Boekverslag : H.g. Wells - The Time Machine
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 1651 woorden. |
Titel De Tijdmachine Thema Onze toekomst Perspectief Dit boek is geschreven in ik-perspectief, omdat het hier in het boek om een verteller gaat, die zijn verhaal vertelt aan andere mensen. Alleen de korte introductie op het eigenlijke verhaal zou je vertellersperspectief kunnen noemen. Hoofdpersoon De hoofdpersoon van dit boek is zeer duidelijk een persoon die "de tijdreiziger" word genoemd. Zijn echte naam word in het hele boek niet genoemd. Andere belangrijke personen De dokter, wiens naam niet genoemd word, hij is een van de luisteraars naar het verhaal van de tijdreiziger Hij is ook ooggetuige van een tijdmachine. Jezelf; het boek is zo geschreven dat je een toehoorder bent van de tijdreiziger. Alle andere toehoorders. Weena, een vrouw(tje) uit de toekomst, die de tijdreiziger ontmoet heeft. De morlocks. de aardsvijanden van de mensen (mensen heten in die tijd Eloi) in de toekomst. Samenvatting Dit verhaal begint op een dag dat de tijdreiziger een uitleg aan het geven is voor een groep omstanders over een tijdmachine, en hoe deze zou werken. Niemand geloofde het echt in het begin, maar toen haalde hij een schaalmodel van zijn tijdmachine tevoorschijn. En deze bleek inderdaad te werken, of, in ieder geval te verdwijnen. De volgende ochtend, als iedereen weer in het huis van de tijdreiziger is, missen ze hem. Maar omdat ze het eten niet koud willen laten worden, beginnen ze daar vast mee. Dan komt de tijdreiziger binnen. Hij loopt een beetje mank, en ziet eruit alsof hij een wereldreis gemaakt heeft. Hij vroeg gelijk om een glas wijn. Die kreeg hij, en na er wat van opgeknapt te zijn ging hij gelijk naar de douche om zich te wassen. Toen hij terug kwam at hij nog wat, en begon toen zijn verhaal. Hij was, zoals zijn vrienden al dachten, door de tijd gereisd. Hij vertelde hoe zijn reis naar de toekomst verlopen was. Over een onaangenaam gevoel tijdens het reizen door de tijd. Dat hij alles om zich heen flitsend snel zag gebeuren. Hij belandt een paarduizend jaar verder in de tijd (jaar 802.701), en word daar algauw ontvangen door bijzonder kleine mensjes. Deze reageren heel vreemd. Er komen een paar van deze mensjes naar hem toe, en hangen bloemen in zijn nek. Maar de meesten hebben al heel gauw geen interresse meer in hem of in zijn tijdmachine. Ze nemen hem mee naar een gebouw, dat er mooi maar slecht onderhouden uitziet. Hij ontdekt er enorme vruchten. De mensjes spraken een voor hem onverstaanbaar taaltje, en hij probeert dat dan ook te leren met behulp van hen. Maar dit gaat heel moeilijk, want deze mensjes lijken te doen wat ze willen, en zijn heel gauw ongeintresseerd. S'avonds trekt hij wat conclusies over wat hij tot nog toe gezien heeft. Dan gaat hij naar het grasveldje waar hij zijn tijdmachine had achtergelaten. Maar dan komt hij erachter dat die weg is. Hij trekt de conclusie dat die niet door de tijd gereisd kon zijn. Zonder de hendeltjes die hij in zijn broekzak had, kon het ding niet door de tijd reizen. Dan plotseling ziet hij iets wits wegrennen wat hij voor een hertje aanziet. Hij blijft maar bij de mensjes. Een dag later ziet dat de mensjes aan het zwemmen zijn in een beek. Maar eentje kreeg kramp, en werd meegevoerd door de stroom. Hij dook haar achterna, en trok haar op de kant. Zij bedankte hem, en ging weg. Maar later in de ochtend ontmoette hij hetzelfde vrouwtje. Ze begroetten elkaar, en hij kwam erachter dat ze weena heette. Ze was al snel aan hem verknocht, en niet meer van hem weg te slaan. De tijdreiziger bemerkte dat alle mensjes s'avonds in hun huizen trokken en dicht bij elkaar gingen liggen slapen. Hij ging ook in zo'n huis slapen, maar een eindje verwijderd van de andere mensjes, waar weena vreemd genoeg veel verdriet om leek te hebben. Die nacht sliep hij slecht. Toen hij vroeg in de ochtend wakker werd, dacht hij een grijs dier van hem te zien wegvluchten. Omdat hij nu toch wakker was besloot hij naar de opkomende zon te kijken. Die volgende dag ging hij naar een ruine, dichtbij het huis waar hij sliep om daar beschutting te zoeken voor de hitte. Toen zag hij daar plotseling een paar ogen in het donker die naar hem keken. Toen hij dichterbij kwam zag hij dat het een soort van aap was. Het had grijsrode ogen en blond-wit haar dat tot op de rug hing. Het vluchtte weg in een soort van waterput zonder water. Het leek net een menselijke spin. Dan gaat hij naar Weena, om te kijken of hij van haar iets los kan krijgen. Dan bedenkt hij zich ook dat deze wezens, naast de eloi, afstammelingen van de mensen moeten zijn. Toen hij aan weena iets over de putten wilde vragen, en naar de put wees, wendde ze zich blijkbaar vol afkeer van hem af. Weer bedenkt hij zijn theorie over wat hij allemaal gezien heeft. Na twee dagen ging de tijdreiziger wat verder reizen om de omgeving te verkennen. Hij komt dan bij een groot gebouw. Het had een groene kleur en een oosters uiterlijk. Hij besluit het nog niet te gaan verkennen, maar te wachten tot de volgende dag. Maar de volgende dag beseft hij dat het geen nut heeft om naar het paleis te gaan, en wil nu toch zijn plan uitvoeren om eens in zo'n put af te dalen. Hij klom naar beneden, en kwam toen bij een uitholling in de rand van de put. Hij klom erin om wat uit te rusten. Hij bleef hier een poos. Toen hij wakker werd voelde hij zich betast worden. Hij stak een lucifer aan, waarop hij drie van de aapmensen zag wegvluchten. Hij bekeek de omgeving en zag reusachtige machines en iets dat op een maaltijd met vlees leek. Dit had hij bij de Eloi nog nooit gezien en hij verbaasde zich dat er in die tijd nog zulke grote dieren leefden. Hij voelde dat er aan zich getrokken werd door de morlocks, en wist ze nog even op afstand te houden door lucifers. Toen vluchtte hij, achternagezeten door de morlocks weer de schacht in , en klom omhoog. Die middag nam hij weena mee naar het groene gebouw, dat hij eerder al gezien had, en terwijl weena wat bloemen in zijn broekzakken stopte, liepen ze verder. Maar het werd gauwer nacht dan de tijdreiziger had verwacht, en ze gaan dan ook even zitten. Plotseling realiseert de tijdreiziger zich wat dat vlees was: De morlocks gebruiken de eloi als een soort van vee, en eten deze mensjes... De volgende ochtend bereikten ze tegen de middag het groene gebouw. Dit bleek een oud vergaan museum te zijn, uit zijn eigen tijd... Hier ging hij op zoek naar materiaal. Dit vond hij in de vorm van lucifers, kamfer en wat dynamiet. Dit laatste had hij nodig, omdat hij vermoedde dat de morlocks zijn tijdmachine in de sokkel van een beeld dat er vlakbij stond hadden getrokken. Maar toen hij een stukje verder in het museum deze probeerde, bleken ze namaak te zijn. Toen hij achterin het museum was, zag hij plotseling een donkere ruimte, waar hij dezelfde soort geluiden hoorde als bij de morlocks. Hij rukte een ijzeren staaf van een van de machines die er stonden, om die als wapen te gebruiken. Die avond brengen ze in het bos door, maar worden beslopen door morlocks. De tijdreiziger steekt wat kamfer aan, en dit helpt; het houdt de morlocks op afstand. Als de kamfer dooft, steekt de tijdreiziger weer een lucifer aan, hierdoor wordt er een zo verblind dat hij recht op hen afloopt. Hij wordt neergeslagen. De tijdreiziger maakt een vuurtje. Weena was flauwgevallen. De tijdreiziger was tegen een boom in slaap gevallen. Toen hij wakker werd, was het vuurtje gedoofd en weena was weg. Dan bespringen de morlocks hem. Na een gevecht ziet hij plotseling een hele horde morlocks vluchten. Er blijkt een bosbrand te zijn. Sommige morlocks zitten vast. Hij zocht naar weena, maar kon haar niet vinden. Toen zag hij het grasveldje met het beeld waar zijn tijdmachine zou kunnen staan. Toen hij er aankwam, zag hij dat een van de bronzen deurtjes in de sokkel openstond, en ging naar binnen. Hier stond inderdaad zijn tijdmachine. Nog betast door morlocks reisde hij verder de toekomst in. Hij had steeds tijdens het reizen naar de toekomst de zon zien ondergaan en opkomen, maar nu zag hij dat niet meer. Hij begreep dat de aarde niet langer om de zon draaide, maar stilstond met een kant naar de zon. Hij zag niets dan een soort van reusachtige vlinder, en een soort reuzekrabben. Ook waren er geen golven op zee of wind. Het was er doodstil. Toen probeerde een reuzenkrab hem te pakken en ging hij nog verder de toekomst in. Er was geen leven meer te bekennen. Dan opeens ziet hij dat de zon van vorm veranderd lijkt. Hij begrijpt dat de maan of mercurius nu tussen de aarde en de zon in moet staan. Een eclips. Toen werd het donker. De Tijdreiziger reisde naar huis. Van de toehoorders geloofden de meesten hem niet. Maar hij haalde nog wat uit zijn broekzak: de bloemen die Weena daarin had gestopt. Behandeling tijd In dit boek word de tijd niet chronologisch, maar ook niet met flashbacks verteld. Dit omdat het gaat over tijdreizen. Meer bijzonders valt er niet over te vertellen. Mijn mening Ik vond dit een erg facinerend boek. Het is heel makkelijk te lezen, heel duidelijk, is vaak een beetje spannend en heeft een leuk onderwerp (ik hou van science-fiction). Gewoon goed! |
Andere boeken van deze auteur: |
Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen |