Boekverslag : Alberts Cornelis Baantjer - De Cock En De Dode Minnaars.
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 2212 woorden.








De naam van de auteur is: Alberts Cornelis Baantjer.

Deze naam is geen schuil of fantasie naam.



De titel van het boek is: De Cock en de dode minnaars.



De naam van de uitgever met het jaar van uitgave is: Uitgeverij de Fontein bv, Baarn.

Uitgave v/h boek is: 1986.

ISBN 90-261-0251-8.



De verklaring van de titel is: Een man (Henri de Groeve) die ruimt alle minnaars van zijn ex, Therese de la Fontaine uit de weg.



In het boek staan geen hoofdstukken maar delen.

Het boek heeft 20 delen en 139 bladzijden.



In dit boek staan geen illustraties (alleen de omslag).

Op de omslag staat rechercheur de Cock in een Amsterdamse winkelstraat in de omgeving van de Warmoesstraat omdat zijn werk zich afspeelt in deze buurt en omgeving.



Genre: detective

Thema: moord



















Het laatste stuk van het verhaal viel me het meeste op.

Omdat ze hier wisten de moordenaar te weten te ontmaskeren.

Het leek een moeilijke opgave de moordenaar op te speuren, maar uiteindelijk wisten ze toch de echte moordenaar op te pakken.

Dit stukje vond ik een mooi stukje want ik was blij om te weten wie de moordenaar nou echt was.

Het deel wat het saaist was, was dat de kunstschatten net waren gestolen.

Het was toen niks aan om te lezen maar ja het hoort erbij anders klopt het hele verhaal niet meer zo goed.

Een positief stuk vond ik dat ze bij een flat (van Henri de Groeve) gingen kijken en waar toen de deur openstond.(blz 67).

Negatieve stukken vond ik dat ze de zilveren sierkan hebben gestolen en ermee vandoor gingen.(blz 34).

En dat ze bij de openingen van het huis bij de deur van Theresa de la Fontaine stond.

(blz 110).

Ik vond het wel een normaal boek om te lezen.

Het boek heeft ook dialogen.

Ik had wel een beetje het idee van hoe het af zou lopen en dat had ik dan ook nog goed gedacht maar voor mensen die zulke boeken van Baantjer lezen die weten het niet zo snel.

Met Alberts Cornelis Baantjer zelf want dat was ook de hoofdrol speler en daar kon ik me goed bij in leven.

Het verhaal kan best gebeurd zijn maar dan wel een beetje anders dan in het verhaal.





















































De hoofdpersonen zijn natuurlijk de Cock en Vledder.

Enkele bijpersonen zijn:

- Harold Buis

- Fred Prins

- Smalle Lowietje

- Manfred van Nettelhost

- Thérèse de la Fontaine

- Antoinette van der Graaf

- Matthias Antoinette

- Henri de Groeve





Rechercheur de Cock en zijn assistent Vledder worden belast met de bewaking van kunstschatten, die door een miljonair zijn uitgestald in het Amsterdamse gebouw Artiet Amicitiae.



Nog maar net bekomen van een brutaal optreden van de eigenaar van de kunstschatten tegenover een oude bezoekster, worden zij weggeroepen, omdat er in een huis in de Van Beuningenstraat sprake is van executie van een aan de centrale verwarming vastgeketende jongeman.



Diezelfde avond word een kostbaar bezit ( zilveren sierkan )

van de tentoonstelling geroofd.



Allerlei mensen die iets te maken hebben met Thérèse de la Fontaine kwamen door moord om het leven.



Wat eigenlijk een legpuzzel lijkt waarvan geen enkel stukje past,

wordt uiteindelijk een onverbiddelijke optel som.



Het verhaal speelt zich af in de Amsterdamse winkelwijken en de buurt en omgeving.



De Cock heeft altijd een beige regenjas aan,

hoedje op ( dat hij altijd op de kapstok wil gooien ).



Het verhaal duurt ongeveer 5 dagen.



Het probleem is dat de Cock geen flauw idee heeft wie het gedaan heeft.



Het verhaal heeft een gesloten en goed einde want Henri de Groeve is gearresteerd en de zilveren sierkan is weer terug.



Het verhaal is in de vorm van een vertellersperspectief geschreven.

De schrijver heeft het verhaal geschreven als doel de lezer te amuseren.



De gebeurtenissen spelen zich af in de huidige tijd, dit kom je te weten door de omgeving en de type auto;s.



Het verhaal is chronologisch verteld, er zijn geen tijdsprongen of flashbacks.



Het verhaal speelt zich af in Amsterdam, bij het politiebureau aan de Warmoesstraat, in de café, in het museum en bij de Cock thuis.

Ook bij verschillende personen die met de misdaad te maken hadden.



Het politiebureau is een belangrijke plaats voor het verhaal want hier komen ze iedere keer weer terug op hun werkplek.































Dagen verlummelen, daar heb ik moeite mee.' Dat zei A.C. Baantjer toen hij medio september 1998 door Monique Brandt en Peter Kuijt voor de GPD-bladen geïnterviewd werd naar aanleiding van zijn vijfenzeventigste verjaardag en het uitkomen van zijn vijftigste boek, De Cock en de onsterfelijke dood. De producten van die werklust zijn nog altijd bijzonder populair. In Nederland zijn al vijf miljoen 'De Cocks' verkocht. 'Je zou over mijn boeken kunnen zeggen: als je er één gelezen hebt, heb je ze allemaal gelezen, maar mijn fans denken daar anders over.' In zijn speurdersromans over de Amsterdamse rechercheur Jurrian de Cock - De Cock 'met ceeooceekaa' - en diens onbezonnen assistent Vledder gaat Baantjer wel nog altijd uit van het principe dat hij eens heeft omschreven als: 'Ik leg gewoon ergens een lijk neer en dan zie ik wel wat ermee gebeurt'.

Als voormalig rechercheur (inmiddels is hij al meer dan zeventien jaar gepensioneerd), weet hij bij uitstek wat hij als schrijver vervolgens met zo'n lijk aan moet.



Albert Cornelis Baantjer is op 16 september 1923 geboren op Urk, dat in die dagen nog een echt eiland was. Zijn vader, een uit Harlingen afkomstige visser die na veel omzwervingen op Urk terechtgekomen was, huwde er de oudste dochter uit een Urker gezin van elf kinderen. Appie kreeg een streng calvinistische opvoeding. Vooral op aandrang van zijn moeder, die voor elke gelegenheid een bijbeltekst bij de hand had, ging hij iedere zondag trouw naar zondagsschool en kinderkerk. Een paar jaar na zijn geboorte verhuisde het gezin naar Amsterdam. Na de lagere school volgde hij aan de Frisoschool de driejarige ULO. Bert Swaanswijk, de latere dichter Lucebert, was er een van zijn klasgenoten.



Als jongste bediende van een handel in spijsoliën en vetten had hij eind jaren dertig 'een verschrikkelijke tijd'. Vaak was er niet eens tijd om te eten voor hij naar de avondschool ging. In 1942 nam hij, als twintigjarige vrijgezel, vrijwillig de plaats in van een collega, een vader van twee jonge kinderen, die door de Duitse bezetter was aangewezen voor tewerkstelling in Duitsland. Hij belandde op het hoofdkantoor van het Kruppconcern in Essen, in het hart van het Ruhrgebied, en mocht er zelfs kennis maken met de binnenkant van een Duitse cel toen bleek dat hij verlofbriefjes had vervalst. Na de bevrijding terug in Amsterdam, belandde hij min of meer in een vacuüm. Hij wilde weg uit Nederland en had zelfs al getekend om naar Indonesië te gaan toen zijn vader resoluut het roer in handen nam. Bij de Amsterdamse politie solliciteerde die naar een baan voor zijn zoon. Op een dag legde hij hem een oproep voor om op het hoofdbureau te verschijnen. Zo kort na de oorlog was er grote nood aan nieuwe agenten. Na een opleiding van nauwelijks een maand waarin hij alleen de meest elementaire zaken had geleerd, mocht Appie als diender de straat op.



In 1948 werd hij overgeplaatst naar de nieuwe Radio-, Auto- en Motordienst aan de Overtoom, meestal de vijf-maal-acht genoemd, het alarmnummer van de politie in Amsterdam. Over zijn ervaringen daar schreef hij samen met zijn collega Maurice van Dijk een boek dat in 1959 verscheen: 5 x 8...grijpt in! Politie-ervaringen uit de grote stad. Ze publiceerden het onder het pseudoniem A.C.M. Baandijk. Aangezien Baantjer het nooit heeft willen laten herdrukken, is het een collectors item geworden.



Na een opleiding tot rechercheur belandde hij op het bureau Warmoesstraat in het hartje van de oude binnenstad. De rosse buurt behoorde ook tot het terrein van dit bureau, dat ten tijde van zijn komst in 1954 circa elfhonderd misdaden per jaar te verwerken had. Twintig jaar later was dat aantal opgelopen tot twintigduizend. Niet minder dan achtentwintig jaar is Baantjer als rechercheur verbonden gebleven aan bureau Warmoesstraat. Door zijn humane, 'faire' optreden heeft hij zich in al die jaren zelfs bij de penose geen echte vijanden gemaakt. In Uit het leven van een Amsterdamse diender en Een Amsterdamse rechercheur (beide uit 1979) heeft hij, via zijn alter ego Jurrian de Cock, een aantal van zijn eigen ervaringen als agent en als rechercheur te boek gesteld.



Met het schrijven van verhalen over zijn belevenissen was hij echter al veel eerder begonnen, vooral uit onvrede met de verplichte processen-verbaal. Daarin kon hij op geen enkele manier kwijt hoe hijzelf de beschreven feiten onderging. Nadat hij door Bram Berkel, de politieverslaggever van De Telegraaf, bij Revue was geïntroduceerd, was dit blad bereid verhalen van hem te plaatsen. Een aantal daarvan verscheen in 1963 als Het mysterie van de doodshoofden. Ze bleken een succes en hij werd aangespoord om eens een roman te proberen. Dat werd Een strop voor Bobby die in 1964 in een omnibus met romans van twee andere auteurs werd opgenomen (in Moord tussen de buien door met Eli Asser en Theo Eerdmans). Toen hem daarna werd gevraagd een serie detectives op te zetten rond eenzelfde hoofdpersoon, zag Baantjer in dat hij niet meer in de ik-vorm moest schrijven, maar een hoofdfiguur moest bedenken. Hij creëerde toen De Cock, de inmiddels (ook door een televisieserie, met Piet Römer als De Cock) overbekende speurder met zijn ouden vilten hoedje en immer pijnlijke voeten, wars van fysiek geweld en vertrouwend op intuïtie en ervaring. De Cock kan niet alles alleen doen dus daarom is Vledder bedacht, de rechterhand van De Cock.

De naam 'De Cock' is gebaseerd op Den Haan. Hij werkte op de Warmoesstraat toen Baantjer begon te schrijven. Den Haan had in het verzet gezeten en werd daar 'Le Coq' genoemd (Frans voor 'de Haan'). Op het bureau Warmoesstraat was ook een jonge inspecteur die zich altijd voorstelde met 'Hock met ceekaa'. Deze twee personen werden bij elkaar gevoegd tot 'De Cock' met ceeooceekaa.

Vledder is een niet al te slimme rechercheur, als er een aanwijzing is wil hij de persoon meteen arresteren. En als hij een onderzoek alleen leidt, mislukt het altijd, zie "De Cock en de stervende wandelaar". Vledder is dus wel een trage leerling. Om De Cock slimmer te laten lijken is Vledder een beetje dom gehouden. Dirk Vledder is een bestaand figuur. Dirk heeft Appie Baantjer een keer gevraagd om die Vledder dood te laten gaan, omdat iedereen die de echte Vledder ziet, zegt:' Ben jij die domme Vledder uit de Boeken van Baantjer.' Maar dat doet Baantjer niet. Baantjer:" Ik laat hem af en toe slimme opmerkingen maken."



1923 Albert Cornelis Baantjer wordt te Urk geboren.

1939 Jongste bediende bij A.F.G. Avis NV , een handel in spijsoliën en vetten.

1942 Neemt vrijwillig de plaats in van een collega, vader van twee kinderen, die door de Duitse bezetter voor tewerkstelling in Duitsland is aangewezen.

1945 Meldt zich op het hoofdbureau van politie te Amsterdam. Zijn vader had voor hem gesolliciteerd.

1948 Begint bij Vijf maal acht, de Radio-, Auto en Motordienst te Amsterdam.

1952 Trouwt met Marretje van der Vaart.

1953 Volgt een opleiding tot rechercheur.

1955 Is hoofdagent en een jaar later rechercheur aan het bureau Warmoesstraat.

1959 Zijn eerst boek, 5 x8 grijpt in, wordt een flop.

1961 Verhalenwedstrijd in Het Parool. Zijn verhaal De moraal van het cliché krijgt een extra prijs.

1963 De eerste bundel met verhalen uit De Revue verschijnt bij De Arbeidspers onder de titel Het mysterie van de doodshoofden.

1964 De figuur De Cock ontstaat.

1965 Zijn eerste roman De Cock en de wurger op zondag verschijnt bij De Arbeidspers.

1974 Zijn eerste roman verschijnt bij De Fontein.

1975 Elke zaterdag verschijnt zijn column in het Nieuws van de dag.

1981 Vijfentwintigjarig jubileum als rechercheur aan het bureau Warmoesstraat. De Cock en de treurende kater uit 1977 wordt opgenomen in het honderdste deel van de serie Het Beste Boek van Reader's Digest.

1983 Met pensioen, bij de politie beter bekend als Functioneel Leeftijds Ontslag, na 38 dienstjaren bij de Amsterdamse politie.

1984 Moord in extase wordt verfilmd, onder regie van Hans Scheepmaker. In de hoofdrollen Joop Doderer en Ron Brandsteder.

1987 De vijfentwintigste misdaadroman van Baantjer verschijnt: De Cock en het masker van de dood.

1988 Het miljoenste gedrukte exemplaar van een Baantjerboek wordt overhandigd aan burgemeester A.P. Buijs van Urk.

1996 De eerste 'Baantjerdag'. Baantjer wandelt met fans door de rosse buurt van Amsterdam.

1997 De tweede 'Baantjerdag' is een groot succes waar radio en tv op afkomen. Het Parool noemt de fans Baantjerfielen. De televisieserie Baantjer die naar aanleiding van de hoofdfiguren uit de Baantjer-boeken en de locatie in Amsterdam is gemaakt krijgt de Televisierring. In januari 1997 had Bruna een homepage over Appie Baantjer op Internet.

1998 Baantjers 75-ste verjaardag wordt gevierd in De Rode Hoed in Amsterdam. Daar wordt hij Ridder in de orde van Oranje-Nassau. De onderscheiding wordt hem uitgereikt door de burgemeester van zijn woonplaats Medemblik. De vijftigste misdaadroman van Baantjer verschijnt: De Cock en de onsterfelijke dood.

2000 Baantjer opent het Den Helderse politiemuseum, welke echter na 3 weken weer wordt gesloten om ten prooi te vallen aan de slopershamer.

2001 Onthulling Plaquette op geboortehuis te Urk.







Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen