Boekverslag : Mijn Zuster De Negerin - Mijn Zuster De Negerin
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 1910 woorden.

Leesverslag 3: Mijn zuster de negerin

Cassandra Panayotopoulos H4



1. Zakelijke gegevens



a. Auteur: Cola Debrot

b. Titel: Mijn zuster de negerin

Uitgever: De bezige bij

Plaats van Uitgave: Amsterdam

Jaar van uitgave en druk: elfde druk 1997, 1935 eerste druk

Aantal Bladzijden: 66.

c. Novelle



2 Eerste reactie



a. Ik moest in korte tijd nog een boek lezen, op aanraden van een leerling kreeg ik dit boek in handen. Het had maar 66 bladzijden, het was snel en makkelijk uit te lezen, het was 2 punten waard en kwam ook nog eens uit een andere periode. Erg handig dus, vandara mijn keuze.

b. Ik vond het niet echt een leuk boek. Het verhaal intereseerde me niet zo. Maar het viel wel mee om het te lezen. Het was niet vervelend ofzo. Je bent er zo doorheen, dus dat was wel weer een pluspunt.



3. Verdieping

a. Samenvatting:

Na veertien jaar in Europa te hebben gewoond keert Frits Ruprecht terug naar zijn Nederlands-Westindische geboorte-eiland. Zijn vader is overleden. Omdat hij Frits een gigantische erfenis heeft nagelaten is Frits rijk. Zijn doel maakt hij al snel duidelijk, want hij wil bij een negerin leven. "Ik zal haar noemen: mijn zuster de negerin. Ik haatte in Europa de bleke gezichten met hun visachtige kilheid, hun gebrek aan broederlijke en zusterlijke sympathie."

Hij wordt van boord gehaald door een notaris en een dokter, beiden oude vrienden van zijn ouders. De notaris geeft hem de sleutels van het huis in de stad, het koetshuis en de plantage.

Als ze van boord gaan, zegt de dokter tersluiks tegen de kapitein dat Frits de erfenis er wel gauw doorgejaagd zal hebben.

Op de kade voelt Frits zich eerst in een toestand, waarin alles geoorloofd lijkt en verwacht hij het meest bizarre avontuur: mijn zuster de negerin, die hem zwartheid en aanhankelijkheid zal geven. Meteen daarna denkt hij somber, dat hij het eiland al kent, zodat er niet het geringste heil te verwachten is. Hij herinnert zich zijn jeugd, toen hij van het westelijk deel van het eiland, waar de plantage van zijn ouders lag, naar het oostelijk deel op familiebezoek ging. Onderweg vertelde de negerkoetsier hem sprookjes om hem gerust te stellen, want het andere karakter van het landschap maakte hem bang.

Op weg naar een benzinestation antwoordt hij mensen soms in de volkstaal, waardoor ze opgewonden raken. Als hij bij de doodstille grote huizen komt, herinnert hij zich pijnlijk dat een veertienjarig meisje hem vroeger vanachter de jaloezieƫn had uitgelachen. Een negerbediende neemt de twee blikken benzine op een kruiwagen voor hem mee. Deze herinnert zich Frits' vader nog die soms een onverklaarbare schrijfwoede had. In de buurt van zijn huis roepen de negerinnen elkaar toe: "De jonge heer is teruggekomen." Voor hen is hij de huisjesmelker van de buurt.

Frits gaat zijn huis niet in, want voor zijn gevoel liggen zijn dode ouders daar. De zwarte plekken op de tamarindeboom deden hem terugdenken aan het slachten van de geiten door Pedritoe. In het vervallen koetshuis ziet Frits de plank waar Pedritoe op sliep, zijn beduimelde speelkaarten, drie benzineblikken en de Ford van zijn vader.

Met de Ford rijdt hij de stad uit. Hij gaat op bezoek bij zijn jeugdvriend Karel, die nu districtsmeester is. Deze zit een flodderig romannetje te lezen en zegt dat Frits maar beter een schim kan blijven. Frits vertelt hem dat hij een negerin wil hebben. Volgens Karel zal niemand hem dat verhinderen, maar "dat je het zo uitschreeuwt, bewijst dat het dieper zit." Verder beweert Karel dat hij geen flutromannetje zit te lezen maar "Othello" van Shakespeare.De oude negerrentmeester Wantsjo herkent hem niet meteen, wat Frits wrevelig maakt. Deze kijkt over het landschap uit, waar muren door slaven opgetrokken, als een gil in de avond liggen. Het landhuis deed hem denken aan een grote tent, achtergelaten door mensen die inderhaast waren vertrokken. Bij het terras denkt hij terug aan zijn moeder die er op een schommelstoel zat. Hij speelde dan met haar hand, zijn moeder lachte gelukkig. Uit speelsheid en een overmaat van tederheid maakten beiden dan een zoemend geluid diep uit de borst.

Maar zijn moeder is er niet meer en dat geeft hem een gevoel van grote, bijna misselijke leegheid. Als Wantsjo hem welterusten komt wensen, vraagt Frits zich af wat deze van hem moet. Een vrouwenstem groet hem en zegt dat ze nog wat eten klaar zal maken.

In het huis bestormen de herinneringen hem. Het woongedeelte was voor vader, moeder en de blanke aanverwanten. In het voor- en achterhuis zweefde steeds lichtelijk de geur van kleurlingen. Hij gaat de kamer in waar zijn vader de correspondentie afdeed. De schrijfmachine en de geweren zijn er nog. Als hij de slaapkamer van zijn ouders opent, is het alsof iets hem in de oren gilt. Hij gooit de deur dicht. Hij gaat naar het achterhuis en kijkt naar buiten. Hij denkt terug aan de spelletjes die hij met Karel en een nichtje deed, dat hem steeds had uitgelachen. Maar het veertienjarig negervriendinnetje Maria had de spelletjes die hij verzon, wel altijd leuk gevonden. Daarbij hoorde het tellen van het koeren van de woudduif, een innig koeren, diep uit de borst. Hoewel Maria zwart was, hadden haar gezicht en haar manier van bewegen alles van een blanke. Ze was het kind van de oudste dochter van de rentmeester. Zij had de bevalling niet overleefd. De vader Theodoor had zich niets van zijn dochter aangetrokken en was naar Europa getrokken. Maria was onderwijzeres geworden met de hulp van Frits' vader.

Aan tafel bedenkt Frits dat zijn vader misschien ook de vader van Maria was. Blanken gaven hun buitenechtelijke kinderen wel een goede opvoeding, want "wat de mens het meest verraadt, blijft nog steeds zijn eigen hart met de enkele onweerstaanbare opwellingen." Als hij naar de kamer van zijn vader wil gaan, denkt hij dat hij het gezicht van Maria tussen de bogen ziet. Hij twijfelt of hij het wel goed gezien heeft: Maria kan toch geen huisbewaarster zijn? Daarna bedenkt hij dat ze misschien net als hij terug is gegaan naar haar oorsprong, tussen de meloenen, de rozen, de palmen. "Droevig wordt het leven, maar vol van een zinrijkheid die het leven elders mist."

Vervolgens overweegt hij of hij niet naar haar, die toch werkelijk zijn zuster de negerin is, toe zal gaan. Als hij de deur van haar kamer opent, hoort hij het suizen van zijn eigen bloed. Hij was hier ver weg van Aziƫ, Amerika en Europa met hun sombere stervelingen. Maria zegt: "Weer je Frits, hoe je altijd in mijn herinnering bent gebleven." Als ze elkaar omhelzen, wordt er aan de deur gerammeld. Frits vraagt of ze soms een vent heeft. Hij pakt een jachtgeweer en gaat naar de deur. Daar staat de rentmeester, die met een gil zegt: "Maria is de dochter van uw vader." Hij struikelt, daarbij komt het geweer tegen de borst van Wantsjo.

Hij begeleidt Wantsjo een stukje en hoort daarbij voetstappen en giechelend lachen. dan gaat hij terug naar het huis "waar hij een zuster had gevonden, maar een minnares had verloren."

Teruggekomen wiegt hij haar, waarbij hij net als zijn moeder destijds een zoemend geluid diep uit de borst maakt. "Droevig werd het leven, maar het werd vol van een zinrijkheid die het elders mist. En dit is het enige da men de kinderen dezer aarde niet kan ontnemen."



b. 1. Het boek is geschreven met een sobere stijl, waardoor de ruimtelijke sfeer bij de lezer zou moeten worden opgeroepen.

2. De ruimte (plaats) waar het in dit boek om draait is met name het huis, maar ook het eiland waar hij woont krijgt veel aandacht. Het speelt zich af in het begin van de 19e eeuw. Frits verteld over zichzelf dat hij in 1902 is geboren.

3. De hoofdpersonen zijn:

* Frits Ruprecht, de hoofdpersoon, hij gaat terug naar zijn geboorteland.

* De notaris, een vriend en zaakwaarnemer van Frits zijn vader.

* Karel, vroeger een goede vriend van Frits, maar sinds hun herziening niet meer. Hij is de districtmeester.

* Wantsjo, een oude, blinde negeropzichter.

* Maria, zij is Frits zijn oude jeugdvriendinnetje en later blijkt het ook zijn zus te zijn.

4. De situaties zijn zo geschreven dat alles leidt naar het einde, waar Frits Maria dus zou moeten ontmoeten, maar dat uiteindelijk verkeerd afloopt.

5. Een autoriaal vertelperspectief, dit is in het gehele verhaal.



c 1. Er zijn 2 thema's, het raciale thema en het familiale thema, op het einde van het verhaal komen beide thema's samen.

2. Het motief voor het raciale thema is duidelijk aanwezig, door de hele tijd de tegenstellingen tussen blank en donker, zelfs in zijn eigen gezin.

3. In de titel komen beide thema's samen, 'mijn zuster' is het familiale thema, en 'de negerin' duidt meteen op het raciale thema. In het begin wordt met zijn zuster een zielsverwante bedoeld, later echter zijn echte zus.



d 1. In 1935 is het voor het eerst gepubliceerd

2. Cola Debrot (1902-1982) werd geboren op Bonaire, in 1916 ging hij naar Nederland, waar hij medicijnen studeerde. Hij maakte veel reizen. Hij was medeoprichter van het tijdschrift 'Criterium' en in 1948 ging hij naar Willemstad, wara hij gouverneur werd (Dit was in 1962). De laatste tien jaar woonde hij weer in Nederland.

3. in het begin van die tijd, waren er veel rassenonderscheid, ook in de Antillen, daar is veel van terug te vinden in dit boek.

4. Dit werk komt een beetje overeen met zijn eigen leven, tot het moment dat hij weer naar de Antillen terugkeerde. Wat betreft zijn ouders en familie weet ik het niet zo.

5. Zie 3



4. Beoordeling



1. Het was niet echt een spannend of aangrijpend boek. Ik vond het maar saai, het verhaal spreekt me gewoon niet zo aan.

2. De laatste gedeelte, dit is nog enigsinds een beetje een interesant en leuk gedeelte. De conclusie die eruit komt is wel leuk.

3. Het boek was vrij saai, je leest het snel, maar verder is het niet interesant, niet dat het vervelend is, maar het is gewoon niet boeiend. Je zit niet in spanning af te wachten op wat er gaat gebeuren, en dat vind ik juist leuk in een boek, je hebt dan ook zin om door te lezen en dat miste ik hier.

4. Er schijnt een verfilming van te zijn, maar ik heb de film niet gezien, ik zou dus ook niet zo weten of die overeenkomt met het boek.

5.Het is wel goed geschreven, het zet je een beetje aan het denken over hoe ene neger over een blanke denkt, met name in het begin dan, als die man je zeg maar duidelijk maakt waarom hij terug is gekomen. Ook is het goed dat op het einde de beide thema's op een goede manier samenkomen.

6. Het taalgebruik was af en toe wat vreemd, toch een beetje ouderwets en beleefd. Bijv. de zin "Ik herriner mij u nog, dokter" tegenswoordig zeg je dat toch anders.

7. Het verhaal zelf was niet echt geweldig, maar het was wel de moeite waard om het te lezne, vanwege de voordelen die aan het boek zaten voor school.

8. Ik zou het een ander wel aanraden ja, niet echt vanwege het verhaal, of omdat het nu zo spannend is en je zegt van; 'wow, dit verhaal moet je echt gelezen hebben' maar gewoon omdat het je veel punten opleverd en het goed te gebruiken is voor je lijst.
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen