Boekverslag : Harry Mulisch - De Aanslag
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 8482 woorden. |
Titel: De aanslag Ondertitel: geen Schrijver: Harry Mulisch Geboren: 29 juli 1927 Debuut: Tussen hamer en aambeeld (1952, novelle) Genres: Poëzie, roman, novelle, kort verhaal, toneel, esssay, autobiografie, reisverslag, reportage Bijzonderheid: Is volgens eigen zeggen schrijver geworden omdat hij in juli jarig is. Dan is iedereen met vakantie en kun je nooit trakteren op school. Uit frustratie trakteert hij nu op boeken. Citaat: (Over de publicatie van zijn eerste verhaal) 'Toen ik de krant opensloeg en het zag staan, wist ik: dit is het. Alles wat er verder in de krant stond, werd overstraald door het licht dat ik toen zag, en ook alles in alle andere kranten en boeken waar ook ter wereld, te land, ter zee of in de lucht, - ik keek naar mijn naam als naar de opkomende, zij het voorhands verkeerd gespelde zon, die sterren en planeten deed verbleken.' (Mijn getijdenboek 1975) Recent werk: De Oer-aanslag (1996, fascimile-uitgave van het manuscript), Zielespiegel. Bij wijze van catalogus (1997, catalogus), Het zevende land (1998, essays), De Procedure (1998, roman), Het theater, de brief en de waarheid (2000, Boekenweekgeschenk) Verschenen in: september 1982 Aantal blz: 254 Leestijd: 7,5 uur Uitgelezen op: 17-04-2000 Uitgeverij: De bezige bij Waarom heb ik dit boek gekozen: Ik heb dit boek gekozen, omdat we het thuis hadden liggen en ik toch iets moest lezen. Mijn broer had hem ook al gelezen en zei dat het wel een goed boek was. Verwachtingen vooraf: Ik verwachtte een boek over de oorlog waarin een aanslag kwam in Nederland en daardoor verschillende mensen in de problemen zouden komen. Ik dacht aan een luchtaanval met vliegtuigen die een hele stad zouden bombarderen. Titelverklaring: Voor het huis van de familie Steenwijk werd een aanslag gepleegd op de hoofdinspecteur van de politie Fake Ploeg. Hij werd vermoord, omdat hij lid was van de NSB. Het boek en daarmee ook het leven van Anton Steenwijk draait om deze aanslag. Eerste reactie achteraf: Heeft dit werk me aan het denken gezet? Een beetje, hoe het nou zou zijn om zo iemand die je heel goed kent en dichtbij je leeft te verliezen. Ook wat ik zou doen als ik wist door wie zijn schuld eigenlijk jouw vader, moeder en broer vermoord waren. Heb ik iets aan dit werk gehad? Ik vond het een moeilijk boek doordat er veel moeilijke woorden in stonden. Dat was best lastig om het boek echt goed te begrijpen wat er nou precies gebeurd was of ging gebeuren. Ik heb er niet echt iets van geleerd omdat er allemaal dingen waren die nu er niet meer zijn of niet zo dichtbij mij leven. Ik kon eigenlijk niets vergelijken met wat er nu is. Spreekt dit werk mij aan? Ik vond het wel een leuk boek maar doordat er allemaal dingen herhaald werden wist je veel dingen al waardoor je minder intensief ging lezen en eerder wilde stoppen. Beoordelingsschema: helemaal niet niet een beetje erg heel erg uitleg/toelichting spannend + door het begin als Ploeg dood word geschoten meeslepend + door de spannende gebeurtenissen die er waren ontroerend + doordat hij op jonge leeftijd zijn vader, moeder en broer verliest grappig + doordat er geen of weinig dingen om te lachen waren realistisch + doordat het heel makkelijk echt gebeurd zou kunnen wezen fantasierijk + doordat het realistische interessant + door de dingen uit de 2e wereldoorlog (de oude gebouwen, enz.) origineel + doordat best veel verhalen gaan over iemand die als klein jongetje of meisje iemand verliest goed te begrijpen + doordat er veel moeilijke woorden en dingen in voorkwamen Samenvatting: Proloog De Steenwijks wonen in een kleine villa waarvan er vier dicht bij elkaar aan een kade staan. In de meest links gelegen huis (“Welgelegen”) woont de gepensioneerde procuratiehouder Beumer met zijn vrouw. Dan volgt “Buitenrust”, waar Anton woont, daarnaast in “Nooitgedacht” wonen een stuurman op de grote vaart, Korteweg, en zijn dochter Karin, Die verpleegster is. In "Rustenburg” ten slotte woont het echtpaar Aarts, dat heel uitgezonderd leeft. De vier huizen liggen heel geïsoleerd, alleen aan de overkant van het water liggen wat boerderijen en huisjes. Anton speelt vaak op de braakliggende grond achter de huizen of kijkt naar de schepen die door het kanaal varen. Eerste Episode, 1945 Het is avond. Vader, moeder, Peter en Anton Steenwijk zitten bij het licht van een carbidlantaarn kleumend bijeen in de enige kamer dien nog af en toe verwarmd wordt. Moeder haalt een trui uit, de zeventienjarige Peter maakt huiswerk, vader en Anton lezen. Af en toe beginnen ze een gesprek dat niet wordt afgemaakt, over een artikel dat Anton leest of over de vertaling die Peter gemaakt heeft. Peter plaagt Anton met zijn naam (Anton Mussert). Voor ze naar bed gaan, beginnen ze een spelletje mens-erger-je-niet. Het is bijna acht uur, spertijd, en buiten is het stil. In die stilte vallen zes schoten. Peter gaat eerst kijken in de voorkamer en rent daarna naar buiten: er is iemand neergeschoten. Als Anton door het raam kijkt, ziet hij voor het huis van Korteweg een bewegingloze man liggen naast een fiets. Peter komt terug met de mededeling dat het Ploeg is. Fake Ploeg is hoofdinspecteur van politie en een berucht verrader. Zijn zoon, die ook Fake heet, zit bij Anton in de klas. Anton herinnert zich dat de jonge Fake op een ochtend kort na dolle dinsdag in jeugdstormuniform in de klas zat. Een leraar hield iedereen tegen, omdat hij weigerde les te geven aan leerlingen in uniform. Anton kreeg medelijden met de jongen en ging de klas in, waarmee hij het verzet brak. Dan zien ze dat meneer Korteweg en Karin het lijk van Ploeg voor hun huis neerleggen. Peter vreest represailles en wil het lijk terugleggen of bij Beumer voor de deur deponeren. Het lukt moeder en Anton niet hem tegen te houden. Vader blijft gedurende de hele scène machteloos aan tafel zitten. Peter probeert het lijk alleen te verslepen, maar hij wordt gestoord door een gewapende patrouille. Met het pistool van Ploeg vlucht hij achter het huis van Korteweg. Hij komt niet terug en ze durven hem niet te gaan zoeken. Vooral vader is verlamd van angst. De Duitsers rammen hun deur. Dat de Steenwijks schuldig zijn staat meteen al voor hen vast, omdat vader in een boek van Spinoza, een jood, zat te lezen. Bovendien ontbreekt Peter. Ze worden naar buiten gevoerd, waar Anton wordt gescheiden van zijn ouders. Hij moet wachten in een auto. Hij ziet hoe ze hun huis vernielen en het ten slotte met handgranaten en een vlammenwerper in brand steken. In een vrachtauto worden geboeide mensen aangevoerd. Even meent hij de schim van zijn moeder te zien. Korte tijd later hoort hij het ratelen van een mitrailleur. Anton wordt naar het politiebureau van Heemstede gebracht, dat tjokvol is. Een menselijke brigadier sluit hem op in een cel waarin al iemand zit, die hij de volgende woorden toevoegt: “Je krijgt gezelschap, maar houd die jongen er buiten, wil je? Dit heeft al genoeg ellende dank zij jullie” (blz. 44). In de cel is het aardedonker. Hij merkt dus pas dat het een vrouw is, als die vraagt wat er gebeurd is. Hij begint te huilen en ze troost hem, maar overtuigt hem er ook van dat de Duitsers de schuld zijn van zijn ellende en niet de illegaliteit. Anton vertelt haar dat hij het slachtoffer en diens zoon kent. Ze wil hem uitleggen dat de illegaliteit die man wel moest doden, maar dat barst zij in snikken uit. Als hij op zijn beurt een troostend gebaar maakt, legt ze zijn hand tegen haar borst en tast daarna zijn gezicht af om hem te kunnen ‘zien’. Hij heeft het gevoel dat het een soort inwijding is. Ze vertellen elkaar over een angstige belevenis in het duister. Anton wordt in zijn verhaal gestoord door geluiden van mishandeling. Ze leidt zijn gedachten af door te vertellen over licht en liefde, waarover ze eens een gedicht heeft willen schrijven. Hij begrijpt haar niet, maar is trots dat ze zo tegen hem praat. Ze vertrouwt hem toe dat ze houdt van een getrouwde man die dat zelf niet weet. En zo komt het gesprek weer op Antons ouders en op Peter. Tenslotte valt hij in slaap. Na ruim een uur wordt hij uit de cel gesleurd door een SS’er, die woedend is dat ze hem bij die ‘terroriste’ hebben opgesloten. Anton blijkt bloed van haar op zijn gezicht te hebben, waaruit blijkt dat ze aan haar hand gewond is. De officier komt dat ‘vervloekte communistenwijf’ halen om haar naar de Euterpestraat te brengen. Anton wordt op een motorfiets naar de Ortskommandantur gebracht, waar hij even meneer Korteweg ziet. De volgende morgen wordt hij gewekt door de vriendelijke Feldwebel. Hij krijgt te eten en heeft een gesprek met een even vriendelijke en bovendien Nederlands sprekende Ortskommandant. Deze omzeilt het antwoord op Antons vraag naar zijn vaden en moeder. Felfwebel Schulz zal hem begeleiden naar zijn oom en tante Van Liempt in Amsterdam. Hij wordt in dikke legerkleren gepakt en mag meerijden in een klein konvooi vrachtwagens. Dit wordt kort voor Amsterdam beschoten door een spitfire. Er zijn slachtoffers, waaronder Schulz, die gruwelijk gewond raakt in een poging Anton te redden. In Amsterdam ontfermt een Duitse generaal zich over hem. De man is verbijsterd over de behandeling die Anton heeft ondervonden. Er zijn zelfs geen papieren, want die had de Feldwebel. Korte tijd later haalt oom Peter hem op. Anton voelt dat hij de dobbelsteen van het mensen-erger-je-niet-spel nog in zijn zak heeft. Tweede episode, 1952 Het eerste hoofdstuk is een terugblik naar mei 1945. Oom Peter hoort kort na de bevrijding in Haarlem dat Antons ouders op de rampavond in januari zijn doodgeschoten, tegelijk met negenentwintig gijzelaars; meneer Beumer heeft het gezien. In juni komt het bericht dat ook eter die avond is doodgeschoten. Voor Anton komen beide mededelingen dan al als een ‘boodschap uit voorhistorische tijden’. Hij doorloopt het gymnasium en gaat medicijnen studeren. Over de oorlog leest hij nooit meer iets: ‘Het gezin, waarvan hij deel had uitgemaakt, was onherroepelijk uitgeroeid, en aan die wetenschap had hij genoeg’. (Blz. 80) Pas in 1952 gaat hij weer naar Haarlem, als hij een uitnodiging krijgt voor een feestje van een medestudent. Een oudere broer van die studiegenoot, een student tandheelkunde, heeft het hoogste woord over de dreiging van de communisten in Korea. Anton houdt zich afzijdig, hij voelt zich onbehaaglijk: ‘Hij had nooit meer naar Haarlem mogen gaan, hij had het moeten begraven, zoals doden begraven worden (Blz. 85) ... - maar nu hij er eenmaal was, wilde hij voorgoed afscheid nemen’ (p. 86). Hij gaat naar de kade. Als hij staat te mijmeren voor de lege plek waar zijn huis heeft gestaan, roept mevrouw Beumer hem binnen. Meneer Beumer is een demente, oude man geworden. Mevrouw Beumer vertelt dat er wel eens een onbekende man heeft staan kijken naar de plek waar ‘Buitenrust’ heeft gestaan. De Kortewegs zijn vlak na de bevrijding vertrokken, zonder iets te zeggen. Mevrouw Beumer kent de rol van de Kortewegs in het drama niet en dat zijn moeder een Duitser is aangevlogen en dat zij en Antons vader daarna zijn neergeschoten als beesten. Voordat ze er meer over kan vertellen, gaat Anton weg. Hij loopt langs het monument aan de overkant, opgericht voor de slachtoffers van de januari-avond, waarvan hij het bestaan niet kende. Hij leest de namen van zijn ouders, niet die van Peter. Dan gaat hij terug naar Amsterdam. Zijn oom zegt hem dat hij hem wel verteld heeft van het monument, maar dat Anton de onthulling niet wilde bijwonen. Anton herinnert zich dat niet meer en voor het eerst voelt hij iets van angst voor dat afgesloten verleden; ‘Iets zuigends, een donker ga twaar dingen in vielen zonder ooit een bodem te bereiken.’ (p. 106) Derde episode, 1956 Sinds zijn kandidaatsexamen in 1953 woont Anton in een appartement in het centrum. Het verleden lijkt steeds verder weg, maar het blijft zijn reacties beïnvloeden. Na zijn doctoraal examen, tijdens zijn co-assistentschap, besluit hij zich in anesthesie te specialiseren, vooral omdat hij geboeid is door het verschijnsel narcose. Voor politiek interesseert hij zich niet. Op aanraden van zijn oom stemt hij op de sociaal-democraten. Hij woont vlak bij het hoofdkwartier van de communistische partij, waar na de inval van de Russen in Hongarije hevige relletjes zijn. Een van de deelnemers daaraan is Fake Ploeg; hij herkent Anton. Waarom weet hij niet, maar hij nodigt Fake uit om mee te gaan naar zijn kamer. Fake, die precies op zijn vader lijkt, is naar Amsterdam gekomen om stenen te gooien. Op aandrang van Anton vertelt Fake over de tijd na de oorlog: zijn moeder in een kamp, hij in een internaat, verhuisd naar Den Helder, ambachtsschool in plaats van lyceum en armoe. Fake is opstandig: ‘We zitten bij elkaar in de klas, jouw ouders worden doodgeschoten, en toch studeer je medicijnen. Maar mijn vader wordt omgelegd en ik repareer geisers’. (p. 122) Het gesprek wordt steeds geladener, als blijkt dat Fake ook hetzelfde dénkt als zijn vader met name over ‘diezelfde rotcommunisten ... die hem hebben vermoord’ . (p. 124) Die acht hij ook schuldig aan de dood van Antons ouders, want ze hadden kunnen weten wat de gevolgen zouden zijn van hun aanslag. Hij verdedigt zijn vader als iemand met vaste beginselen en als Anton cynisch vraagt of zijn vaders naam soms ook op het monument had moeten staan, barst hij in snikken uit. ‘Toen jouw huis in de fik ging, kregen wij het bericht dat onze vader dood was. Heb je daar wel eens aan gedacht? Ik wel aan wat jou is overkomen, maar jij ook aan mij?’ (p.128) Radeloos gooit hij de spiegel in scherven en rent weg. Even komt hij nog terug om te zeggen dat hij nooit vergeten is dat Anton de klas inkwam, toen hij daar zat in het uniform van de jeugdstorm. Antons kamer is een puinhoop, want ook de oliekachel is gaan roeten. Vierde episode, 1966 In 1959 doet Anton artsexamen en krijgt hij assistentschap in de anesthesie. Zijn eerste vrouw, Saskia de Graaff, ontmoet hij in 1960 in Londen. In 1961 trouwen ze. De vader van Saskia, die in de oorlog een hoge functie in het verzet heeft gehad, is net zo zwijgzaam over die periode als Anton. Begin juli 1966 bezoekt Anton, samen met Saskia en zijn vierjarige dochtertje Sandra, de begrafenis van een journalist die bevriend was met De Graaff. De begrafenis, in een dorp ten noorden van Amsterdam, wordt bezocht door mensen die elkaar kennen uit het verzet: een minister, een beroemde dominee, een dichter, een uitgever, de burgemeester van Amsterdam. Het lijkt wel een reünie, vooral na de begrafenis, als de bezoekers in een café samenkomen. Er ontstaat een heftige discussie over de rol van de Amerikanen in Vietnam, over communisme en anti-communisme, over het koninklijk huis. In een stilte vangt Anton de volgende zin op: ‘Ik schoot eerst in zijn rug, en toen een keer in zijn schouder en in zijn buik, terwijl ik hem voorbijfietste.’ (p. 148) De man die dit zegt is Cor Takes. Anton reageert in een reflex: ‘Kwam er toen nog een vierde en een vijfde schot? En toen nog een zesde?’ (p.149) Als Takes begrijpt wie hij is, neemt hij hem mee naar het stille kerkhof. Anton wil eigenlijk niet praten, om het gebeurde toch niet meer te herstellen is, maar Takes dwingt hem er min of meer toe. Hij dwingt hem ook te luisteren naar de gruweldaden van Ploeg. Anton constateert dat Takes de aanslag zit te rechtvaardigen, al legt hij de schuld voor de represailles duidelijk bij de Duitsers. Alsof hij wil aantonen dat niet alleen Anton geleden heeft onder de gevolgen van de aanslag, vertelt Takes dat zijn jongste broer een van de vermoorde gijzelaars was. Takes blijkt niets te weten van het gesleep met het lijk van Ploeg. Hij is verbluft en vindt het stom dat ze het lijk niet gewoon hebben binnengehaald en weggewerkt. De hele scène staat Anton steeds duidelijker voor de geest, maar hij weet geen verklaring voor het feit dat de Kortewegs het lijk voor hun deur hebben gelegd en niet voor die van Aarts. Hij wil bovendien het verleden later rusten, terwijl Takes juist alles wil weten. Daarom is hij ook regelmatig teruggegaan naar de kade. Hij bekent waarom deze ene aanslag hem zo dwars zit: als gevolg ervan is zijn vriendin geëxecuteerd. Anton beseft ineens dat zij de vrouw in de cel moet zijn, en ook dat hij haar eigenlijk altijd heeft gezocht. Op dit moment sterft ze voor hem, hij is hevig ontroerd. Hij kan niets over haar en het gesprek in de cel vertellen, alleen dat ze gewond was, toch is Takes ervan overtuigd dat zij het geweest is. Hij vertelt dat ze Truus Coster heet en dat Ploeg haar had aangeschoten. Drie weken voor de bevrijding is ze in de duinen geëxecuteerd. Nu huilen beide mannen. Ze worden door een bezorgde Saskia en een woedende mevrouw De Graaff van het kerkhof gehaald: ‘Kunnen jullie dan nooit ophouden over die rotoorlog?’ (blz. 166). Voor ze afscheid nemen, stopt Takes een briefje in Antons zak. Daarop staan Takes’ adres en telefoonnummer. Anton, Saskia en Sandra gaan met Saskia’s ouders ergens buiten eten. Anton is zwijgzaam tegenover Saskia en tegenover De Graaff, die zelf ook niet verder komt dan: ‘Misschien is het wel een geluk voor je, wat er vanmiddag gebeurd is. We hebben het allemaal opgeschort, maar nu komen de problemen’ (blz. 171). Later gaat Anton met Saskia en Sandra naar het strand. Hij is uit zijn evenwicht door de gebeurtenissen. Tijdens het zwemmen bevindt hij zich even in een soort bedreigend tussengebied en als hij op het strand in slaap valt, droomt hij van zijn oude huis. ‘s Avonds bedenkt hij dat het leven blijkbaar alles aan het licht komt. Hij verlangt ernaar de foto van Truus te zien die Takes heeft. Op dat moment herkent hij een foto van Saskia het beeld dat hij onbewust in zijn hoofd heeft van Truus: daarom heeft hi Saskia willen trouwen. Of heeft hij het beeld van Truus pas gevormd, nadat hij Saskia ontmoet heeft? Hij voelt dat hij met dit soort gedachten zijn huwelijk op het spel zet. Toch belt hij Takes. De volgende dag gaat hij naar Takes, die in een verslonsde omgeving woont. Takes is woedend, omdat Lages is vrijgelaten. Voor hem is het nog steeds oorlog constateerd Anton, die zelf opvallend rustig blijft. Ze gaan naar het souterrain, een soort verzetshoofdkwartier, waar alles gebleven is zoals het in de oorlog was. Anton ziet Truus’ foto. Ze lijkt niet op Saskia, alleen de blik in haar ogen in dezelfde. Takes, die half dronken is, wil weten wat Truus die nacht gezegd heeft, maar Anton kan zich niets van het gesprek herinneren. Dan vertelt Takes over zijn verhouding met Truus: hij had zijn gezin in de steek gelaten voor haar, maar zij hield niet van hem. Hij vertelt over hun urenlange gesprekken over moraal, maar ook over de aanslag: zijn halfmislukte schoten, daarna twee schoten van Truus en het schot van Ploeg waarmee hij Truus verwondde. Takes heeft het pistool van Truus als een relikwie bewaard. Nu is Anton wel geëmotioneerd. Dan komt ook nog het bericht dat een van de ex-verzetsmensen zelfmoord heeft gepleegd, omdat Lages is vrijgelaten. Laatste episode, 1981 Anton is in 1967 gescheiden van Saskia en in 1968 hertrouwd met Liesbeth, die kunstgeschiedenis studeert. In 1969 wordt hun zoon Peter geboren. Saskia is ook hertrouwd , maar de verhouding tussen haar en Anton blijft goed. Hij verdient zoveel, dat hij zich vier huizen kan veroorloven. Zijn migraine wordt wat minder, maar tegen zijn veertigste wordt hij neerslachtig en hij krijgt nachtmerries. Tijdens een verblijf in Italie raakt hij in een crisis, die begint als zijn blik valt op een aansteker in de vorm van een dobbelsteen. Het lijkt op de onrust die hij voelde tijdens en na het strandbezoek in 1966, maar dit is veel ernstiger. Na een injectie kalmeert hij. De aanvallen herhalen zich, maar minder erg en ze blijven ten slotte weg. Het verleden lijkt steeds verder weg te schuiven, wanneer oude mensen die hij goed kent, sterven: zijn tante, zijn voormalige schoonouders. In 1978, als Sandra zestien is, gaat hij op haar verzoek met haar naar Haarlem. Op de plaats van zijn huis staat een bungalow, ook de ander huizen zijn veranderd en alle ruimte is volgebouwd. Nadat ze samen naar het monument hebben gekeken, vertelt Anton haar over het gesprek met Truus Coster. Als Sandra zegt dat het gebeurde toch de schuld is van Truus, komt iets van wat zij toen gezegd heeft weer bij hem boeven: ‘Iedereeen heeft gedaan, wat hij heeft gedaan, en niet iets anders’ en ‘... hij denkt dat ik niet van hem houd ...’ (Blz. 220). Hij beseft dat alle herinneringen toch nog in zijn geheugen zijn opgeslagen. Hij is ontroerd, maar beheerste zich. Sandra voelt kennelijk wat er in hem omgaat en stelt voor het graf van Truus te bezoeken op de erebegraafplaats in Bloemendaal. Ze koopt en roos, een paarse, omdat de rode uitverkocht zijn, en legt die op het graf. Cor Takes, die hij wil vertellen wat hij zich nu herinnert van het gesprek in de cel, is onvindbaar. Hij ziet hem nog één keer, in een televisieprogramma over het verzet. Op nog een manier wordt hij herinnerd aan het verleden: door de stad rijden steeds vaker bestelwagens met de letters FAKE PLOEG SANITAIR BV. Op 21 november 1981 krijgt Anton een ondraaglijke kiespijn. Zijn tandarts wil hem alleen behandelen als hij belooft mee te lopen in de grote demonstratie tegen de atoombewapening. Die tandarts is Gerrit-Jan van Lennep die hij in 1952 op het tuinfeest heeft ontmoet en die toen vond dat hij in Korea tegen de communisten moest gaan vechten. Anton, die aanvankelijk heel huiverig staat tegenover de demonstratie, voelt zich op aangename wijze opgenomen in menigte. In het begin loopt zijn zoon Peter met hem mee, maar die gaat daarna zijn eigen gang. Later ontmoet hij Sandra, die in verwachting is, met haar vriend Bastiaan. Hun korte gesprek loop op niets uit: ze irriteren elkaar. Dan botst hij op tegen Karin Korteweg, die hij aanvankelijk niet herkent. Even is hij radeloos, maar hij weet zich te beheersen. Na lange aarzeling en op zijn aandringen begint ze te vertellen. Na lange aarzeling en op zijn aandringen begint ze te vertellen. Peter is bij hen naar binnen gevlucht, volkomen overstuur en heeft hen gedreigd. Haar vader liet dat zo: het zou hun onschuld bewijzen en Peters schuld. Peter wordt door de Duitsers neergeknald en karin en haar vader worden naar de Ortskommandantur gebracht. Anton herinnert zich dat hij Korteweg daar heeft gezien. Zij heeft de Duitsers verteld dat Peter niets met de aanslag te maken had en ook dat zij en vader het lijk versleept hebben. Het interesseert hen niets. Met haar vader heeft ze nooit meer over het gebeurde gepraat. Na de bevrijding zijn ze geemigreerd naar Nieuw-Zeeland, ze denkt omdat haar vader bang was voor Antons wraak. Daar heeft hij in 1948 zelfmoord gepleegd. Anton ervaart die mededeling als een soort genoegdoening. Karin vertelt waarom haar vader Ploeg heeft versleept: hij was bang dat de Duitsers hun huis zouden vernielen en daarbij zijn hagedissen doden. Hij had niet voorzien dat ze als represaille bewoners zouden doden. Toen bleek dat dat toch gebeurd was, heeft hij de beesten doodgetrapt. Ten slotte wil Anton nog antwoord op een vraag: waarom hebben ze het lijk niet bij Aarts voor de deur gelegd? Karin wilde dat ook, maar haar vader wist dat daar drie joden ondergedoken zaten. Nu weet Anton dus alles en hij kan ook niet meer verdragen. Hij neemt haastig afscheid en laat Karin hulpeloos achter. Hij vindt snel zijn zelfbeheersing terug, als hij wordt opgenomen in de stroom demonstranten. Plotseling is Peter er ook weer, samen lopen ze verder. ‘En met zijn hoofd een beetje schuin, als iemand die iets hoort in de verte, laat hij zich meenemen door de stad naar het vertrekpunt; met een korte beweging gooit hij zijn sluike grijze haar naar achteren, zijn schoenen sloffen en het is of zij wolkjes as opwerpen, ofschoon nergens as te zien is’ (Blz. 254). Periode waarin het verhaal zich afspeelt: Het verhaal speelde zich af vanaf januari 1945 tot en met juli 1982. Vertelde tijd: Vertelde tijd: bijna 37 jaar Eerste episode: 1945, één dag en een deel van de dag erna Tweede episode: 1952, één dag Derde episode: 1956, één dag Vierde episode: 1966, twee dagen Laatste episode: 1981, één dag Vanaf de tweede episode ontmoet Anton steeds iemand die nauw betrokken was met de aanslag. In de tweede episode was dat Mevrouw Beumer, in de derde episode Fake Ploeg, in de vierde episode Cor Takes en in de laatste episode Karin Korteweg. Verteltijd: De verteltijd is 7,5 uur Verhouding tussen verteltijd en de vertelde tijd: De verteltijd is veel korter als de vertelde tijd net zo als bij de meeste boeken. Vertelperspectief: De vertelinstantie is de achterafvertellende hij-verteller. Citaten: Ook al voordat de catastrofe plaatsvond, had Anton de naam ‘Buitenrust’ als iets dat buiten rust was, -zoals ‘buitengewoon’ niet op het gewone van het buitenzijn zijn slaat (en nog minder op het buiten wonen in het algemeen), maar op iets dat nu juist niet gewoon is. (Blz. 7,8) Hier wordt verteld over een catastrofe, die pas later in het verhaal beschreven wordt. Als hij later iemand ontmoette die zo heette, of die Ton of Dolf werd genoemd, dan schatte hij soms of hij in de oorlog geboren was, -zo ja, dan waren zijn ouders met mathematische zekerheid fout geweest, en niet zo’n beetje ook. (Blz. 20 r. 18-22) Hier wordt weer vooruit gewezen. Het verschil met het vorige citaat is dat het hier gaat om een gedacht die niet in het verhaal verder wordt beschreven. Midden op de verlaten straat, voor het huis van meneer Korteweg, lag een fiets waarvan het omhoogstekende voorwiel nog draaide, - een dramatisch effect, dat later close in elke verzetsfilm zou verschijnen. (Blz. 25 r. 5-9) Hier wordt alweer vooruit gewezen. Het verschil met de vorige twee citaten is dat het hier niet gaat om een gebeurtenis uit Antons leven maar om een gebeurtenis uit de realiteit. Er komen in het boek ook een aantal auctoriale gedeelten in het boek voor. Ik geef er enkele: Citaten: Anton nog te jong om werkelijk aan het verleden te kunnen denken, onderging elke nieuwe gebeurtenis als iets, dat het voorgaande verdrong en vrijwel ongedaan maakte. (Blz. 65 r. 12-15) Wie hem in die coupé uit het raam zag kijken, op een blonde houten bank van de derde klas, in een geconfisqueerde wagen van de Reichsbahn, zag een lange, twintigjarige jongeman met sluik, donker haar, dat geleidelijk over zijn voorhoofd zakte, waarna hij het met een korte hoofdbeweging weer naar achteren wierp. Om een of andere reden had die beweging iets sympathieks, misschien omdat zij zich zo vaak herhaalde, waar iets geduldigs uit sprak. (Blz. 82 r. laatst - blz. 83 r. 9.) In beide citaten wordt de persoon Anton van buitenaf beschreven. Perspectief Omdat er twee vertelinstanties aanwezig zijn, is er sprake van een wisselend perspectief. De functie hiervan is om de lezer te vertellen hoe de persoon eruitziet. Ruimte: Fysische ruimte Het verhaal speelt zich af in de rand van Haarlem in de proloog en de eerste episode. Hier woonden Anton met zijn ouders en zijn broer. In de straat lagen vier huizen. Van links naar rechts liggen ‘Welgelegen’, ‘Buitenrust’, ‘Nooitgedacht’ en ‘Rustenburg’. In ‘Welgelegen’ woont de familie Beumers. In ‘Buitenrust’ woont de familie Steenwijk. In ‘Nooitgedacht’ woont de familie Korteweg. Dit huis heette ervoor ‘Eleutheria’. In ‘Rustenburg’ woont de familie Aarts. Alle vier de huizen stonden niet ver van elkaar. De huizen hadden kleine balkons, erkers en steile daken. Het dak van het huis van de ouders van Anton was van riet. Opzij en achter de huizen lag opgespoten veld. In de tweede episode woont Anton bij zijn oom en tante in Amsterdam-Zuid. Hij gaat naar Haarlem, naar een tuinfeest. Als hij naar zijn ouderlijk huis gaat, dat er dus niet meer staat, staan er dus ook maar drie huizen in de straat. In de derde episode woont Anton in een flatje in Amsterdam. Vlak bij het gebouw van de communisten. De vierde episode speelt zich eerst af op het kerkhof. Later speelt het zich af bij Cor Takes thuis. Het is een troep bij Takes thuis. De laatste episode speelt zich af in Antons huis in Italië en in Amsterdam tijdens de demonstratie. Anton heeft dan vier huizen. Psychische ruimte De vier huizen, die Anton in de laatste episode bezit is gelijk aan het aantal huizen dat in de straat in Haarlem staan. Misschien dat dat betekent dat een van de huizen Anton pijn zal bezorgen. Ook is het misschien niet toevallig dat het flatje van Anton in de derde episode vlak bij het gebouw van de communistische partij is. Dit hangt samen met de aanslag, die volgens Fake gepleegd is door de communisten. Dat betekent misschien dat Anton een zekere sympathie voor de communisten zou hebben. Ook al bemoeit Anton zich niet met politiek. Zintuiglijke waarnemingen Anton hoort muziek. Op bladzijde 86 hoort hij ‘Thands for the memory’. En op bladzijde 150 ‘It’s been a hard day’s night’. Bij het eerste geluid is hij weer voor het eerste in Haarlem na de aanslag. Dus dan gaat hij zijn herinneringen weer ophalen. Bij het tweede geluid heeft hij net vernomen dat iemand bij hem aan tafel de aanslag heeft gepleegd. Dit komt voor Anton als een schok aan. Taalgebruik en stijl: Ik vond dat er veel moeilijke woorden in stonden met veel dingen waar ik helemaal geen verstand van had of niets vanaf wist. Volgorde van de gebeurtenissen: De volgorde van de gebeurtenissen waren chronologisch Verhaallijn: Er is maar een verhaallijn en dat is die van Anton Steenwijk alles draait om hem. Spanning: Er zat niet veel spanning in het boek alleen maar aan het begin wanneer hij nog een kind is. Daarna zijn het allemaal gebeurtenissen die terugslaan op zijn verleden. Door die vele herhalingen is er weinig aan het boek, omdat je alles al weet. Daardoor wil je eerder stoppen met lezen. Personages: Hoofdpersonen De hoofdpersoon is Anton Steenwijk. Het hele verhaal wordt vanuit zijn ogen verteld. Anton heeft als jongen het donkere en bruine van zijn vader. Hij heeft een nootkleurige huid, die rondom zijn ogen iets bruiner is. Hij is als jongen naïef omdat hij als de Duitsers de ramen inslaan, hij boos wordt, omdat er in de oorlog nergens glas te krijgen is. Hij heeft dus niet door dat de Duitsers het huis in de brand zullen steken. De naïviteit van Anton blijkt ook uit het volgende citaat. Ook Anton begon de gloed te voelen in de auto. Door het uitgebouwde dakraam aan de linkerkant wapperden spitse vlammen: daar verging zijn kamer nu, maar hij kreeg het ten minste iets warmer. (Blz. 41 r. 19-23) Als Anton ouder wordt en het artsexamen heeft gedaan heeft hij langer haar. Hij sloft dan ook wat om de verpleegsters aan te trekken. In 1960 trouwt hij zijn eerste vrouw. Ze heet Saskia de Graaff. In 1967 scheidt hij weer van haar en weer een jaar later trouwt hij met Liesbeth. Hij heeft veel last van migraine en op zijn veertigste voelt hij zich neerslachtig en moe. Ook heeft hij last van nachtmerries. Ook heeft hij last van aanvallen, die op den duur wel weer minder worden. Speaking name Anton Steenwijk is een speaking name, omdat zijn initialen AS zijn. Zie hiervoor de motieven. Round-character/flat-character/type Anton Steenwijk is een round-character, omdat je veel over hem weet. Je weet zijn gedachten en verder zijn hele levensverhaal. Bijpersonen In elke episode komen een aantal bijpersonen voor. Eerste Episode: - Peter Peter wil als het lijk van Fake Ploeg door de buren voor het huis van de familie Steenwijk is neergelegd, het lijk weer terugleggen of bij de familie Beumer leggen. Als hij bezig is, komen de eerste politieagenten en moet hij vluchten. Als hij bij de buren naar binnen vlucht, en hen met de dood bedreigd, omdat zij het lijk hebben verplaatst, wordt hij door een Duitser gezien en doodgeschoten. - Vader Hij is griffier bij de bank. Hij kijkt alleen maar toe als de Duitser binnenvallen. Hij doet niets. Als hij Peter wil roepen durft hij niet. - Moeder Moeder probeert om Peter tegen te houden als hij Fake Ploeg wil verslepen. - Truus Coster Zij is de verzetsvrouw. Ze heeft samen met Cor Takes de aanslag op Fake Ploeg gepleegd. Zij zat samen met Anton in de cel van het politiebureau in Heemstede. Zelfs in de cel met de dood voor ogen blijft ze hoge ethische waarden handhaven. Dit blijkt uit het volgende citaat: De haat is de duisternis, dat is niet goed. Hoewel, de fascisten moeten we haten en dat is wel goed. Hoe kan dat eigenlijk? Ja, dat is omdat wij ze haten in naam van het licht, terwijl zij alleen maar haten in naam van de duisternis. Wij haten de haat, en daarom is onze haat beter dan de hunne. (Blz. 54 r. 1-7) Tweede Episode: - Mevrouw Beumer Derde Episode: - Fake Ploeg Fake Ploeg: Zoon van de vermoorde NSB-er. Hij heeft zich omhooggewerkt van de vernederingen die hij als zoon van een NSB-er na de oorlog heeft moeten ondergaan. Zijn houding over de actuele gebeurtenissen wordt bepaalt door die vernederingen en de wil zijn vader te rechtvaardigen. Hij wil in tegenstelling tot Anton de oorlog niet vergeten. Vierde Episode: - Saskia Saskia de Graaff: Antons eerste vrouw. Zij is Stewardes en hij ontmoet haar in London. Ze hebben een dochter, Sandra - Cor Takes Cor Takes heeft met Truus Coster de aanslag op Fake Ploeg gepleegd. Hij was verliefd op haar. Hij is een vriend van de vader van zijn eerste vrouw, De Graaff. Hij praat veel met Anton over de aanslag en Truus Coster. Laatste Episode: - Sandra Sandra is Antons eerste dochter. Sandra: staat model voor de generatie die 1980 volwassen wordt; wonen in een kraakpand, ongehuwd moeder worden. - De Graaff De Graaff zijn opvattingen over politieke gebeurtenissen worden bepaalt door de gebeurtenissen in de tweede wereldoorlog. De Amerikanen zijn goed en hun vijanden zijn slecht. Zie blz. 20 Samenhang personages Anton praat in de gevangenis met Truus Coster nog als kleine jongen. De rest van zijn leven zoekt hij naar deze vrouw, terwijl zij vlak na nacht met Anton er gefusilleerd door de Duitsers. Zij stierf. Op dit moment stierf zij voor hem, eenentwintig jaar geleden, en tegelijk daarmee verrees zij als wat zij voor hem betekend had, eenentwintig jaar lang, verborgen in duisternis en zonder dat hij eigenlijk ooit aan haar dacht, want dan had hij zich moeten afvragen of zij nu leefde. Daarstraks nog had hij haar gezocht, in de kerk, en later weer in het café, -dat begreep hij nu pas. Daarom ook was hij naar deze begrafenis gegaan, waar hij niets te maken had. (Blz. 163 r. 22-31) Uit deze passage blijkt dat Truus voor Anton reeds eenentwintig jaar wat betekend. In de diepe schemer was nauwelijks te onderscheiden wat er op stond, maar ook zonder dat hij het goed zag wist hij het: Saskia - in een zwarte jurk tot op haar enkels, haar buik gezwollen van Sandra, die een paar dagen later geboren zou worden. Het was niet waar, dat hij geen voorstelling had gehad van de jonge vrouw die Truus bleek te heten. Zo was van meet af aan zijn voorstelling van haar geweest, zo en niet anders: als Saskia! Dat was wat hij met de eerste oogopslag in haar had herkend, die middag bij de ‘Stone of Scone’. Saskia was de afbeelding van een voorstelling, die hij sinds zijn twaalfde met zich meegedragen moest hebben zonder het te weten, en die pas aan haar zichtbaar was geworden - niet als herkenning van die voorstelling, maar als zijn onmiddellijke liefde, de onmiddellijke zekerheid dat zij bij hem moest blijven en hem een kind baren. (Blz. 178 r. 16-31 en blz. 179 r. 1-2) Uit deze passage blijkt dat hij Saskia met Truus onbewust heeft vergeleken. In zijn zoektocht heeft hij Saskia ontmoet. Toen zag hij de foto. (Blz. 190 r. 24) Saskia. Het was Saskia, die hem aankeek. Natuurlijk was het niet Saskia, zij leek zelfs niet op haar, maar de blik in de ogen was die van Saskia, zoals hij die voor het eerst in Westminster Abbey had gezien. (Blz. 191 r. 1-4) ‘Is het d’r?’ (vroeg Cor Takes. - red.) ‘Ze moet het zijn, ze moet het zijn ...’ zei Anton, zonder zijn ogen van de foto af te wenden. (Blz. 191 r. 17-20) Hier komt Anton er zelf achter waarom en hoe Saskia op Truus lijkt Genre: Dit boek is een roman omdat er veel conflictsituaties en de lezer volgt de hoofdpersoon een langere tijd waardoor meerdere karaktertrekken duidelijker worden. En omdat het verhaal zich afspeelt in een grote omvang en er veel personen in voorkomen Motieven: Dobbelsteen Steenwijk legde zijn boek geopend naast zich neer, en even later was er niets anders te horen dan het stuiteren van de dobbelsteen en de stappen van de spionnen over het karton. (Blz. 23 r. 6-3 van onder) Anton die juist de dobbelsteen wil gooien, verstart en kijkt naar zijn moeder, zijn moeder en zijn vader, zijn vader naar de tussendeuren; maar Peter tilt de mantel van de carbidlamp en zet hem op het bord. (Blz. 24 r. 5-9) Hij merkte dat hij nog steeds de dobbelsteen in zijn hand had en stopte hem in zijn zak. (Blz. 27 r. 3-1 van onder) Zijn andere hand werd koud en hij stopte hem in zijn zak, waar hij iets voelde dat hij niet thuis kon brengen. Hij keek: het was de dobbelsteen. (Blz. 73 r. 6-8) Zijn oog viel op de witte tafelaansteker in de vorm van een dobbelsteen, die hij eens van Liesbeths ouders had gekregen.(Blz. 212 r. 13-16) Hierna krijgt Anton een crisis. Bij de laatste vier van deze citaten, is er steeds sprake van een wending in het verhaal. Het tweede citaat gebeurt net als Fake Ploeg senior weggewerkt is. Het tweede citaat is vlak voor dat als de Duitsers het huis binnen vallen. Het derde citaat is als Anton zijn leven in Amsterdam begint. De dobbelsteen staat dus voor het lot. Het lot beslist hoe en of Anton zijn vervolgt. De klinkers van de rijweg aan de voorkant waren in een visgraatmotief gelegd. (Blz. 9 r. 7-8) Dat was een steen, die ze doormidden sloegen. (Blz. 22) In zijn rechterhand had hij een grote grijze kei, (Blz. 117 r. 12,13). ‘Dag Ton,’ zei hij. Anton keek in het brede, ruwe gezicht. Opeens zag hij het. ‘Dag Fake.’ (Blz. 117 r. 22-25) Onder de houten zitting een grote kei, de ‘Stone of Scone’. (Blz. 135 r. 24,25) Op deze plek ontmoet hij zijn eerste vrouw Saskia. Tevens is het monument voor het ouderlijk huis van Anton van steen. Daarnaast heten de broer én de zoon van Anton Peter. Peter betekent ‘Rots in de branding’. De steen staat voor het eeuwenoude; iets dat alles overleeft. Stenen nemen een belangrijke rol in Antons leven. Hij komt ze steeds weer tegen. De steen is een leidmotief, omdat het iets tastbaars is en het buiten het verhaal geen betekenis heeft. De hele wereld ligt er vol mee. Schuldvraag Anton voert drie discussies over de schuldvraag. Omdat het juist drie discussies zijn, is het antwoord misschien wel juist. Omdat het getal 3 het getal gods is, en daarom voor de waarheid staat. Ook kan het aantal voor geen antwoord staan. Hij voert de eerste met Fake. ‘Is er niet bovendien,’ zei hij voorzichtig, ‘een zeker verschil tussen de dood van jouw vader en die van mijn ouders?’ ‘Wat voor verschil?’ vroeg Fake agressief. ‘Mijn ouders waren onschuldig.’ ‘Mijn vader ook.’ (Blz. 123 r. 3-9) ‘Ik weet niet waar je heen wilt, maar dit kan ik je zeggen, dat mijn vader wat betreft de communisten in elk geval gelijk heeft gehad. (Blz. 124 r. 13-16) Ze (de verzetsmensen) wisten dat er represailles zouden komen, en toch schieten ze hem voor jouw huis neer. Kon ze niks verdommen, anders hadden ze het lijk wel verborgen. (Blz. 124 r. 17-21) ‘Mijn familie,’ zei hij, terwijl hij zijn vrije hand in zijn nek legde, ‘is niet door de communisten uitgeroeid, maar door de vrienden van jouw vader.’ ‘En die communisten wisten, dat dat zou gebeuren.’ ‘Dus is het hun schuld ...’ ‘Allicht. Van wie anders?’ (Blz. 125 r. 4-10) ‘En voor die overtuiging hebben ze hem kapotgeschoten, nergens anders voor, en dat heeft jouw familie ook het leven gekost. Als ze het niet hadden gedaan, hadden jouw ouders nog geleefd. Mijn vader zou misschien een paar jaar in de bak hebben gezeten en nu al lang gewoon bij de politie werken’ (Blz. 127 r. 17-23) Fake geeft de verzetsmensen de schuld en Anton de Duitser met de NSB. Verder volgt de discussie tussen Cor Takes en Anton. ‘Hij had trouwens nog twee dochters. De jongste was toen vier.’ ‘Net zo oud als de mijne nu.’ ‘Zo zie je dus, dat dat geen verzachtende omstandigheid is.’ (Blz. 152 r. 28-32) Hij had een zweep met ijzerdraad er in gevlochten, waarmee hij de vellen van je gezicht sloeg en van je blote kont, en dan douwde hij je met je achterste tegen de gloeiende kachel. (Blz. 153 r. 14-17) Discussie met Karin Later, in de laatste episode, spreekt Anton met Karin als hij terugkomt van de manifestatie. Zij vertelt hem haar kant van het verhaal. Parafrase verhaal Karin (Blz. 238-243) Opeens stond Peter met het pistool van Ploeg bij hen in de kamer. Hij was helemaal verwilderd. Hij zei dat ze schoften waren, en dat hij hen overhoop ging schieten. Karin zei dat hij het pistool weg moest doen, en hij zich moest verstoppen. De vader van Karin kwam het goed uit dat hij onder schot werd gehouden. Omdat hij dan voor de dader van de moord op Ploeg zou worden gezien. Toen is Peter door het raam door een Duitser dood geschoten. ‘En daar,’ zei zij, ‘heeft hij in achtenveertig zelfmoord gepleegd.’ (Blz. 246 r. 22-23)... Sinds drieëndertig jaar was de moordenaar van Peter gewroken. (Blz. 246 r. 28-29) ‘Toen we die schoten gehoord hadden en Ploeg voor ons huis zagen liggen, was het enige dat hij zei: “Oh god, de hagedissen”.’ (Blz. 247 r. 22-24) Waren de hagedissen de uiteindelijke schuldigen? (Blz. 247 r. 27-28) ‘Misschien was dat het besef, waarmee hij niet leven kon: dat er drie mensen gestorven waren als gevolg van zijn liefde voor een stel reptielen.’ (Blz. 249 r. 2-4) ‘Ik wil maar één ding weten: waarom hebben jullie hem toen bij ons neergelegd, en niet bij Aarts, aan de andere kant?’ (Blz. 250 r. 2-4) ... ‘Ik deed al een stap hun kant op, maar toen zei mijn vader: “Nee, niet daarheen, daar zitten joden”.’ Verder is het opvallend dat het aantal overleden mensen even groot is als het aantal mensen dat door deze beslissing overleefde. ‘Misschien was dat het besef, waarmee hij niet leven kon: dat er drie mensen gestorven waren als gevolg van zijn liefde voor een stel reptielen.’ (Blz. 249 r. 2-4) De Aartsen, aan wie iedereen de pest had omdat zij zich met niemand bemoeiden: zij hadden drie joden het leven gered, en die joden - door bij hen te zijn - het hunne. (Blz. 250 r. 22-23) De betekenis is hiervan waarschijnlijk dat de keuze van de heer Korteweg schuld heeft aan het aantal doden. Door alle schuldigen die aangewezen worden kan men niet weten wie nu uiteindelijk de schuldige is. Dit zal ook nooit bekend worden. Dit is een onoplosbaar vraagstuk. Er zijn een stuk of vijf verdachten: 1. Duitsers en NSB 2. Verzet 3. Korteweg 4. Reptielen 5. Joden bij Aarts De schuldvraag is een leidmotief, omdat het iets niet tastbaars is. Het is een abstract begrip. Brand, as en verwoesting Het huis, uitgedroogd door de vorst, brandde zo gretig als een oude krant. Ook Anton begon de gloed te voelen in de auto. (Blz. 41 r. 18-20) De aswolk uit de vulkaan stijgt naar de stratosfeer, draait om de aarde en regent nog jaren later op alle continenten neer. (Blz. 77 r.1-3) Meteen daarop, met een dompige slag, vloog de deksel van de kachel vijf centimeter omhoog en ontlaadde een wolk roet. (Blz. 129 r. 5-7) Hij rook opeens een afschuwelijke stank en deed zijn ogen open. Uit de asbak steeg een blauwe zuil rook recht omhoog. Hij gooide zijn restje whisky op de gloeiende massa, maar dat maakte de stank alleen erger. (Blz. 28-30)...; met een korte beweging gooit hij zijn sluike haar naar achteren, zijn schoenen sloffen en het is of zij wolkjes as opwerpen, ofschoon nergens as te zien is. (Blz. 254 r. 4-7) Steeds komen op hoogtepunten ontploffingen of branden voor. Weet de zonnegod geen duidelijker omschrijving van deze puinhoop? (Blz. 225 r. 24-25) Dit leest Anton in een cryptogram. Op bladzijde 212 krijgt Anton een crisis. (Zie vierde citaat Motief ‘steen’) De crisis begint als hij een aansteker in de vorm van een dobbelsteen ziet. Hier worden beide motieven verbonden. Ook het motto is hier aan gewijd. Brand, as en verwoesting staan voor het leed in Antons leven. Het keert steeds weer terug in zijn leven. Brand, as en verwoesting is een leidmotief, omdat het buiten het verhaal geen verdere betekenis heeft. Thema: Het belangrijkste thema is de afweging van schuld en verantwoordelijkheid. Iemand anders is verantwoordelijk voor wat hij heeft gedaan, voor de handeling zelf, niet voor de reactie van anderen daarop. Schuldig is degene die verkeerd handelt, maar iemand kan niet schuldig worden verklaard voor handelen van een ander. Ook kun je het verschil tussen goed en kwaad en het verband tussen haat en liefde als een thema beschrijven. De verdieping (verwerkingsopdrachten): Opdracht 34 (blz 29 lit wb): Verklaar het motto van het boek Motto: Overal was het al dag, maar hier was het nacht, neen, meer dan nacht. C. Plinius Caecilius Secundus Epistulae, VI, 16 Dit motto is ontleend aan een brief die een Romeinse senator schreef aan de geschiedschrijver Tacitus, waarin hij verslag doet van de rampzalige uitbarsting van de Vesuvius in het jaar 79, waardoor Pompeji werd bedolven. De aswolk uit de vulkaan stijgt naar de stratosfeer, draait om de aarde en regent nog jaren later op alle continenten neer. (Blz. 77 r. 1-2) Dit citaat heeft waarschijnlijk met het motto te maken. Hier wordt ook waarschijnlijk mee bedoeld dat de aanslag nog verder het hele leven terugkeert in het leven van Anton. Misschien heeft het motto een directere afkomst. Het kan namelijk zijn dat met het donkere, het donkere in de cel wordt bedoeld. Opdracht 24 (blz 27 lit wb): Veewagens vol verdrukten, vluchtelingen voerden zij af en aan. Gelovigen gingen gedwee, gerust, getrouw aan Gods wil. Slechts een enkeling, helaas, kwam terug uit de hel. En zij? Zij wisten nergens van. Slachtoffers en stakkers. Stakkers en slachtoffers. emk '95 DE DAPPERSTRAAT Natuur is voor tevredenen of legen. En dan: wat is natuur nog in dit land? Een stukje bos, ter grootte van een krant, Een heuvel met wat villaatjes ertegen. Geef mij de grauwe, stedelijke wegen, De in kaden vastgeklonken waterkant, De wolken, nooit zo schoon dan als ze, omrand door zolderramen, langs de lucht bewegen. Alles is veel voor wie niet veel verwacht Het leven houdt zijn wonderen verborgen Tot het ze, opeens, toont in hun hogen staat. Dit heb ik bij mijzelven overdacht, Verregend, op een miezerigen morgen, Domweg gelukkig, in de Dapperstraat. J. C. Bloem Dit is het misschien wel bekendste gedicht uit de Nederlandse literatuur in de twintigste eeuw. Het werd rond 1946 geschreven door de dichter J.C.Bloem, die leefde van 1887 tot 1965. Het gedicht heeft minstens twee zinnen die bijna spreekwoordelijk zijn geworden: ” Alles is veel voor wie niet veel verwacht” en “Domweg gelukkig in de Dapperstraat”. Dat is wel een iets bijzonders: dat er in een gedicht van 14 regels twee regels voorkomen die vrijwel iedereen wel eens heeft gehoord. Verder kan men vaststellen dat er in dit sonnet van Bloem vrijwel de hele thematiek die er verder in al het werk van Bloem is te vinden is samengevat: versobering, berusting, onontkoombaarheid van het menselijk lot, aanvaarden wat men heeft. Een gedicht dat altijd velen zal blijven aanspreken door zijn eenvoud. C.P. van Kempen Het onderwerp: De 2de wereldoorlog vind ik altijd interssant onderwerp. Ik hehb er weleens vaker over nagedacht, omdat ik hiervoor al een boek gelezen heb dat over de 2de wereldoorlog gaat en ook zijn familie verloren had. Het boek had genoeg diepgang over het onderwerp. De hoofdpersoon werd er steeds mee geconfronteerd. Het vorige boek dt ik gelezen heb had precies hetzelfde onderwerp als dit boek. De gebeurtenissen: De gebeurtenissen zorgen ervoor dat het boek spannend blijft, dus dit is belangrijker dan de gedachten en de gevoelens van de hoofdpersoon. Het aantal gebeurtenissen was voldoende. Het boek was er niet saai door. Een vreemde en rare gebeurtenis vond ik wanneer Fake Ploeg doodgeschoten wordt en voor het huis van de hoofdpersoon wordt neergelegd, zij gelijk uit hun huis worden gehaalt en worden doodgeschoten (behalve Anton). Ze hadden nog geen bewijs of wat dan ook of zij dat hadden gedaan. De personen: Ik kon me goed inleven in de hoofdpersoon maar ik kan mezelf niet zo goed inleven in hoe het is om je ouders op die leeftijd te verliezen. De zoon van Fake trad in hetzelfde spoor (qua politiek aanhanger) als zijn vader. Dit gebeurd genoeg in de wereld om me heen dat zonen in de voetsporen van vader treden. De opbouw: Het verhaal was niet moeilijk opgebouwd, ik kon alles normaal vlot doorlezen. Er waren wel sommige dingen waarvan ik niet zo veel of niks vanaf wist, dat was af en toe wel lastig om te lezen of te begrijpen. Bij de afloop moest ik goed nadenken wie dat buurmeisje nu ook al weer precies was, wat er in het begin in het boek over haar verteld was. Het taalgebruik: Was soms niet echt makkelijk, maar het speelde niet zo'n grote rol dat ik het verhaal niet zou begrijpen. Alle gebeurtenissen werden goed beschreven hoe alles eruit zou kunnen zien. Het was dus ook niet moeilijk om een beeld voor je te trekken van de gebeurtenissen. Dit werd ook nog eens makkelijker, doordat er genoeg films over de 2de wereldoorlog zijn gemaaakt. De dialogen uit het boek waren niet moeilijk en waren ook duidelijk. Er waren geen zinnen of woorden die ik echt wil onthouden of wat dan ook. |
Andere boeken van deze auteur: |
Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen |