Boekverslag : J. Bernlef - Hersenschimmen
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 1580 woorden.

“Een mooie droom, waar iedereen wordt ingewiegd, maar elk afzonderlijk uit wakker wordt.” Zo luidt het motto van het boek Hersenschimmen van J. Bernlef. Elk leven is bedrieglijk en staat eigenlijk in het teken van de dood. Het leven houdt de schone schijn op, maar het is in feite langzaam doodgaan. Thematisch zet Bernlef daarmee de lijn voort die hij al in zijn vroegste werk is begonnen en die in zijn roman ‘Publiek geheim’ wordt voortgezet.



FEITELIJKE INFORMATIE.



De psychologische roman Hersenschimmen van J. Bernlef werd voor het eerst uitgegeven in 1984. Het boek telt honderdzestig pagina’s en negen ongenummerde hoofdstukken. Het verhaal is in de ik-vorm geschreven, je ziet alle gebeurtenissen vanuit de hoofdpersoon en je komt alleen de gedachten van Maarten te weten.

Het is een verhaal over een plotseling dementerende man, Maarten Klein, die in een korte tijd een vreemde voor zichzelf en voor zijn vrouw Vera wordt. Maarten Klein is een gepensioneerd rapporteur over visvangsten en voorspellingen over migratie van zalm. Hij werkte voor de IMCO en woont al vijftien jaar met zijn vrouw Vera en later hun hond Robert aan de kust van Gloucester in Amerika. Toen Maarten en Vera emigreerden, bleven hun twee kinderen, Kitty en Fred, in Nederland achter.

Er komt een tijd waarin kleine incidenten aangeven dat Maarten nogal vergeetachtig wordt. Zijn vrouw noemt het verstrooidheid, Maarten zegt dat hij altijd al een slecht geheugen heeft gehad en dat de monotonie van de winter en de sneeuw de schuld zijn van het feit dat de verschillen tussen ochtend en middag en tussen de dagen van de week wegvallen.

Als Vera en Maarten er af en toe over praten, merkt Vera dat Maartens herinneringen niet synchroon lopen aan die van haar. Vera wordt ernstig ongerust en schakelt de huisarts in, dokter Eardly. De dokter zegt dat ze samen met Maarten foto’s van vroeger moet gaan bekijken, maar Maarten herkent een heleboel niet meer.

Dan komt er een dag dat Maarten zijn vrouw niet meer herkent. Er komt voor dag en nacht hulp in huis: Phil Taylor. Steeds minder is er onderscheid tussen het verleden en Maartens dagelijkse leven in zijn gedachtenwereld. Zijn vrouw is in zijn ogen zijn moeder.

Maarten ontsnapt een aantal keren van huis en wordt door andere mensen teruggebracht, omdat hij zelf de weg naar huis niet meer kan vinden. Vera en Phil moeten hem ‘s nachts in bed vastbinden om te zorgen dat hij niet zomaar wegloopt. Maarten geraakt in een soort droomtoestand waarin hij zich steeds minder lichaam voelt worden, hij is zo licht als lucht.

De taal waarmee hij in zichzelf denkt, wordt nu ook gevormd door lichte zinnen; de betere zinnen blijven onder zijn tong, die zijn te zwaar. Uiteindelijk komt er een ziekenwagen en wordt Maarten naar een verpleeginrichting gebracht.

Het boek eindigt met de visionaire gedachte, dat Maarten zijn vrouw hoort praten over gerepareerde dingen in huis en …”dat de lente op het punt staat te beginnen.”



DE SCHRIJVER.



J. Bernlef werd als Hendrik Jan (Henk) Marsman op 14 januari 1937 geboren in Sint-Pancras in de buurt van Alkmaar. Zijn jeugd bracht hij door in Amsterdam-West en in 1954 kreeg de jonge Henk op de HBS Nederlands van de schrijver Rob Nieuwenhuys die hem in contact bracht met het werk van beroemde schrijvers. In het najaar van 1956 moest hij in dienst en in 1957 debuteerde hij met het onder zijn eigen naam geschreven verhaal ‘Mijn zusje Olga’ dat later verscheen in het blad ‘Hoos’. Naar aanleiding van die publicatie maakte de recensent Hans van Straten een vergelijking met de dichter Marsman. Dat was voor Henk reden na te gaan denken over een pseudoniem. Op een boekhandelscursus had hij net gehoord over de middeleeuwse Friese bard Bernlef, van wie geen werk bewaard was gebleven. Die naam, voorafgegaan door de beginletter van zijn tweede voornaam, werd zijn pseudoniem.

In 1960 trouwde J. Bernlef met Eva Hoornik met wie hij twee kinderen kreeg. Met zijn twee jeudvrienden Stigter en Brands richtte hij het ‘tijdschrift voor teksten’ ‘Barbarber’ op dat tot 1971 bestond. In 1977 was hij betrokken tot de heropening van ‘Raster’, een blad waarvan hij geruime tijd redacteur was. Als criticus schreef hij daarnaast voor uiteenlopende kranten en tijdschriften, zoals ‘De Groene Amsterdammer’, ‘De Gids’ en de ‘Haagse Post’.

Een specifieke belangstelling heeft Bernlef altijd gehad voor jazz, een onderwerp waar hij dan ook het nodige over geschreven heeft. Hij vervulde een bestuursfunctie bij de Stichting Jazz in Nederland.



BEOORDELING.



Inhoud.

Ik vond het boek Hersenschimmen van J. Bernlef een heel mooi boek.

Het boek is niet zo dik, het telt honderdzestig pagina’s en negen ongenummerde hoofdstukken.

Het verhaal is niet echt spannend, echter wel meeslepend. Je wilt weten hoe het met Maarten Klein zal aflopen en je kan met het verdriet van zijn vrouw meevoelen. Het is een mooi en aangrijpend verhaal, want je weet in het dagelijkse leven nooit precies wat er in het hoofd van demente mensen omgaat. Nu beleef je het verhaal alsof je zelf dement wordt en dat geeft meteen een andere kijk op deze ziekte, de mensen die het hebben en die in hun omgeving leven. Je begrijpt hun situatie beter.

Het verhaal is over het algemeen beschaafd, maar hier en daar, bijvoorbeeld als Maarten op zijn vroegere verliefdheden terugkijkt of als hij in bad zit, zijn er wel wat seksistisch geschreven stukjes.

Het verhaal is zeer geloofwaardig, heel levensecht. Je kunt je in alle personen inleven; je inleven in de hoofdpersoon is echter wat moeilijker, omdat je zelf niet dement wordt en tot op het laatste moment toch nog genoeg informatie krijgt om de werkelijke gebeurtenissen te volgen. Je herkent in het gedrag van Maarten ook gedragingsverschijnselen die demente mensen in werkelijkheid ook echt hebben.

Het boek is absoluut niet voorspelbaar, want je weet nooit wat Maarten wel en niet zal onthouden. Het zet je echt aan het denken over je eigen leven, want nadat ik het boek had gelezen was ik blij dat ik nog gewoon ‘normaal’ kon denken en me dingen kan herinneren. Het einde is echter niet zo verrassend, want je verwacht wel dat Maarten snel zal aftakelen en uiteindelijk sterft.

De hoofdpersoon vind ik erg sympathiek. Maarten is een goed mens, zowel vroeger als nu. Zijn omgeving is hem dierbaar en vooral zijn hond Robert is een echt maatje van hem. Vera vind ik een lieve vrouw, ze doet veel voor Maarten en laat hem niet zomaar vallen zodra ze merkt dat hij steeds meer gaat vergeten.



Verhaaltechniek/taalgebruik.

Het ik-perspectief vind ik erg goed gekozen. Het draait immers om de persoon die dementeerd en als je het verhaal vanuit een ander persoon zou laten bekijken, zal het verhaal niet interessant zijn. Je zou niet weten wat er in het hoofd van zo iemand afspeelt en deze mensen juist minder gaan begrijpen. Het verhaal zou vervelend, saai en langdradig worden. Het verhaal is echter wel onbetrouwbaar, want de ik-verteler is onbetrouwbaar, omdat hij aan dementie lijdt.

Het boek zit heel goed in elkaar en ik vind het ontzettend knap geschreven. Om met gezond verstand in een vergeetachtige en verwarrende gedachtenwereld te stappen, is niet makkelijk. Als je dan ook nog eens zo’n verhaal zó perfect kan schrijven, vind ik dat heel knap! Het verhaal is heel beeldend geschreven; je kan je zo de passages voor de geest halen waar het verhaal zich allemaal afspeelt. Het witte strand, de huiskamer, het grote bureau van Maarten’s vader, de ietwat sombere slaapkamer, etc.

De opbouw van het boek is goed. Het heeft geen pakkend begin, maar je zit wel vanaf het begin in het verhaal en als het ware ook ‘in het hoofd’ van de hoofdpersoon. Je maakt de geleidelijke stappen mee van de opkomende vergeetachtigheid en verwarring tot totale desoriëntering. Alleen hierdoor is het zo goed mogelijk om je in het verhaal in te leven. Door het gebruik van flash-backs wordt de verwarring in het hoofd van de hoofdpersoon heel duidelijk. Hij verward zijn verleden met het dagelijkse leven.

Als je de diepere betekenis van het slot weet, is het een mooi einde. Snap je dit niet, dan zal het je waarschijnlijk niet meer zeggen dan dat Maarten totaal is afgetakeld en totaal niet meer kan denken, dus dat J. Bernlef er ‘maar een eind aan gebreid heeft’.

Tot over de helft leest het boek makkelijk, maar daarna wordt het lastiger het verhaal goed te volgen, omdat het vanuit de hoofdpersoon wordt geschreven. Deze wordt dement en dus weet je alleen wat hij denkt. Wat er precies om hem heen gebeurt is niet helemaal duidelijk meer. Het boek heeft een makkelijk lettertype en dat maakt het ook beter leesbaar. Je zit dan niet te zwoegen om door kleine lettertjes heen te komen.



DIVERSE ZAKEN.



Het boek heeft geen leuke kaft. Je kan geen indruk krijgen van wat er zich in het verhaal zal afspelen. De schaduw van de stoel geeft echter wel iets van de titel weer: schimmen.

Voor zover ik weet is het boek niet verfilmd.

De titelkeuze vind ik prachtig. Schimmen van het verleden en dagelijkse leven is precies wat de hoodpersoon ziet. Aan het eind van het verhaal komt de titel nog eens tevoorschijn. Maarten heeft even een helder moment en denkt dan: “In het leven terug?…maar waar is zoiets gebleven?...Is er wel zoiets?…of was gewoon alles inbeelding in het hoofd…hersenschimmen?”

Naast het thema van het dementeringsproces wordt er nog een ander thema aan de orde gestelt: de vraag naar de zin van het leven. De mens is slechts in staat feiten te noteren (zelfs dat lukt niet goed), maar is niet in staat deze op zinvolle wijze te interpreteren. De titel staat ook hiermee in verband.
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen