Boekverslag : Harry Mulisch - De Aanslag
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 3936 woorden.

Zakelijke gegevens



Auteur: Harry Mulisch

Titel: De aanslag

Uitgever: De Bezige Bij

Plaats van uitgave: Amsterdam

Jaar van uitgave, druk: 1987,19e (254)

Jaar van uitgave 1e druk: 1982 (254)

Genre: Het boek is een psychologische roman. Het gaat de hele tijd over het leven van Anton en hoe hij de oorlog verwerkt en dit gepaard gaande met de psychologische littekens die hij draagt. Tevens is dit boek ook een oorlogsroman. Het handelt over de 2de Wereldoorlog.





Eerste reactie



Keuze: Je hoort van vele die dit boek hebben gelezen en er is ook een film van, die ik al 2 of 3 keer heb gezien, dat kon helpen bij het begrijpen en het lezen van het boek ook al is de film wel iets anders dan het boek. Nog een rede was dat het een boek over de oorlog is en zulke boeken hebben me altijd aangesproken.

Inhoud: Het viel me op dat ik veel meer van het boek verwachte dan dat ik er eigenlijk van vond, ik vond het nogal een saai verhaal met weinig spanning en ik kon me niet goed inleven in het verhaal en de hoofdpersoon.



Verdieping



Samenvatting:



Proloog:



Aan de rand van Haarlem staan langs het Spaarne vier villa's. In 'Buitenrust' woont de familie Steenwijk: vader (griffier bij de rechtbank), moeder, Peter (17 jaar) en Anton (12 jaar). Links van hun villa staat de villa van de familie Beumer en rechts staat de villa van meneer Korteweg en zijn dochter Karin.



Eerste Episode: 1945



Op een avond in januari 1945 wordt de familie Steenwijk opgeschrikt door zes schoten. Voor het huis van de buren Kortewijk ligt het lijk van Fake Ploeg, hoofdinspecteur van de politie. Korteweg en Karin slepen het lijk voor het huis van de familie Steenwijk. Peter rent naar buiten om het dode lichaam weer terug te zeulen. De Duitsers komen; Peter vlucht weg en neemt het pistool van Ploeg mee.

Anton en zijn ouders worden uit hun huis gehaald en het wordt in brand gestoken, nadat eerst de ruiten kapot zijn geslagen. Anton wordt in een auto gestopt en weggevoerd. Wat er met zijn ouders gebeurt, weet hij niet. Hij wordt in een cel in het politiebureau in Heemstede gezet. In deze cel zit al een vrouw. Ze troost Anton en praat met hem over de fascisten (Jawel, maar dat hebben ze gedaan omdat die hufter daar is geliquideerd, en ze zullen zeggen, dat het dus de schuld van de illegaliteit is dat ze dat moesten doen.) en over de noodzaak hen te haten.

Anton wordt de volgende dag overgebracht naar de Ortskommandant in Haarlem, van wie hij naar zijn oom en tante mag gaan. Tijdens de rit van Haarlem naar Amsterdam wordt het konvooi door een Engels vliegtuig beschoten, waarbij enige doden vallen. In Amsterdam komt Anton bij een Duitse generaal terecht, die vriendelijk voor hem is. Zijn oom Peter haalt hem op.



Tweede episode: 1952



Anton wordt opgevoed door zijn oom en tante, een kinderloos doktersechtpaar aan de Apollolaan te Amsterdam. Na de oorlog blijkt dat zijn ouders en Peter in de fatale nacht ter plekke zijn doodgeschoten. Anton reageert beheersd; hij gaat niet op onderzoek uit.

Na het gymnasium gaat hij medicijnen studeren. Als hij tweedejaars is, wordt hij door een studiegenoot uitgenodigd op een feestje in Haarlem. Zo komt hij voor het eerst in 1952 weer terug in de stad die hij in januari 1945 verlaten heeft. Het feestje wordt voor hem een teleurstelling, omdat een paar flauwe studenten kwetsende opmerkingen maken. 'maar er schijnen ook allerlei oud-SS'ers in het legioen te zitten. Ik heb gehoord, dat ze vrijstelling van vervolging krijgen als ze zich melden.' 'Nou en? Je loopt achter, man, met je SS. In Korea kunnen ze het mooi goedmaken.' Anton wordt hierdoor herinnerd aan hetgeen hij in de oorlog heeft meegemaakt. De aansporingen om zich als vrijwilliger aan te melden voor de oorlog in Korea doen hem besluiten het feestje vroegtijdig te verlaten.



Hij besluit, na lang aarzelen, een kijkje te nemen in zijn oude straat. Als hij in de straat staat, komt mevrouw Beumer naar buiten en roept hem naar binnen. Ze vertelt dat Anton's moeder die nacht in januari een Duitser is aangevlogen en dat zij en haar man daarna samen met andere gijzelingen zijn geliquideerd. Ook vertelt zij dat er aan het einde van de straat, op de plek waar geschoten was, een monument was opgericht. Anton vertrekt om het monument te bekijken, hij ziet de namen van zijn ouders, maar Peter staat er niet bij.

Bij navraag blijkt dat zijn oom hem wel verteld heeft over het monument, maar dat Anton de onthulling niet wilde bijwonen. Anton voelt voor het eerst iets van angst voor het afgesloten verleden.



Derde episode: 1956



Na zijn kandidaatsexamen gaat Anton op kamers wonen in de binnenstad van Amsterdam. In 1956 vallen de Russen Hongarije binnen. Dagenlang is het rumoerig rond het hoofdkwartier van de C.P.N. in Amsterdam (het gebouw Felix Meritis). Tijdens een relletje ontmoet Anton in de portiek van zijn huis Fake Ploeg jr., die een kei in zijn hand heeft. Op de kamer van Anton ontwikkelt zich een heftig gesprek. Omdat zijn vader in de oorlog fout was kon Fake niet gaan studeren. Hij werkt nu in een zaak voor huishoudelijke artikelen. Hij is fel anticommunistisch (Het zijn niet toevallig diezelfde rotcommunisten geweest, die hem hebben vermoord. Dat is hetzelfde tuig, dat je nu met helmen op hun rotkoppen daar door de dakgoot ziet lopen.). Anton verwijt Fake dat het de vrienden van zijn vader waren, die Anton's familie hebben uitgeroeid. Fake wordt woedend en verbrijzelt de spiegel met zijn kei. Kort daarop ontploft de oliekachel, waardoor de kamer onder het roet zit. (Dit lijkt op de verschrikkelijke nacht in 1945 toen de Duitsers de ruiten kapot sloegen en het huis van Anton zijn ouders in brand staken.)



Vierde episode: 1966



In 1959 doet Anton staatsexamen. Hij krijgt een assistentschap in de anesthesie en gaat in de buurt van het Leidseplein wonen. Hij werkt in het Wilhelmina Gasthuis. In Londen ontmoet hij een stewardess Saskia de Graaff. Een jaar later trouwen ze. Ze kopen een half huis in de buurt van het concertgebouw. De vader van Saskia is ambassadeur in Athene. In de oorlog speelde hij een belangrijke rol in het verzet. Begin juni 1966 wordt Sjoerd begraven. Hij was een bekend journalist, die in de oorlog in het verzet zat. Omdat hij een vriend was van de Graaff, gaan Anton, Saskia en hun dochtertje Sandra ook naar de begrafenis. Na afloop van de plechtigheid komt Anton in contact met de verzetsstrijder Cor Takes. Deze heeft Fake Ploeg doodgeschoten. Anton wil eigenlijk niet meer over het gebeurde uit de oorlog praten (hij wilde er helemaal niet over praten. Zij dachten vermoedelijk dat hij geweldig met het verleden overhoop lag, nog elke nacht er van droomde, maar de feiten waren dat hij er bijna nooit aan dacht.), maar Takes moet zijn hart luchten en blijft tegen hem aanpraten. Hij tracht zich te rechtvaardigen door te vertellen over de gruweldaden van Ploeg. Hij had een zweep met ijzerdraad er in gevlochten, waarmee hij de vellen van je gezicht sloeg, en van je blote kont, en dan douwde hij je met je achterste tegen de gloeiende kachel. Hij stopte een tuinslang in reet en liet hem net zo lang spuiten tot je je stront uitkotste. Over het gezeul met het lijk van Ploeg weet hij niets. Hij vertelt over zijn vriendin Truus Coster. Ze blijkt het meisje te zijn met wie Anton in de cel heeft gezeten. Anton hoort nu, dat ze drie weken voor de bevrijding is vermoord door de Duitsers. Takes geeft zijn adres en telefoonnummer aan Anton.

Anton gaat met zijn gezin en schoonouders ergens lunchen. Daarna gaat hij met Saskia en Sandra naar het strand. Door de onthullingen van Takes is hij helemaal uit zijn evenwicht. Hij wilde de foto van Truus, die in het bezit is van Takes, zien. In een foto van Saskia herkent hij het beeld dat hij sinds 1945 in zijn hoofd heeft van Truus.

De volgende dag gaat Anton naar Takes die nog helemaal met zijn gedachten in het oorlogsverleden zit. Het vrijlaten van de oorlogsmisdadiger Lages maakt de verzetsheld woedend. Anton ziet de foto van Truus. Zij was het die de laatste twee schoten op Ploeg afvuurde. Ploeg heeft haar daarna nog met een schot verwond. Anton is zeer geëmotioneerd.



Laatste episode: 1981



Anton en Saskia zijn gescheiden en Anton is hertrouwd met Liesbeth, die kunstgeschiedenis studeert. Ze hebben een zoon: Peter (1969). Anton verdient veel en heeft vier huizen. Hij is vaak in Italië. Hij wordt neerslachtig en heeft soms ook last van een crisis.

In 1978 gaat hij met Sandra naar Haarlem. Op de plaats waar het verbrande huis heeft gestaan is een bungalow gebouwd. Ze bezoeken het monument en het graf van Truus Coster op de erebegraafplaats in Bloemendaal. Sandra legt een roos op het graf. Door de emoties weet Anton nu weer wat Truus in de cel tegen hem gezegd heeft. Als Anton dit tegen Takes wil vertellen, merkt hij dat het huis van Takes is afgebroken.

Tijdens de vredesdemonstratie op 21 november 1981 te Amsterdam ontmoet Anton Karin Korteweg. Van haar verneemt hij, dat Peter in die nacht in januari 1945 bij hen is binnen gevlucht. De Duitsers hebben hem neergeknald. Korteweg en zijn dochter zijn naar de Ortkommandantur gebracht. Anton herinnert zich dat hij Korteweg daar in een glimps gezien heeft. (zie blz.59) Hij hoort nu ook waarom Korteweg het lijk weg wilde hebben: hij was bang voor zijn hagedissen. Toen bleek wat welke represaillemaatregelen de Duitsers namen, heeft hij de beestjes zelf doodgetrapt. Hij wilde het lijk niet voor het huis van Aarts leggen, omdat daar Joden zaten ondergedoken. Ook vertelt Karin dat haar vader zelfmoord heeft gepleegd in 1948. Nu weet Anton alles. Hij laat Karin hulpeloos achter en wordt door de menigte opgenomen. Samen met Peter loopt hij verder. Een lange man loopt met zijn zoon aan zijn hand in een demonstratie. Hij 'heeft de oorlog meegemaakt', nog net, als een van de laatsten. Tegen zijn zin is hij er bij betrokken, bij die demonstratie,



Schrijfstijl: Het taalgebruik is vrij gemakkelijk, dit komt voornamelijk door de weing moeilijke woorden, de makkelijke zinnen en de weing dialogen die in het verhaal gevoerd worden. Je leest het boek makkelijk en snel uit. Er zit geen humor in het verhaal, maar dat verwacht je ook niet van een boek over oorlogsverwerking.



Verteller & perspectief: Er is een auctoriale vertelinstantie of vertelperspectief, die het verhaal over Anton vertelt. Vooral in de proloog en op de laatste bladzijde van de roman zien we hem duidelijk aan het woord. Hij maakt algemene opmerkingen, bijvoorbeeld (op blz. 20) over de namen Anton en Adolf. Hij geeft af en toe uitleg, zoals over het liedje dat Anton zong (blz. 21). De vertelinstantie weet wat er later gebeurde(o.a. op blz. 60) als Anton van de Duitsers brood met beleg krijgt. Hij maakt af en toe opmerkingen tussen haakjes(bijvoorbeeld op blz. 71). De auctoriale vertelinstantie weet meer dan Anton (zie blz. 65). Vooral bij de eerste episode is dat belangrijk omdat de 12-jarige Anton nog te jong is om alles te begrijpen. We zien later, vooral bij de gesprekken tussen Anton en Takes, dat Anton veel uit 1945 vergeten is, voornamelijk het gesprek met het meisje in de cel. Een vertellerstruc zien we (op blz. 53) als Truus een heel verhaal tegen Anton afsteekt, waarvan hij weinig begrijpt. Maar het is de bedoeling dat de woorden wel door iemand begrepen worden, namelijk door de lezer: "Opeens begon zij te vertellen, alsof er nog een derde in de cel was tegen wie zij sprak".

Tijd: De periode waarin het verhaal zich afspeelt is achtereenvolgens: 1945, 1952, 1956, 1966 en 1981. De vertelde tijd is bijna 37 jaar. De verteltijd is 254 bladzijden. Het verhaal wordt chronologisch verteld, maar er zijn af en toe wel verwijzingen naar Vroegere of latere gebeurtenissen. Uit de genoemde periodes worden telkens maar één of twee dagen in detail beschreven. We zien dan ook veel tijdverdichting. In elk eerste hoofdstuk van een episode wordt de tijd tussen de vorige en de nieuwe episode samengevat.

Ruimte: De aanslag, de belangrijkste gebeurtenis uit de roman, wordt gepleegd in Haarlem. De kade in Haarlem, waaraan Anton woonde, wordt in de proloog uitvoerig beschreven. In 1952 gaat Anton voor het eerst na de aanslag terug naar Haarlem. Anton voelt overeenkomst tussen hemzelf en de stad: "Wat hij zag, was geen stad als zoveel andere op aarde: zij verschilde er van zoals hij van andere mensen" (blz. 82). Anton wil nooit meer terug naar Haarlem, niet meer herinnerd worden aan de aanslag. Later gaat hij er echter nog een keer met Sandra naar toe. Na de aanslag woonde Anton bij zijn oom en tante aan de Apollolaan in Amsterdam. Apollo is de god van het licht. Dit staat in tegenstelling tot de duistere gebeurtenis in Haarlem. Toen Anton in 1953 op kamers ging wonen, "verdween dat Haarlem van januari 1945 nog ver achter de horizon" (blz. 109). In 1969 kocht Anton een huis in Toscane, waar hij de vakanties doorbracht. Hij kwam er erg graag, wilde zich er later zelfs permanent vestigen. Hij genoot vaak van het uitzicht op het landschap dat in ieder geval ver verwijderd was van Haarlem, 1945. Toch maakt Anton juist in Toscane een crisis door. Daarna hadden het huis en het uitzicht hun volmaaktheid verloren, "zoals een mooi gezicht ontsierd wordt door een litteken"(blz. 214). De donkere cel, waar Anton praatte met het meisje, was heel belangrijk voor hem. Het symboliseert de duisternis en het isolement waarin Anton na de aanslag verkeerde. In die donkere cel was één lichtpuntje, de vingertoppen van het meisje over Antons gezicht. Naar dat licht is Anton zijn hele leven op zoek. Verder verdient het huis van Takes vermelding. Het souterrain leek op een ondergronds hoofdkwartier. Voor Takes was het nog steeds oorlog.





Verhaalfiguren: De hoofdpersoon van dit verhaal is Anton Steenwijk. In het begin van de roman, ten tijde van de aanslag, is hij 12 jaar, aan het einde 48 of 49 jaar. Hij is een lange, slanke man met sluik donker haar, donkere wenkbrauwen en een gave huid in de tint van noten. Volgens anderen veranderde hij in de loop der jaren nauwelijks. In dit boek worden zijn gedachten het meest uitgediept en kun je zien dat zijn leven volledig wordt bepaald door de gebeurtenis in 1945.



De meeste personages krijgen weinig diepgang in dit boek. Een paar voorbeelden van personages waar je wel enige gedachten van komt te weten, zijn:



- Cor Takes, de verzetsstrijder die de aanslag op Fake Ploeg had gepleegd. Takes had donkerbruine ogen die een doordringende blik bezaten. Hij dronk en rookte veel en kon zich maar moeilijk los maken van de Tweede Wereldoorlog. Hij was vroeger wiskundeleraar, maar leefde nu van de Stichting ‘40-’45. Hij sprak veel met Anton over de oorlog, niet om zijn daad goed te praten maar omdat hij aan niets anders kon denken. Anton sprak veel met Takes, omdat hij degene was die Antons leven zo had veranderd. Takes wilde van Anton veel weten over Truus Coster op wie hij verliefd was ondanks dat hij een vrouw en twee kinderen had. Anton vond Takes een sympathieke man, met wie hij zich zeer verbonden voelde.



- Truus Coster; zij had samen met Takes de aanslag op Fake Ploeg gepleegd. Zij was nog neergeschoten door Ploeg en gewond was ze gearresteerd. Die nacht zat ze samen met Anton in een cel onder het politiebureau van Heemstede en zij praatten veel met elkaar. Later blijkt dat ze in april 1945 in de duinen is geëxecuteerd; ze werd niet ouder dan 24 jaar. Cor Takes was verliefd op Truus, maar hij dacht dat dit niet wederzijds was. Dit was echter wel zo. Haar geboorte- en sterfdatum komen overeen met die van de communistische verzetsstrijdster Hannie Schaft (‘het meisje met het rode haar’).



Er zijn verder nog een aantal personages die een bepaalde rol spelen:



- Antons vader, die griffier bij een rechtbank was. Hij had net als Anton sluik, donker haar. Tijdens de aanslag bleek dat hij niet erg sterk was; hij bleef gebogen aan tafel zitten zonder iets te doen.



- Antons moeder, zij had blond haar en blauwe ogen, net als haar zoon Peter.



- Antons broer Peter, hij rende na de aanslag op Ploeg meteen naar buiten om het lijk bij één van de buren neer te leggen.



- Antons oom en tante, zij woonden aan de Apollolaan in Amsterdam. Anton kwam bij hen in huis nadat zijn familie was vermoord.



- Saskia, zij was Antons eerste vrouw en baarde in 1962 zijn eerste kind, Sandra. Haar beroep was stewardess. Haar vader, De Graaff, had in de oorlog een vooraanstaande positie binnen het verzet bekleed. Hij sprak niet vaak over de oorlog.



- Fake Ploeg, de zoon van de vermoorde NSB’er Ploeg. In 1956 als hij een ontmoeting heeft met Anton blijkt hij een felle anticommunist te zijn. Hij verdedigt zijn vader en diens daden in de oorlog hartstochtelijk. Die was pas NSB’er geworden na Dolle Dinsdag, toen veel collaborateurs naar Duitsland vluchtten. Ploeg sr. vond dat er toen een daad moest worden gesteld tegen het bolsjewisme. Van de joden wist hij niets af.



- Meneer Korteweg, de buurman van de familie Steenwijk. Hij was vroeger zeeman geweest en hield veel van reptielen. Vanwege die reptielen had hij het lichaam van Ploeg voor het huis van de familie Steenwijk gelegd. Later trapte hij ze dood, omdat Antons ouders en broer vanwege hen vermoord waren. Uit angst dat Anton wraak zou nemen, emigreerde hij naar Nieuw-Zeeland waar hij in 1948 zelfmoord pleegde. Zijn dochter Karin was verpleegster en is ongetrouwd gebleven.



Thema: Een thema is het lot, als Ploeg ergens anders was neergeschoten was dit niet met Anton gebeurd maar met iemand anders. Een ander thema is vuur, want er is vuur als zijn huis in brand wordt gestoken, vuur als het Engelse vliegtuig het konvooi aanvalt, een beetje vuur als zijn kachel ontploft enz. Een ander thema is de goede en verkeerde haat, want anton's "haat" voor de Duitsers is gegrond, maar Fake Ploeg jr.'s haat tegen de communisten is op de verkeerde feiten gebaseerd. Weer een ander motief is het opsporen van de verborgen achtergronden, want al doet Anton dit niet bewust, toch is hij onbewust op zoek naar de antwoorden, hij kan alleen heel goed zijn geduld bewaren. Nog een ander thema is het vergeten van afschuwelijke gebeurtenissen. Anton is niet voor niets een anesthesist geworden (specialist in het "vergeten"). Hij had trouwens min of meer mystieke vermoeden, dat een narcose de patient niet zo zeer gevoelloos maakte, maar dat de chemicalien uitsluitend bewerkstelligden, dat hij zijn pijn niet kon uiten, en verder, dat zij acheraf de herinnering aan de doorstane pijn wegnamen. Terwijl de patient er toch door veranderd was.



Plaats van de roman in de literatuur: De thema's van Harry Mulisch's boeken werden steeds meer "de tweede wereldoorlog". Dat kwam ook door de achtergrond van zijn ouders. Zijn moeder was joodse, zijn vader een Oostenrijker die samenwerkte met de Duitsers waardoor ze na de oorlog ook gevangen werden genomen. Met deze achtergrond is het niet verwonderlijk dat Mulisch geobsedeerd werd door de problemen van fascisme en collaboratie, van schuld en van de verwerking van het verleden. De periode waarin hij daarmee zijn eerste boek uitbrengt is in 1959 met Het stenen bruidsbed. Later kwam er het veel bekendere boek De aanslag. De betekenis va het boek voor de Nederlandse literatuur is dat dit boek een stukje vertelt over de geschiedenis van Nederland. Harry Mulisch zegt ook nog "alleen de boeken blijven hoor, niet de echte realiteit. In vergelijking met andere schijvers nemen de gedachten van Harry Mulisch vaak een wijde vlucht. Het is niet de werkelijkheid dat in zijn werk regeert, maar de fantasie, of misschien de samenhang die door de creatieve fanatasie in de werkelijkheid gevonden kunnen worden.









Motto: Overal was het al dag

Maar hier was het nacht

Neen, meer dan nacht.

Epistulae, VI, 16 van C. Plinius Caecilius Secundus



Mottoverklaring: Het motto is verwoord in dit citaat :"Overal was het al dag, maar hier was het nacht ,neen ,meer dan nacht" (C.Plinius Caecilius Secundus , Epistulae , VI , 16)

In dit motto wordt de tegenstelling duidelijk gemaakt tussen dag en nacht, en licht en duisternis. Dit speelt een belangrijke rol in de roman. Plinius had het in 79 overigens over de uitbarsting van de Vesuvius. Hij schreef dit motto in een brief aan Tacitus. In dit verband gaat het om de vergelijking tussen de bedolving van pompei en de aanslag: allebei had het rampzalige gevolgen.



Beoordeling



Voordat ik De aanslag gelezen had, had ik al veel over het boek gehoord. Het moest een goed boek zijn dat iedereen gelezen moest hebben. Maar het boek viel me erg tegen. Ik kon me niet goed inleven in de hoofdpersoon, het boek was voorspelbaar, en naar mijn mening saai. De vele verwijzingen naar de oudheid die de schrijver gebruikt vond ik vaak niet toepasselijk en storend. Ik heb ze denk ik ook niet altijd begrepen. Er was weinig spanning in het verhaal, ik had niet het gevoel dat ik het boek uit wilde lezen. Het verhaal was wel geloofwaardig, maar gewoon een standaard oorlogsverhaal. Het was denk ik een realistisch verhaal, maar omdat ik de oorlog niet meegemaakt heb, weet ik niet hoe goed ik dat kan beoordelen. Dat mensen daar zo’n groot trauma aan overhouden kan ik wel heel goed begrijpen. Het verhaal is als je puur naar de Tweede Wereldoorlog kijkt niet actueel meer, maar er is nog genoeg oorlog in de wereld, dus als je het zo bekijkt is het trauma van Anton nog wel actueel. Voor jongeren in Nederland is het misschien niet zo’n actueel verhaal, omdat zij weinig tot niet met de oorlog te maken hebben. Ik ben het eens met het thema van dit verhaal. Je bent verantwoordelijk voor je eigen daden, en je kunt niet veroordeeld worden voor de daden van anderen. Toch is dit iets dat nog steeds vaak gebeurt. En dit zal waarschijnlijk ook altijd zo blijven. Dit zal positief bijdragen aan de actualiteit van het boek. Ik herken geen situaties of gevoelens uit het boek. Ik vind het daarom ook moeilijk om me in te leven in de hoofdpersoon. Ik kan me het best inleven in de figuur van Truus Coster. Ook al komt zij maar kort voor in het boek, haar manier van denken, en haar gevoelens kan ik heel goed begrijpen. Als je later, als Anton bij Takes op bezoek is, nog meer over haar te weten komt, wordt dit alleen maar sterker. Ze komt bij mij als de meest menselijke persoon over. Over dit onderwerp heb ik onbewust wel eens nagedacht. Ik heb er alleen nooit echt bij stil gestaan. Hij lijkt zo logisch om aan te nemen dat iedereen verantwoordelijk is voor zijn eigen daden, en dat je niet verantwoordelijk bent voor andermans daden, maar dit boek laat zien dat dit echt niet zo vanzelfsprekend is. Voor mij persoonlijk heeft dit boek niet veel te betekenen. Ik vind het fijn dat ik dit boek gelezen heb, omdat het toch een heel bekend boek is, maar het heeft me lang niet zo erg geboeid als ik gedacht had. Misschien dat dit verandert als ik het boek nog een keer lees als ik ouder ben, maar op dit moment is het boek niet echt aan mij besteed.

Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen