Deel I: de auteur en zijn werk - Biografie
Felix Timmermans (1886-1947) was een Vlaams schrijver. Hij schreef na een zware ziekte een hymne op het teruggevonden leven, nl. Pallieter. Het was een meesterwerk dat zijn naam voorgoed vestigde. Zijn werk typeert als geen ander het typisch eigene van het Vlaamse buitenleven: joviaal, goedlachs en gevoelig-religieus. Kleurrijk, dialectisch taalgebruik geeft zijn werkt extra charme. Tussen 1907 en 1911 maakte hij een godsdienstige crisis door, waarin hij langs het boeddhisme en de theosofie naar het katholicisme terugkeerde. De neerslag van zijn pessimistische wereldbeschouwing uit die jaren ligt in de verhalenbundel "Schemeringen van de dood (1911)". Nog dertig jaar werkte hij verder aan een omvangrijk oeuvre, bestaande uit romans, novellen, herinneringen, toneelspelen en gedichten. In Boerenpsalm (1935), een van zijn beste werken, schiep Timmermans de figuur van Wortel. Wortel was in zijn ogen de verpersoonlijking van de Vlaamse boerenmentaliteit. Zijn laatste werk, de verzenbundel "Adagio" getuigt van serene ingekeerdheid. Timmermans werd verder bekend om geromantiseerde biografieën, populair-folkloristische novellen die vaak verbonden zijn met de stille poëzie van het Begijnhof in Lier. Felix Timmermans was voorts een kleurrijk en anekdotisch schilder, in de lijn van Bruegel en een illustrator met een direct herkenbare stijl. Zijn werk werd in vele talen vertaald. Timmermans was onder zijn tijdgenoten de meest gelezen Vlaamse auteur, wiens werk door talrijke vertalingen over de hele wereld verspreid werd. Hij was ook redacteur van het tijdschrift Volk (1913-1941). - Bibliografie
Episch werk: - Gelot (1904-1906)
- Schemeringen van de dood (1911)
- Begijnhofsprookjes (1911)
- Pallieter (1916)
- Het kindeke Jezus in Vlaanderen (1917)
- De zeer schoone uren van juffrouw Symforosa, begijntjen (1918)
- De pastoor uit de Bloeyenden Wijngaard (1923)
- Pieter Bruegel. Zoo heb ik u uit uwe werken geroken (1928)
- De harp van Sint Franciscus (1931)
- Bij de krabbekoker (1934)
- Boerenpsalm (1935)
- Ik zag Cecilia komen (1938)
- De familie Hernat (1941-1942)
Lyrisch werk: - Door de dagen (1907)
- Adagio (1947)
Deel II : De roman - Handeling
- Fabel
Het verhaal gaat over boer Wortel en zijn vrouw Fien. Ze hebben 11 kinderen waarvan er hun 4 ontnomen werden. Eén kind werd zelfs blind geboren. Wortel was de beste vriend van de pastoor. Hij vertelt wat er tijdens de verschillende jaargetijden gebeurt op de boerderij. Zijn zoon Fons had een eigenzinnig karakter. Na een woelig seksleven pleegt hij zelfmoord. Dat was zeer onchristelijk en een grote schande. Wortel hield het voor zich. Dan wordt Fien ziek. Een slap hart enerzijds en de voortdurende ongerustheid over Fons anderzijds zijn de oorzaken die tot haar dood leiden. Het werd een droge, hete zomer tot de avond van Fiens dood. Dan barstte er een hevig onweer los. Na een tijd huwt Wortel met Frisine, de eerste vriendin van zijn zoon Fons. Ze kregen uiteindelijk twee kinderen, het derde was op komst toen Wortel op een avond verdwaalde. Frisine ging hem samen met de andere dorpsbewoners zoeken, maar viel in het water. Door de opgelopen koude werd ze ziek, met de dood als gevolg. Vijf jaar na haar dood vond de pastoor een nieuwe vrouw voor Wortel, maar het geplande huwelijk ging niet door. Wortel zou immers afstand moeten doen van zijn boerenleven en dat kan hij niet. Dit werd hem kwalijk genomen door de pastoor waarop hun vriendschap eindigde. De uiteindelijke dood van de pastoor heeft hem zwaar aangegrepen maar toch dankt hij God voor alles wat hij gekregen heeft en vraagt Hem om nog lang te mogen leven en werken. - Geleding
- Indeling in hoofdstukken
De roman is ingedeeld in 10 hoofdstukken: - De ontmoeting met Fien
- Ontrouw en de redding van de kinderen
- Beschrijving van het zaaien, maaien, wieden en rooien
- Levenswandel van zoon Fons
- Gevang wegens stropen, dood van zoon Fons
- Overlijden van Fien
- Huwelijk met Frisine
- Frisine overlijdt
- Ruzie met de pastoor
- Overlijden pastoor
- Dieptepunt
Het dieptepunt ligt bij hoofdstuk 5. Daar moet Wortel 8 maanden in het gevang. Hij denkt dan aan zijn vrouw en kinderen, maar in de eerste plaats aan zijn land. Voor een boer is dat het ergste wat hem kan overkomen. - Open of gesloten einde?
Het is een open einde. In elk hoofdstuk beschrijft Wortel de belangrijkste gebeurtenissen uit zijn leven. In het laatste hoofdstuk uit hij zijn dank aan God voor al wat hij gekregen heeft en wenst hij nog vele jaren te werken. Dit blijkt uit de volgende zin: en laat Uw Wortel als tegendank nog vele jaren op Uw veld in het zweet zijns aanschijns mogen werken! Dank op voorhand! Daarop stopt het verhaal en vernemen we niets meer over zijn verder leven. Er staan hem misschien nog verscheidene gebeurtenissen te wachten. - Simultaan verloop
De gebeurtenissen spelen zich niet tegelijkertijd af. De ene gebeurtenis volgt gewoon de andere op. - Thema
- Centraal probleem
- Zijn buurman, Ossekop, valt zijn vrouw lastig. Er vallen woorden. Maar wanneer Ossekop zijn kinderen redt van een op hol geslagen stier wordt het geschil bijgelegd.
- Amelieke werd blind geboren ten gevolge van een maansverduistering.
- De vriendin van zoon Fons was niet naar de zin van Wortel. Hij vond haar een Boheemse heks. Dit gaf problemen onderling, die nog erger werden toen zij zwanger werd.
- Dochter Anna werd non en wou haar ouders niet meer kennen.
- Wortels broer is pater en komt alleen langs als zijn klooster geld nodig heeft.
- Zoon Fons komt op tegen het vaderlijk gezag. Hij vlucht weg en pleegt later zelfmoord. In die tijd was dit een onchristelijke daad.
- Titelontleding
Boerenpsalm is een lofzang op de mens en het harde boerenleven, hetgeen niet altijd idyllisch is. De boer heeft een hard leven. Hij moet bijna constant werken, maar lijdt toch armoede, honger, leed en verdriet. Maar de boer klaagt niet. Hij houdt van zijn veld en alles wat daarbij hoort. - Toepassing
- Centraal probleem
Het centraal probleem is hier vooral van maatschappelijke aard. In die tijd was er vooral een standenverschil. Men had de boeren enerzijds en anderzijds de mensen die in het kasteel woonden. In het boek wordt dit standenverschil voortdurend aangehaald. Dit gebeurt door Wortel, die de mensen van het kasteel voortdurend bekritiseert. Vb. Wortel noemt de kasteelheer een pimpelmuis (blz. 18). Dit blijkt ook uit de volgende zin van Wortel: "De pimpelmuis van het kasteel, die van ons zweet korentenbrood zal eten, komt ginder in een open voituur met een parasolleke voorbijgereden."(blz. 36) - Mogelijke zin:
Een mens kan ook gelukkig zijn met eenvoudige dingen. Als boer is hij gelukkig als hij maar op zijn veld kan werken. Hij beschouwt het veld als zijn roeping, het doel waarvoor hij op de wereld is gezet. - Tijd
- Chronologisch?
Het verhaal is één flash-back, waarin hij zijn levensverhaal vertelt. Deze flash-back verloopt volledig chronologisch (de verschillende gebeurtenissen volgen elkaar op). Soms denkt hij nog terug aan zijn vroegere jeugd (flash-back binnen een flash-back) Op het einde bedankt hij God voor de tijd dat hij hier op aarde heeft doorgebracht en wenst hij nog lang op aarde te werken en te leven. - Continu?
Het verhaal verloopt continu met tijdsverdichting. - De vertelde tijd loopt van zijn jeugdjaren tot zijn oude dag. Een heel mensenleven dus.
- De verteltijd beloopt 137 bladzijden.
- Tijdsversnelling: pag. 120: 5 jaar na de dood van Frisine. Bedoeling: hij vermeldt alleen de belangrijkste gebeurtenissen en neemt regelmatig sprongen in de tijd.
- Tijdsvertraging: Er komen veel beschrijvingen voor in het verhaal. Deze zijn immers kenmerkend voor een roman. Een goed voorbeeld is hoofdstuk 3 waarin verschillende aspecten van het zaaien, maaien, en het oogsten overvloedig aan bod komen. Vb: Nu komen de donkere dagen, de regen kletst tegen de ruiten en onder de wilde nattigheid rukken wij de beet uit, en doen de selder, de parei en de patatten in de putten.
- Ruimte
- Plaats
Het verhaal speelt zich af op een boerderij, vlakbij de Nete. Aan het veld van Wortel grenst een ander veld, nl. datgene van Ossekop. Vroeger was het zo dat de verschillende velden naast elkaar lagen. Wortel gaat ook vaak naar het nabijgelegen dorp. Men had vroeger overal platteland. De velden lagen naast elkaar en de dorpjes lagen daar een eindje vandaan. Tegenwoordig is er veel veranderd: alles is uitgegroeid tot dorpen. Deze hebben het platteland verdrongen. Je kunt nu van het ene in het andere dorp lopen, zonder het te beseffen. Vroeger was zoiets onmogelijk. - Plaatsveranderingen?
Er zijn weinig plaatsveranderingen, daar men de boerderij nooit alleen kan laten. Men werd daar geboren, men werkte daar en men stierf daar. Dat was toen de gewoonte. MAAR: - Wortel gaat alle jaren te voet naar Scherpenheuvel, zoals elke gelovige mens. Daar ontmoet hij ook zijn eerste vrouw, Fien. Hij wordt hopeloos verliefd en wil indruk op haar maken.
- Wanneer hij in de gevangenis zit, beseft hij dat hij niet zonder zijn veld kan. Hij mist ook zijn vrouw en kinderen. Hij heeft de indruk dat hij ze niet kan beschermen omdat hij vastzit. Het is daarom dat hij zich voorneemt om nooit meer te stropen.
- Antwerpen: wanneer zijn zoon Fons dood wordt teruggevonden, moet Wortel hem identificeren. Wortel herkent hem, maar hij zwijgt om de familie van een grote schande te besparen. Hij zegt ook niets tegen Fien, die toen ziek was. Ze kan de waarheid niet aan.
- Wanneer hij gaat trouwen met Angelik, moet hij alles achterlaten om een nieuw leven te beginnen. Een welverdiende rust, maar Wortel kan het niet.
- Contrast tussen ruimte & handeling?
Ja, vb. - Amelieke werd blind geboren omdat er op dat moment een maansverduistering plaatsvond.
- Gedurende Fiens ziekte was er een periode van droogte. De nacht dat ze sterft, regent het pijpenstelen.
- Personages
- Psychologische analyse
- Het hoofdpersonage is Wortel. Hij is diepgelovig, bekommerd om zijn gezin en een beetje achterdochtig (vb. Hij verdenkt zijn tweede vrouw Frisine van ontrouw). Hij is gefascineerd door zijn platteland (plaatsgebonden) en is tevens een harde werker.
- Pastoor: in die tijd speelde de pastoor een grote rol in het (boeren)leven. De mensen gingen vaak te biecht bij hem. Hij volgt en troost dan ook de ellende en de armoede van de boeren. Hij kende Wortel zeer goed en gaf hem geregeld raad: hij wil het beste voor hem. Vb. Hij zoekt een derde vrouw voor hem.
- Fien: harde werkster en kent de boerenstiel. Ze is bezorgd om haar kinderen (in dit geval Fons).
- Frisine: ze doet haar best maar ze moet nog veel leren over het boerenleven. Ze is wel een goede huismoeder en even bekommerd om de kinderen.
- Fons: verzet zich tegen het vaderlijk gezag. Hij loopt weg en doet zijn eigen zin. Het loopt uiteindelijk slecht af met hem. Hij pleegt zelfmoord en laat hierbij zijn vrouw en kind achter.
- Amelieke: Ze is de dochter van Wortel en is steeds vrolijk, ondanks haar blindheid. Wanneer Wortel van plan is om bij Angelik te gaan wonen, is Amelieke mistroostig. Ze is gebonden aan de boerderij omdat ze haar weg daar goed vindt.
- Karakters statisch?
Nee, Wortel is daar een duidelijk voorbeeld van: hij heeft Frisine nooit kunnen uitstaan. Maar na de dood van Fien kijkt hij met andere ogen naar haar. Hij begint van haar te houden. Uiteindelijk trouwen ze dan ook. - Sociologische analyse
- Onderlinge beïnvloeding
- Wortel zou zijn buurman, Ossekop, kunnen vermoorden omdat hij niet van Fien kon blijven. Zij kan hem echter tijdig tegenhouden. Maar wanneer Ossekop zijn kinderen redt, wordt de kwestie bijgelegd.
- De priester beïnvloedt Wortel gedurende heel het verhaal.
Vb. Nadat Wortel ontrouw heeft gepleegd, durft hij dit niet opbiechten. Wanneer de pastoor het onderwerp ter sprake brengt, biecht hij echter alles op. - Amelieke probeert Wortel onrechtstreeks te overtuigen, om niet met Angelik te trouwen. Vb. Ze kan haar wel verdragen, maar ze zou moeite hebben om zich aan een nieuwe omgeving aan te passen.
- Maatschappelijke context
Periode: ± 1850 In die periode moest men harder werken om zijn kost te verdienen. Men deed het met minder en men was daar gelukkig mee. Vb. De gewone boer is gelukkig met zijn land, meer heeft hij niet nodig. - Taal en stijl
- Verteltrant
- Beschrijvingen Er zijn beschrijvingen van de verschillende fases dat het veld van boer Wortel moet doormaken, evenals beschrijvingen omtrent handelingen en personages. Voorbeelden:
- Frisine was precies een Bohemerse, met vet, zwart haar en ogen als kolen. Schoon van postuur maar niet voor een boerenjongen, wel zoiets voor een rondtrekkende harmonicaspeler, zo een echt gemeen, vrank stuk, een gaillard.
- De dagen klaren wijd open, de zon zuigt alles omhoog. Ook het slecht, en nu is’t een gedurig vechten tegen het onkruid: wieden, rooien, en gedurig gekruip.
- Dialogen
Er komen regelmatig dialogen in voor, uiteraard in het dialect. Voorbeeld: - «Wortel, Wortel, peins op uw kinderen, wordt in godsnaam toch geen moordenaar!»
- «Goed», riep ik. «Maar laat me dan iets kunnen breken of kapotslaan of ik stik!»
- «Hier zie, Wortel, sla ze maar kapot, jongen.»
- Zinsbouw
- Stilistische moeilijkheidsgraad
- Blz. 6: een dres water, een klad zon, slekken, swenst
- Blz. 36: overgietert, een open voituur, la vie sampetre, een kapper jenever
- Blz. 85: den uitkom
- Blz. 136: lutteur op een Herkulbaraksen uit het holleken van mijn hart.
- Zinstructuur
Er komen afwisselend enkelvoudige en samengestelde zinnen in voor. Enkelvoudige zin: "Ginder in die hut ben ik geboren." Samengestelde zin: "Ik ben maar een arme boer en al heb ik veel miserie gehad, toch is het boerenleven het schoonste leven dat er bestaat." - Zinstypes
Er komen alle soorten zintypes in voor. - Woordenschat
Vreemde woorden: Geen voorbeelden. In die tijd leefde men rond zijn kerktoren en men stierf daar. Er is geen invloed van andere volkeren. Dialect: omdat het verhaal dateert uit een tijd waarin de mensen Oud-Nederlands spraken. Een bougie = een kaars De slekken = slakken Een dres water = een geut water Swenst = ondertussen, terwijl Wij waren met 15 open bekken= met 15 kinderen Een trossel kinderen = veel kinderen De schelf = de hooizolder Adjectieven: Doordat er uitvoerige beschrijvingen worden gegeven, komen er veel adjectieven in de zinnen voor. - Evaluatie
Zie aparte bladen Deel III : Bijlage - Gebruikte bronnen
- Moderne Nederlandse encyclopedie samengesteld door Tirion B.V. met gebruik van tekst- en illustratiemateriaal van Elsevier
1975 - Amsterdam - "Bibliografie van Felix Timmermans" door H. van Assche en R. Baeyens
- De Grote Nederlandse Larousse Encyclopedie, Ned. Uitgave Heideland-Orbis NV, 1972 - Hasselt
|