Boekverslag : Johan Daisne - De Trein Der Traagheid
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 1823 woorden.


I. MAGISCH - REALISME




Het magisch-realisme is van Italiaanse oorsprong. Bontempelli lanceerde het. Vooral Plato's allegorie van de grot inspireerde hem daarbij. Hij probeerde eigenlijk door een synthese tussen het natuurlijke en het bovennatuurlijke de kern van ons menszijn te achterhalen. De brug tussen beide zou de droom zijn, die ons naar een wereld boven het zintuiglijk waarneembare voert. Als voorlopers kun je alvast E.T.A. Hoffinann, E.A. Poe en 0. Wilde beschouwen. Buiten ons taalgebied beoefenden in deze eeuw o.a. Alain-Fournier en H. Kasack het genre.




Binnen het magisch-realisme in de Nederlanden dringt zich volgens sommigen een splitsing op tussen de strekking van Daisne en die van Lampo.


A. Bij Daisne komt het genre tot stand door een parallellisme en interpenetratie van de gewone dagelijkse werkelijkheid en de hogere Platonische wereld. De eerste, concrete realiteit, zou daarvan slechts een minderwaardige afschaduwing zijn. Lampo daarentegen legt de volle klemtoon op archetypische elementen in zijn oeuvre. Toch mag de scheiding tussen beide visies ons niet blind maken voor de aanwezigheid van archetypische figuren in het werk van Daisne. Je kunt ze overigens ook vrij makkelijk terugvinden in vele andere literaire producties die niet de minste magische inslag vertonen. De aanwezigheid van herkenbare archetypische elementen is m.a.w. op zich geen criterium om van een werk te kunnen beweren dat het magisch- realistisch zou zijn.




B. Bij Lampo kun je moeilijk van het wijsgerige fundament spreken dat Daisne bezielde. Voor hem gaat het om het spontaan laten opborrelen van elementen uit het collectieve onbewuste. Hierdoor kom je ook in een mythische sfeer terecht. Alle antwoorden die de mens gevonden heeft op de essentiële vragen van leven en dood zouden daar in machtige symbolen vastgelegd liggen. Het is dan natuurlijk ook zeer goed mogelijk dat sommige van die beelden naar het bewuste opstijgen. De verbondenheid van het mythische en het archetypische is daarom bepalend voor het magisch-realisme van Lampo.




Zowel in het geval van Daisne als van Lampo gaat het wel om een combinatie tussen het magische en het vertrouwde, zoals de naam van de stroming laat vermoeden. Geen van beiden neemt genoegen met de banale, dagelijkse realiteit, maar bij Lampo hangt veel af van de receptibiliteit van de auteur om de sluimerende archetypische boodschappen te kunnen registreren. Veel hangt m.a.w. af van de persoonlijkheid van de schrijver, die de boodschappen wel registreert, maar er zelf dikwijls de zin niet van vat. Lampo zou zijn verhalen dus met minder voorbedachtheid schrijven. Bij Daisne daarentegen is het opzet haarfijn uitgekiend.


Daisne zag daarbij zelf een evolutie in zijn werk. Hij onderscheidde een periode van romantisch en van klassiek magisch-realisme.




A. ROMANTISCH MAGISCH-REALISME.


In dit eerste geval is de tegenstelling tussen droom en werkelijkheid uitdrukkelijk medebepalend voor ons bestaan. De natuurlijke en bovennatuurlijke wereld staan er naast of tegenover mekaar. Precies door die tegenstelling zouden we ook tot een zeker inzicht komen. Hierin herken je wel dadelijk de ideeënleer van Plato.




B. KLASSIEK MAGISCH-REALISME.


In zijn latere werken verdwijnt dat bovennatuurlijke element. Het is de creativiteit van de schrijver die de werkelijkheid tot iets wonderlijks laadt.




Auteurs die het verstandelijke element volledig uitschakelen ten voordele van het onbewuste noemen we surrealisten. Zij streven niet naar de synthese van de magisch-realisten. De intuïtie, de droom, de impulsieve associatie krijgen bij hen vrij spel. Zij wijzen beschavingscriteria als nut en logica af. Groteske elementen, galgenhumor, absurditeit, waanzin enz. moeten ons in hun werken van de utilitaristische wereld vervreemden en bevrijden.






II DE TREIN DER TRAAGHEID (J.DAISNE)




A. TIJD


· isochronie: dialogen


· vertraging: hoofdstuk 22: beschrijving van de herberg * versnelling: samenvatting van maaltijd ( blz. 81)




B. TIJDNIVEAUS


· Nu : In verleden tijd verteld, ik-persoon kijkt terug.


SEIZOEN: LENTE (blz. 50) --- > nieuw leven kan beginnen! VERHAAL - begint bij schemering - verloopt 's nachts


Hernhutter over de herberg: "als mijn redenering juist is zal het hier nacht blijven."


--- > NACHT = tijd van mysterie, overgang van bewuste naar onbewuste, droom <---> MAAR de nacht is ook de tijd van bezinning en rust.




· verleden: - in de trein: wat gebeurde voor hij sliep? - wat heeft hij die dag gedaan?


--- > functionaliteit




· later: P. 36-37 over de naam "Hernhutter": "Sedert heb ik het nagekeken."(= auctoriële ingreep)


p. 77 anticipatie


· Diffuus tijdverloop: tijdsbesef verdwijnt,


toch blijken ze nog soms tijdsduur te voelen: "eindeloos" blz. 50


1 exact tijdstip uit verleden kennen ze: halfzeven = uur van de treinramp • ellips: maaltijd.




· discontinuïteit: einde hoofdstuk 21 en begin 22 sluiten niet chronologisch aan. Ze gaan in de herberg binnen en bij het begin van 22 hebben ze al gedaan met eten. Wat daartussen gebeurde vernemen we in hoofdstuk 22 en 23.


--> fragmentarisch verloop




· flash backs om heden en verleden te vergelijken




DE TIJD ZELF WORDT GETIHEMATISEERD TOT EEN MOTIEF




C. PLAATS EN RUIMTE




1. de trein: het gewone, eentonige: concretiserend


geleidelijk ongewoon: focaliseert landschap (blz. 12-13), duisternis, reizigers, trein- ruimte met veel fantasie (blz. 25, folterhoek)


è karakteriserend


è sfeerschepping : van vertrouwd --> verontrustend


è De trein is de wereld zoals we hem kennen




2. veldweg geuren en duisternis, onbepaald


topos: locus terribilis: mysterie onbekende


à sfeerschepping: angst, onzekerheid, de draden tussen de werkelijkheid en het magische worden doorgeknipt. We gaan stilaan over in een andere wereld, vervreemding van ruimtelijk besef (blz. 34).


De veldweg is de overgang met bindingen aan onze en de andere wereld




3. herberg: eerst gewoon dan onheilspellend, wachtzaal tussen leven en dood à motieffunctie (dynamisch motief)


symboliserende functie (overgang naar dood) De herberg is de andere. magische wereld




4. eetzaal met gewonden: tot infirmerie omgebouwde eetzaal van een landelijk hotel = spiegelbeeld van herberg


plotse ruimteverandering beklemtoont de schok van het ontwaken uit coma.


De focalisatie van de speelkaart legt link: à deze ruimte toont de absolute werkelijkheid = gewone + magische






D. SPANNING




· retardering:


a. cliffhanger: b.v. tussen hfst. 6 - 7: Hij zoekt een ontmoeting, maar ze blijft uit.


Tussen 7 - 8: "Niemand werd toch wakker", maar er volgt geen verklaring. Tussen 8 - 9 : hij ziet Hernhutter en het hoofdstuk breekt af.


b. vertraging: de zoektocht naar iemand die wakker is op de trein. de tocht naar de herberg.




· anticipatie: blz. 77: Daarna betrad ikzelf de ... doodgewone andere wereld."


Een tip van de sluier wordt opgelicht door de inertietheorie en het denken over klankassimilatie, maar bij het lezen beseffen we dat niet helemaal.




· identificatie door:


- ik-verhaal


- isolement van de personages




· raadsel: de personages en lezers missen aanvankelijk essentiële informatie nl. dat er een treinramp was, waar de personages zich bevinden, hoe het met de tijd zit. We worden zelfs even misleid door het denkbeeld dat het hoofdpersonage te ver is doorgereisd.




E. STRUCTUUR




A. hfst. 1 - 12 : in trein = objectieve werkelijkheid


B. 13 - 21 : op weg = menggebied


a. invloed aardse werkelijkheid werkt nog door


b. + invloed andere werkelijkheid begint


i. = WET VAN INERTIE


ii. = WET VAN PSYCHISCH AUTOMATISME


( die overgang maakt het voor de lezer aanvaardbaar )


C. 22 - 32 : scène in herberg = andere werkelijkheid


D. 33 : absolute werkelijkheid à verklarende functie = realistische + magische elementen à band is gelegd




ABSOLUTE REALITEIT = FYSISCHE + MAGISCHE REALITEIT à structuur is FUNCTIONEEL!








F. STIJL


· Beeldend / visueel (reizigers, landschap, herberg)


· INTELLECTUALISTISCH (jargon aangepast aan beroep en denkwereld van de personages) b.v. IK blz. 20 ( les ), HERNHUTTER bij verklaring v.d. toestand, VAL wanneer hij aan cursussen denkt.


· Wat verheven schrijftaal


· sfeerscheppende toon (realistisch à magisch: intrigerend)






G. VERHAALPERSPECTIEF


· Het vertellende IK kijkt terug op het gebeuren.


· Toch hoofdzakelijk personale Ik-vertelling (verteller binnen het verhaal)


· Een zeldzame keer auctoriële ingrepen door anticipatie en prospectie (cf. supra)






H. VERHAALWIJZE


· De vertellende delen zijn zowel scenisch als resumerend.


· Naast de beschrijvende vertelwijze valt vooral de hoeveelheid deliberatieve passages op. B.v Hoofdstuk 2. Dat onderstreept het intellectualistische karakter.


· Dialogische passages komen pas voor vanaf hoofdstuk negen.






I. PERSONAGES




3 X round characters: niet ineens getekend + evolutie (cf. Hernhutters seniliteit!) Hun namen zijn betekenisvol:


· Hernhutters: eenvoudige, minnelijke christenen met reine levenswandel: heel hoofdstuk 10 (blz. 36 e.v.)


· Val: Valentijn à amoureuze


· IK : cf. blz. 38: de ware etymologie van zijn eigen naam kent hij nog niet! à IK blijft naamloos! à hij maakt een persoonlijkheidscrisis door.




De 3 hoofdpersonages zijn een allegorische voorstelling van 1 persoon: zijn jeugd, middelbare leeftijd, ouderdom cf. 1 beroepsveld: student - docent - prof emeritus Het IK staat tussen de twee.


Val sterft: zijn jeugd is voorbij, hem wacht de ouderdom!




AUTOBIOGRAFISCHE ELEMENTEN IN HET IK


· Ik = middelbare leeftijd / Daisne was 38


· (blz. 15) over christelijkheid / D. = streng christelijk opgevoed


· hoofdstuk 4: docent / D. was docent in Brussel


· blz 17 stadsarchivaris / D. was hoofdbibliothecaris in Gent


· IK = auteur (blz. 62: "vriend-auteur") / D. ook




HOE LEREN WE ZE KENNEN?




A. HERNHUTTER:


a. Beschrijving uiterlijk: blz. 32


b. denken, handelen, praten (rustig, vriendelijk, trouwhartig, wijs, geleerd, bejaard, eenzaam ... wordt seniel)


c. wat hij focaliseert


d. hoe anderen hem zien en met hem omgaan (vol vertrouwen en respect) blz. 32 (innemend) blz. 36 (een geleerde ... ) 61 (raadsman)




B. VAL:


a. Beschrijving uiterlijk blz. 75


b. handelen, denken, praten: jong, impulsief, dynamisch (zie hoofdstuk 28 blz. 99 ) hulpvaardig ( springt in sloot om H. te helpen), heeft drang naar kennis en avontuur, kent snel wisselende stemmingen.


c. de manier waarop anderen hem benaderen.




C. IK:


a. zelfanalyse, denken, handelen, praten (denker, werkbeest, artistieke aanleg, fantasie, sociaal, rustig --> ongerust) blz. 13 / 18 / 19 / 20 / 24 / 27


b. wat en hoe hij focaliseert (b.v. andere personages)


c. hoe anderen hem zien en met hem omgaan




Andere personages: kelner en dienster = flat characters




D. KELNER


blz. 82 hoffelijk, behulpzaam, magisch




E. WAARDIN


blz. 81 symboliseert het dubbelzinnige aspect van de vrouw:verderfelijke verleidster / moederlijke beschermengel (cf. verpleegster)






J. INTERPRETATIE


A. VERHAALMETAFOREN


a. Schoppenboer in het kaartorakel met 32 kaarten als ongunstig voorteken:


i. u heeft goede vrienden onder oudere mensen. Vrienden nemen de plaats van uw ouders bij u in. Onder uw vrienden bevindt zich iemand die u niet gunstig gezind is. Houdt u daarom uw geheimen zoveel mogelijk voor u zelf


ii. Een bode of een brief met onaangename berichten. Woede in de familie. Ruzie met zusters en/of broers. Een vriend zal u misschien om de tuin leiden. (Het grote orakelboek, Spectrum 1985 blz. 63/64)


b. Hartenvrouw: liefde


c. uurwerken als symbool van de tijd


d. vroege duisternis: onzekerheid, vervreemding


e. nacht: mysterie, onderbewustzijn, bezinning, rust.


f. lente: een nieuw leven


g. lange donkere weg (tunnel) naar de dood


h. de tram: de boot van Charon voert doden over de Styx naar de onderwereld




B. MOTIEVEN


a. Dynamische motieven


i. REIS: met en in de trein (zoeken), wandeling, tramreis... à LEIDMOTIEF


à reis naar de dood, de andere kant, onderwereld, andere dimensie (cf. Stoffgeschichte)


ii. herberg als wachtzaal, maakt een aantal andere motieven mogelijk ( magische kaarten - dienster - tram


iii. coma - droom


iv. ongeval en vervreemding


v. het verre licht (vuurtje in trein - licht van herberg)




b. Statische Motieven


i. archetypen:


1. vaderlijke, wijze, oude professor


2. student: impulsieve, onstuimige jeugd


3. eeuwig vrouwelijke: de dienster


ii. lessenmotief ( Val - Ik - Hernhutter )


iii. motief van de similaire gedachten (wat dacht jij?)


iv. de persoonsnarnen als spiegel van de persoonlijkheid


v. uurwerken : tijdeloosheid, stilstand van de tijd


vi. de menselijke behoefte te begrijpen




C. GRONDMOTIEF


a. het existentiële traagheidsbeginsel van het leven (titel)


b. de overgangsfase van leven naar dood




D. THEMA


Allegorie: Bewustwording en aanvaarding van levensfasen.


De bewuste aanvaarding van het verouderingsproces maakt het leven draaglijk.




a. Ongeval = crisis van ik-personage ( en van Daisne


b. Val = jeugd: sterft (afscheid van zijn jeugd en wat daarmee samenhangt)


c. Hernhutter = symbool voor ouderdom = de toekomst van het ik-personage


d. ontwaken uit coma = Het ik is zich nu bewust van het onafwendbare ouder worden en aftakelen, maar aanvaardt dat.




Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen