Boekverslag : Willem Elsschot - Lijmen / Het Been
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 4652 woorden.

Bibliografie
Druk: 20

Plaats: Amsterdam

Jaar: 1987

Jaar van eerste druk: 1929

Aantal pagina's: 239

Indeling: Het boek bestaat eigenlijk uit twee aparte boeken: Lijmen en Het been. Deze twee boeken worden aangeduid met I en II. Verder is het boek verdeeld in ongenummerde hoofdstukken. Deze hoofdstukken hebben wel een titel zo heet bijvoorbeeld het eerste hoofdstuk van deel I De ontmoeting en heet het laatste deel Het afscheid. Het eerste hoofdstuk van deel II heet Het wederzien en sluit dus aan op het laatste hoofdstuk van deel I.


Samenvatting
LIJMEN

De ontmoeting. Een niet met name genoemde ik-figuur ontmoet in een café zijn jeugdvriend Laarmans. Het valt de ik-figuur op hoezeer Laarmans veranderd is. Hij zag er voorspoedig en burgerlijk uit, als een man van zaken, en toch deed hij me denken aan Vlaamseleeuwenvlaggen en Guldensporenslagen, aan jongens met baarden en vilthoeden. In zijn knoopsgat zat een decoratie en naast hem, op de tafel, lag een paar keurige handschoenen. Vroeger was hij een fanatiek voorvechter van de Vlaamse zaak. Hij droeg lang haar en een vilthoed, rookte pijp, schreef verzen en droeg tijdens de demonstraties een knuppel waarmee hij vervaarlijk rondzwaaide. Nu ziet Laarmans er uit als een welgesteld zakenman. Op de vraag van de ik-figuur wat Laarmans tegenwoordig uitvoert, antwoordt Laarmans "lijmen", dat wil zeggen de mensen bepraten en dan doen tekenen voor een bestelling. Laarmans nodigt de ik-figuur uit voor de volgende dag, dan zal hij hem alles uitleggen.

Boorman. Laarmans vertelt hoe hij Boorman heeft ontmoet. Op een avond na een politieke manifestatie bezoekt Laarmans in een neerslachtige stemming een café. In het café bevindt zich een andere klant, die Laarmans onderzoekend opneemt. Laarmans verlaat het café en reageert zijn gevoel van onvrede af door zijn knuppel op een fietsenrek aan stukken te slaan. Dan staat de man uit het café, die Boorman blijkt te heten, naast hem en prijst hem vanwege deze actie. Boorman nodigt Laarmans uit samen een ander café te bezoeken. Direct al begint Boorman commentaar te levereen op gewoonten en uiterlijk van Laarmans en op verzoek van Boorman vermorzelt Laarmans zijn pijp onder zijn schoen. Laarmans is zelf verbaasd over de invloed die Boorman op hem weet uit te oefenen. Boorman stelt Laarmans voor hem als secretaris in dienst te nemen. Laarmans zal voortaan Texeira de Mattos heten, omdat zo'n naam heel wat meer indruk maakt dan het eenvoudige Laarmans. Onder leiding van Boorman zal hij werken aan het "Wereldtijdschrift". Boorman stelt een contract op op papier van de Brasserie du Lion Royal en Laarmans ondertekent.

Het Algemeen Wereldtijdschrift. Laarmans zal nog dezelfde avond intrekken bij Boorman. Onderweg wordt Boorman herkend door twee politieagenten. Boorman nodigt hen uit bij hem thuis voor een borrel. Aan het huis van Boorman is een koperen firmaplaat bevestigd met de tekst: " Algemeen Wereldtijdschrift voor Financiën, Handel, Nijverheid, Kunsten en Wetenschappen, opgericht in 1864, Directeur-generaal: Ch. A. Boorman". In de gang ontwaart het gezelschap vijf deuren met daarop grote koperen platen bevestigd: "Directie, Administratie, Redactie, Kas" en ten slotte "Museum van Inlandse en Uitheemse Voortbrengselen". In het museum, meer een rariteitenkabinet, wordt een fles Chartreuse ontkurkt. Agent Lauwers vraagt Boorman over het Algemeen Wereldtijdschrift. Boorman zegt geen abonnementen te willen, omdat dat te veel rompslomp geeft. Maar lezers zijn er zat, althans volgens de oplagecijfers. Tijdens de steeds geanimeerder wordende bijeenkomst wordt Boorman door zijn vrouw apart geroepen. Even later vertelt boorman dat hij door een begrafenisondernemer in Gent, een zekere Korthals, wordt opgelicht. Boormans vrouw heeft het lijk van haar gestorven zuster toevertrouwd aan deze Korthals en hem opdracht gegeven het lijk te balsemen en te vervoeren zonder een prijs af te spreken. Afbestellen kan niet meer en Boorman begrijpt dat hij zal moeten betalen, maar hij verzekert De Mattos (=Laarmans) dat hij zich op Korthals zal wreken. De agenten vertrekken en Boorman wijst Laarmans zijn kamer.

De korthals XIV en XV. De volgende morgen wordt het lijk gebracht met een lijkwagen die Korthals XIV is gedoopt. Ook de rekening wordt overhandigd. Boorman weet de chauffeur van de Korthals XIV aan het praten te krijgen en hoort dat de firma Korthals slechts beschikt over één motorwagen, die in het ene geval als lijkwagen en in het andere geval als ziekenwagen wordt gebruikt. Ook noemt de chauffeur Boorman de naam van de fotograaf die de motorwagen voor de prospectus heeft gefotografeerd: Parmentier uit Gent. Boorman vertrekt dadelijk met Laarmans naar Gent en weet door list beslag te leggen op de fotoafdrukken van de motorwagen. De twee motorwagens hebben dezelfde nummerplaat, zodat het bewijs geleverd is. Met dit gegeven chanteert Boorman Korthals en hij laat Korthals tekenen voor twintigduizend exemplaren van het Wereldtijdschrift, waarin een beschrijving zal worden opgenomen van de twee motorwagens. Korthals' rekening wordt verrekend met deze exemplaren, zodat Korthals "nog slechts" zeshonderd frank hoeft te betalen. Op de terugweg in de trein draagt Boorman Laarmans op zijn baard te laten afscheren en bij de Galeries Internationales een nieuw pak te kopen. Dit pak hoeft niet betaald te worden, want de directeur staat nog bij Boorman in het krijt wegens geleverde Wereldtijdschriften. 'Voilà ce qu'il me reste encore de votre saleté,' vervolgde hij, tegen een grote stapel Wereldtijdschriften trappend, die in een hoek lag.

Wilkinson. Laarmans brengt de middag door met het lezen van afleveringen van het Wereldtijdschrift, waarbij het hem opvalt dat de studies verbazend veel op elkaar lijken. Dan dient zich een bezoeker aan, J. Wilkinson van de firma Cross and Blackwell Ltd., die zijn bestelling van zeventigduizend exemplaren van het Wereldtijdschrift schriftelijk komt bevestigen. Al gauw komt Wilkinson er achter dat de hele organisatie van Boorman niet meer is dan een aantal deuren met daarachter gapende leemtes. Wilkinson annuleert de hele bestelling en vertrekt met de honende woorden dat Boorman hele organisatie hem diep heeft getroffen. Als Boorman er de volgende dag achterkomt dat de bestelling geannuleerd is, ontsteekt hij in woede, maar hij geeft Laarmans nog één kans. Hij prent hem in nooit meer bezoekers binnen te laten en te zeggen dat Boorman en zijn hele staf naar Rijssel is "voor de internationale conferentie".

Business. Boorman legt Laarmans uit wat het Wereldtijdschrift eigenlijk is: een ingenaaide circulaire met een mooie titel, waarin een bepaalde firma in lovende bewoordingen wordt gepresenteerd. Boorman levert de bulk bestelde exemplaren aan de "gelijmde" koper, dan volgt de factuur en vervolgens het incasseren. Boorman beschikt over een vijftigtal "studies" die dertig jaar geleden geschreven door zijn voorganger en die nog steeds als model dienen. Tijdens de lijm-bezoeken zal Boorman het woord voeren, terwijl Laarmans aantekeningen maakt en af en toe instemmend moet mompelen. De te lijmen klanten worden aan de hand van krantenadvertenties en een adressenboek geselecteerd. Boorman leert Laarmans hoe de advertentieteksten te doorgronden en zo de zwakke plekken van de adverteerders te achterhalen.

Charles van Ganzen. De eerste gezamenlijke lijmpoging van Boorman en Laarmans wordt ondernomen bij de meubelzaak van Charles van Ganzen. Al snel blijkt dat Van Ganzen niet makkelijk te lijmen zal zijn. Van Ganzen is een eenvoudig en oprecht man. Bovendien lijkt hij Boorman opzet te doorgronden. Laarmans voelt deze nederlaag als een persoonlijke belediging, terwijl Boorman zich hardop afvraagt hoe deze lijmpoging kon mislukken.

De firma Lauwereyssen. Boormans blik valt op het uithangbord van de firma Lauwereyssen, een smederij waar ook keukenliftjes worden gefabriceerd. In de smederij treft het tweetal Pierre (Piet) Lauwereyssen en een tiental medewerkers aan terwijl zij het smidsvak uitoefenen. "Met zijn afgematte ogen en hangende knevel stond het mannetje daar, knikkend onder zijn zware moker, als een nieuwe Christus onder zijn kruis." Meester-smid Lauwereyssen verwijst Boorman en Laarmans naar het kantoortje, waar zijn zuster, die kennelijk de zakelijke leiding heeft, hen te woord zal staan. Mevrouw Lauwereyssen, zwaarlijvig en vijftig à zestig jaar oud, begint een klaagzang over haar gezwollen en pijnlijke been. Boorman laat haar rustig begaan, wachtend op het juiste moment. Dan verteld Boorman dat hij een studie verricht naar het smidsvak en dat het eerste hoofdstuk van deze studie binnen enkele weken gepubliceerd zal worden in het Algemeen Wereldtijdschrift. Ook haar firma zal daarin genoemd worden wegens haar grote degelijkheid. De vergulde mevrouw Lauwereyssen klaagt over haar broer, over de vakbonden en het personeel, en... over dat been van haar. Ten slotte geeft ze te kennen dat ze de zaak graag zou willen omzetten in een naamloze vennootschap. In ruil voor Boormans hulp hierbij biedt ze hem meteen al het ambt van commissaris aan. Boorman zegt dat hij eerst zijn studie over het smidsvak wil voltooien.

De bestelling. Boorman legt Laarmans uit hoe hij de "studie" over Lauwereyssen moet aanpakken. Uit bestaande studies, in dit geval over marmer en piano's, neemt hij de zinnen over, waarbij hij de woorden "marmer" en "piano's" vervangt door "ijzer" en "keukenliften".

Op maandagmorgen gaan Boorman, Laarmans en de inderhaast opgetrommelde fotograaf Piepers naar de firma Lauwereyssen. Laarmans leest de studie voor en het dikke mens straalt van genoegen. De broer reageert heel wat minder geestdriftig en corrigeert het stuk op een aantal praktische punten. Fotograaf Piepers gaat de werkplaats in om daar wat opnamen te maken en ondertussen "lijmt" Boorman mevrouw Lauwereyssen voor honderdduizend exemplaren van het Wereldtijdschrift. 'Honderdduizend exemplaren,' mompelde 't mens 'wat een geld zouden die niet kosten!' En nogmaals daalde zij angstig de ladder af, vluchtend voor de grotere getallen, waar al die nullen aan vastzaten. Onderaan schrikte zij eigenlijk weer terug voor de wassende eenheidsprijzen en kroop daarom opnieuw naar de lagere prijzen toe, zodat zij ten slotte toch weer bij de grote getallen terecht kwam. Mevrouw Lauwereyssen tekent en zal de helft van het verschuldigde bedrag betalen bij de levering en de rest in zes maandelijkse termijnen. Tot slot informeert mevrouw Lauwereyssen hoe ver Boorman is met het omzetten van haar bedrijf in een naamloze vennootschap. Boorman ontvouwt al improviserend een plan en wordt gered door Laarmans, die zegt onvoldoende tijd te hebben gevonden om het plan verder uit te werken.

Redactiewerk. Op kantoor dicteert Boorman de bestelling voor de drukker. De studie over de firma Korthals moet nog geschreven worden. Terwijl Boorman de tekst voor deze studie aan Laarmans dicteert, belt meester Lauwereyssen aan en tracht de bestelling ongedaan te maken, maar hij wordt overdonderd door Boorman en verlaat onverrichterzake het kantoor. Ook mevrouw Lauwereyssens poging om telefonisch het aantal bestelde exemplaren te reduceren mislukt.

De levering. Nog diezelfde middag vervoegt zich bij Boorman een advocaat namens mevrouw Lauwereyssen. Boorman geeft geen duimbreed toe; er zal geleverd en betaald worden. De drukproeven die aan Korthals en Lauwereyssen zijn gestuurd komen op tijd terug en even later komt er bericht van de drukker dat het Wereldtijdschrift is verzonden. Maar de volgende dag telegrafeert de drukker aan Boorman dat Lauwereyssen de zending heeft geweigerd. Boorman laat de tijdschriften opslaan en stuurt Laarmans op onderzoek uit. Laarmans vindt uit dat de gang bij de smederij eigendom is van Lauwereyssen en dat men iedere morgen om acht uur aan de slag gaat. Boorman geeft vrachtrijder De Leeuw opdracht om de volgende morgen om zeven uur met de exemplaren voor de smederij te staan. De volgende ochtend wacht Laarmans de vrachtrijder op. Ze lossen de kisten in de gang van de smederij, waarna Laarmans en De Leeuw in het café van Dikke Jeanne, tegenover de smederij, een borrel gaan drinken.

Het incasseren. Het incasseren van de maandelijkse termijnen betekent voor Laarmans iedere keer weer een pijnlijke gang. Vaak drinkt hij zich eerst moed in bij Dikke Jeanne. Boorman is bereid mevrouw Lauwereyssen de laatste termijn kwijt te schelden; maar de vrouw wenst geen cadeau aan te nemen van Boorman; noch van Laarmans, en ze betaalt tot op de laatste cent. Enkele dagen later verklaart Boorman dat Laarmans de zaak in z'n eentje zal moeten runnen; zelf gaat hij een zaak opzetten in hoestpillen. En zo is de zaak nu bijna Laarmans' eigendom.

Het afscheid. Nu het verhaal van Laarmans uit is, neemt de ik-figuur uit het eerste hoofdstuk weer het woord. Hij informeert naar Laarmans poëzie en citeert een van Laarmans' vroegere verzen, waarna een verkillend zwijgen volgt. Dan geeft Laarmans te kennen best een secretaris te kunnen gebruiken en begint op identieke wijze als Boorman de ik-figuur te bewerken om bij hem in dienst te komen. Als Laarman hem een contract wil doen tekenen, springt de ik-figuur op en vlucht de trap af het huis uit.

HET BEEN

Het wederzien. De naamloze ik-figuur tracht de directeur van The General Marine and Shipbuilding Company te spreken te krijgen. Daartoe klopt hij aan bij een loket waarachter hij tot zijn verrassing Laarmans aantreft. De voormalige directeur van het Wereldtijdschrift blijkt bij dit scheepsbouwbedrijf te werken als correspondent. Laarmans heeft een metamorfose ondergaan; hij rookt weer pijp, heeft het begin van een sik, maar vertoont ook tekenen van verval. Hij verontschuldigt zich met de woorden: "Ik heb geen schuld aan het gebeurde. Boorman had mij opgetuigd, Boorman heeft mij afgetakeld. De naam Boorman zij geloofd." Laarmans nodigt de ik-figuur uit om de volgende zondag bij hem langs te komen om de "malle geschiedenis" te vernemen.

Op de markt. Laarmans begint zijn verhaal. Tijdens een van de maandelijkse bezoeken van Boorman aan Laarmans in Brussel loopt het tweetal over de groentemarkt. Boormans vrouw, Martha, is onlangs overleden en dat heeft Boorman sterk aangegrepen. Tijdens de wandeling over de markt glijdt Boorman uit over een tomaat en sleept in zijn val een zwaarlijvige vrouw met een zwarte houten kruk met zich mee: mevrouw Lauwereyssen. Als het mens overeind is geholpen constateren beide mannen tot hun schrik dat het been waarover zij altijd zo klaagde, is afgezet. Mevrouw Lauwereyssen weigert de taxi die Boorman haar aanbiedt, want van iemand als Boorman wenst zij geen hulp te accepteren. "Zij zwenkte daar stampend, stond nog even stil en verwijderde zich als een boot op een gunstige deining."

Het been. Veel eerder dan normaal komt Boorman weer naar Brussel. Het been van mevrouw Lauwereyssen blijkt een obsessie voor hem geworden. Boorman vraagt zich angstig af of zij haar been niet heeft verloren doordat zij in geldgebrek is geraakt en daardoor haar been onvoldoende heeft laten verzorgen. Boorman spreekt de hele tijd over "wij", maar Laarmans maakt hem duidelijk dat hij geen deel van de schuld op zich wenst te nemen.

S.O.S. Boorman wil zijn gewetensprobleem aan iemand voorleggen. Dan herinnert Laarmans zich zijn halve neef, pastoor Jan. Laarmans schrijft neef Jan een brief en per kerende post komt het bericht dat zij beiden de volgende zondag verwacht worden.

Jan. Boorman brengt neef Jan verslag uit van het gebeurde, zonder echter de naam van mevrouw Lauwereyssen te noemen. Neef Jan prijst Boorman voor het feit dat hij van deze kwestie een gewetenszaak maakt; tegelijkertijd veegt hij Frans (Laarmans) de mantel uit, omdat deze erbij zit als een Petrus die voorgeeft deze man (Boorman) niet te kennen. Hij geeft het advies het volle bedrag aan de gedupeerde terug te geven.

De creditnota. Laarmans brengt Boorman de koppigheid van mevrouw Lauwereyssen in herinnering. Boorman meent echter dat elk mens bij het juiste aantal nullen bezwijkt. Boorman besluit wel om tegelijk met het geld een creditnota te overhandigen, onder het voorwendsel dat er indertijd een vergissing is gemaakt bij de prijsopgave.

Bij dikke Jeanne. Vóór het grote moment leggen Boorman en Laarmans nog even aan bij het café van dikke Jeanne. Van Jeanne verneemt het tweetal dat het met de smederij slecht gaat, dat de smid gestorven is en dat ze gehoord heeft dat mevrouw van plan zou zijn de hele boel publiek te verkopen.

De tegenstander. Zoals Laarmans al vreesde, blijkt de smidsvrouw het geld niet te willen accepteren. Ze wenst van verdere bezoeken van de beide heren verschoond te blijven. Alleen wordt het mij steeds duidelijker dat zij vies van mij is zoals ik vies ben van snot. Vies van mij en van alles wat door mij is aangeraakt.

Van Kamp. Boorman is plotseling vervuld van strijdlust en besluit deurwaarder Van Kamp in te schakelen om het mens te dwingen het geld aan te nemen. Vol verbazing hoort deze Boormans verhaal aan. De inventieve Van Kamp vervaardigt een zogenaamd Aanbod van Gerede Betaling (A.G.B.) en zal dat de smidsvrouw samen met de bankbiljetten aanbieden.

De consignatiekas. Van Kamp slaagt er niet in mevrouw Lauwereyssen het bedrag te doen accepteren. Hij heeft het geld nu in de Consignatiekas gestort en mevrouw Lauwereyssen voor de Rechtbank van Koophandel gedagvaard. Boorman besluit het A.G.B. ten uitvoer te laten leggen.

Teugels. Op een snikhete dag in juni vindt de rechtzitting plaats onder leiding van rechter Teugels. Teugels hoort tot zijn stomme verbazing dat mevrouw Lauwereyssen weigert Boormans geld in ontvangst te nemen. De creditnota wordt niet geaccepteerd als afdoende bewijs voor Boormans schuld aan Lauwereyssen en de zaak wordt uitgesteld en uiteindelijk van de rol geschrapt.

De verkoping. Boorman ziet zijn kans schoon als hij in de krant leest dat de smederij en de inventaris (waaronder een grote partij oud papier: de exemplaren van het Wereldtijdschrift) publiek verkocht zal worden. Op de veiling overtreft Boorman het laatste bod van driehonderdvijftig frank voor het oud papier met een bod van achtduizendvijfhonderd frank. Daarop barst de hel los. Boorman wordt geboeid afgevoerd naar het politiebureau en vandaar per ambulance naar het gasthuis.

Het gasthuis. Laarmans roept de hulp in van neef Jan, die tot zijn verrassing hoort dat het al die tijd om mevrouw Lauwereyssen ging. Neef Jan haalt Boorman uit het gasthuis.

Hallelujah. Laarmans ontvangt een uitnodiging van neef Jan, waarin Laarmans en Boorman worden uitgenodigd voor de "slotceremonie". In de pastorie treft Boorman tot zijn verrassing mevrouw Lauwereyssen. Eindelijk stemt het mens toe, neemt het geld in ontvangst en beloont Boorman met een zoen.

Het Wereldtijdschrift for ever. Het verhaal van Laarmans is afgelopen en de ik-figuur uit het eerst hoofdstuk treedt weer naar voren. Laarmans vertelt hem dat neef Jan hem dit baantje bij de scheepsfirma heeft bezorgd. Het contract zond hij aan Boorman terug, waarna deze de exploitatie van het Wereldtijdschrift weer zelf ter hand heeft genomen. Maar nog altijd voelt Laarman zich niet veilig voor Boorman en vreest hem nog eens onder ogen te komen.


Tijd & Ruimte
PERSPECTIEF / TIJD

Lijmen en Het been zijn op dezelfde wijze opgebouwd; het zijn kadervertellingen. Er Is een ik-vertelsituatie met een ik-als-getuige. Deze niet met name genoemde "ik" treedt alleen op in het eerste en laatste hoofstuk van beide romans: het kader. In de tussenliggende hoofdstukken (het binnenverhaal) is hij toehoorder van Laarmans, die zijn verhaal in de ik-vorm vertelt (in feite citeert de ik-als-getuige Laarmans). In het binnenverhaal is er dus ook een ik-vertelsituatie, met een ik-als-hoofdpersoon: Laarmans. Bij hem kan onderscheid gemaakt worden tussen een vertellende ik (die af en toe de ik-als-getuige aanspreekt) en een belevende ik. De afstand tussen deze twee "ikken" is groot, wat niet alleen komt door het tijdsverschil, maar ook door de veranderingen die Laarmans ondergaat in de tijd die ligt tussen het vertellen en het vertelde.

De totale vertelde tijd in lijmen is tien jaar. Het kaderverhaal neemt maar twee dagen in beslag: de "ik" ontmoet Laarmans, die de volgende dag zijn verhaal vertelt. Dit verhaal vond tien jaar geleden plaats en duurt ongeveer een jaar. Laarmans vertelt zijn verhaal chronologisch; de hele roman is niet-chronologisch verteld. Het tijdsperspectief is vision avec: de "ik" weet niet hoe zijn ontmoeting met Laarmans en zijn verhaal zal aflopen. In het binnenverhaal is het tijdsperspectief vision par derrière: Laarmans vertelt over gebeurtenissen die hij zelf tien jaar geleden meemaakte.

Het been kent dezelfde structuur als Lijmen; wat chronologie en tijdsperspectief betreft geldt hetzelfde. Het kaderverhaal neemt een paar dagen in beslag (de ontmoeting op een namiddag en Laarmans' verhaal de zondag erna). De gebeurtenissen die Laarmans vertelt spelen zich vijf jaar na Lijmen af; dat klopt eigenlijk niet, want in lijmen vindt de ontmoeting tussen de "ik" en Laarmans tien jaar na het lijmen van de firma Lauwereyssen plaats. Deze inconsequentie in de behandeling van de tijd zal te maken hebben met het feit dat Elsschot Het been vijftien jaar na het voltooien van Lijmen schreef. Hoeveel tijd het binnenverhaal in Het been in beslag neemt, is niet precies te achterhalen: een half jaar tot een jaar waarschijnlijk. En hoeveel tijd er verloopt tot de tweede ontmoeting tussen de "ik" en Laarmans is ook onduidelijk; er was in ieder geval "een hele tijd overheen" gegaan. In beide romans is de gebruikte werkwoordsvorm de verleden tijd.



RUIMTE

Lijmen: zowel de ontmoeting van de ik-figuur met Laarmans als het verhaal van Laarmans spelen zich in Brussel af, zij het dat Boorman en Laarmans één maal naar Gent afreizen om daar begrafenisondernemer Korthals een hak te zetten. De ruimte waar Boorman zijn negotie uitoefent is net zo leeg als het Wereldtijdschrift zelf. Het kantoor behelst niet meer dan een gang met een aantal deuren waarachter zich slechts gapende leemtes bevinden.

Het been: de ontmoeting tussen de ik-figuur en Laarmans vindt plaats op een scheepswerf in de buurt van, vermoedelijk, Antwerpen. De gebeurtenissen die Laarmans verhaalt zijn gesitueerd in Brussel.


Personages
Boorman is een keiharde zakenman/oplichter. Hij weet handig te profiteren van de zwakheden van zijn slachtoffers. Hij heeft een cynische kijk op de wereld en vindt dat hij in een wereld waarin iedereen liegt en bedriegt niet achter kan blijven. Maar geheel zonder gevoelens is Boorman niet. Zo verklaart hij tegenover Laarmans, na de mislukte poging van de smid de bestelling ongedaan te maken: "Ik denk, verdomd, ieder ogenblik aan die smid en aan 't been."

In Het been is Boorman geworden tot een mens die geplaagd wordt door schuldgevoelens. De dood van zijn vrouw heeft hem kwetsbaarder gemaakt. Maar Boorman hervindt zichzelf wanneer hij stuit op tegenstand (mevrouw Lauwereyssen). Hij zal en moet zijn morele schuld zakelijk vereffenen.

Laarmans heeft in Lijmen het geloof in zijn vroegere idealen verloren. Hij kiest de vaderlijke Boorman als leidsman. Tijdens zijn verhaal geeft Laarmans bij herhaling aan dat hij in de tijd met boorman nog een gevoelsmens was. Hij ziet met lede ogen toe hoe Boorman zijn slachtoffers maakt, maar verleent wel de nodige hand- en spandiensten. Tien jaar na de verhaalde gebeurtenissen blijkt Laarmans een kopie van Boorman te zijn geworden.

In Het been is Laarmans getransformeerd van een succesvol zakenman tot een stoffige correspondent. In het verhaal dat hij verteld (flashback) is hij nog de rechterhand van Boorman, maar in de werkelijkheid van het "heden" heeft hij met Boorman afgerekend en gaat hij als een ontgoocheld mens door het leven.

Het ik-personage, aan wie Laarmans zijn verhaal vertelt, treedt op in het eerste en laatste hoofdstuk van zowel Lijmen als Het been. Hij is een weinig ambitieus man die tevreden is met een nederig baantje. Hoewel de ik-figuur niet meer actief is in de Vlaamse Beweging, vertoont hij nog wel sporen van zijn vroegere idealen. Tevergeefs zoekt hij bij Laarmans naar soortgelijke tekenen.

Een belangrijk personage in Lijmen én Het been is Mevrouw Lauwereyssen, de zwaarlijvige zuster van de smid Piet Lauwereyssen. Zij blijkt gemakkelijk te lijmen. Boorman suggereert persoonlijke belangstelling voor haar probleem (haar been) en komt aldus tegemoet aan haar diep gekoesterde verlangen naar aandacht. In Het been bestrijdt zij Boorman met diens eigen wapens en hardnekkigheid. Zij weet daardoor Boorman tot het uiterste te prikkelen.

Neef Jan, die alleen in Het been optreedt, is het klassieke type van de goed levende dorpspastoor. Hij sympathiseert met Boorman, maar vreest het morele verval van zijn neef Frans (Laarmans). Hij is het die Frans' ontkenning van elke schuld vergelijkt met Petrus' verloochening van Christus.


Thematiek
Het centrale thema van lijmen kan het best weergegeven worden met de door plautus geformuleerde zin: Homo homini lupus (de ene mens is voor de andere een wolf).

Boorman, en later Laarmans, zijn vertegenwoordigers van de zakenwereld, die slechts kunnen bestaan door het genadeloos uitbuiten van zwakkeren. Het enige recht dat in deze wereld geldt is het recht van de sterksteen in deze constellatie is gevoel slechts een uiting van zwakheid. Dat zo'n mentaliteit van superioriteit moeilijk te rijmen valt met dichterschap, de gevoeligheid en idealisme wordt al snel duidelijk wanneer Boorman Laarmans opdracht geeft zijn pijp te vertrappen, zijn baard af te scheren en een nieuw kostuum aan te schaffen. Laarmans dient met deze symbolen van een romantisch-heroïsch verleden te breken, wil hij zoals Boorman succes hebben in zaken. In het laatste hoofdstuk van Lijmen blijkt Laarmans' metamorfose van dichter tot zakenman zich volledig te hebben voltrokken, wanneer Laarmans zich distantieert van zijn jeugdpoëzie. Boorman en Laarmans blijken in hun handelen en denken vrijwel identieke persoonlijkheden te zijn geworden. 'Teken maar. 't Is een afschrift van 't verbond dat ik zelf indertijd in de Lion Royal heb aangegaan. Bekommer je maar niet om je kruk op 't gemeentehuis... Daar komt spoedig genoeg een ander achterste op te zitten.'

Zonder het eerste en het laatste hoofdstuk zou de sympathie van de lezer volledig bij Laarmans liggen, omdat hij tijdens zijn verhaal duidelijk blijk geeft over gevoelens te beschikken, die hij in het kader van zijn wording tot zakenman slechts met de grootste moeite weet te onderdrukken. In Laarmans' verhaal zijn Boorman en Laarmans nog antipoden, waarbij de sympathie-keuze voor de lezer niet moeilijk valt te maken. De verwarring voor de lezer ontstaat echter door het laatste hoofdstuk van Lijmen, dat de lezer het gevoel geeft gedurende meer dan honderdvijftig pagina's op het verkeerde been te zijn gezet. De aanvankelijke sympathie-keuze van de lezer voor Laarmans blijkt een keuze voor een kopie van Boorman.

In Het been is het centrale thema: wil men zakenman zijn, dan is dit onverenigbaar met de wens een "goed mens" te zijn. Voor morele of ethische overwegingen is in het zakenleven geen plaats. Dat maakt Laarmans uiteindelijk toch ongeschikt voor het zakenleven, terwijl Boorman, na een kort moment van zwakheid/menselijkheid, wel over de juiste zakenmentaliteit blijkt te beschikken. De "leerling/zoon" Laarmans blijkt niet opgewassen tegen de "god/vader" Boorman. Eindigde Frans Laarmans in Lijmen als een kopie van Boorman, in Het been wordt hij weer zichzelf, zij het nu als "a sadder and wiser man".


Boekbeschrijving & Titel
De titel van het eerste boek Lijmen slaat op het lijmen dat Boorman en Laarmans doen voor hun Wereldtijdschrift. De titel van het tweede boek Het been slaat op de obsessie van Boorman voor het afgezette been van mevrouw Lauwereyssen.


Literatuur geschiedenis
Willem Elsschot (pseudoniem van Alfons Jozef de Ridder) werd op 7 mei 1882 te Antwerpen geboren en stierf op 31 mei 1960 te Antwerpen. Hij woonde in Parijs, Rotterdam, Brussel en Antwerpen, in welke laatste stad hij rond 1920 een reclamebureau oprichtte. De figuur Laarmans komt in diverse boeken van Elsschot voor, al dan niet in combinatie met de zakenman/oplichter Boorman.

Willem Elsschot debuteerde in 1913 met de roman Villa des Roses. Daarna schreef hij de novelle Een ontgoocheling en de roman De verlossing. De roman Lijmen verscheen in boekvorm in 1924 en viel nauwelijks op bij de critici. In 1932 kwam Elsschot in contact met de mannen van het tijdschrift Forum. Menno ter Braak en vooral Jan Greshoff spoorden Elsschot aan om, na een periode van zeven jaar literair stilzwijgen, weer aan de slag te gaan. Nu volgden Kaas (1933), Verzen van vroeger (1934), Tsjip (1934), Pensioen (1937), Het been (1938), De leeuwentemmer (1940), Het tankschip (1942) en tot slot Het dwaallicht (1946), Elsschots laatste publicatie in boekvorm.

Aan het Algemeen Wereldtijdschrift in het verhaal Lijmen heeft volgens Elsschots zeggen een werkelijk bestaand tijdschrift ten grondslag gelegen: de Revue Continentale Illustrée, een reclameblad dat tussen 1912 en 1914 in Brussel werd uitgegeven. Dit tijdschrift is inderdaad gevonden en er komen cliché-zinnen in voor die vrijwel letterlijk in Lijmen zijn terug te vinden.

Het been (1938) werd over het algemeen minder gunstig ontvangen dan het vijftien jaar eerder verschenen Lijmen. Alleen Simon Vestdijk en Menno ter Braak waren positief in hun oordeel.


Eigen mening
Ik vond het een interessant boek om te lezen, want je maakt de veranderingen in een leven mee. Je ziet wat de gevolgen kunnen zijn van invloeden van andere personen op ons gedrag. Ook was het boek nooit saai, op iedere bladzijde gebeurde wel weer eens iets anders (vandaar ook die lange samenvatting). Verder had het boek een voor mij verrassend einde, want ik had niet verwacht dat mevrouw Lauwereyssen het geld nog ooit zou aannemen en dat Laarmans ooit nog terug zou transformeren.


Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen