Boekverslag : Willem Elsschot - Lijmen / Het Been
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 1573 woorden.

Bibliografie
Eerste druk: Em. Querido's Uitgeverij B.V., 1969
Gelezen druk: Grote Lijsters 1990, jaargang 1 Nr. 3


Samenvatting
Lijmen:
De ik-figuur komt na lange tijd zijn jeugdvriend Laarmans weer eens tegen. Laarmans, vroeger een revolutionair bohémien, blijkt een welvarend zakenman geworden. Hij vertelt hem wat er gebeurd is.

Op een dag - zijn oude leven beu - ontmoet hij Boorman, directeur-generaal van het 'Algemeen Wereldtijdschrift voor Financiën, Handel, Nijverheid, kunsten en Wetenschappen'. Boorman stelt hem voor een nieuw leven te beginnen door bij hem als secretaris in dienst te treden. Hij neemt het aanbod aan.

Al gauw ontdekt Laarmans wat zijn baas eigenlijk voor iemand is: een zwendelaar van het zuiverste water. Hij vereffent bijvoorbeeld de rekening van een begrafenis-ondernemer (Korthals: zelf ook geen koosjer zakenman, en dat weet Boorman) door hem te chanteren en te dwingen 20.000 exemplaren van het wereldtijdschrift af te nemen maar wat Boormans nu precies uitspookt, is hem nog niet echt duidelijk. Laarmans maakt fout op fout en diverse orders worden geannuleerd. Om dat in de toekomst-te voorkomen, legt Boorman hem uit hoe de zaak in elkaar zit. Het wereldtijd-schrift is geen gewoon tijdschrift is geen gewoon tijdschrift, maar de indrukwekken-de titel van een doodgewone brochure waarin de loftrompet over telkens andere firma's wordt gestoken. Door te speculeren op hun ijdelheid 'lijmt' Boorman zakenlieden net zo lang tot zij, in ruil voor de publikatie van een lovende studie over hun bedrijf, een groot aantal exemplaren ('overdrukken') van de desbetreffen-de aflevering van het 'tijdschrift' bestellen. In werkelijkheid laat hij alleen die overdrukken drukken. Zo splitst hij hen een massa waardeloos maar peperduur papier in de maag, die ze aan de straatstenen niet kwijtraken.

De studies worden geschreven aan de hand van een voorraadje standaardstudies, waar steeds enkele kleine wijzigingen in worden aangebracht. Van nu af aan moet Laarmans deze studies schrijven. Verder moet hij de betalingen innen en Boorman vergezellen op diens reizen langs kandidaat-slachtoffers.

Hun belangrijkste slachtoffer wordt Pierre lauwereyssen, de eigenaar van een oude smederij van gespecialiseerd in de fabricage van keukenliftjes. Pierre's zuster, die het bedrijf leidt en het tweetal te woord staat, laat hun weten grote moeite te hebben de zaak draaiende te houden. Zij is zeer gevleid door de welwillende aandacht van het Wereldtijdschrift voor haar nederige bedrijfje. Boorman belooft haar er een wervende studie aan te zullen zijden. Een in-de-la-liggende studie over piano's wordt door Laarmans omgewerkt tot een studie over keukenliften. Mevrouw Lauweryessen is er verrukt over en en wordt voor liefst 100.000 exem-plaren gelijmd. De helft van de rekening zal ze contant betalen, de andere helft in termijnen.

Na korte tijd krijgen de Lauwereyssen argwaan. Wanhopig proberen ze het onheil nog te keren. Tevergeefs: de opdracht is reeds naar de drukker. Wanneer de 200 kisten met tijdschriften bij hen arriveren, weigeren ze deze. In opdracht van Boormans worden ze de volgende ochtend vroeg door de vrachtrijder voor de poort van de smidse gedeponeerd.

Het persoonlijk incasseren van de betalingen wordt een martelgang voor Laarmans. Als beloning voor zijn inspanningen mag hij mevrouw Lauwereyssen de laatste termijn kwijtschelden. Maar de vrouw wenst geen presentjes van een oplichter. Hij mag het geld in eigen zak steken. Boorman gaat buiten wonen en begint een handel in hoestpillen. Laarmans moet het tijdscchrift voortaan in z'n eentje runnen en 50% van de winst aan Boormans afstaan.

Dat is nu tien jaar geleden vertelt Laarmans aan de ik-figuur, een kantoorklerk, die hij vervolgend als zijn secretaris tracht te strikken. Precied zoals hijzelf vroeger door Boorman gestrikt is. Maar de ik-figuur laat zich niet lijmen.

Het Been:
Moet nog. Sorry.


Vertel situatie
In beide romans is er een ik-verteller, vroeger bevriend met Laarmans, die voor een inleiding en een afsluiting zorgt. Het eigenlijke verhaal wordt vervolgens, eveneens in de ik-vorm, door Laarmans verteld. In Lijmen richt laarmans zich nog een enkele keer tot de toebehorende ik ('Nu weet je...'), in Het Been blijft ook dat achterwe-ge. Maar ook de lengte en de opbouw van zijn relaas en de levendigheid ervan - personen worden sprekend opgevoerd - maken van Laarmans' bijdrage een zelfstandig verhaal.

De inleidende en afsluitende ik-verteller, die maar kort aan het woord is, vertelt met het verhaal mee en krijgt alleen contouren door de wijze waarop hij Laarmans introduceert en beoordeelt. De laarmans-ik vertelt zijn verhaal achteraf en kan het daarom van commentaar en vooruitwijzingen voorzien. Hij krijgt daarmee trekjes van een alwetende verteller.


Opbouw
Hoewel er tussen hun verschijnen veertien jaar liggen, waarin nog drie andere romans van Elsschot zijn verschenen, worden Lijmen (1924) en Het Been (1938) - doorgaans in één adem genoemd - als een dubbelroman beschouwd. Qua inhoud en compositie is Het been een vervolg op Lijmen, en sinds 1943 zijn beide werken altijd samen uitgegeven.

Beide romans zijn opgezet als raamvertelling: een ik-verteller ontmoet een oude vriend, Laarmans, die hem over zijn ervaringen met Boorman en diens Algemeen Wereldtijdschrift vertelt. Na de introductie door de ik-verteller volgt er in feite éé lange monoloog van Laarmans, die besloten wordt door een terugkeer naar de uitgangssituatie: de ik-verteller en Laarmans.

In Lijmen vertelt Laarmans de ik over de eerste tien jaar met Boorman. Aan het eind van zijn relaas ontpopt hij zich als een nieuwe Boorman, die op zijn beurt de ik probeert te strikken voor het Algemeen Wereldtijdschrift. In Het Been wordt deze cyclische opbouw herhaald, zij het dat de ik inmiddels in goeden doen is, terwijl Laarmans weer is teruggevallen in een saai burgermansbestaan. In Het Been verhaalt Laarmans over het hoe en waarom van deze ommekeer.

Lijmen is opgedeeld in twaalf, van titels voorziene hoofdstukken, waarvan het eerste en laatste, respectievelijk 'De ontmoeting' en 'Het afscheid' het raam van de vertelling vormen. Het Been telt vijftien hoofdstukken, waarbij de titel van het eerste hoofdstuk, 'Het weerzien', naadloos aansluit op het slot van Lijmen. Ook in Het Been vormen eerste en laatste hoofdstuk het raam van de vertelling.


Literatuur geschiedenis
Willem Elsschot, pseudoniem van Alfons de Ridder, werd in 1882 geboren in Antwerpen, waar hij in 1960, kort na zijn 78e verjaardag, ook is gestorven. Na de lagere school bezocht hij het plaatselijke atheneum, dat hij wegens baldadig gedrag niet mocht afmaken. Na een korte loopbaan van het type 'twwalf ambach-ten, dertien ongelukken' werd hij in 1901 toegelaten tot het Hoger Handelsinsti-tuut, dat hij tot veler verbazing drie jaar later voorzien van diploma verliet.

Volgen diverse betrekkingen, steeds van korte duur, waarbij die van secretaris bij de zakenman Alfredo Bustos in Parijs niet onvermeld mag blijven. Deze inkoper voor de Argentijnse regering weet op zeer royale voet te leven door namens talrijke, verzonnen medewerkers hoge declaraties bij zijn werkgever in te dienen.

In 1908 vertrekt De Ridder, in gezelschap van vriendin en zoon, naar Rotterdam, om als boekhouder-correspondent tot 1911 bij verschillende scheepswerven te werken. In deze Nederlandse jaren schrijft hij, onder het pseudoniem Willem Elsschot, zijn eerste roman, Villa des Roses, die in 1913 verschijnt.

Belangstelling voor de letteren was er al tijdens de middelbare schooltijd, toen De Ridder met medescholieren een leeskring begon. In 1901 - hij is dan al van school - richtte hij met vroegere schoolgenoten het twwemaandelijkse tijdschrift Alvoorder op, waarin hij gedichten publiceerde.

Terug in België start hij met zijn vrienden Jules Valenpint (die het model zou worden voor boormans) en René Leclerq het publiciteitsblad Revue Continentale Illustrée op. Het uitbreken van de eerste wereldoorlog maakt na twee jaar een einde aan dit tijdschrift.

Tijdens deze oorlog schrijft hij de novelle Een ontgoocheling en de roman De verlossing, die respectievelijk in 1914 en 1916 in het maandblad Groot Nederland worden gepubliceerd en in 1921 in boekvorm verschijnen. De boeken krijgen nauwelijks aandacht van de pers.

Na de oorlog richt hij samen met een compagnon een zaak voor publiciteit en een uitgeverij op Het in 1924 verschenen Lijmen trekt wederom nauwelijks aandacht. In de jaren die volgen, laat De Ridder de literatuur links liggen. Het reclamebureau waarmee hij in 1931 voor zichzelf is begonnen, vraagt alle tijd. Maar dan komt De Ridder in contact met de schrijvers rondom het literaire tijdschrift Forum, die hem als hun voorloper beschouwen en hem aansporen om toch vooral weer te gaan schrijven. Dit resulteert in 1933 in de roman Kaas, die Elsschot opdraagt aan Forum-redacteur Jan Greshoff.

Een nieuwe periode van creativiteit breekt aan - ditmaal met erkenning alom. De volgende dertien jaren komen er nog zeven nieuwe titels uit, met als hoogtepunten Het Been (1938; een vervolg op Lijmen en opgedragen aan Forum-redacteur Menno ter Braak), De Leeuwentemmer (1940) en Het Dwaallicht (1946). Zijn schaarse maar zeer opmerkelijke gedichten, droog en cynisch van too publiceert hij in 1934 in de bundel Verzen van vroeger.Na 1946 zwijgt Elsschot definitief. De Ridder stort zich volledig op het reclamevak.

Elsschot geldt als een van de belangrijkst en invloedrijkste stilisten in het Neder-landse taalgebied. Zijn meesterschap berust graapig genoeg hierop dat zijn proza, net als dat van zijn Nederlandse generatiegenoot Nescio - ook een zakenman -, zo gewoon mogelijk is, en net in die eenvoud is het volgens velen volmaakt.

Nuchterheid, soberheid, ironie, haarfijne observaties zijn de trefwoorden voor Elsschots benadering, waarmee hij heel gewone mensen met hun net zo gewone belevenissen en beslommeringen tot boeiende, ontroerende en herkenbare personages in de Nederlandse literatuur heeft gemaakt.

Het literaire werk van Willem Elsschot werd verschillende malen bekroond. We noemen de Staatsprijs voor Vlaams verhalend proza in 1947 en de Constantijn Huygensprijs in 1951. In 1960, na zijn dood, werd hem ook nog de Staatsprijs ter bekroning van een schrijversloopbaan toegekend. Nog tijdens zijn leven, in 1957 ter gelegenheid van zijn 57e verjaardag, verscheen zijn Verzameld werk in één band.

Ander werk: Tsjip (1934), Pensioen (1937), Het tankschip (1942).


Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen