andere boeken van Jan Wolkers net zo markant zouden zijn als Turks Fruit. Het verhaal van Turks Fruit werd overschaduwd door rebelse kreten en schrijfstijl en dat uitte zich vooral in uitvoerige beschrijving van seksuele omgang van de hoofdpersoon. Dit vond ik tijdens het lezen van het boek en het kijken van de film vrij storend. Niet omdat ik vind dat deze elementen niet mogen voorkomen in een boek, maar omdat ze zoals gezegd, het boek zijn gaan overschaduwen en meer een storende factor zijn gaan vormen. Om deze reden vooral heb ik besloten wederom een Jan Wolkers te lezen.

De keuze voor Kort Amerikaans is een praktische, we hadden dit boek toevallig (naast Turks Fruit) in de boekenkast staan. De motivatie van mijn keuze maakt al duidelijk dat ik niet besloten heb het boek te gaan lezen om het boek zelf of om wat ik ervan gehoord heb. De keuze was puur gebaseerd op nieuwsgierigheid naar het oeuvre van Jan Wolkers.

Tot slot past in deze inleiding nog de verklaring waarom ik, dat blijkt al uit de inhoud heb afgeweken van de gangbare volgorde, aangegeven in het stencil met uitleg over het boekverslag.

Een inleiding heb ik vorig jaar nooit geschreven in een boekverslag, maar dat leek mij vanwege mijn uitzonderlijke motivatie voor het lezen van dit boek en aanpassen van de reguliere inhoud met een andere leraar wel leuk om toch te doen. De personagebeschrijving heb ik verwerkt in de samenvatting omdat de personages hierin toch aan bod komen, dit werkt voor mij prettiger. De personage-beschrijvingen zijn wel duidelijk onderscheiden met een aparte alinea (per personage/ groep personages). Hoewel de opdracht was een keuze te maken tussen ruimte en tijd heb ik besloten voor de volledigheid toch beide aspecten aan bod te laten komen. Ik heb wel de keuze gemaakt een van beiden uitgebreider te beschrijven. Het thema heb ik ondergebracht bij de motieven, omdat dit slechts een klein onderdeel is en dit bovendien te maken heeft met de motievenstudie, waardoor ik het mooi kan laten overlopen in één verhaaltje. De titelverklaring is bij dit boek erg belangrijk en daarom heb ik hiervoor een apart hoofdstukje gemaakt als mooie aanvulling op de motievenstudie. Tot slot heb ik toch een kopje eigen mening toegevoegd omdat ik dit onontbeerlijk vind aan een goed boekverslag, ook al worden hier geen punten voor toegekend. Omdat ik mijn mening door het hele verslag wel laat doorklinken zal dit meer beknopt op een rijtje zetten van de plus -en minpunten van dit boek vanuit mijn oogpunt zijn. Veel plezier met het lezen van dit boekverslag toegewenst.



2. Bibliografische Gegevens



Auteur: Jan Wolkers

Titel: Kort Amerikaans

Plaats: Amsterdam

Jaar: 1978

Eerste Druk: 1962

ISBN 90 290 9332 3

Aantal Pagina’s: 185



3. Personages en Samenvatting



De hoofdpersoon in dit boek is Erik Poelgeest. Hij wordt grotendeels beschreven in dit boek en hij is de enige met wie je in zijn gedachten kan kijken en dus naar mijn mening ook de enige round character. Hoewel dit niet vanzelfsprekend zo is vind ik dat van de andere personages heel weinig aan het licht komt als het gaat om karakter, hoewel je door wat ze zeggen en doen natuurlijk wel een en ander te weten komt.

In het begin van het boek wordt een vriend van Erik, Paul waarmee hij net naar het postkantoor ging om postzegels te kopen opgepakt door Duitse soldaten (Dit boek speelt zich af in de tweede wereldoorlog, zie: 5) Hij moet zelf ook onderduiken, omdat hij anders zou moeten werken in Duitse dienst, dit wil hij niet, hij wil zich wijden aan de kunst.

Daarom gaat hij naar de kunstacademie ARS AEMULA NATURAE (wat betekent: de kunst is gelijk aan de natuur) die onder leiding staat van meneer Van Grouw. Hij gaat lampenkappen schilderen bij ene d’Ailleurs, waar hij samen moet werken met Elly, die als model poseert.

Dat zijn ineens wel drie personages. Ik zal ze even stuk voor stuk behandelen. Paul d’Ailleurs is de baas in het atelier waar hij werkt, hij heeft geen goed woord over voor het werk van Erik. Hij is oud en een beetje een mollig mannetje. Hij komt ook over als een vervelend mannetje. Elly is jong en knap, Erik is gecharmeerd van haar. Hij betast haar een aantal keer, maar dat lijkt Elly aanvankelijk niet echt leuk te vinden. Van Grouw is de baas van de academie waar Erik naartoe wil, hij verraad hier dat hij een onderduiker is, maar gaat er vanuit dat Van Grouw hem niet zal verraden.

Als hij later echter terugkomt bij de academie heeft hij een raar voorgevoel. Een schilderij met een schedel erop met een paarse vlek net als hij er een heeft op zijn hoofd trekt zijn aandacht, hij heeft het gevoel dat hij bekeken wordt… Hij komt op een kamertje waar een gipsen Venus staat. Het is grappig dat deze twee dingen in een hoofdstuk voorkomen, want ze zijn belangrijke motieven in het boek. Het litteken dat Erik heeft, heeft een heel belangrijke rol in zijn leven gespeeld, omdat hij er vroeger erg mee gepest is en het lijkt erg overdreven, maar volgens Erik is hij hierdoor in een soort van isolement geraakt. Hij blijft de Venus ook later zien als symbool van perfecte liefde, ze praat niet terug, kan hem niet afwijzen om zijn litteken, doet niets, is perfect.

Zijn voorgevoel komt uit, Van Grouw verrast hem als hij nadert in zijn WA-uniform (!). Tot de verassing van vrijwel iedereen gebeurt er echter niets. Van Grouw schijnt Erik te mogen, hoewel die nog steeds het vermoeden heeft dat Van Grouw hem wil aangeven.

Ondanks het feit dat Erik geïnteresseerd is in Elly heef hij eigenlijk al een vriendin, genaamd Ans, zij is 17 jaar oud en streng gelovig. Zij wil dus eigenlijk niet met hem naar bed. Maar als hij Ans zijn nieuwe kamer laat zien doen zij het toch met elkaar, na flink aandringen van Erik (op dit punt doet hij me een beetje denken aan de hoofdpersoon van Turks Fruit). Als Ans dit heeft opgebiecht aan de pastoor verbiedt hij haar nog contact met Erik te hebben. Erik haalt haar toch over nog een keer mee te gaan naar de zolderkamer, maar hij had van te voren belooft niets te zullen doen. Hij wil haar echter weer betasten en dit is definitief het einde van hun relatie. Erik is boos, maar gaat (en op dit punt verschilt hij weer met de hoofdpersoon van Turks Fruit) er niet achteraan. Misschien wel omdat hij allang in de gaten had dat de Venus van de academie zijn grote liefde was…

Met de Venus als symbool van perfecte liefde haalt hij nu zijn relatie met Elly aan, ze krijgen meer contact en gaan ook over persoonlijkere dingen praten. Hij sprak al eerder zijn wantrouwen over d’Ailleurs uit en nu verdenkt hij Elly ervan een seksuele relatie met de zestig jaar oude Paul d’Ailleurs te onderhouden.

Hij ontmoet een leerling op de academie die zichzelf de Spin noemt. Hij is een eigenaardige man met eigenaardige denkbeelden. Zo denkt hij dat de kleuren ervoor zorgen dat alles op zijn plek staat en niet de zwaartekracht. Zo beweert hij, dat als je de lucht groen en de grond blauw zou maken alles op zijn kop zou staan. Dit blijkt ook uit een schilderij dat hij maakte, maar dat eigenlijk gewoon omgekeerd is. Het enige waaraan je dit kan zien is dat zijn handtekening gewoon rechts onderin staat. Hij schijnt de Spin wel te mogen, maar als die hem vraagt mee te gaan naar zijn huis vraagt hij hem wel niet naast hem te komen staan op het tramstation, daar moest hij namelijk eerst naartoe, omdat zijn moeder hem elke dag eten komt brengen, anders zou zijn moeder wantrouwend worden. Hier ziet hij het eerst dat hij een NSB speldje opheeft. Zonder dat hij het aanvankelijk in de gaten had was Erik dus in een pro-Duits milieu terechtgekomen. Hij gaat mee naar het huis van de Spin. Als ze aanbellen maakt de moeder van de Spin open, de Spin zegt hem echter niet tegen de moeder te praten omdat zij toch doof is. Dit is reden voor Erik om weer wantrouwend te worden, hoe kan de moeder dan ooit de bel hebben gehoord?

De Spin is een ongelooflijk lelijk mannetje, die nog het meest weg heeft van een skelet, zo blijkt uit de beschrijving van Erik.

Een tijdje later komt de moeder van Erik weer eens eten langsbrengen met de tram, zij slaat echter een tramhalte over (hierdoor wordt Erik ongerust: dat doet de moeder normaal nooit). Als ze elkaar dan eindelijk treffen brengt moeder hem een zeer droevige boodschap. Broer Frans ligt op sterven, hij leed aan difterie. Hij gaat bij de Spin om hulp vragen en hij krijgt wat informatie over de ziekte en honderd gulden, met de opmerking dat hij die binnenkort nodig zou hebben (Erik hoopte op zo’n opmerking omdat de Spin een bepaalde gave had, hij wist de betekenis er echter niet van). Als hij hem gaat opzoeken in het ziekenhuis kan hij hem nog net zien sterven. Hij balt zijn vuist nog even en zakt dan in. Erik moest overigens achter een glazen ruit gaan kijken, want omdat de ziekte zo besmettelijk was mocht er niemand bij. Dan gaat hij even naar huis, omdat zijn broer net gestorven is. Samen met zus Betty en beide ouders, personen die verder in het boek een minimale rol spelen, zit hij thuis als de begrafenisondernemer langskomt om zakelijke dingen te regelen. Hij raakt hier zo geïrriteerd van , dat hij naar Elly gaat om seks met haar te hebben. De volgende ochtend moet hij daar wegsluipen, omdat meneer d’Ailleurs helemaal niet weet dat hij daar was. Hij zou echter nog even het toilet doorspoelen als afleidingsmanoeuvre zodat hij ongemerkt weg kon komen. Als hij dit gaat doen treft hij echter Paul d’Ailleurs aan op het toilet. Hij maakt dat hij wegkomt en barst op straat in lachen uit.

Van Betty moet hij voor de begrafenis een bos bloemen van een denkbeeldig meisje kopen, omdat ze denkt dat de ouders dit wel leuk zullen vinden, nu kan hij de honderd gulden van de Spin dus gebruiken. Hij kan dat geld ook gebruiken, omdat moeder geen eten meer voor hem maakt omdat ze zo aangeslagen is. De voorspelling van de Spin is dus uitgekomen. Als Erik weer naar de academie gaat treft hij van Grouw en een aantal Duitse militairen aan die spullen aan het inpakken zijn. De tweede wereldoorlog was toen bijna ten einde en hij ging vechten voor “zijn” land. Hij geeft Erik zeggenschap over de academie en een brief aan de Spin, die hij meteen gaat wegbrengen. Als hij echter bij de Spin binnenkomt en boven naar zijn werkkamer gaat treft hij hem opgehangen aan een haak op het plafond aan.

Omdat hij nu de academie beheert vraagt hij Elly of ze bij hem komt wonen in de academie, want vanwege het gebeurde in het atelier van d’Ailleurs is hij daar ontslagen (d’Ailleurs was waarschijnlijk ook nog eens jaloers, omdat hij seks heeft gehad met Elly, terwijl hij een seksuele relatie met haar onderhield, ook al had hij zelf een vrouw. Dit geeft Elly later toe).

Eerst wil Elly niet, maar na een tijdje komt ze toch naar de academie. Ze heeft wederom zin in seksuele omgang met Erik, maar nadat hij haar alle pijnlijke verhalen over zichzelf (met betrekking tot het litteken) heeft verteld wil hij dit niet meer. Elly is hierdoor erg beledigd. Na een ruzietje gaan ze slapen.

De volgende ochtend gaat Erik echter weer vrijen met het Venusbeeld, als Elly hem betrapt wordt ze boos en gooit ze het kapot, ze maakt ook nog een gemene opmerking over zijn litteken. Erik is nu zo verblind door woede dat hij haar bij de nek pakt en haar hiermee wurgt. Het boek eindigt als soldaten aan de deur komen (hij zit immers in een fascistische instelling) hij is een beetje krankzinnig geworden, en doet alsof het een spelletje is dat hij moet meespelen. Hij pakt dus een geweer uit de kast en mikt op het groepje dat aan de deur staat, hij wordt neergeschoten…



4. Vertelinstantie



In dit verhaal kunnen we spreken van een personale vertelinstantie. Het voldoet namelijk precies aan de definities die wij voor deze vertelinstantie hebben. Dat wil zeggen: het zicht op gedachten beperkt zich tot één persoon en het verhaal is in de derde persoon geschreven (in dit geval meestal de hij-vorm).

De vertelinstantie waarmee men zich zou kunnen vergissen, is de auctoriale vertelinstantie. Het verhaal wordt weliswaar in de derde persoon geschreven, maar een groot verschil is dat in dit boek de schrijver zich heeft beperkt tot de hoofdpersoon en dus niet alles van alle personages lijkt af te weten. Ook verwijst deze verteller niet naar de afloop van het verhaal die hij dus blijkbaar niet weet. Af en toe echter wordt er ook een beetje informatie over de gedachten van anderen, bij uitzondering (zoals op pagina 53, waar wordt gezegd dat Paul d’Ailleurs zijn stem ironisch wilde doen klinken). Toch vind ik dit zo minimaal en subtiel, dat ik niet van een perspectiefwisseling durf te spreken. Het is natuurlijk wel de moeite van het vermelden meer dan waard

Dit zijn enkele voorbeelden, die aantonen dat de personale vertelinstantie wordt gehanteerd in dit boek:

- “Erik slikte een (…) onnodig te zeggen” (blz. 25 eind - blz. 26 begin); in dit voorbeeld wordt iets prijsgegeven, wat je normaal alleen maar zou kunnen vermoeden, namelijk dat hij niet wist wat hij moest zeggen. Bovendien wordt er sterk gesuggereerd dat het een ik-verteller is die aan het woord is. Er staat namelijk: iedere uitleg zou onhandig klinken. Je kan natuurlijk zeggen, dat een verteller die erbuiten staat dit makkelijk zou kunnen zeggen, dat klopt ook, maar toch krijg je het gevoel dat het Erik is die dit denkt, in plaats van een buitenstaander die dit constateert.

- “Het drijft over (…) van mensen maken” (blz. 71 begin); hier wordt aangekondigd dat hij iets denkt, namelijk dat een regenbui over drijft. Hierna echter volgt het woord Petruskerk en daarna een bijbelcitaat. Dit suggereert wederom een ik-verteller, omdat geïmpliceerd wordt dat hij dat op dat moment denkt. Dat hier de mededeling dat hij dat denkt wordt weggelaten versterkt de vertelinstantie van de verhulde ik-verteller.



Deze vertelinstantie is denk ik een vrij traditionele en ook gemakkelijke schrijfwijze, die toch heel mooi speelt met de lezer, door aan de ene kant afstand te creëren door in de derde persoon te schrijven en aan de andere kant de lezer weer heel erg te laten meeleven doordat je in de gedachten van de hoofdpersoon mag meekijken en soms zelfs meelezen. Toch vind ik het aan de andere kant wel weer een hele voor de hand liggende en gemakkelijke vertelinstantie. In Turks Fruit schreef Jan Wolkers ook al in deze vertelinstantie.



5. Ruimte en Tijd



Omdat ik zowel ruimte als tijd belangrijke onderdelen in een boekverslag vind heb ik besloten ze allebei aan bod te laten komen. Ik wil me echter meer toespitsen op het onderdeel tijd, omdat de ruimte, psychisch of fysisch, niet zo heel erg belangrijk is in dit boek. Ook hierover kan ik kort zijn, omdat de roman vrij simpel geschreven is.



5.1. Ruimte

De tastbare, fysische ruimte, d.w.z. de plaatsen waar de hoofdpersoon zich bevindt in het verhaal zijn, als belangrijksten, het atelier van d’Ailleurs, de academie (met daarbij het zolderkamertje en de kamer waar de tors van Venus zich bevindt als belangrijkste plaatsen), de tramhalte en thuis.

De psychische ruimte komt niet of nauwelijks aan bod in dit boek.

Een onderdeel wat wel heel belangrijk is om te bespreken is de zintuiglijke waarneming van de ruimte, in dit boek wordt namelijk regelmatig beschreven wat er gezien wordt, maar wat men hoort en vooral ruikt speelt een minder grote rol. En dat is een ontzettend groot verschil met erotisch getinte romans als Turks Fruit en vooral ook De Buitenvrouw van Joost Zwagerman. In deze boeken is de zintuiglijke beschrijving van de ruimte heel erg belangrijk. En dat geeft meteen een heel groot verschil tussen dit boek en Turks Fruit. Ook in dit boek is erotiek een belangrijk thema, maar er worden minder gedetailleerde beschrijvingen gegeven in seksscènes. Als hij bijvoorbeeld met Elly naar bed gaat, wordt dat bijna helemaal niet beschreven, maar is er net als in een film een inleiding en draait daarna (denkbeeldig) de camera weg, hier geïllustreerd door puntjes. In dit boek speelt de erotiek dan ook een veel mindere rol dan in Turks Fruit, het overschaduwt in dit boek dus níet het verhaal. Hoe dit thema terugkomt in dit boek is dan ook niet storend om te lezen (voor mij althans).



5.2. Tijd

De tijd zal ik stukje voor stukje behandelen zoals beschreven in het stencil.

Ten eerste dus: de historische tijd. Dit boek speelt zich aan het einde van de tweede wereldoorlog af. Dat merk je uit data die voorkomen in het boek (1944) en ook bijvoorbeeld uit het feit, dat van Grouw weggaat: het Duitse tijdperk loopt ten einde. Het feit dat joden vervolgd worden, dat het gaat over onderduikers, joden en moffen, dat er Duitse soldaten wacht lopen en dat er over het verzet wordt gesproken zijn nog meer aanwijzingen dat het over de tweede wereldoorlog gaat.

De verteltijd in dit verhaal bedraagt 185 pagina’s of 19 hoofdstukken. De vertelde tijd is circa anderhalf jaar. Er zijn een aantal tijdsversnellingen, bijvoorbeeld tussen de tijd dat Erik in de academie gaat wonen totdat Elly daar ook komt wonen is een hap (in de vorm van: na een aantal maanden). Flashbacks komen niet voor, maar er zijn wel een aantal terugverwijzingen.

Het verhaal is ab ovo en chronologisch verteld.



6. Motieven en Thema



Hieronder heb ik de motieven opgesomd, die ik aan dit verhaal heb toegekend. Het thema en de uitleg daarbij is onder het onderdeel van de motievenstudie te vinden.



6.1. Motieven

- Leidmotief: het litteken. Het litteken dat Erik heeft speelt in het hele boek een grote rol. Het blijft mij echter nog steeds onduidelijk waarom dat nu zo belangrijk is. Er zijn twee hele belangrijke momenten aan te duiden waarin dit leidmotief een rol speelt. Dat zijn: het moment waarop hij het gevoel heeft bespied te worden (blz. 18 – blz. 19), wanneer hij alles over zijn litteken tegen Elly vertelt (blz. 174 – blz. 177). Dit leidmotief staat symbool voor al zijn zwakheden en zijn (wankele) relatie met zijn ouders (waar overigens in het boek verder niets van blijkt). Er is nog een moment waarop dit motief aan bod komt. Dat is wanneer hij denkt over de Venus, die hem dus niet kan afkeuren vanwege zijn litteken, dat komt aan bod in het volgende stukje.

- Leidmotief: de Venus: Het venusbeeld dat in het boek voorkomt en waar Erik mee vrijt en die hij ziet als de ideale liefde is een symbool voor ideale liefde. De ideale liefde die Erik niet kan vinden en dan maar steeds terugvalt op het beeld. Ans is niet zijn ideale liefde, zou Elly dat wel zijn. Je kan het op twee manieren bekijken. Je kan zeggen dat zij niet de ideale liefde was en dat Erik daarom met het beeld ging vrijen op het einde van het boek in plaats van met haar. Aan de andere kant kan je zeggen dat het beeld symbool heeft gestaan voor Elly. Toen zij het beeld kapot gooide (teken dat zij niet van hem houdt?) was hun liefde voorbij. Toen hij nog een relatie met Ans had stond het beeld misschien wel voor de liefde die hij voor Elly koesterde. Ik vind het laatste een mooiere gedachte, omdat het wat gecompliceerder ligt, mar gezien de stuctuur van het boek zou je misschien wel kunnen denken dat het niet de bedoeling van de schrijver was om deze symboliek te hanteren. Nog een klein detail wijst erop dat het beeld symbool was voor Elly. Hij hield mede zo van het beeld, omdat dat hem niet afwees vanwege zijn litteken en Elly zei dat ze het litteken nog helemaal niet had opgemerkt, hier kan je dus een gelijkenis zien. Elly vond het beeld ook te dik. Dit was misschien een subtiele verwijzing naar het zelfbeeld dat (mooie) vrouwen van zichzelf hebben?

- Motief van het geloof: Het geloof speelt in dit boek een belangrijke rol. Erik is zelf streng calvinistisch opgegroeid (daarom was zijn broer ook niet ingeënt tegen difterie, dit doet me denken aan het christelijke dorp Staphorst waar ze ooit geweigerd hebben hun baby’s in te enten tegen pokken, waardoor veel doden vielen) en zijn eerdere liefde Ans rooms-katholiek (hierdoor loopt hun relatie op de klippen; Erik, die zich wel afzet tegen het geloof ergert zich eraan dat Ans haar geloof en vooral de hypocrisie binnen de kerk zo serieus neemt). De hoofdpersoon (die veel weg heeft van Jan Wolkers zelf) zet zich af tegen het geloof zoals het bestaat. Aan de andere kant staat het boek bol van bijbelcitaten (op deze momenten heeft het werk wel iets weg van het werk van Maarten ‘t Hart, zeker ook gezien de semi-autobiografische achtergrond van het boek), als: Zoals een hert (…) u, o God (blz. 119 einde), Ik zal u tot herders van mensen maken (blz. 71 begin) en uitspraken over God, als onderaan op blz. 115. Ik heb gemerkt dat ik mij hieraan heb gestoord tijdens het lezen, maar gelukkig was het verspreid over het boek en overheerste het het boek niet, zoals af en toe bij Maarten ’t Hart het geval is (hoewel ik zijn boeken wel heel mooi vindt).



6.2. Thema

Het thema in dit boek is de zoektocht naar God en naar perfecte liefde en hoe gek een mens daarvan kan worden. De hoofdpersoon in dit boek vertoont ook ziekelijke trekjes, die een mens niet zouden moeten hebben. Het vermoorden van Elly is een absoluut uiterste van deze krankzinnigheid, gevolgd door een soort kamikaze actie als gevolg van het verliezen van gevoel voor realiteit. Het is interessant om personen ziekelijk te laten zijn in een roman, omdat je met deze personen kan meekijken, in hun gedachten zien, begrip krijgen voor deze krankzinnigheid (op een gezonde manier). Wat erg frappant is, is dat het boek gedeeltelijk autobiografisch is. Zo komt Jan Wolkers ook uit het westen (Oegstgeest, wat ook in het verhaal voorkomt), dook hij ook onder, bezocht hij ook een kunstacademie genaamd “Ars Aemula Naturae” en stierf zijn broer (Gerrit) ook aan difterie!

Iemand, die een uittreksel op www.collegenet.nl heeft ingeleverd, merkt in zijn/haar uittreksel de opmerking: Zijn werken bevatten veel autobiografische elementen, die in een 'fictieve omgeving' geplaatst worden. In deze opmerking kon ik me geheel vinden en ik vond het dan ook de moeite waard deze opmerking te vermelden.



6.3. Titelverklaring

De titel van dit boek, kort Amerikaans, slaat op het litteken dat Erik heeft. Vroeger toen hij nog een klein jongetje was werd hij erg gepest met zijn litteken. Hij moest toen ook nog van zijn vader zijn haar heel kort laten knippen; kort Amerikaans moest hij tegen de kapper zeggen, zodat iedereen zijn litteken kon zien. Dit is een reden voor de, zoals hij het zelf zegt, moeizame relatie met zijn ouders.

Jan Wolkers heeft bij dit boek, net zoals in Turks Fruit gekozen voor een heel klein element van het verhaal, dat wel een groot deel van het boek beslaat. Het verschil met de titel “Turks Fruit” is dat deze titel direct verband houdt met een van de leidmotieven in het verhaal, die Turks Fruit niet kent (Turks Fruit heb ik wel erkend als motief, meer met uitleg van de diepere betekenis van het woord in het verhaal: het komt niet steeds terug in het verhaal als bij een leidmotief, alleen indirect).

Ik vind de titel zeer geslaagd, omdat hij niet meteen de inhoud van het boek verhuld en niet meteen bij de eerste regel duidelijk wordt: het is een titel, die in mindere mate dan bij Turks Fruit (omdat de titel daar pas aan het einde wordt uitgelegd) de lezer doet nadenken.



7. Eigen Mening



Het lezen van dit boek is voor mij een prettige ervaring geweest. Aan de ene kant leest het boek gemakkelijk en snel, maar aan de andere kant heeft het ook zo zijn verborgen symbolen en grapjes (ik ben er van overtuigd dat ik ze ook nog lang niet allemaal heb opgemerkt). Hierdoor ga je ook verbanden proberen te leggen die de schrijver misschien we helemaal niet heeft bedoeld te leggen. Je denkt (ook door de titel) na over het boek en het verhaal en gaat naar betekenissen zoeken, terwijl het eigenlijk zo simpel oogt.

Na het lezen van Turks Fruit, dat absoluut geen slecht boek is, houd je (of in ieder geval ik) aan dit boek een nog positiever gevoel over. Waar Turks Fruit provocerend is geschreven, uit Kort Amerikaans zijn kritiek op een wijze die serieus genomen kan worden, hoe revolutionair dit boek ook al niet was toen het net uitkwam. Jan Wolkers liep, mijns inziens, zijn tijd ver vooruit en heeft met Kort Amerikaans het boek Turks Fruit, dat later geschreven is overtroffen! Daarmee wil ik niet zeggen dat Jan Wolkers en negatieve ontwikkeling heeft ondergaan, maar ik denk dat hij heeft geprobeerd nog revolutionairder te zijn dan hij al was, en dat kan je net wel of net niet serieus nemen, dat was in mijn geval niet zo, hoewel ik Turks Fruit nogmaals een goed boek en een mijlpaal in de literatuur van de twintigste eeuw vind (het was super revolutionair, dat is positief, ook al erger je je er in 2000 aan!).

Het lezen van dit boek was dus leuk en het heeft me nóg nieuwsgieriger naar het oeuvre van Jan Wolkers (en zijn ontwikkeling als schrijver) gemaakt. Ik vind dit een briljant boek, met zijn minpunten, maar die zijn nooit te vermijden, ieder heeft zijn perfecte boek (hetgeen hij zelf zou schrijven) , maar dat van een andere schrijver is toch altijd boeiender en spannender.



8. Secundaire Literatuur



Zie bijlage: Anoniem, “Jan Wolkers: Calvinist a contre coeur”, Trouw, 05-01-1963



De behandeling van de secundaire literatuur is geschied na het lezen van bovenstaand artikel. Ik zal de recensie analyseren en tijdens deze analyse komen de literaire waardeoordelen aan bod. Ook zal de vraag of deze recensie objectief of subjectief is worden beantwoord.



De recensie behandelt Jan Wolkers’ “oeuvre” in 1963, dat dan dus pas uit twee boeken bestaat. Zo kwamen er in de recensie ook een aantal opmerkingen voor, die mij niet bekend voorkwamen. De titel is erg pakkend, tenminste als hij betekent wat ik denk dat het betekent (namelijk: Calvinist tegen zijn zin). Hij probeert zich in Kort Amerikaans hier namelijk tegen af te zetten. De opmerking dat Jan Wolkers’ boeken interessanter zijn dan de gebruikelijke, oninteressante bekentenisliteratuur is echter een opmerking die ik minder goed snap en deel met de schrijver. Ik vind het niet goed, dat hij een ander soort literatuur, namelijk de gewone autobiografische werken afkeurt, omdat het een heel ander soort boek is. In autobiografische werken wil men een realistische weergave van de werkelijkheid geven (zoals Marga Minco en Maarten ’t Hart plegen te doen), terwijl in een werk als dit de werkelijkheid wordt verdraait: het is en blijft toch fictie. Uiteraard heeft dit te maken met de revolutionaire tijd die het was. Maar het blijft niet goed dat de recensent zijn persoonlijke smaak opdringt. Dit is dus een vernieuwingsargument; de recensent beoordeelt het boek hier namelijk op de mate waarin het vernieuwend is.

In de hierop volgende alinea spreekt hij uit wat hij denkt (al zegt hij het op zeer stellige wijze, alsof hij hier zeker van is) dat Wolkers wil doen met dit boek, wat hij heeft willen uitdragen, een intentioneel argument dus.

Het citaat dat hierna volgt is briljant uitgezocht, het beschrijft precies wat de recensent wil benadrukken in zijn recensie , de zoektocht naar het geloof van Jan Wolkers, van de hoofdpersoon. Hoewel ik dit niet eruit zou halen als grondmotief voor een boek is dit voor een schrijver van een confessionele krant in een tijd waarin verzuiling nog steeds belangrijk was in de maatschappij, natuurlijk wel erg belangrijk. Ik vind het goed dat de schrijver dit citaat heeft vermeld, omdat het nou ook weer niet helemaal pro-geloof (welk geloof dan ook) is. De vrijheid om dat te doen heerste dus blijkbaar wel.

Een stuk verderop vinden we wederom een intentioneel argument (in de zin die begint met: Slechte lezers zullen zich…). De schrijver is er stellig van overtuigd dat dit de oorsprong van de humor geweest moet zijn. Hij doelt dus op de bedoeling van de schrijver. Dat hij de slechte lezer zegt staat me niet aan. Die man haalt zich nogal wat in zijn hoofd: hij lijkt in zijn eentje te kunnen bepalen wat goed of slecht is, leuk of niet leuk, wat de bedoeling is van de schrijver.

De alinea hierop sla ik even over om verder te gaan naar de volgende pagina. In de alinea na deze alinea aan het einde hiervan (sorry dat ik het zo moeilijk maak hoor!) staat wederom een opmerking die mij niet aanstaat. De recensent vind dat deze episode over de “bukshagraper” een mooie korte periode had kunnen zijn. Ik vind dat je allerlei opmerkingen mag maken, maar de schrijver min of meer corrigeren en zeggen hou hij iets hád kunnen doen vind ik niet goed (dit doet mij denken aan de recensie over De Val van Marga Minco, in de klas behandeld).

Wat hierop volgt heeft verder weinig met het boek zelf te doen en die uitgebreide uitleg waarom de recensent gereformeerd tussen haakjes heeft gezet vind ik uitermate oninteressant en er niet toe doend, hier wil ik ook verder niet op ingaan.

Deze recensie is subjectief, omdat hij allerlei verwijten en complimenten maakt, zonder die te onderbouwen met tekstbewijzen. Hij citeert wel uit de tekst., maar dit is niet ter onderbouwing van zijn standpunt(en).



9. Bronvermelding



- www.collegenet.nl

- Turks Fruit, Jan Wolkers, 1978, Amsterdam

- Wolters handwoordenboek

- Laagland Literatuur
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen