Boekverslag : J. Bernlef - Eclips
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 3133 woorden.

Uiterlijke beschrijving: Het boek heeft 159 pagina's. Het is opgebouwd uit 7 genummerde hoofdstukken. Op de voorkant zie je een puzzel die half af is, met een gezicht (waarschijnlijk van de hoofdpersoon). Dit symboliseert de loop van het verhaal waarin de hoofdpersoon zijn eigen leven en daarmee zichzelf probeert terug te vinden. In de loop van het boek vallen steeds meer stukjes op de goede plaats.



Titel

De titel van het boek is Eclips. Een eclips is een tijdelijke zonsverduistering. Dat betekent dat de maan voor een bepaalde periode voor de zon staat, zodat het op aarde donker wordt. Dit is symbolisch voor de periode die Kees Zomer doormaakt. Achteraf ziet Kees deze periode als een soort zwart gat in de tijd waar hij niks meer van herinnert. Een soort eclips dus. Het was een totaal andere wereld los van zijn bestaan voor en na die periode.



Genre

Het genre waar je Eclips het best bij kan indelen, is een psychologische roman. Het boek beschrijft de gevoelens en gedachten van iemand bij wie plotseling een deel van de hersenen uitvalt. Het boek gaat over hoe deze persoon zich redt in een, voor hem op dat moment, volkomen vreemde wereld en wat zijn gevoelens daarbij zijn.



Thema, motief, wereldbeeld

Het thema van Eclips is de plotselinge afwezigheid van tijd en slechts de aanwezigheid van ruimte, daardoor raakt de hoofdpersoon volledig gedesoriënteerd. Je zou het thema dus ook kunnen omschrijven als desoriëntatie.

Een ander belangrijk thema is uit dit boek is afasie. Afasie is het verschijnsel dat een taalgebruiksstoornis optreedt ten gevolge van een hersenbeschadiging. In Eclips kan de hoofdpersoon nog wel goed denken. Maar doordat hij zich niet in taal kan uitdrukken, is contact met de buitenwereld voor de hoofdpersoon heel moeilijk zodat bijna niemand hem begrijpt. Daarom is eenzaamheid een belangrijk motief in Eclips: Kees Zomer voelt zich voortdurend alleen omdat weinig mensen hem begrijpen.


Verdere motieven in het boek zijn:

- het electrospel, dit spel komt een aantal keer voor in het boek. Kees Zomer herinnert zich het van vroeger. Het is een spel waarbij met een snoertje het goede woord bij het goede plaatje gezocht moet worden. Als het goed is gaat er een lampje branden. Dit is symbolisch voor het vermogen om verbanden te kunnen leggen in de hersenen. Kees Zomer is dat vermogen tijdelijk kwijt. Hele gewone voorwerpen zoals een radio ziet hij wel, maar hij herkent het niet. Er brandt dus geen lampje dat er vroeger wel brandde.

- Robinson Crusoë komt ook een aantal keer voor in het boek. Vooral de passage waarin Robinson zijn eigen voetstappen ziet en denkt dat die van een ander zijn, namelijk van Vrijdag. Dit is symbolisch voor de eenzaamheid die Kees ervaart. Hij voelt zich als iemand die aangespoeld is op een onbewoond eiland. Hij komt telkens voorwerpen, mensen en gebouwen tegen uit zijn 'vorige leven', maar hij herkent ze niet. Hij ziet dus niet dat het zijn eigen voetstappen zijn. Als hij aan het eind van het boek zijn eigen leven heeft teruggevonden, ziet hij zijn eigen voetstappen niet meer en weet hij niet meer wat er met hem in die periode van 11 dagen gebeurt is.

- Tijd en ruimte spelen ook een grote rol. Kees Zomer is verdwaald in de ruimte en tijd bestaat voor hem niet. Hij dwaalt rond in een omgeving die hij niet kan plaatsen. Gebeurtenissen lopen voor hem niet meer logisch uit elkaar voort maar zijn losse flarden. Hij leeft dus zonder tijdsbesef.

- Melancholie is een emotie die veel tot uiting wordt gebracht in dit boek. Door het verhaal heen, komen flarden van herinneringen aan vroeger terug waar hij in zijn diepste binnenste erg naar verlangt. Hij verlangt weer naar zijn eigen 'wereld', zoals die vroeger was. Daar is hij ook telkens naar op zoek.

- Door de vele flarden van gebeurtenissen die hij meemaakt, de vlagen gedachten en gevoelens die hij ervaart, is alles voor hem één grote chaos. Deze chaos komt ook tot uiting in de omgeving. De vuilnisbelt waar hij een tijdje woont en het industriegebied waar hij rondzwerft.

- In Eclips komt ook voortdurend het motief van afval terug: hij leeft een tijdje op een autokerkhof, dwaalt over een vuilnisbelt, eet uit afvalbakken. Ik denk dat dit symbolisch is voor de afgedankte kant van de samenleving. Net als de personen die hij tegenkomt op zijn zwerftocht, ook die staan allemaal op een of andere manier buiten de samenleving. Dit houdt ook allemaal weer verband met de linkerkant van het lichaam van Kees, die niet functioneert. Het is het deel dat geen verband meer houdt met de rest van het lichaam. Ik denk dat de schrijver hiermee wil laten zien dat iedereen voor zichzelf leeft en zelf zijn weg moet zoeken in de samenleving, maar dat ook iedereen heel afhankelijk is van andere mensen, net als Kees.

- Een ander belangrijk motief is het wak en de donkere diepte onder het ijs. Dit beeld komt een aantal keer terug in het boek, onder andere in de laatste alinea. Het is het beeld van de donkere diepte onder het ijs dat steeds dreigt. Elk moment is er het gevaar dat het ijs scheurt en je in dat wak valt. Dat betekent dat iedereen het gevaar loopt dat zomaar hersenfuncties uitvallen en dat je helemaal op je zelf aangewezen bent.

- De radio is een belangrijk voorwerp dat vaak in het boek terugkomt. Met de radio aan voelt hij de linkerkant van zijn lichaam weer een beetje en werkt zijn spraakvermogen beter.

Het idee achter dit boek heb ik al eerder genoemd, het is het idee dat de samenleving is opgebouwd uit mensen die eigenlijk compleet afhankelijk zijn van hun hersenen en dat er telkens de dreiging is dat die plotseling niet meer goed functioneren, waardoor elk besef van tijd en ruimte wordt verloren en men volkomen op zichzelf aangewezen is.



Symbolen

In dit boek wordt erg veel gebruik gemaakt van de symbolische betekenis van bepaalde gebeurtenissen, dingen of personen. Zo heb ik er al een aantal genoemd: De linkerkant van de hersenen die uitvalt verwijst naar de 'linkerkant' van de samenleving. Het electrospel dat verwijst naar de functie van de hersenen om aan woorden een betekenis toe te kennen. Het wak in het ijs dat verwijst naar het plotseling uitvallen van functies van de hersenen. De dreigende diepte die de afhankelijkheid van de hersenen weergeeft. En natuurlijk de eclips die verwijst naar het plotseling uitvallen van hersenlijke functies.

Een andere symbolische gebeurtenis is als Kees weer op de kant klimt nadat hij uit de gezonken auto is ontsnapt. Deze klim uit het water heeft iets alsof hij herboren is, omdat vanaf die tijd zijn leven er tijdelijk anders uit ziet. Als hij 11 dagen later in de zee zwemt en daar weer uitloopt lijkt het ook alsof hij weer opnieuw herboren is. Vanaf dat moment is alles weer 'normaal'.

Dat er veel gebruik wordt gemaakt van symbolen heeft tot gevolg dat je alles wat er in het verhaal staat heel precies moet lezen om die dieperliggende gedachten eruit te vissen. Het boek wordt daardoor moeilijker om goed te lezen maar het maakt het boek wordt er ook interessanter door.



Structuur

Het verhaal wordt niet in chronologische volgorde verteld. Dat wil zeggen dat er erg veel flashbacks in voorkomen maar dat de rest wel volgens een chronologische volgorde wordt verteld. Er komen veel flashbacks in het verhaal voor omdat de hoofdpersoon telkens gebeurtenissen van vroeger in flarden herinnert. Elke keer als hij weer iets herkent uit zijn 'vorige leven' is er weer zo'n flashback. Dat heeft tot gevolg dat het boek erg fragmentarisch is geschreven en daardoor komt het verhaal heel 'rommelig' over. Dit past goed bij het verhaal omdat de persoon zijn leven op dat moment ook in 'flarden' beleeft en de chaos in het verhaal dus een grote rol speelt. Zo kan je je beter inleven in de hoofdpersoon omdat je dezelfde chaos ervaart als hij.



Door het hele boek heen hangt een soort spanning. Dat komt omdat je wilt dat de Kees weer zijn eigen leven terugkrijgt en dat hij weer terug komt bij zijn vrouw. Hij komt daar steeds dichter bij. Zijn eerste 'overwinning' is dat hij weer zijn eigen naam herinnert en later ook de naam van zijn vrouw en zijn zoon. Als hij dan ook weer zijn omgeving stukje bij beetje begint te herkennen wordt de spanning nog meer opgebouwd. De climax is als hij op het strand begint te schelden tegen een paar jongens die kattekwaad uithalen. Opeens zegt hij precies wat hij bedoelt en wat hij wil zeggen en heeft hij zijn leven daarmee terug. Daarna komt zijn vrouw hem ook snel ophalen en komt hij echt thuis.

Een teleurstelling voor de lezer is, als hij in de auto terug rijdt naar huis, dwars door het gebied waar hij 11 dagen doorheen heeft gezworven. Hij herkent niks en hij herinnert niks van wat hij in die dagen heeft meegemaakt, terwijl je dat als lezer net allemaal hebt gelezen en dat zo graag aan hem wilt vertellen.



Het boek begint midden in een verhaal (in media res). Kees Zomer is op weg naar een collega (daar kom je later pas achter) en belandt in een sloot.

Omdat het boek midden in het verhaal begint is het ook vanaf het begin spannend.

Motorische momenten in het verhaal zijn als hij met zijn auto in het water belandt, waar hij als het ware 'als een ander persoon' weer uitkomt, als hij een bekend persoon tegenkomt die de politie waarschuwt en waardoor hij weer teruggevonden wordt en als de scheldpartij plaatsvindt, waar hij als het ware zijn leven weer terug krijgt.

Het boek heeft een gesloten einde. Aan het eind is hij weer thuis en ligt hij in bed. Hij weet niet wat hij de laatste 11 dagen gedaan heeft of waar hij geweest is, maar zijn leven is er wel door veranderd: constant voelt hij nu de dreiging van het onbekende. Dat is dus een gesloten einde al is het niet erg bevredigend want hoewel het grootste probleem in het boek is opgelost is er weer een ander probleem voor in de plaats gekomen.



Personages

De hoofdpersoon in Eclips is Kees Zomer. Het is een gewone man rond de 50 jaar. Hij leefde vrij zorgeloos voor het ongeluk. Hij is nietsvermoedend op weg naar een verjaardag van zijn collega als hij het ongeluk krijgt. Kees is een uitgever, heeft een vrouw en één zoon: Wouter.



Zijn vrouw Marion en zijn zoon Wouter zijn bijfiguren. Op zijn eenzame zwerftocht komt Kees ook een aantal keer in contact met andere personen. De eerste is Toos. Zij is een zwerfster en ziet hem voor een of andere gek aan. Ze is wel aardig tegen hem en ze begrijpt veel van wat hij zegt. Maar als ze weer genoeg van hem heeft, laat ze hem ook zomaar weer in de steek en is hij weer alleen.

Daarna komt hij de broers Cor en Karel tegen. De ene broer is wel vriendelijk tegen hem, de andere niet. Het zijn autoslopers. Ze geven hem enige tijd onderdak omdat ze bang zijn dat hij naar de politie gaat. Deze broers zijn criminelen en staan net als Toos buiten de samenleving.

Daarna krijgt Kees voor enige tijd onderdak bij IJe. IJe is een dove man die dus helemaal niets van Kees begrijpt omdat IJe zelfs de warrige taal die Kees uitslaat niet kan verstaan. Maar toch is hij erg vriendelijk voor Kees. Ook IJe leeft volkomen afgezonderd van de rest van de samenleving en behoort dus tot de 'linkerkant'.

Richard Fielemieg is een belangrijk bijfiguur, omdat het een collega is van Kees en het de eerste persoon is die Kees tegenkomt en die hem herkent. Fielemieg belt de politie, dus hij is ook een van de schakels die het verhaal tot een goed einde brengt.



Er komen dus niet erg veel personen in het verhaal voor. Dat heeft als gevolg dat het verhaal niet erg ingewikkeld is en dat duidelijk is wie wanneer aan het woord is.



Tijd

Het verhaal speelt zich af in deze tijd. De vertelde tijd is 11 dagen, de verteltijd is zo'n 4 uur. Hoewel de vertelde tijd veel langer is, worden er in het boek geen samenvattingen van gebeurtenissen gegeven, maar wordt het verhaal scenisch neergezet. Daardoor is het boek erg boeiend omdat het wordt beschreven alsof je het zelf op dat moment meemaakt.



De tijdsvolgorde is niet chronologisch. Er is veel sprake van terugblikken/ flashbacks, zodat je ook meer van de hoofdpersoon te weten komt dan wat slechts op het moment meemaakt. Er wordt geen gebruik gemaakt van vooruitblikken omdat de hoofdpersoon zelf ook nog niet weet hoe het verhaal verder gaat of zal aflopen.



Perspectief

Het verhaal wordt helemaal beschreven vanuit de belevende ik. Dus het perspectief ligt bij Kees Zomer en is ook in de ik-vorm geschreven. Daardoor kun je erg goed meeleven met hem. Alles wat hij meemaakt 'maak jij ook mee'.

Door deze manier van schrijven wekt hij wel meer een gevoel van eenzaamheid op en dat is een erg belangrijk motief in het boek. Het idee achter het boek staat daar ook mee in verband. Namelijk dat elk mens in wezen alleen is.



Ruimte

Ruimte speelt een erg belangrijke rol in Eclips. De ruimte in het boek bestaat vooral uit wijd uitgestrekte landschappen, saaie industriegebieden en afvalplaatsen. Daar steekt die ene persoon erg schril bij af, zodat de eenzaamheid nog meer versterkt wordt. Het geeft ook een sombere sfeer weer. Ook de weersituatie geeft de somberheid van de situatie weer: het is constant bewolkt en donker. In die elf dagen wordt niet over de zon gesproken, alleen maar over grauwe luchten. Pas als Kees zijn geheugen weer terug heeft gaat de zon weer schijnen: de eclips is voorbij.

De ruimte is ook heel belangrijk in het verhaal omdat de grote ruimte die Kees om zich heen waarneemt niet kan plaatsen. Hij waant zich door een ruimte waar hij deel van uitmaakt, maar die hij niet kan bevatten.



Taalgebruik en stijl

Met eenvoudige bewoordingen wordt het leven beschreven vanuit het perspectief van Kees Zomer. Hij beschrijft breedvoerig al zijn waarnemingen. Vooral wat hij ziet en wat hij voelt. Je leest vooral zijn gedachten waardoor er bijna geen dialogen in het boek voorkomen. De gedachten zijn spreektaalachtig weergegeven in korte zinnen. Er komt wel humor in het boek voor. Dat is meestal wanneer je weet wat hij wil zeggen maar er een hele kromme zin uit komt. Als hij bijvoorbeeld iemand wil groeten zegt hij 'ik salueer heertje u'. Voor hemzelf is dat natuurlijk helemaal niet grappig maar heel frustrerend. De lezer heeft er dubbele gevoelens bij, daardoor wordt komt het ironisch over.

Wat ook erg opvalt in het boek is dat er over hele belangrijke of erge gebeurtenissen heel luchtig gesproken wordt. Dat komt omdat je alles vanuit het perspectief van de hoofdpersoon leest en van die persoon de hersenen niet meer goed functioneren. Bijvoorbeeld als de auto te water raakt, zit Kees heel rustig naar het binnenstromende water te kijken en gaat, als het water tot aan zijn knieën reikt, ook maar eens bedenken hoe hij uit die auto moet komen.



Biografie

J. Bernlef werd als Hendrik Jan (Henk) Marsman op 14 januari 1937 geboren in Sint-Pancras in de buurt van Alkmaar. Zijn jeugd bracht hij door in Amsterdam-West, in 1949 verhuisde het gezin Marsman naar Haarlem. Terug in Amsterdam in 1954 kreeg de jonge Henk op de HBS Nederlands van de schrijver Rob Nieuwenhuys die hem en zijn vrienden Gerard Stigter en Gerard Bron (de latere K. Schippers en Gerard Brands) in contact bracht met het werk van schrijvers als Nescio, Elsschot en Carmiggelt. Na zijn eindexamen in 1955 studeerde hij zes maanden aan de faculteit voor politieke en sociale wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam en werkte vervolgens bij een boekhandel en een uitgeverij. Najaar 1956, vlak voor de Hongaarse opstand, moest hij in dienst. In 1957 verbleef hij drie maanden in het militair hospitaal Austerlitz. In deze periode debuteerde hij met het onder zijn eigen naam geschreven verhaal 'Mijn zusje Olga' dat later verscheen in het blad 'Hoos'. Naar aanleiding van die publikatie maakte de recensent Hans van Straten een vergelijking met de dichter Marsman. Dat was voor de jonge Henk Marsman reden na te gaan denken over een pseudoniem. Op een boekhandelscursus had hij net gehoord over de middeleeuwse Friese bard Bernlef, van wie geen werk bewaard was gebleven. Die naam, voorafgegaan door de beginletter van zijn tweede voornaam, werd zijn pseudoniem.



Na zijn diensttijd trok hij in 1958 naar Zweden, waar hij in de ban kwam van het weerbarstige landschap. Tot 1960 pendelde hij tussen Nederland en Zweden heen en weer. Definitief terug in Amsterdam werkte hij tot 1965, toen hij besloot van het schrijven te gaan leven, bij een grote importeur van boeken. In 1960 trouwde hij met Eva Hoornik met wie hij twee kinderen kreeg. Zijn vriend Gerard Stigter trouwde met Eva's tweelingzusje.

Met Stigter en Brands richtte hij het 'tijdschrift voor teksten' 'Barbarber' op dat tot 1971 bestond. In 1977 was hij betrokken bij de heroprichting van 'Raster', een blad waarvan hij geruime tijd redacteur was. Als criticus schreef hij daarnaast voor uiteenlopende kranten en tijdschriften, zoals 'De Groene Amsterdammer', 'De Gids' en de 'Haagse Post'.

Een specifieke belangstelling heeft Bernlef altijd gehad voor de jazz, een onderwerp waar hij dan ook het nodige over geschreven heeft. Hij vervulde een bestuursfunctie bij de Stichting Jazz in Nederland.



Achtergronden van het boek

De thematiek die Bernlef bijna in alle boeken heeft is 'vergetelheid'. Daardoor komt hij ook vaak op onderwerpen als dementie en natuurlijk is daar ook het dood en het leven sterk mee verweven.

Ook Eclips gaat over vergetelheid, maar op een andere manier dan hij in veel van zijn andere beschreef. Een ander boek dat ik van Bernlef heb gelezen is 'Hersenschimmen'. Dit boek gaat over aftakeling en de gevolgen van dementie. Een groot verschil met Eclips is dat die juist gaat over het terugwinnen van het leven, dat is dus het tegenovergestelde van aftakeling. In Eclips gaat het ook maar over een tijdelijk iets, in Hersenschimmen gaat het over een blijvend iets.

Ik denk dat Bernlef dit boek geschreven heeft om andere mensen het leven van iemand te laten zien die zo in zijn hersenfuncties is aangetast. Dit is hem zeker gelukt, al weet je natuurlijk nooit precies of zo iemand de wereld werkelijk zo ziet omdat Bernlef zelf ook nooit zoiets heeft meegemaakt.

Een ander doel van Bernlef is om ons te laten beseffen hoe alleen maar ook hoe afhankelijk van anderen we op de wereld zijn. Ik denk ook dat dat doel bereikt is, want je gaat daar toch wel over nadenken als je dit boek gelezen hebt. Doordat de hoofdpersoon aan het einde van het verhaal met zo'n dreigend gevoel blijft zitten, blijf je dat zelf ook zitten na het boek en ga je er over nadenken wat er niet allemaal kan gebeuren en hoe afhankelijk je dan bent van andere mensen, maar ook hoe eenzaam je eigenlijk bent.

Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen