Boekverslag : Hans Peter Richter - Wir Waren Dabei
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 1521 woorden.

Geschreven in 1977, 2e uitgave 1980.



vertalingen verschenen in Zweden, Noorwegen, Denemarken, Engeland, Verenigde Staten en Australië.



"... und sie werden nicht mehr frei ihr ganßes leben."

Adolf Hitler, rede van 4-12-1938 in Reichenberg/Sudetenland





Hoofdpersonen



Ik-figuur

Loopt Heinz achterna in alles wat hij doet. Wil dat zijn vader trots op hem is.



Günther

Is tegen Hitler en zijn ideeën en komt daar ook openlijk voor uit. Een aardige jongen die niet bang is.



Heinz

Doet wat zijn vader zegt. Vindt Hitler een goede man met goede ideeën. Hij is een aardige, vriendelijke jongen.







Titelverklaring

Het boek vertelt hoe het werkelijk was in het Derde Rijk. Dat oorlog iets vreselijks is en dat niet alle Duitse soldaten helden waren zoals door Hitler werd beweerd. Er waren niet alleen goede tijden in Duitsland,maar ook slechte tijden. Het wordt verteld door de mensen die het zelf hebben meegemaakt.







Samenvatting

1933



Ik wordt 's nachts wakker door geschreeuw van buiten. Als ik kijk, zie ik twee mannen staan. Mijn moeder komt binnen. Er rijden twee vrachtwagens door de straat. Ik kruip dicht tegen mijn moeder aan. Als ze weg zijn, moet ik weer naar bed.

Als ik in de namiddag Heinz zie, neemt hij mij mee naar een huis. De bewoner, een communist, is doodgeschoten. In de menigte ontstaat er een discussie over de communisten en de nationaalsocialisten. SA-mannen gaan op zoek naar de moordenaar. Als ze hem hebben, nemen ze hem mee.



Als Günther, mijn vriendje, en ik voor ons huis een communistisch liedje zingen en mijn vader dat hoort, wordt hij boos. Hij vertelt dat Hitler dat niet leuk vindt en dat het daarom erg gevaarlijk is.

Wij gaan naar mijn school voor een bijeenkomst van de Partij. Op het schoolplein zien wij Heinz. Hij deelt pamfletten uit en vertelt dat hij lid is van de Hitler-Jugend.

In school verstoort Günthers vader de bijeenkomst door Hitlers partij zwart te maken. Hij wordt weggestuurd.





1934



Ik krijg van mijn oma een groen hemd zodat ik ook mee kan lopen met een mars door de stad. Zondagochtend moet ik om 9.00 uur op de plaats van vertrek zijn.

Heinz legt mij uit, dat ik altijd in de maat moet lopen.

Het is veel te vermoeiend voor mij. Heinz zegt tegen mij dat ik maar moet stoppen en dat doe ik ook. Als wij zitten uit te rusten begint iedereen "Heil" te roepen en er komt een zwarte auto aanrijden. Heinz neemt mij op zijn schouders. Uit de auto komt de vader van Heinz.



Het is winter en omdat van Hitler niemand honger mag leiden moeten de jongens geld inzamelen door speltjes te verkopen.

Na de bijeenkomst loopt Heinz met mij mee. Het verkopen van de speltjes valt niet mee. Als ik Heinz tegenkom, vertelt hij, dat hij er nog 8 heeft. Heinz doet mij voor hoe je ze moet verkopen. Ik raak alles kwijt.





1935



Na schooltijd verzamelen wij ons op het schoolplein. Het hoofd van de school vertelt dat Saarland weer door het Verdrag van Versailles tot Duitsland behoort. Hij schaamt zich voor leerlingen die het nog niet met Hitler eens zijn. Ook Günther behoort daartoe.



Als ik naar huis loop, hoor ik geschreeuw. Een aantal jongens zijn een Jood aan het pesten. Ik zie dat het Friedrich is. De jongens vragen of ik ook mee wil doen. Ik zeg dat zij hem met rust moeten laten. Günther komt ook aanrennen en neemt het voor Friedrich op. Als de jongens Günther ook in elkaar willen slaan komt er een oude man die hen uit elkaar haalt.





1936



In Rheinland komen soldaten en zij worden toegejuicht door de mensen. Ook Günther is er bij. Heinz, Günther en ik gooien bloemen en sigaretten naar de soldaten.



De Olympische Spelen zitten er aan te komen en daarom is er bij ons in de stad een sportfeest. Alleen de besten mogen meedoen. Bij ons op school wordt vandaag beslist wie er van onze school mee mogen doen.



Het is winter en het is verschrikkelijk koud. Er is weer een bijeenkomst. Er zijn nieuwelingen, waaronder Günther. Als de leider aan Günther vraagt, waarom hij niet eerder bij het "Jungvolk" is gekomen, zegt hij, dat zijn vader niet in Hitler gelooft.





1937



Wij doen met het Jungvolk een terreinspel. Er zijn twee partijen die elk een stok krijgen. De tegenpartij moet deze dan proberen te veroveren. Günther wil graag bij mij en Heinz zijn. Hij wordt door de tegenpartij stevig aangepakt omdat hij altijd achter Heinz aan loopt.

Wij kamperen met de groep en Heinz houdt 's nachts de wacht. Om de twaalf uur neem ik het over en om twee uur Günther. Wij hebben een speer als wapen. Günther raakt hem kwijt als hij naar de bosrand gaat zonder de speer. Wij zoeken 's nachts met zijn drieën om hem te vinden.

's Ochtends komt een dikke jongen met de speer. Hij had gezien wat Günther had gedaan en had de speer meegenomen in zijn tent. Günther krijgt straf, hij mag niet mee wandelen.



De leider praat tegen de groep jongens over het Duitse Rijk. Als Günther tegen Heinz zegt dat hij van hen soldaten wil maken, hoort de leider dat ook. Günther moet zich voor straf vies maken in een plas modder.





1938



Over enkele weken is Adolf Hitler jarig en dat wordt een groot feest. Mijn vader is vol lof over Hitler en gunt hem dan ook het feest.

De vader van Heinz geeft Heinz en mij een groot portret van Hitler. Wij zullen hem ophangen in ons gebouw van het Jungvolk. Ook zijn vader is vol lof over Hitler.

Günthers vader is het totaal niet eens met Hitler en voorspelt oorlog als hij land blijft opeisen.

Heinz, Günther en ik gaan op zoek naar oud ijzer. Van een papierwinkel krijgen wij genoeg om tevreden te zijn.

Heinz is kwaad als hij hoort dat Günther en ik hebben meegedaan aan het vernielen van spullen van Joden.

Günther vertelt dat hij in een boekenwinkel was om een rekenschrift te kopen toen er een woedende menigte binnenkwam om de boel te vernielen.





1939



Heinz, Günther en ik zijn nu bij de Hitlerjugend. Het bevalt Günther en mij niet om daar bij te horen. Heinz zegt dat wij niet anders kunnen. Wij gaan met de groep van de Hitlerjugend in het bos kamperen. Wij worden gewekt door een man die zegt dat wij hier niet mogen blijven staan. Op deze plaats wordt een linie gebouwd.

Als wij later voor de tent zitten, zegt Günther dat hij het niet eens is met Hitler en dat hij het totaal niet naar zijn zin heeft bij de Hitlerjugend. Hij is anders dan wij en hij zegt dat Hitler ons in een oorlog stort.



Engeland en Frankrijk hebben Duitsland de oorlog verklaard nadat Hitler Polen heeft ingenomen.

De groep fantaseert wat zij zullen doen in de oorlog.

De ene wil meehelpen Frankrijk veroveren, de andere Engeland.



1940



Heinz, Günther en ik moeten de meisjes helpen bij een feest voor soldaten die moeten gaan vechten. Wij worden alledrie verliefd op hun leidster, Hede. Tijdens het feest beledigt zij ons en wij gaan daarom eerder weg, hoewel wij nog moesten helpen opruimen.



Heinz is nu soldaat en moet naar het front. Günther en ik nemen op het station afscheid van Heinz.





1941



Heinz is voor een poosje terug en vertelt dat deze oorlog een smerige oorlog is zonder helden zoals Hitler altijd beweert. Hij vertelt van een soldaat die zich bovenop een granaat wierp om zo het leven van andere soldaten te redden.



Ook de rest van de groep onder aanvoering van Günther is soldaat geworden. De dikke jongen schiet heel goed. De onderofficier wil een weddenschap sluiten wie het beste zal schieten. Zij wedden om een fles wijn. De dikke jongen wint.





1942



Wij worden 's nachts gewekt door het luchtalarm. Iedereen gaat naar de schuilkelders. Iedereen is er, behalve de dikke jongen. Na het bombardement is de schade groot. Als wij tussen de puinhopen zoeken, vinden wij de dikke jongen. Hij is dood.

Günther mag geen aanvoerder meer zijn, omdat het zijn verantwoordelijkheid was dat iedereen in de schuilkelder moest zijn.



Wij krijgen door de oorlog steeds minder te eten. Günthers vader zegt, dat wij de oorlog moeten winnen opdat Duitsland niet ten onder gaat.



Paul, een kind dat samen met andere kinderen buiten de stad in een barak woont omdat de bombardementen op de stad toenemen, ontsnapt als wij dienst hebben. Günther gaat hem zoeken en brengt hem weer terug.

Günther en ik melden ons als vrijwilliger aan bij het leger.





1943



Aan het oostfront ontmoeten wij Heinz. Wij zijn dolblij elkaar weer te zien. De volgende dag komen wij onder hevig vuur te liggen.

Ineens rent Günther weg, schreeuwend: "Heinz! Heinz!", terwijl wij onder onverminderd vuur blijven liggen.
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen