![]() |
Boekverslag : Boudewijn Buch - Het Dolhuis
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 3166 woorden. |
Zakelijke gegevens: Auteur: Büch, Boudewijn Titel: Het Dolhuis Uitgever: De Arbeiderspers Plaats van uitgave: Amsterdam Jaar van uitgave: 1994 Druk: vijftiende druk (15) Aantal bladzijden: 186 Jaar van de eerste uitgave: 1987 Volgens Eldorado's manier: Het Dolhuis, De Arbeiderspers, Amsterdam, 1994-15, 186 blz. (eerste druk 1987). Genre: Roman. Eerste reactie: Keuze: ik heb al eerder een boek van Boudewijn Büch gelezen, nl. De hel. Zijn manier van schrijven vind ik heel prettig: niet alleen omdat het lekker doorleest, maar ook omdat ik bij hem altijd goed in het verhaal kan kruipen. Dat het lekker doorleest, is voor mij belangrijk omdat ik niet zo'n ontzettende lezer ben en het over het algemeen vrij druk heb. Toch kan ik me inleven in de personages en het verhaal zelf, waardoor zijn boeken voor mijn lijst een perfecte combinatie vormen. Inhoud: ik vind het echt een ontzettend goed boek. Ik heb Het dolhuis net uitgelezen en het heeft me tot het eind toe geboeid. Dat komt voornamelijk doordat hij de antwoorden op de vragen die opkomen bij de hoofdpersoon en overigens ook bij de lezer, tot het eind toe weet te bewaren. Verdieping: Samenvatting: Winkler Brockhaus is een jongen van negen jaar oud die een zeer goede band heeft met zowel zijn ouders als zijn drie broers. Hij houdt vooral veel van zijn vader, maar deze relatie blijkt naarmate het verhaal vordert steeds eigenaardiger te zijn. Winkler's moeder verwijt haat man dan ook niet voor niets regelmatig dat hij verboden gevoelens koestert voor zijn zoon. Dit blijkt onder andere uit het feit dat Winkler en zijn vader regelmatig met zijn tweeën gaan vissen op een bepaalde, speciale plek. De plek is speciaal voor Winkler. Op een dag, wanneer ze hun hobby weer uitoefenen bij de Zonnehoekbeek, drukt vader Brockhaus zijn ontklede zoon tegen zich aan. Plotseling schrikt hij echter en twijfelt of hij er wel goed aan doet een dergelijke relatie met zijn zoon te hebben. Winkler is zich echter van geen kwaad bewust: hij houdt van zijn vader en dit soort gebeurte-nissen zijn naar zijn idee de normaalste zaak van de wereld. Een jaar later moet Winkler van zijn ouders naar Huize Kindervrede. Zijn moeder spreekt over een vakantiekolonie, maar eigenlijk is het gewoon een psychiatrische inrichting. Nog platter gezegd een gekkenhuis voor kinderen. Hij wordt weggebracht door mevrouw Sprong, die overigens ook bij de familie inwoont en wordt na zijn treinreis ontvangen door zuster Makela. Meteen al als hij binnenkomt, krijgt hij de stempel van 'patiëntje Brockhaus' opgedrukt. Winkler protesteert direct en probeert duidelijk te maken dat hij zichzelf niet als gek beschouwt en dat dan ook absoluut niet is. Meteen krijgt hij een oorvijg van de zuster en vele van dit kenmerk van zijn verblijf in het huis zullen er nog volgen. In Huize Kindervrede worden de kinderen onderworpen aan strenge regels waarvan het overtreden wordt bestraft met diverse fysieke en mentale straffen. De 'patiëntjes' mogen niet (met elkaar) spreken of lezen en worden geacht drie keer per dag een kerkdienst te volgen. Als Winkler op een dag dubbele corvee moet volgen (hij krijgt het niet voor elkaar om zijn mond een keer te houden, omdat volgens hem alles wat hem gezegd wordt nogal onlogisch in elkaar steekt ), ontmoet hij Tommie. In de keuken moet Winkler samen met zijn lotgenootje aardappels ontpitten en schoonmaken. De aardappels moeten na deze rotklus in een grote pan met kokend water gegoten worden. Het aardappelschilmesje valt per ongeluk mee. De kok dwingt hem nu, ondanks het tegen-argument van Tommie dat het water kookt, het mesje terug te halen. Hierbij hangt hij net iets te ver over de rand, valt in het water van honderd graden en verbrand levend. Zuster Makela geeft Winkler hiervan de schuld (waarvan niet). Winkler legt aan de andere jongens uit wat er werkelijk is gebeurd en met een selecte groep verklaren ze Tommie heilig. Ze richten een bepaalde groep op en ze gebrui-ken een tekening die Tommie heeft gemaakt en Winkler stiekem heeft bewaard om hem te kunnen aanbidden. Als Winkler een brief schrijft aan zijn vader om hem een beeld te laten schetsen van de situatie in het gekkenhuis, wordt hem dit verboden. Hij mag wel een brief schrijven, maar kan er echter alleen positieve dingen inzetten. Het gevolg is dat zijn ouders er niets van meekrijgen hoe vervelend het is in Huize Kindervrede. Tijdens zijn verblijf, heeft hij een boel gesprekken met verschillende psychiaters. Deze leveren niks op, want iedere keer komen hij en zijn therapeut op hetzelfde uit en iedere keer verlopen de gesprekken via een vast patroon. Ze vragen wat er gebeurde als hij en zijn vader gingen vissen en alle dingen er omheen. Op een gegeven moment valt het kwartje en begrijpt Winkler dat het geen zin heeft eerlijk te zijn. Dus hij begint de psychiaters naar de mond te praten en hiermee bereikt hij een tegenovergesteld effect. Enkele dagen na zijn laatste behandeluur mag hij naar huis (na vijf jaar vastgezeten te hebben). Hij moet voor het eerst alleen met de trein reizen en Winkler moet wennen aan de totaal andere wereld waarin hij verkeert na het verlaten van Huize Kindervrede. Hij verbaast zich over de vriendelijkheid van de mensen, maar ervaart dit wel als zeer prettig. Als hij thuiskomt, blijkt dat de voorheen zo goede relatie met zijn vader nu helemaal over is. Het is zelfs zover gekomen dat zijn moeder hun twee niet in dezelfde ruimte wil hebben. Winkler moet daarom iedere keer alleen eten en houdt hier in zijn latere leven behoorlijk wat trauma's aan over. In de jaren daarna heeft Winkler veel moeite met het opbouwen van relaties. Hij wordt depressief, doet een zelfmoordpoging en loopt ontzettend veel psychiaters, therapeuten en andere zielknijpers af. Uit-eindelijk blijkt niets te helpen. Als hij een relatie heeft met Evelien, krijgt hij van haar het advies het gekkenhuis opnieuw te bezoeken en de confrontatie aan te gaan. Het is zijn bedoeling om het graf van Tommie te bezoeken, maar deze is er niet meer. Wat voorheen Huize Kindervrede was, is nu een bejaardentehuis geworden. Als hij na afloop van een geografisch dispuut in de trein zit, neemt er een man naast hem plaats. De man kent Winkler, Winkler de man niet. Na zij naam te noemen (Joop van Barten) en enkele verdere uitleg, krijgt Winkler te horen dat de man in 'het dolhuis' heeft gewerkt. Het gesprek wat hierop volgt, loopt uit tot irritaties aan Winkler's kant. Enkele dagen later ontvangt hij een brief van Van Barten met als bijlage een brief. Het is een brief die Winkler aan zijn vader had geschreven maar die nooit is verstuurd. Als Winkler in Tunis verblijft, krijgt hij bericht dat zijn vader is overleden. Op de begrafenis spreekt hij mevrouw Sprong. Ze onthult enkele dingen waarin ze vertelt over de speciale liefde tussen hem en zijn vader en over het feit dat het hele dorp er van af wist. Uit het gesprek blijkt ook dat zij en de vader jaren voor het huwelijk tussen Winkler's ouders een verhouding hadden. Daarom is ze ook bij hun in komen wonen als een soort huishoudster. De moeder betrapte hun tweeën later in hetzelfde bed (die vrouw is overigens behoorlijk veel ouder). Plotseling komt dan ook de aap uit de mouw: zijn vader blijkt een ongelooflijke sadist te zijn, geluk en gelukkigheid te haten en te genieten van de pijn van anderen. Met name de geestelijke pijn. Winkler bezoekt zijn moeder en vertelt wat hij van mevrouw Sprong heeft gehoord. In eerste instantie draait ze er zoals altijd omheen en zegt dat Winkler in de inrichting heeft gezeten omdat hij onhandel-baar en nerveus was. Maar uiteindelijk onthult ze de waarheid en vertelt waarom ze nooit van hem gescheiden is. Als vijftienjarig meisje werkte zijn moeder in de prostitutie en zijn vader heeft haar uit het circuit gehaald. Hij dreigde ermee het overal te vertellen en haar leven zuur te maken als ze bij hem wegging. Onderzoek van de verhaaltechniek: De schrijfstijl Zoals ik al eerder heb gezegd, heeft Büch een ontzettende fijne manier van schrijven en lezen zijn boeken lekker door. Hij gebruikt geen overdreven moeilijk taalgebruik en is naar mijn idee een beetje een volksschrijver wat dat betreft. Hij gebruikt goed Nederlands, maar af en toe leest het alsof het spreektaal is. Wat trouwens opvallend is, is dat de schrijver constant door gebruik maakt van flash-backs en flash-forwards. Het hele verhaal is op die manier opgebouwd. Het ene moment zit je in het gekkenhuis, het andere moment maak je het dagelijks leven van Winkler Brockhaus mee. De ruimte: plaats Het grootste deel van het boek bevindt Winkler zich in Huize Kindervrede. Op de andere momenten in het boek bevindt hij zich voornamelijk thuis, bij een vriendin of in het buurtcafé waar Göttge werkt. De ruimte: tijd Ik schat dat het zich ergens in de jaren tachtig afspeelt. Althans, de momenten waar het verhaal zich in het heden afspeelt. Huize Kindervrede is ongeveer vijfentwintig tot dertig jaar daarvoor. Winkler is namelijk ongeveer veertig in het heden, was tien toen hij naar de inrichting moest en kwam er vijf jaar later pas weer uit. De verhaalfiguren Winkler Brockhaus: tijdens zijn jeugd is hij aan de ene kant een zeer vrolijke en intelligente jongen, aan de andere kant wordt ook met onbegrip en medelijden tegen hem aangekeken. Later, als hij vol-wassen is, lijdt hij aan depressiviteit en is voortdurend bezig met de dood (zie ook motieven). Vader (Sigismund) Brockhaus: is de vader van Winkler. Het blijkt dat hij niet alleen seksspelletjes met zijn zoon heeft uitgevoerd, maar ook nog zedendelicten met andere jongetjes uit de omgeving heeft gehad. Hij is een enorme sadist, heeft een vreemde en grote behoefte aan seks en blijkt aan het eind van het boek een totaal tegenovergesteld te zijn als je zijn werkelijke aard vergelijkt met het beeld wat Winkler had van hem aan het begin van het verhaal. Moeder Brockhaus: heeft op vijftienjarige leeftijd in de prostitutie geleden, heeft ontzettend geleden onder de tirannie en het constante seksueel misbruik van haar man met jongetjes en houdt de waar-heid lang verborgen voor Winkler. Ze is een zorgzame en volgzame vrouw. Ze weet waar haar man mee bezig is, maar doet er niks aan. Kan er niks aan doen, omdat haar man haar chanteert. Ze is naïef en wil de waarheid niet onder ogen zien, zelfs niet als Winkler er later naar vraagt. Pas op het einde van het verhaal kom je meer over haar en haar karakter te weten. De situaties Hoewel het verhaal op zich makkelijk is geschreven, wordt het toch iets lastiger gemaakt door de niet-chronologische opbouw van het verhaal. Het boek bestaat uit 37 hoofdstukken verdeeld over twee delen, respectievelijk 23 hoofdstukken en 14 hoofdstukken. Het eerste deel begint met 'Winkler Brockhaus en de dag' en het boek eindigt met 'Winkler Brockhaus en de nacht'. Opvallend is dat de hoofdstukken elkaar afwisselen met delen uit zijn verleden en delen uit het heden. Tussen de huidige gebeurtenissen worden dus een soort flashbacks gebruikt. De vertelwijze Het boek is geschreven vanuit een ik-perspectief. De ikpersoon is in dit geval Winkler Brock-haus. Soms komt er naar mijn idee ook een vertellersperspectief om de hoek kijken, dus eigenlijk is er sprake van een wisselend perspectief. Op zoek naar de thematiek: Thema Wat naar mijn idee in dit boek heel duidelijk naar voren springt, is hoe ervaringen uit je jeugd door kunnen spelen in de rest van je latere leven. Omdat hij vroeger naar een psychiatrische inrichting moest maar zelf niet inzag waarom, rijzen er talloze vragen bij hem op die hem de rest van zijn leven bezig weten te houden. Motieven Een motief dat het erg sterk overheerst, is de vader-zoonrelatie. Iedere keer komt het weer terug hoeveel Winkler wel niet van zijn vader hield en dat ze veel dingen samen gingen doen. Hoewel deze relatie later heel erg verandert, blijft het desalniettemin een grote rol spelen door het boek heen. Het motief de dood vindt je ook geregeld terug in het boek. Niet alleen vanwege het feit dat eerst Tommy overlijdt, dan Winkler's vader en uiteindelijk mevrouw Sprong, maar vooral omdat Winkler zelf heel graag dood wil. Hij steekt dit ook niet onder stoelen of banken, maar spreekt zijn wens voortdurend uit. Mijn favoriete motief seks loopt eveneens als een rode draad door het boek heen: op zich niet verwonderlijk als je Boudewijn Büch als schrijver uitkiest, maar in dit geval hangt het vooral samen met incest en andere 'ongewone seks'. Hierbij speelt de vader een duidelijke rol. Deze is geobse-deerd door seks, pleegt incest met zijn bloedeigen zoon en heeft ook zijn handen niet thuis kunnen laten bij andere jongetjes uit het dorp. Eenzaamheid is iets wat Winkler parten speelt. Hij voelde zich in zijn jeugd al eenzaam doordat hij uitgespuugd werd door zijn leeftijdgenootjes (omdat ze hem 'anders' vonden) en in het dolhuis omdat hij daar vooral uitgespuugd wordt door de zusters. Maar ook moet hij in een aparte kamer eten als hij thuis is en vindt, ondanks zijn vele vriendinnen, niet zijn draai. Hij maakt zichzelf in dat opzicht eenzaam, omdat vrouwen niet met hem kunnen leven. De natuur: Winkler en zijn vader houden ervan om de natuur in te trekken en te gaan vissen, met in het speciaal bij de Zonnehoek. Later wordt Winkler geoloog en houdt van reizen en heel veel verschillende landen te bezoeken (hoezo Büch?!). Titelverklaring Het dolhuis staat voor de psychiatrische inrichting (in de volksmond meer gekkenhuis genoemd, maar ik prefereer deze benaming) waar Winkler meerdere jaren heeft gezeten. Deze benaming komt van het Belgische meisje Stefanie die naar de familie komt om haar Nederlands te verbeteren. Als Winkler vraagt of zij haar vriendinnetje wil worden, weigert zij omdat zijn broer Brit heeft verteld dat hij in 'een dolhuis' heeft gezeten. Het verband tussen de titel en het thema dat ik gevonden heb, is dat het dolhuis die jeugdervaring is die Winkler de rest van zijn leven bezighoudt. Plaats in de literatuurgeschiedenis: 1. Wanneer is het werk voor het eerst gepubliceerd? Het werk is voor het eerst uitgebracht in het jaar 1987. 2. Wat weet je van de schrijver? Van mijzelf niet zo heel erg veel, alhoewel er genoeg valt op te zoeken natuurlijk. Wat ik wel weet is dat Boudewijn Büch autobiografisch schrijft (oh, wat ben ik zielig) en van reizen houdt. 3. Wat weet je van de tijd waarin het werk geschreven werd (tijdvak en stroming)? Eigenlijk helemaal niks. Als mij dit verteld wordt wil ik het er best in verwerken, maar op het moment schiet me niks specifieks te binnen. 4. In hoeverre is dit werk typerend voor de schrijver? Het incestgedeelte is autobiografisch wat ik heb begrepen, dus dat zit er sowieso in verwerkt. Ook komt er weer de nodige seks in voor, zowel met zijn vader als met zijn vriendinnen. En het reizen van de schrijver is terug te vinden in het feit dat Winkler geoloog is (gemaakt) en Büch het toch niet kan laten een stukje van Tunesië te beschrijven. Beoordeling: 1. Welke verhaalelementen hebben voor jou een positieve werking? Over het algemeen vind ik het hele boek boeiend, in die zin dat ik geen enkel moment heb gehad dat mijn aandacht cq. interesse verslapte. Wat ik echter speciaal leuk vond, was de ontknoping van het verhaal. Het hele boek vorm je voor jezelf ideeën van hoe alles in elkaar steekt, en op het einde krijgen zowel Winkler als jij de antwoorden op de gerezen vragen. 2. Welke passage spreekt je het sterkste aan en waarom? De passage die mij het meest aanspreekt, is het gedeelte dat hij weg mag uit 'het dolhuis' en op weg naar huis gaat. Hij verbaast zich er dan over hoe aardig en vriendelijk de mensen tegen hem zijn en pas dan wordt echt duidelijk dat Winkler in een totaal andere wereld heeft gezeten. 3. Welke verhaalelementen hebben voor jou een negatieve werking? Spontaan schiet mij niets te binnen wat een negatieve werking op mij heeft gehad. Althans, niet een verhaalelement. Wat ik wel vervelend vond, was de constante gedachte dat Büch dit allemaal zelf heeft meegemaakt en autobiografisch schrijft. Aan de ene kant vind ik het lullig voor hem, maar aan de andere kant krijg ik echt het idee dat hij zoveel mogelijk medelijden wil opwekken bij zijn lezers. En daar lees ik zijn boeken niet om. 4. Kun je dit boek met andere boeken of een film vergelijken? Leg dit uitvoerig uit. Ik wil het best uitvoerig uitleggen, maar er komt niks bij me op binnen het kader van deze vraag. 5. Wat is je oordeel over het thema van het boek? Een dergelijk thema heeft me altijd al bezig gehouden: het feit dat iets aan het begin van je leven zo sterk kan doorspelen in de rest van je carrière. Het heeft ook vaak met opvoeden te maken en de verschillende soorten gedrag in je omgeving waar je mee te maken krijgt. Ik ben er dus positief over, omdat het me altijd al gefascineerd heeft. 6. Wat vind je van het taalgebruik? Het taalgebruik is op zichzelf vrij simpel, in ieder geval niet ingewikkeld. Wat dat betreft is de auteur een beetje een volksschrijver: iedereen begrijpt wel wat hij schrijft. Toch geeft Büch iedere keer weer zijn persoonlijke draai door de beschrijvingen van de dingen die hij gebruikt en de humoristische, dubbele bodems die hij gebruikt. Het taalgebruik mag dan zakelijk gezien niet erg ingewikkeld zijn, maar de gedachten achter wát hij schrijft zijn het des te meer. 7. Hoe luidt je eindoordeel over dit werk? Ik zou het zelf iets van een 8,5 geven. De positieve kanten van het boek zijn de 'inleefbaarheid', het leesgemak en de leuke manier van schrijven. Wat het voor mij minder interessant maakt is die autobiografische manier van schrijven en het toch af en toe net iets té simpele taalgebruik. 8. Zou je een ander aanraden om dit boek ook te lezen? Waarom? Ik blijf dit toch iets heel persoonlijks vinden, alhoewel ik het over het algemeen iedereen aan zou raden. Het leest lekker door, heeft humor en is uit het leven gegrepen. Toch: mensen die al eerder iets van deze auteur hebben gelezen en het niks vonden, moeten hier niet aan beginnen: het is namelijk weer een typisch 'Büchboek'. Recensievergelijking Deze recensie heb ik van de Literom in de bibliotheek van Arnhem gehaald. Bron: De Telegraaf Publicatiedatum: 11-09-1987 Recensent: Ivan Sitniakowsky Recensietitel: Traumatische jeugd weer inspiratiebron voor Boudewijn Büch. De recensent loopt Büch ontzettend te prijzen, loopt een andere recensent ongelooflijk af te kraken en wijdt uiteindelijk maar enkele alinea's aan het boek zelf. Sitniakowsky zegt dat er weer veel autobiografisch materiaal in is verwerkt. Daar ben ik het mee eens. Hij schrijft ook dat de hoofdspersoon (Winkler Brockhaus) voor een groot deel de schrijver zelf is. Hier kan ik moeilijk over oordelen, wel moet ik zeggen dat ik het me goed kan voorstellen dat het waar is. De recensent zegt tot slot dat het voor Büch te hopen is dat hij het hierbij laat, maar dat het voor de literatuur jammer zou zijn omdat er toch weer passages in staan die door merg en been gaan. Ik ben het er mee eens dat Büch is op moet houden met dat zielige en door hem overdreven verleden van hem. Passages die door merg en been gaan? Sommige deden me wel wat inderdaad, maar daar begint de recensent op zijn beurt te overdrijven. |
Andere boeken van deze auteur: |
Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen |