![]() |
Boekverslag : Rudi Van Dantzig - Voor Een Verloren Soldaat
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 1194 woorden. |
1986 Schrijver: Rudi van Dantzig is geboren in 1933 in Amsterdam. In de jaren vijftig en zestig danst hij bij het Nederlands Ballet, later het Nationaal Ballet. Vanaf 1971 was hij twintig jaar lang artistiek leider van Het Nationaal Ballet. Hij is nog steeds een gerenommeerd choreograaf, zowel nationaal als internationaal. Zijn debuutroman Voor een verloren soldaat is autobiografisch. In 1944 werd hij, zoals duizenden andere kinderen van elf tot zestien jaar, uit het westen naar Friesland en de andere oostelijke provincies gestuurd. In 1986 werd de roman bekroond met de Geertjan Lubberhuizenprijs voor het beste debuut van dat jaar. In 1992 werd de roman verfilmd door regisseur Roeland Kerkbosch. Korte inhoud: In het najaar van 1944 brengen de ouders van de elfjarige Jeroen hem onder bij een vissersfamilie in het Friese dorpje Laaxum. Door de Tweede Wereldoorlog worden de levensomstandigheden in Amsterdam slechter en bij de boeren is nog genoeg te eten. Behalve Hait en Mem zijn er zeven kinderen, van wie er nog vijf thuis wonen. Jeroen kan moeilijk wennen aan de taal, het bidden en danken, de kerkgang en de christelijke school. Jeroen’s buurjongen Jan Hogervorst is in het vlakbij gelegen Scharl ondergebracht. Op een dag in september, nadat Jeroen en Jan gezwommen hebben, pakt Jan hem plotseling beet en laat hem zijn erectie zien. Jeroen voelt zich in verwarring gebracht, maar tegelijk heeft hij ook een vreemd gevoel van opwinding. Enkele weken blijft Jeroen aan Jan denken, hij is verliefd op hem. Na de capitulatie van de Duitse soldaten ontmoet Jeroen de Amerikaanse soldaat Wolt. Hij dwingt Jeroen tot seksueel contact. Ondanks dat de soldaat hem pijn doet, verlangt Jeroen naar Wolt. Enkele dagen blijven ze elkaar ontmoeten. Jeroen kan er met niemand over praten. Als de Amerikanen uit het dorp weg moeten, verdwijnt Wolt voorgoed uit Jeroen’s leven. Jeroen blijft hem echter nog zoeken, zelfs als hij weer in Amsterdam is, nadat zijn moeder hem heeft opgehaald. In Amsterdam voelt hij zich weer buitengesloten. Als er vijfendertig jaar later een groep Canadese oorlogsveteranen in Nederland zijn, vraagt Jeroen zich af of Wolt erbij is. Er komen allerlei herinneringen boven, maar hij merkt dat het hem onberoerd laat. Perspectief en personen: Het verhaal wordt in de ikvorm verteld. Het perspectief ligt bij Jeroen, een jongen van elf jaar. In de herfst van 1944 wordt hij door zijn ouders naar Friesland gestuurd, omdat in Amsterdam de hongerwinter uitbreekt. Jeroen is 'altijd al een beetje anders, zo'n rare dromer'. Als hij aankomt in het Friese dorpje Laaxum, kan hij moeilijk wennen. Hij heeft veel moeite met het geloof. Jeroen ontdekt dat hij homoseksueel is en kan er met niemand over praten. Door Wolt, de Amerikaanse geallieerde soldaat die hem tot lichamelijk contact dwingt, krijgt hij het gevoel 'ondergedompeld te zijn, doordrenkt van vuil en vingers'. Hij schaamt zich, maar toch wil hij dat het weer gebeurt. Hij blijft de soldaat opzoeken. Jeroen gaat helemaal op in de soldaat, terwijl Wolt alleen uit is op seks zonder verplichtingen. Wolt is ook plotseling verdwenen, zonder bericht aan Jeroen. In het begin verlangt Jeroen erg naar huis er naar zijn ouders. Dat hij weggestuurd is, ziet hij als verraad. Het gastgezin is erg aardig, vooral Mem. Als zijn moeder hem na de oorlog weer komt halen, neemt Jeroen van iedereen koel afscheid, door een hand te geven, maar bij Mem krijgt hij een huilbui. Hij voelt zich een verrader. Hij is helemaal niet zo blij dat hij naar huis gaat. Tijd, opbouw en plaats: Het verhaal speelt zich af in de hongerwinter van 1944-1945 in de Tweede Wereldoorlog. Het laatste ongenummerde hoofdstuk speelt zich af op 4 mei 1980. De vertelde tijd is 35,5 jaar. Over de periode 1945-1980 wordt niets vertelt. Het wordt bijna chronologisch vertelt. Een enkele keer gaat de tijd een paar uur vooruit. Bijvoorbeeld als Jeroen gehaald wordt door zijn moeder. Eerst lees je dat ze op de fiets zitten, en daarna dat ze afscheid nemen. Het boek heeft 286 bladzijdes, dus de verteltijd is ongeveer tien uur. Het boek is verdeeld in die episoden: ‘Hongerwinter’, ‘Bevrijding’ en ‘Vrijheid, blijheid’. Elke episode is weer onderverdeeld in genummerde hoofdstukken, resp. 12, 14 en 5 plus aan het eind een ongenummerd hoofdstuk. ‘Hongerwinter’ slaat niet zozeer op Jeroen, want hij heeft genoeg te eten in Laaxum, maar zijn ouders in Amsterdam lijden honger. In ‘Bevrijding’ ontmoet Jeroen Wolt. Deze tijd zal altijd in zijn geheugen gegrift staan. In ‘Vrijheid, blijheid’ is Jeroen weer terug in Amsterdam. Hij is erg verdrietig, omdat hij Wolt mist. De titel van deze episode is dus ironisch bedoelt. Jeroen woont in Amsterdam. Voor het grootste gedeelte speelt het verhaal zich in de omgeving van het Friese Laaxum af. Het is vooral de gereformeerde sfeer in het huis waar Jeroen logeert en van het dorp die een stempel op Jeroen drukt. Titel, thema en genre: Het boek is getiteld Voor een verloren soldaat. Het verwijst naar de Amerikaanse soldaat Wolt, die Jeroen aan het eind van de Tweede Wereldoorlog ontmoet. Als de soldaten plotseling weer zijn vertrokken, zal Jeroen Wolt nooit meer terug zien, hij blijft een verloren soldaat. Het thema van het boek is de persoonlijke groei van Jeroen. Als hij in Laaxum komt, voelt hij zich een buitenstaander, maar naarmate hij daar langer is, groeit ook zijn verbondenheid met het dorp. Dat komt door de zorg van Mem en de relatie die Jeroen heeft met Wolt. In Laaxum komt Jeroen erachter dat hij homoseksueel is en wordt door Wolt ingewijd in de seksualiteit. Het is een grote stap in de richting van volwassenheid. Het genre van het boek is oorlogsroman, of psychologische roman, want het speelt zich af in de oorlog en Jeroen maakt een persoonlijke groei door. Motieven en stijlkenmerken met citaten: Motieven zijn: homoseksualiteit, isolement, geloof en groei naar volwassenheid. Een stijlkenmerk is dat er veel beschrijving en relatief weinig dialoog is. “Maar ik ben bang om naar Scharl te gaan, stel je voor dat de vrouw daar zal zeggen dat Jan al lang weg is, terug naar huis, had hij me dat dan niet gezegd? Dan zou ik hier dus moederziel alleen zitten, achtergelaten, verraden. Altijd als Jan een tijdje niet op school verschijnt besluipen die gedachten me, eerst vaag en dan steeds sterker totdat het als een verpletterende waarheid voor me opdoemt: Jan is vertrokken, ik ben hier alleen...” Een ander stijlkenmerk is het eenvoudige taalgebruik, want het is geschreven vanuit een elfjarige jongen. “Ik vraag me af of hij me ziet, of hij weet dat ik nieuw ben. Het kan zijn dat dominees alles weten. Ik maak me klein en kijk omlaag. Als hij me maar niet uit de bank roept.” Motto en opdracht: Het motto komt uit het gedicht ‘Het gebed’ van Ida G.M. Gerhardt. [...] dan vouwen zij de handen, de disgenoten in het huis. Van tafelrand tot tafelranden geschikt tot een onzichtbaar kruis. Het motto verwijst naar de situatie waarin Jeroen in Laaxum terechtkomt. De familie waarbij hij verblijft, is erg gelovig. Dit is Jeroen niet gewend. Ook verwijst het naar schuldgevoel dat een grote rol in het boek speelt. De term disgenoten (die verwijst naar de familie) komt ook voor in de opdracht: ‘Voor Berendina Hermina, mijn moeder, en mijn Friese disgenoten, in dank.’ |
Andere boeken van deze auteur: |
Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen |