Boekverslag : Remco Campert - Het Leven Is Vurrukkulluk
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 2672 woorden.

Bibliografie
De bezige bij, eerste druk: 1961
Grote Lijsters 1990, jaargang 1 Nr. 5

Satirische roman, 163 pagina's, 17 genummerde hoofdstukken, verschillende vertellers (alwetende, onzichtbare en ik-verteller). Hoofdfiguren: Mees, Etta Zoon, Boeli, Panda, Tjeerd Overbeek. Plaats van Handeling: een grote stad, waarschijnlijk Amsterdam in de omgeving van het Vondelpark. Tijd: jaren vijftig, chronologisch verteld.


Samenvatting
Mees en Boelie wandelen op zondagmorgen door een park in Amsterdam, waar Mees het 15-jarige schoolmeisje Panda oppikt. Met z'n drieën slenteren ze wat rond, kijken naar de eenden en kopen een ijsje. Een nieuwsgierige grijsaard volgt hen naar een uitspanning, waar ze gaan zitten om een biertje te drinken. Panda gaat naar de retirade, waar ze een woordenwisseling heeft met Rosa Overbeek, de oude dame die daar toezicht houdt. Intussen gaat de grijsaard, ondanks zijn smalende opmerkingen aan het adres van de moderne jeugd, bij Mees en Boelie zitten. De jongelui besluiten om naar het huis van Mees te gaan, dat vlak bij het park ligt, en de grijsaard wil hen ook daarheen volgen. Maar ze slaan hem eensgezind neer. Terwijl hij bewusteloos in het gras ligt , berooft Panda hem van de 200 gulden die hij in zijn schoen verborgen heeft.

Thuis aangekomen, maakt Mees aanstalten om Panda, die er bepaald niet vies van is, te versieren. Om van Boelie af te komen, herinnert hij hem aan een afspraak die Boelie in Hotel Asiatique (lees: American) met een journalist heeft. Nauwelijks is Boelie vertrokken, of Mees en Panda gaan uitgebreid met elkaar naar bed. In dit hoofdstuk krijgen we een terugblik op de eenzame jeugd van Mees, zijn ervaringen als jazzpianist in kroegen en zijn mislukte pogingen om een liefdesrelatie op te bouwen.
Boelie wordt ondertussen geïnterviewd Ernst-Jan Zoon, die Boelie na afloop vertelt dat hij zijn vrouw, Etta, ervan verdenkt een minnaar te hebben. Hij vraagt Boelie uit te zoeken of zijn vermoeden juist is. Samen gaan ze naar het huis van Ernst-Jan en Etta, waar Ernst-Jan naar een uitzending vaan een voetbalwedstrijd gaat luisteren, terwijl Boelie Etta gezelschap houdt in de tuin. Voornamelijk onm een eind te maken aan zijn innerlijke onzekerheid, besluit Boelie te proberen Etta te verleiden. Samen gaan ze het huis van de buren in, die een autoritje aan het maken zijn, maar ze worden verrrast door hun onverwachte terugkomst. De schrijver geeft ons hier een terugblik op Etta's jeugd als dochter van een steenrijke bankier en een drankzuchtige moeder.

Intussen is de grijsaard in het park bijgekomen en merkt hij tot zijn schrik dat hij zijn geld kwijt is. Tjeerd Overbeek, die alles gezien heeft, biedt de oude man aan de drie jongelui op te sporen. Eerst wantrouwt de grijsaard hem, maar tenslotte neemt hij Tjeerds aanbod aan. Tjeerd neemt de grijsaard, die Kees blijkt te heten, mee naar zijn oudtante Rosa Overbeek, de juffrouw van de retiraade, die mogelijk goede adviezen kan geven over de te volgen gedragslijn. De grijsaard ontdekt dat Rosa een schoolvriendinnetje van hem is geweest. Tjeerd ziet dat hij overbodig is geworden, omdat de twee oude mensen helemaal in elkaar opgaan en de oude grijsaard geen belangstelling meer heeft voor het verloren geld. Mees en Panda besluiten een feest te geven van het geld waarvan ze de grijsaard berooft hebben. Met dat doel gaan ze naar de drankwinkel van de louche Jens, die ook op zondag bereid is zaken te doen.

Terwijl 's avonds het feest in het huis van Mees en Boelie in volle gang is, de muziek dendert en glaswerk sneuvelt, komt Tjeerd Overbeek aangelopen en blijft voor het hek staan, niet goed wetend wat te beginnen. Tegen zijn zin in, wordt hij door een dronken feestganger naar binnen geloodst, verdwaasd door de ongeloof-elijke chaos in een wereld die hem totaal vreemd is. Etta, die stomdronken is, maakt een scène met haar man en laat zich door Boelie naar een bed in de zolderkamer leiden. Panda wordt door Jens in zijn auto naar huis gebracht. Mees kijkt toe hoe een jongen, een paraplu als valscherm gebruikend, uit het zolderraam de tuin in springt en staatig naar beneden zweeft. Op dat ogenblik voelt Mees een ongekend gevoel van geluk door zijn lichaam stromen.


Tijd & Ruimte
TIJD

De handeling speelt zich af binnen een tijdsbestek van 1 dag, van zondagmorgen tot zondagnacht. Lange flashbacks in hoofdstuk 7 en 8 (het verleden van Mees) en in hoofdstuk 11 (het verleden van Etta) stellen de schrijver in staat de voorgeschiedenis van de handeling te schetsen. Deze tijdverdichting veroorzaakt dat de vertelde tijd aanzienlijk langer is dan de verteltijd.


RUIMTE

De handeling voltrekt zich op een beperkt aantal dicht bij elkaar liggende plaatsen: het park, het huis van Mees en Boelie, het huis van Etta en de drankwinkel van Jens. Net als de concentratie van tijd, versterkt deze concentratie van ruimte de indruk van een momentopname.


Vertel situatie
De alwetende verteller neemt afstand van de figuren en de handeling, die hij zonder commentaar aan de lezer voorlegt. Het middendeel van het boek (hoofdstuk 7 en 8) is in de ik-vorm geschreven vanuit het standpunt van Mees. In deze terugblik op zijn verledden bevindt de lezer zich dus in het bewustzijn van Mees. Deze vereenzelviging vindt niet plaats in de terugblik op het verleden van Etta, die in hoofdstuk 11 staat. Daardoor ziet de lezer Etta op wat grotere afstand dan de hoofdfiguur Mees. Weer iets groter is de afstand tot Boelie, terwijl de overige figuren nog verder van de lezer af staan. Het resultaaat is een voortdurend wisselend perspectief, dat nog versterkt wordt doordat de schrijver de verschillen in standpunt laat zien tussen de jonge en de oude mensen in het verhaal.

Hoewel gedeelten van de roman personaal of via het ik-perspectief worden verteld, is er de hele roman door een auctoriale verteller aanwezig, die zich regelmatig direct in de wij-vorm tot de lezer wendt. Zinnen als "Zo ook ons drietal." en "Laten we intussen de prenten en kaarten die de wanden bekleedden, eens nader bekijken." zijn daar voorbeelden van. De auctoriale verteller begeleidt de gebeurtenissen, maar levert er geen commentaar op. In de personale gedeelten worden afwisselend Mees, Boelie en Etta als 'medium' gebruikt. Het ik-perspectief is gereserveerd voor Mees. In deze ik-passages worden vision avec - Mees vertelt met het verhaal mee -, vision par derrière - voor de flashbacks - en monoloque intérieure gecombineerd.


Personages
In veel van zijn werk wordt Campert geïnspireerd door de jeugd, wat ook in dit boek het geval is. Hij kiest ze uit het artiestenmilieu in Amsterdam, waarin feesten, drank en sex een belangrijke rol spelen. Zonder te moraliseren, geeft hij een tijdbeeld. Omdat hij niet in de eerste plaats belang stelt in het innerlijke leven van zijn figuren, heeft een indeling in 'round' en 'flat' characters geen zin. Het beeld dat hij van ze geeft, is opgebouwd uit hun reacties op de ervaringen van het ogenblik. Alleen Mees, en in mindere mate Etta Zoon, leren we als individu beter kennen.

Mees, de 25-jarige jazzpianist, is een innerlijk eenzaam figuur, die ondanks zijn vele avonturen met vrouwen nooit een bevredigende liefdesrelatie heeft kunnen opbouwen. Hetzelfde gemis voelt Etta, de bankiersdochter,, die haar tegen de zin van haar vader gesloten huwelijk met een journalist ziet mislopen en haar levens-kompas kwijt is. Het schoolmeisje Panda, een keiharde, egoïste ondanks haar jeugdige leeftijd en wild-romantische fantasieën, mist de diepte die zowel Mees als Etta kenmerkt. Boelie, de dichter, is zo onzeker dat hij in voortdurende onvrede met zichzelf leeft.

Bij al deze jonge mensen wisselen levenslust en levensonlust elkaar met felle schokken af. De padvinderachtige Tjeerd Overbeek die zich bij zijn eigen generatie niet thuis voelt, is een anarchronisme vergeleken met de andere jongelui, maar ook zijn leven mist richting. Alleen bij de oude mensen in het boek, Kees, de grijsaard en Rosa Overbeek, vinden we vervulling: de cirkel van hun leven is gesloten.


Thematiek
Het thema is het leven van jonge mensen uit de vijftiger jaren. Campert werkt het niet uit tot een volledige roman, maar richt zich op sfeer- en milieutekening in een reeks schetsen, die samen een lang verhaal vormen. Dat dit zijn bedoeling is, blijkt ook uit het motto vóór in het boek, dat bestaat uit drie regels uit het gedicht Het Tuinfeest van M. Nijhoff:

Zij zingen, nijgen naar elkaar en kussen,
Geenszins om liefde, maar om de sublieme
Momenten en het sentiment daartussen.

Daardoor wordt het boek een momentopname, niet alleen van de handeling, maar meer nog de manier waarop de personages het leven tegemoet treden en hun ervaringen verwerken.



HANDELING

Uit wat hierboven gezegd is over het thema, blijkt al dat de handeling niet erg belangrijk is. Er is geen "plot" met een begin, een midden en een einde, waarin de keten van oorzaak en gevolg een rol speelt.


Boekbeschrijving & Titel
De kreet "Vurrukkulluk" is afkomstig van Panda als ze naar alcohol ruikt. Als je naar de titel kijkt (en naar het begin van het verhaal) zou je denken dat je met een ontspannen, zonovergoten, vrolijke dag uit het leven van een aantal jongeren te maken hebt. Toch lijkt alles minder vurrukkulluk te zijn. De verhaalfiguren zijn zonder seks, alcohol en andere drugs niet in staat van een landerige zondag iets te maken.


Opbouw
Het in 1961 veschenen romandebuut van Remco Campert bestaat uit 17 genummerde hoofdstukken, waarin het verloop van 1 zomerse dag wordt beschreven. De verschillende personages, waarvan de meeste elkaar aan het begin van de roman niet kennen, blijken in de loop van het verhaal allemaal op de een of andere manier met elkaar in verband te staan.

Dit bijeenbrengen van verschillende 'losse draden' bereikt Campert niet door een strakke compositie, maar op een losse, niet nadrukkelijke 'van-het-een-komt-het-ander' wijze, waarbij het toeval een grote rol speelt.

De eerste negen hoofdstukken van Het leven is vurrukkulluk werden eerst, vanaf oktober 1961, gepubliceerd in het Nieuw Vlaams Tijdschrift, voordat de roman nog datzelfde jaar in boekvorm verscheen.


Stijl
Campert bereikt speciale effecten door de door figuren gebruikte taal op verschil-lende niveaus te laten bewegen. Vlotte, gemeenzame omgangstaal wisselt af met formele, bijna gezwollen en hoogdravende taal. Deze niveauverschillen zijn functioneel. bijvoorbeeld, wanneer de vijftien jarige Panda overgaat op een soort Nederlands dat we in een stuiversroman vinden, weten we dat ze haar fantasie de vrije loop laat en onwaarheden vertelt. Let er ook eens op hoe Tjeerd Overbeek zich uitdrukt in de stijve, formele taal die hij uit boeken heeft opgedaan. De schrijver laat de figuren zich verraden door de taal die ze gebruiken. Grappige effecten worden bereikt door middel van afwijkende spelling.


Literatuur geschiedenis
De Schrijver
De schrijver is de zoon van de dichter en prozaschrijver Jan Campert. Remco Campert (1929) is redacteur en mede-oprichter geweest van enkele literaire tijdschriften. Als dichter debuteerde hij in 1951 met de bundel Vogels vliegen toch. Hierin toonde hij zich de meest gematigde vertegenwoordiger van de experimen-tele richting in de vijftiger jaren. Zijn gedichten kenmerken zich niet door een onstuimi-ge dadendrang, maar door bezonkenheid en melancholie, die soms aan wanhoop grenst. Sings 1951 vertoont zijn werk een ontwikkeling naar versobering. Zijn eerste roman, Het leven is vurrukkulluk, verscheen in 1961. Latere romans zijn Liefdes schijnbewegingen (1963), Het gangstermeisje (1966, verfilmd door Frans Weisz) en Tjeempie! (1968). Ertussendoor publiceerde Campert verhalen, gedich-ten en kinderboeken. Hij heeft ook diverse vertalingen op zijn naam staan en heeft meegewerkt aan films. Zijn 'cursiefjes' (schetsen) zijn verzameld in de bundel Het paard van ome Loeks.

Invloeden
Het beeld dat Campert geeft van de koortsachtige jaren na de tweede wereldoor-log, doet denken aan dat wat verrijst uit de boeken en verhalen van de Amerikaan F.S. Fitzgerald (1896-1940), zoals Tales of the Jazz Age (1922) en The Great Gatsby (1925), waarin hij een tijdbeeld geeft van de wilde jaren na de eerste wereldoorlod, de 'roaring twenties'.

Zoals Campert in een noot vermeldt, zijn bepaalde gegevens die betrekking hebben op het verleden van 'de grijsaard' ontleend aan Theo Thijssen's Kees de Jongen.


Analyse
Wat is er opvallend aan de vertelwijze?
Er zijn verschillende vertellers. In het begin van het verhaal lijkt er sprake van een onzichtbare verteller. Toch lijkt er soms dat er sprake is van een alwetende verteller. De verteller geeft namelijk (grappig) commentaar op de uitspraken van de romanfiguren. Bijvoorbeeld: 'Nou dag', (Boeli-af door de deur rechts in het fond). In het midden van het boek vertelt Mees in de ik-vorm. Daarna ligt het perspectief o.a. weer bij Etta Zoon. In dit laatste geval is er weer sprake van een onzichtbare verteller.

Welk milieu wordt er op de korrel genomen?
Het incrowd publiek van de hoofdstad in het begin van de jaren vijftig. Mees en Boeli zijn een soort kunstenaars. mees speelt piano en Boeli schrijft (volgens eigen zeggen zijn ze bezig met het schrijven van een musical; ze hebben slechts een lied geschreven dat bovendien kant noch wal raakt, maar ze doen het slechts voor het geld.) Verder komen er een aantal journalisten in voor en een aantal semi-artistieke figuren.

Van welke figuren kom je het meeste over het innerlijk te weten?
Alleen Mees (de pianist) en Etta Zoon (de ongelukkige bankiersdochter) leer je als lezer beter kennen.

Hoe kom je als lezer iets over deze twee figuren te weten?
Via een aantal flash-backs.

Wat is de overeenkomst tussen twee figuren?
Het zijn beiden eenzame types. De 25-jarige Mees heeft ondanks zijn vele contacten met allerlei vrouwen nog nooit een bevredigende blijvende relatie met iemand kunnen opbouwen. Etta is dan wel getrouwd, maar voelt zich binen haar huwelijk zeer eenzaam. Ze begrijpt maar weinig van de wereld waarin haar man, de journalist Ernst-Jan Zoon, zich beweegt.

Vertel iets over dat verleden van Mees.
In de tijd dat Mees nog barpianist was in Billy's bar, had hij een verhouding met een getrouwde vrouw, die hem na een korte doch hevige liefdesrelatie weer de bons gaf. Ook een poging om een relatie op te bouwen met Steffie, loopt op niets uit.

Vertel iets over dat verleden van Etta.
Etta is de dochter van een schatrijke bankier. Zeer tegen de wil van haar vader huwt ze Ernst-Jan. Het huwelijk van haar ouders is (ook) niet echt goed. De moeder van Etta is aan de drank en veroorzaakt daardoor een keer een verschrikkelijke scène.

Is het boek een hechte eenheid?
Nee, niet echt. Het is meer een verzameling schetsen van een aantal personen.

Hoe heeft de schrijver toch enige eenheid kunnen suggereren?
Het verhaal speelt zich af op één dag (zondag) en alle beschreven personen hebben op de een of andere manier iets met elkaar te maken. Uiteindelijk ontmoeten ze elkaar 's avonds op het door Panda georganiseerde feest.

Geef in het kort de verschillende relaties aan die ertussen de verschillende personen bestaan.
Mees en Boeli zijn vrienden. Panda is het 'vriendinnetje' van Mees. Boeli wordt geïnterviewd door Ernst-Jan Zoon. Boeli tracht de vrouw van Ernst-Jan, Etta, te versieren. Tjeerd Overbeek brengt de door Panda bestolen Grijsaard naar zijn oudtante, Rosa Overbeek. Deze tante is retiradejuffrouw en heeft eerder die dag een woordenwisseling gehad met Panda. De grijsaard blijkt een jeugdvriend te zijn van Tjeerds oudtante. Tjeerd Overbeek belandt ook (tegen zijn zin) 's avonds op het feest dat bekostigd wordt met het van de grijsaard ontvreemde bedrag.

Hoe hoog is dat bedrag?
Tweehonderd gulden.

Wat is er opvallend aan de stijl?
Grappige effecten bereikt Campert allereerst door een soms afwijkende spelling. 'Sexueel' wordt 'seksjuweel'; 'fysiek' wordt 'viesziek'. Veel Engelse woorden worden afwijkend gespeld: 'joy-ride' wordt 'dzjojrijden'; 'anyway' wordt 'ennie-wee'. Campert gebruikt ook veel nieuwe woorden (neologismen): "Ach, op een oude fiets moet je het leren", vélozoveerde de juffrouw; "Het leven is een onontwarbare kluwen", konkluwedeerde ze. De dialogen zijn vaak uiterst grappig, omdat Campert op een humoristische manier gebruik heeft gemaakt van allerlei clichés. "Kind, dat is een lang verhaal, een fantastisch verhaal", zei ze, een liefdevolle blik werpend op het breiwerk. "Begin er dan maar niet aan", zei Panda. "Ik heb een hekel aan fantastische vertellingen. Sprookjes, dromen, saaijansfiction, de hele boel kan me gestolen worden."


Eigen mening
Het was wel een aardig boekje, alleen vond ik de verdraaiing van sommige woorden irritant en onduidelijk. Sommige mensen vinden dat misschien wel leuk, en dat was het in het begin ook wel maar het werd steeds minder leuk. Het verhaal vind ik ook een beetje matig. Een stel jongeren in een park en wat ze daar nou doen. De stijl is, op de omgedraaide woorden na dan, best makkelijk te lezen en het boek is, daardoor, wel een aanrader.


Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen