![]() |
Boekverslag : W.f. Hermans - Nooit Meer Slapen
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 3451 woorden. |
1. Auteur: Willem Frederik Hermans Titel: Nooit meer slapen. Uitgever (plaats): Wolters- Noordhoff (Groningen), Wolters Plantyn (Deurne). Jaar van uitgave: 1999 Jaar van eerste uitgave: 1966 Kleur: blauw Categorie: F; 1950- 1960. Aantal blz.: 287. 2. Titelverklaring (ook ondertitel). De titel van Nooit meer slapen kan op verschillende manieren worden geïnterpreteerd. De belangrijkste verwijzing is waar Issendorf opmerkt, als hij ziet dat Arne Jordal dood is: "Dit is geen slapen, dit is nooit meer slapen. " De dood als totale vorm van eliminatie ('uitschakelen') van het leven, niet de verlossing door eeuwige rust. Tegelijk verwijst de titel naar de tijd waarin de roman is gesitueerd: de midzomernacht, waarin het verschil tussen dag en nacht is opgeheven. Tijdens die nacht willen de bewoners niet slapen en wordt Issendorf gekweld door slapenloosheid of dromen. Ook valt te denken aan de stem die Macbeth uit Shakespeares gelijknamig stuk hoort, vlak nadat hij Duncan heeft vermoord: "Sleep no more." Men zou de titel ook kunnen opvatten als een verwijzing naar het eind van de illusie van Issendorf, aan het besef aan het eind van de roman dat er niets van zijn ambities terecht is gekomen. 3. Motto? - 5. Thematiek. >Zelfs in de bèta- wetenschappen is het vergeefs zoeken naar de waarheid, zoals ook de poging vergeefs is zich van het gezin los te maken. - De mislukte zoektocht; de talrijke ontberingen en tegenslagen die Issendorf onder de middernachtszon incasseert, lopen op een mislukking uit: onverrichter zake keert hij in Nederland terug. Zijn grote ambities, cum laude promoveren, trouwen, en professor worden, zijn geen stap dichter bij hun vervulling gekomen. Niet alleen wetenschappelijk gezien lijdt zijn expeditie schipbreuk. Issendorf blijkt er uiteindelijk evenmin geslaagd zich aan de invloed van zijn familie- moeder, zuster en overleden vader- te ontworstelen. - Issendorf is ambitieus, maar zijn ambities staan ook onder druk van andere personages, met name zijn familieleden. Verbonden hiermee is zijn angst om te mislukken. - Het besef van zijn tekortkomingen en de angst om te mislukken maken hem ook onzeker, vooral tegenover mensen van wie hij afhanglijk is. Soms neemt die onzekerheid de vorm van wantrouwen aan. - Het boek is ook een ideeënroman geworden; Issendorf snijdt door middel van herinneringen, discussies en observaties allerlei onderwerpen aan: wetenschap, kunst, psychologie, filosofie en geschiedenis. De ideeën staan eveneens in het teken van het zinloze zoeken naar de waarheid, het falen van de wetenschap en de menselijke relaties. >Niet de orde maar de chaos heerst in de wereld en het individu kan daarop geen greep krijgen. 6. Perspectief. De roman Nooit meer slapen heeft schijnbaar het aanzien van een reportage, vandaar dat Issendorf zijn verslag in de ik- vorm doet. Opmerkelijk is dat hij hiervoor vrijwel altijd de tegenwoordige tijd gebruikt, regelmatig in combinatie met het woord 'nu'. 7. Motieven. Prominent is het motief van de kunst. We zien dit in het beroep van Issendorfs moeder, literair criticus, en van Wilma, muziekrecensente, maar ook het fluitspel van de jonge Alfred. Belangrijk zijn Issendorfs negatieve observaties over kunst. Issendorf identificeert zich met de fictieve ontdekkingsreiziger Aeneas, door de zware rugzak die hij moet torsen, zoals Aeneas diens vader op de rug droeg- een vader die Issendorf op figuurlijke manier meezeult. Het is een van de verwijzingen naar de klassieke mythologie. Hij noemt immers de vriendin van zijn zuster Dido. Sibbelee zou kunnen verwijzen naar Cybele (Griekse godin doe onder andere wordt vereerd in de vorm van meteorieten) dan wel de Romeinse profetes Sybile (voor wie Aeneas een gouden twijg moest zoeken). De naam van Issendorfs moeder, Anglaia, zou eveneens kunnen verwijzen naar een Griekse godin die in meteoorsteen- vorm wordt vereerd. Behalve de klassieke mythologie speelt ook de Germaanse sagenwereld een rol, met verwijzingen naar de meikoninginnen, de God Thor (Qvigstad), trollen en het scheppingsverhaal van Edda. Een aparte plaats neemt hierbinnen het motief van de reuzen in. Niet alleen zijn er veel expliciete verwijzingen naar het hoge noorden als het land van de reuzen, maar regelmatig wordt ook indirect het landschap beschreven als dat van de reuzen. Het symboliseert Issendorfs gevoel van nietigheid. Hiernaast zijn er kleinere motieven. Een aparte plaats wordt ingenomen door de steen. Behalve de steen die Issendorf zoekt en de stenen die de geologen hebben gevonden, is er de Noorse gewoonte om een spoor met steentjes te markeren, de sterke Eidis Hansen die een zware steen sjouwde en een aantal namen (Livingstone, Wittgenstein, Flinstone). Het markeren met steentjes doet denken aan Klein Duimpje in het land van de reus, uit de sprookjes van de gebroeders Grimm. De vis speelt eveneens een rol. Het tot twee maal toe niet eten van de 'gravlaks', een doodssymbool, verwijst misschien naar het niet sterven van Issendorf. De (bij-?) naam Hvalbiff betekent 'walvisvlees'. De verrukkelijke smaak van de eigenhandig gevangen vis symboliseert de ongerepte natuur. Dat Issendorf honderden vissen vangt en niet weet wat hij met deze buit aan moet, benadrukt de zinloosheid van zijn streven. Het is ook een verwijzing naar de wonderbaarlijke visvangst in de bijbel, behorend tot het motief van de godsdienst, die Hermans hiermee ironiseert. Ook tegenover de Godsdienst getuigt Nooit meer slapen van een sombere visie, niet alleen via Issendorf zelf, maar ook via Jordal en Qvigstad. Zuster Eva is gelovig en daarom dom. Maar Issendorf vergelijkt zich ondanks zijn negatieve opinie over godsdienst tijdens zijn beklimming van de berg Vuorje expliciet met Jezus. Een belangrijk motief, is dat van de onbruikbare voorwerpen. Onopvallend wordt het geïntroduceerd tegelijk met de koffiemolen die vrijwel onbruikbaar is. Later gaat het om Issendorfs instrumenten (camera, kompas, horloge). Een ander belangrijk motief is de tijd. Een van de kenmerken van het neurotische gedrag van Issendorf is zijn bewustzijn van het verstrijken van de tijd: tientallen keren kijkt hij op zijn horloge. De tijd is ook belangrijk als element. Nadat Issendorf het lijk van Arne Jordal heeft ontdekt, treedt er een versnelling op; ineens blijkt hij een al een week onderweg te zijn. Een ander groot tijdsverschil vinden we tussen Issendorfs vertrek uit Wilma's hotelkamer en zijn vliegreis naar Nederland, die op de volgende pagina begint. 8. Personages. Alfred Issendorf. Als jongen wilde hij fluitist worden, maar zijn moeder was daar tegen. Ter wille van haar heeft hij voor een wetenschappelijke carrière gekozen. Haar wens was het, dat hij revanche zou nemen op het noodlot dat zijn vader verhinderd heeft een beroemd geleerde te worden. Het is dus blijkbaar Alfreds diepste wens zijn moeder tevreden te stellen, wat wijst op een sterke binding met haar. De wetenschap is voor Alfred dus geen doel, maar een middel waardoor hij zichzelf wil, of liever moét bewijzen in de ogen van zijn moeder, door te worden wat zijn vader in haar ogen had willen of moeten zijn. Daarom vergelijkt hij zichzelf ook met Aeneas die het gewicht van zijn vader meetorst, als beloning waarvoor hij de liefde van 'Dido', eva's (zus van Alfred) vriendin, hoopt te winnen. Alfred hoopt door een wetenschappelijk succes zichzelf te bevestigen en die zelfbevestiging is dan bovendien nog afhankelijk van acceptatie door de moeder. Het feit dat hij geen bioloog wil worden, zoals zijn vader was, wijst erop dat hij zich van hen wil losmaken. Arne. De naam 'Arne' betekent 'arend' en geeft daarmee aan dat Arne een scherper oog heeft en een beter overzicht dan Alfred. Arne is een goed en betrouwbaar geoloog heeft een scherp waarnemingsvermogen en het vermogen om het waargenomene vast te leggen in gave tekeningen. Arne maakt de indruk echt te 'houden' van zijn vak. Hij gunt zichzelf niets, omdat hij in de illusie leeft, nog eens een grote ontdekking te zullen doen, als hij zich meer ontzegt dan anderen. Bovendien wil hij niets te danken hebben aan zijn succesvolle en rijke vader. Arne sterft uiteindelijk door een val van een rots, doordat de zolen van zijn laarzen zijn afgesleten. Sibbelee en Nummedal. Deze twee oude meesters belichamen louter negatieve, autoritaire aspecten van de vaderfiguur. Ten opzichte van hun leerlingen voelen ze zich niet verantwoordelijk; eerder zien ze hen als jonge rivalen die onder de duim gehouden moeten worden. Alfred ziet Sibbelee en Nummedal als geduchte autoriteiten die hij niet durft tegen te spreken, hoewel hij hun onbenulligheid wel doorziet. Qvigstad en Mikkelsen. Alfred ziet de slimme en handige Qvigstad als een soort Scandinavische halfgod die doet wat hij zelf nooit zou durven. Er is een mooie tegenstelling in namen tussen Qvigstad en Issendorf. Alfred minacht Mikkelsen enerzijds om zijn gebrekkige Engels en zijn geloof in God, maar ziet hij anderzijds als de verrader die hem zijn ontdekking wil ontstelen. De naam Mikkelsen is Noors voor 'Reynaert de vos'. 9. Tijd. Het verhaal speelt in de zomer van 1965. Issendorfs vader is namelijk kort na juli 1947 overleden, toen zijn zoon zeven jaar oud was. Tijdens zijn verblijf in Noorwegen is Issendorf vijfentwintig jaar. We kunnen eveneens bepalen dat de door Issendorfs beschreven periode drie weken duurt. Het bezoek aan Nummedal vindt plaats op 15 juli en dank zij de omstandigheden dat Issendorf tijdstippen noemt, kunnen we vaststellen dat hij rond 5 augustus in de familiekring terugkeert. De chronologie wordt enige malen onderbroken. Dan worden kleine herinneringen besproken, niet in de verleden tijd weergegeven, maar in de stijl en de tijd van de rest van het boek. De bouw van Nooit meer slapen is cyclisch. De tocht Oslo- Finnmarken van het begin wordt in omgekeerde volgorde aan het slot herhaald (en het verhaal eindigt in Nederland, waar het via flash- backs eigenlijk is begonnen). Naast de locaties keren ook de handelingen terug. Issendorf verkleedt zich in net huis van Jordals kennissen en wederom op de terugweg. Eveneens blijkt de cyclus uit de personages die de revue passeren, zoals Nummedal en de Amerikaanse vrouw die Alfred weerziet. 10. Ruimte. Het verhaal speelt zich vooral af in Lapland in Noorwegen. Alfred maakt een tussenstop in Oslo waar hij de foto's zou krijgen en reist langs nog enkele andere plaatsen, zoals Alta. Het grootste gedeelte speelt zich af rond de berg Vuorje in Finnmarken, in het typische Noorse landschap daar; zoals moerassen, bergen en maar weinig bomen. 11. Achtergronden. Willem Frederik Hermans wordt op 1 september 1921 geboren in Amsterdam, zo'n tweeënhalf jaar na zijn zusje Corrie. Zijn vader is onderwijzer, en ook zijn moeder heeft tot haar huwelijk in het onderwijs gewerkt. Zijn ouders zijn oude mensen die elk enthousiast bij hun zoon in de kiem weten te smoren. Zijn zusje daarentegen wordt op handen gedragen en hem door zijn ouders steevast tot voorbeeld gesteld. Als lezer toont de jonge Hermans zich al vroegrijp: al op het gymnasium leest hij Duitse filosofen. In 1938 wint hij een opstellenwedstrijd. Het verhaal wordt geplaatst in het Algemeen Handelsblad, op 6 april 1940. Anderhalve maand na dit debuut is het oorlog en heeft zijn zus zelfmoord gepleegd- twee gebeurtenissen die een streep zetten onder Hermans' jeugd. Onder druk van zijn vader begint hij enkele maanden later aan de studie sociale geografie, die hij een jaar later inruilt voor zijn eigen voorkeur: fysische geografie. Als de Duitse bezetter in 1943 een loyaliteitsverklaring van studenten eist, weigert Hermans te tekenen en duikt twee weken onder. De rest van de oorlog houdt hij zich gedeisd en brengt de tijd lezend en schrijvend door. Hermans is inmiddels redacteur van het literaire tijdschrift Criterium, maar publiceert ook elders, veel en gevarieerd- poëzie, verhalen, essays. In 1948 vertrekt Hermans met ruzie bij Criterium en maakt een lange reis naar Canada, als assistent van een houtcontroleur. Op deze reis gebaseerde verhalen zijn terug te vinden in de bundels Een landingspoging op Newfoundland (1957) en De laatste roker (1991). In 1948 verschijnt een bundel met tijdens de oorlog geschreven verhalen, Moedwil en misverstand. De tweede wereldoorlog blijkt voor Hermans een belangrijke inspiratiebron. De oorlogssituatie verschaft hem het passende decor om zijn levensvisie, zijn opvatting van de werkelijkheid duidelijk te maken. De werkelijkheid meent Hermans is te complex, te chaotisch om haar echt te kunnen begrijpen. In de roman Ik heb altijd gelijk (1951) richt hij zich onder andere tegen de katholieken. De publieke verontwaardiging hierover mondt uit in een rechtszaak; opzettelijk beledigen van Katholiek Nederland luidt de aanklacht. Tijdens het proces in 1952 houdt Hermans de rechter voor dat een veroordeling van hem een veroordeling van de literatuur zou betekenen. De rechter geeft hem gelijk en spreekt hem vrij. Hermans is ondertussen alweer drie jaar afgestudeerd, en getrouwd met de Surinaamse Emmy Meurs, met zie hij een zoon krijgt. In 1955 promoveert hij- op bodemonderzoek in Luxemburg- en in 1958 volgt de benoeming tot lector in de fysische geografie aan de Rijksuniversiteit van Groningen. In dat jaar verschijnt de oorlogsroman die zijn doorbraak naar een groter publiek betekent: De donkere kamer van Damokles. Een spannend oorlogsverhaal is deze roman, maar vooral een fraaie verpakking voor Hermans' levensfilosofie. En langdurige ruzie met zijn uitgever verhindert Hermans niet een van zijn belangrijkste romans te schrijven: Nooit meer slapen (1966). Hermans heeft in de jaren 1960 en 1961 tochten in Finnmarken ondernomen, wat hem hielp met het schrijven van dit boek. Doordat hij de roddels dat hij zijn werk aan de universiteit verwaarloosd, meer dan zat is, neemt Hermans in 1973 ontslag in Groningen en verhuist naar Parijs. Kort voor zijn vrijwillige ballingschap krijgt Hermans de P.C. Hooftprijs toegekend. Hij weigert de prijs echter als blijkt dat die tienduizend gulden lager is dan hem in een ministeriële brief is aangekondigd- het gevolg van een tikfout. Hermans' wraak op Groningen mag er ook wezen. Twee jaar na zijn vertrek verschijnt Onder professoren, een satirische schildering van het academische wereldje rond 1970. In 1981 ver schijnt er nog een gevolg, Uit talloos veel miljoenen. Vanuit de Franse hoofdstad blijft Hermans zich intensief met zijn vaderland bemoeien; de afstand maakt hem allesbehalve milder over Nederlandse kwestietjes en persoontjes. Onder het pseudoniem Age Bijkaart gaat hij tot eind 1976 wekelijks tekeer in Het parool. Andere podia zijn NRC Handelsblad en Elsevier. In de jaren zestig was Hermans in de ban geraakt van de Oostenrijkse taalfilosoof Ludwig Wittgenstein. Zijn Wittgenstein- essays en de reacties die hij daarmee losmaakte, zorgden voor een kleine Wittgenstein- rage in Nederland. Een andere fascinatie had Hermans voor Multatuli. Een jaar later krijgt Hermans de Prijs der Nederlandse Letteren toegekend, goed voor achttienduizend gulden, die hij wel accepteert. Steeds vaker wordt beweerd dat Hermans het niveau van zijn oude werk niet meer haalt. Zijn bezoek aan het racistisch geregeerde Zuid- Afrika, waar hij in 1983 gastcolleges geeft, stuit op grote verontwaardiging. Hermans komt op een zwarte lijst van de Verenigde Naties, anti- apartheidsactivisten verstoren optredens, het gemeentebestuur van zijn geboortestad Amsterdam verklaart hem tot 'ongewenst persoon'. Op sinterklaas avond in 1988 dringt een met een bijl gewapende 'gevaarlijke gek' het appartement van het echtpaar Hermans binnen, dat licht gewond en met grote schrik vrijkomt. Het is een van de redenen om enkele jaren later naar Brussel te verhuizen. Hermans gaat in op het verzoek van de CPNB het boekenweekgeschenk voor 1993 te schrijven, waarvoor hij put uit het manuscript van zijn nooit verschenen eerste roman. Het geschenk heet In de mist van het schimmenrijk. Na een excuusbrief van de burgemeester is Hermans bereid ter gelegenheid van de presentatie van het geschenk naar Amsterdam te komen. Naar Nederland komt Hermans tenslotte ook om te sterven. De bijna levenslange roker laat zich op 24 april 1995 met longkanker in het Academische Ziekenhuis Utrecht opnemen. Tegen een goede Vlaamse vriend zou hij hebben gezegd: "Zeg maar tegen de mensen dat Hermans naar Utrecht is gegaan omdat hij de zon zocht". Drie dagen later overlijdt Hermans, 73 jaar oud. Context. Nooit meer slapen neemt een centrale plek in binnen het oeuvre van Hermans. De geologen spreken over de filosoof Wittgenstein, die in de jaren zestig het onderwerp van diverse essays vormde. Het vergeefs zoeken is ook aanwezig in De donkere kamer van Damokles en in het toneelstuk De psychologische test (1962, waarin ook een onbruikbaar kompas voorkomt). De antropoloog in Conserve (1947) kan evenmin als Issendorf een bewijs voor zijn theorie vinden. De initiatiekarakter en de discussie over diverse culturele disciplines vinden we eveneens in Au pair (1989), waar de jonge Pauline in het vreemde Parijs vol onschuld en wantrouwen probeert te achterhalen wat haar omgeving precies van haar wil. In het proza van Nooit meer slapen gebruikt Hermans regelmatig 'bèta- figuren'. Erdsieck uit 'Het fossiel' (in Een landingspoging op Newfoundland, 1957) is geoloog of archeoloog, Ronald uit 'Elektrotherapie' (in Moedwil en misverstand, 1948) is ingenieur. In de laatste bundel vinden we ook een chemicus: Varenhijt uit 'Atonale' en de verteller van 'Glas' (in Paranoia, 1953) is chirurg. Roef Dingelam, de hoofdfiguur van Onder professoren (1975) is chemicus. Typerend in latere boeken is de rol die de universiteit daarin speelt en de bijtende kritiek die Hermans in dit kader ventileert. Behalve in Onder professoren is dit het geval in Het evangelie van O. Dapper Dapper (1973), Uit talloos veel miljoenen (1981) en in diverse essaybundels. Het feit dat Nooit meer slapen hierin een soort scharnierfunctie vervulde, blijkt ook uit de tirade over het bedrog aan de universiteiten die Hermans bij zijn herziening van 1979 aan deze roman heeft toegevoegd. - Bronnen: = Dossier 1999; uitgave van Wolters- Noordhoff. = Encarta 1998 = Nooit meer slapen, Willem Frederik Hermans: door August Hans den Boef. Belangrijke werken van Willem Frederik Hermans. Jaar naam soort 1944 Kussen door een rag van woorden gedichten 1946 Horror coeli en andere gedichten gedichten 1947 Conserve roman (proza) 1948 Hypnodrome gedichten 1949 De tranen der acacia's oorlogsroman 1951 Ik heb altijd gelijk roman 1956 De God Denkbaar. Denkbaar de God roman 1957 Een landingspoging op Newfoundland roman (proza) 1958 De donkere kamer van Damokles oorlogsroman 1964 Mandarijnen op zwavelzuur bundel Het sadistische universum bundel 1966 Nooit meer slapen roman 1967 Een wonderkind of een total loss novellen 1971 Herinneringen van een engelbewaarder roman 1973 Het evangelie van O. Dapper Dapper roman 1975 Onder professoren roman Tractacus logico- philosophicus - 1976 De raadselachtige Multatuli biografie 1977 Boze brieven van Bijkaart bundel 1979 Houten leeuwen en leeuwen van goud bundel Ik draag geen helm met vederbos bundel 1980- 1984 Filip's sonatine novelle Homme's hoest novelle Geyerstein's dynamiek novelle De zegelring novelle 1981 Uit talloos veel miljoenen roman 1984 Moedwil en misverstand bundel verhalen 1987 De heilige van de horlogerie - 1988 Door gevaarlijke gekken omringd bundel 1989 Au pair roman 1991 De laatste roker roman (proza) 1993 In de mist van het schimmenrijk boekenweekgeschenk 1995 Ruisend gruis roman - Bronnen: = Dossier 1999: uitgave van Wolters- Noordhoff = Analyse van literaire werken: Nooit meer slapen, W.F. Hermans; door Jef van de Sande. |
Andere boeken van deze auteur: |
Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen |