Boekverslag : Louis Couperus - De Stille Kracht
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 1891 woorden. |
Titelverklaring: De titel, “De stille kracht”, verwijst naar de tegenwerking die de Nederlands-Indische ambtenaren ondervonden in de Nederlandse kolonie. Deze kracht wordt stil genoemd, omdat niemand ervoor uitkomt dat hij het deze ambtenaren moeilijk maakt. Hierdoor kan niemand worden aangewezen als schuldige aan de tegenwerkingen. Een voorbeeld van zo’n stille tegenwerking zijn de bloedspetters die Léonie in de badkamer op zich kreeg. Auteur: De auteur Louis Marie Anne Couperus (1863-1923) was de zoo van een Nederlands-Indische bestuursambtenaar. Hierdoor kende hij het wereldje van de mensen uit het boek erg goed. Zijn vader had graag gezien dat Louis een zelfde soort functie zou gaan bekleden bij de Nederlands-Indische overheid. Couperus zelf wilde echter graag schrijver worden. In dit boek zet Couperus zich duidelijk af tegen de gedachten van zijn vader over zijn toekomst. Hij laat namelijk zien dat geen enkele Nederlandse ambtenaar het redt. Couperus reisde zelf veel in zijn leven, o.a. naar Frankrijk en Italië, dit komt ook terug in het boek, bijvoorbeeld bij de mensen die uit Laboewangi naar Europa (terug) willen. Bijvoorbeeld op pagina 67: “soms ben ik net gek, soms droom ik…dat wij samen in Europa reizen, in Italië, in Parijs zijn” (Van Helderen tegen Eva Eldersma). Personages: Otto van Oudijck: Otto van Oudijck is Resident. Hij is 48 jaar. Hij houdt van zijn vrouw Léonie en zijn 4 kinderen. Hij is een nuchtere Hollander, principieel en hij werkt hard. Hij wil aanvankelijk niet geloven in de buitenechtelijke relaties van zijn vrouw. Hij verliest geleidelijk aan zijn zelfvertrouwen Hij past helemaal niet in de Indische cultuur. Hij ontkent het bestaan van de stille kracht, maar gaat er later toch aan ten onder. Léonie van Oudijck: Léonie van Oudijck is de tweede vrouw van Otto. Ze is 30 jaar en heel aantrekkelijk, blond, blank. Iedereen heeft ontzag voor haar maar zijzelf is heel egoïstisch en afstandelijk. Ze heeft een relatie met Theo, haar eigen stiefzoon en later met Addy de Luce. Ze is dus duidelijk ontrouw. Ze doet geen van de taken die horen bij de vrouw van de resident. Theo van Oudijck: Theo van Oudijck is een resultaat van Otto’s eerste huwelijk. Hij is 23 jaar en heeft een relatie met zijn stiefmoeder, maar wordt later woedend op haar wanneer ze een relatie met Addy krijgt. Hij blijft nooit lang hetzelfde werk doen. Doddy van Oudijck: Doddy van Oudijck is evenals Theo een kind uit Otto’s eerste huwelijk. Ze is 17 jaar en ze heeft een relatie met Addy waarmee ze zich later verlooft. Ze is jaloers op Léonie. Addy de Luce: Addy (betekent verleider) is de plaatselijke Casanova. Zijn familie bezit een suikerfabriek. Hij had aanvankelijk alleen een relatie met Doddy, maar later ook met Léonie. Eva Eldersma: Eva Eldersma is een goede vriendin van Otto en vrouw van een werknemer van hem. Om de verveling te verdrijven brengt ze veel tijd met haar zoontje door en deed de taken van de residents-vrouw, ze deed dit eerst graag omdat ze zich verveelde maar later had ze er geen zin meer in. Aan haar man heeft ze niets, omdat die altijd moet werken. Ze heeft een hele goede band met Frans van Helderen, maar wanneer mensen over hun twee gaan roddelen wordt deze band minder sterk. Raden Adipati Soerio Soenario: Raden Adipati Soerio Soenario is regent van Laboewangi. Hij behoort tot de Javaanse adel en is getrouwd met een prinses van 18 jaar. Zijn band met Otto is niet zo goed. Otto vindt dat Adipati verantwoordelijk is voor zijn broer, regent van Ngadjiwa. Deze verdobbelt met zijn moeder veel geld. Adipati wordt door het volk een tovenaar genoemd en hij wordt al dan niet met recht beschouwd als veroorzaker van de vreemde gebeurtenissen in Laboewangi. Samenvatting: Het verhaal speelt zich af in Laboewangi, een plaatsje op het Indonesische eiland Java. De personages komen vooral uit de hogere kringen van dit plaatsje. Meneer Van Oudijck is hier resident, een belangrijke functie. Van Oudijck heeft een goede band met het Javaanse vorstenhuis en zijn vrouw, de aantrekkelijke Léonie, bedriegt hem met vele mannen, zelfs met haar stiefzoon Theo, zonder dat iemand daar ook maar iets op aanmerkt. Addy is een knappe Indonesische jongen die een grote rol speelt in het verhaal, vele vrouwen zijn namelijk verliefd op hem en hij heeft een verhouding met Doddy, de dochter van Van Oudijck, en later ook met Léonie. Het grootste gedeelte van het boek gaat erover hoe de Nederlanders die in Laboewangi wonen zich houden onder wat men daar “de stille kracht” noemt. Voor de westerlingen is dit een bepaalde druk van het oosten, waar iedereen weer anders mee omgaat. Nadat Van Oudijck een regent, van wie de familie voorheen zeer goed met Van Oudijck optrok, ontslaat, omdat hij zich op een feest zeer onbeschoft heeft gedragen, gebeuren er rare dingen rond het huis van Van Oudijck. Zo wordt Léonie in de badkamer met rode spetters besmet, waarna zij het huis verlaat en naar Batavia vertrekt. Ook doet zij hierna zeer afstandelijk tegenover Theo, die haar dan gaat haten. Deze dingen zijn veroorzaakt door de ontslagen regent, die kwaad is om zijn ontslag. Nadat hij deze hiervoor een zware waarschuwing geeft, stoppen de mysterieuze gebeurtenissen. Als Van Oudijck zijn vrouw betrapt met Addy, zegt zij dat Addy om de hand van Doddy vraagt, en Van Oudijck stemt hier , al is het met tegenzin, mee in. Als hij erachter komt dat Léonie hem veelvuldig bedrogen heeft, scheiden zij en vertrekt zij naar Europa. Theo vindt een baan, Doddy trouwt en Van Oudijck blijft achter. Hij heeft geen zin meer om hard te werken en neemt ontslag. Eva Eldersma, de vrouw van een belangrijke medewerker van Van Oudijck, weg wil omdat haar man ziek is geworden, zoekt zij Van Oudijck nog een keer op en ontdekt dat hij nu samenwoont met een Javaanse vrouw en niet terug wil naar Europa. Als hij met haar meerijdt en afscheid neemt, zien zij een groep met onder hen een man in een wit pak, die eerder Doddy en Addy al eens achtervolgde en die Van Oudijck en Eva uitlacht. De stille kracht, die de macht van Van Oudijck brak, is weer terug. Ruimte/Sfeer: Het verhaal speelt zich af op verschillende plaatsen in Laboewangi. Alleen op het einde van het verhaal is er een kort stukje dat zich afspeelt in Batavia. Door deze eenheid van plaats raak je heel vertrouwd met de omgeving en heeft de schrijver een sfeer kunnen opbouwen. Deze sfeer is beklemmend en geheimzinnig (het boek is op Java geschreven). De titel geeft dus heel goed de sfeer van het boek aan. Tijd: Het verhaal speelt zich af in de tweede helft van de 19e eeuw. Wat de periode is waarin het boek zich afspeelt is niet precies te zeggen, omdat de verhoudingen tussen veranderingen niet helemaal duidelijk zijn. Léonie bijvoorbeeld blijft er steeds mooi uitzien, maar meneer Van Oudijck en meneer Eldersma zijn veel verouderd/verzwakt na een zelfde periode. Soms zitten er grote tijdssprongen in het verhaal, maar de gebeurtenissen worden soms ook van dag tot dag beschreven. Het verhaal wordt in chronologische volgorde verteld, er komen weinig flashbacks in voor. Taalgebruik: Het taalgebruik in dit boek is vrij normaal voor deze tijd, twee dingen vallen echter op. Ten eerste worden er veel Indische woorden gebruikt waardoor de Oosterse sfeer in het boek versterkt wordt. Bijvoorbeeld “djaït”(=naaister) op bladzijde 23. Ten tweede vallen de lange zinnen met veel bijzinnen en bijvoeglijke naamwoorden die de auteur gebruikt bij het beschrijven van situaties en omgevingen op. Hierdoor zijn ze heel levendig voor te stellen. Bijvoorbeeld de eerste zin uit het boek: “De volle maan, tragisch dien avond, was reeds vroeg, nog in den laatsten dagschemer opgerezen als een immense, bloedroze bol, vlamde als een zonsondergang laag achter de tamarindeboomen der Lange Laan en steeg, langzaam zich louterende van hare tragische tint, in een vagen hemel op”. Thematiek: Het thema is volgens ons: de kloof tussen west en oost. De Nederlanders in het boek snappen namelijk niets van de oosterse cultuur en al helemaal niets van de stille kracht. Zij zijn nuchter en rationeel, niet zoals de oosterlingen. Ook het verschijnen van de Hadji is een uiting van die gedachte. De Hadji symboliseert niet alleen de stille kracht, maar ook de Islam. Nederlands-Indië was Islamitisch en de Nederlanders niet. Dit symboliseert dus nog meer het verschil tussen west en oost Belangrijke motieven zijn: Haat (tussen verschillende hoofdpersonen, maar ook tussen oost en west) Overspel(Léonie, Theo en Addy) Geheimzinnigheid (de stille kracht) Werk (Otto van Oudijck en Onno Eldersma werken beiden heel hard. Theo en anderen juist niet met als vervolg verveling) Verveling (veel Nederlanders vervelen zich te pletter) Genre: Het genre van het boek is een psychologische roman, er worden namelijk veel gedachten en emoties van mensen beschreven. Voorbeelden hiervan zijn jaloezie, verliefdheid en angst. Jaloezie en verliefdheid komen bijvoorbeeld voor bij de verliefdheid van Doddy op Addy en de jaloezie van Doddy op Léonie, die ook een relatie met hem had. Na de badkameraffaire van Léonie wordt zij erg bang. Daarom vertrekt ze daarna uit het residentiehuis. Stromingen: Het boek werd voor het eerst gepubliceerd in 1900, dus precies in de overgang van het naturalisme naar het burgerlijk realisme. Toch lijkt het boek nog het beste te plaatsen in het naturalisme. Er komen bijvoorbeeld bovennatuurlijke krachten in voor, zoals de stille kracht tegen de Nederlandse ambtenaren. Ook aspecten als liefde voor de natuur en aandacht voor droom en fantasie komen duidelijk in het werk voor. Aspecten zoals humor en verzet komen minder voor. Vertelperspectief: Het verhaal wordt verteld door een auctoriale verteller. Hij weet meer dan de personages. Door deze manier van vertellen kan de schrijver afstand nemen van de personages waardoor het verhaal in een breder perspectief bekeken kan worden Mening: De stille kracht was voor ons wel even wennen. Het taalgebruik valt je namelijk erg op in het begin: lange, uitgebreide, beschrijvende zinnen met als doel je een beeld te geven van de ruimte en sfeer in Laboewangi. Maar dat went naarmate het boek vordert. Wat ook erg opviel was dat er nogal wat Indonesische woorden worden gebruikt in het boek zoals nonna, kandjeng enzovoorts. De meeste betekenissen van deze woorden echter zijn goed af te leiden uit de context Het duurde wel lang voordat er eindelijk eens wat actie kwam in het boek. Na de affaire met de dronken regent komt er een wending in het boek. Dan gaat de zogenaamde stille kracht namelijk “zichtbaar” werken. Gedurende het boek is de stille kracht iets heel vaags, maar op het eind wordt deze verwezenlijkt door de man in het witte pak, die mevrouw Eldersma en meneer Van Oudijck uitlacht. Het was wel mooi om te lezen hoe de stille kracht langzaam een aantal mensen in zijn greep krijgt en hen dan als het ware vernietigd. Het verband met Couperus zelf, de achterliggende gedachte, is ook mooi. Hij leefde zelf namelijk in Indonesië en zij vader had een functie bij de overheid in dat land. Deze man heeft altijd graag gewild dat zijn zoon hem achterna zou gaan in een zelfde functie en heeft hem het nooit vergeven dat hij schrijver is geworden. Couperus zet zich met dit boek af van zijn vader door in dit boek te laten zien dat geen van de Nederlandse staatsfunctionarissen het redt in dit boek. Allen worden zij het slachtoffer van de stille kracht. Achteraf gezien zien we dat het boek in een bijzondere stijl geschreven is, die je mooi kunt vinden of niet. De meningen hierover waren in ons subgroepje dan ook verdeeld. Het boek is dan volgens ons ook wel de moeite waard om te lezen, maar één keer is voor ons wel genoeg. |
Andere boeken van deze auteur: |
Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen |