Boekverslag : Hugo Claus - De Metsiers
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 2360 woorden.

Hugo Claus, De Metsiers (1950)






Hugo Claus werd geboren in 1929. Hij groeide op in Kortrijk. Hij is een veelzijdig

kunstenaar hij schrijft gedichten, verhalen en romans, toneel en essays hij is schilder en

film-en toneelregisseur. Hij debuteerde in 1947 met de gedichtenbundel "Kleine

reeks". Zijn poëzie is eerst experimenteel (hij sloot zich aan bij "Cobra"

en ontmoette in Parijs de Nederlandse Vijftigers). Zijn eerste roman is "De

Metsiers" (1950). Door een aanvankelijk argwanende jury - men meende met een

bewerking of vertaling van een Amerikaans origineel te doen te hebben - werd deze roman

bekroond met de Leo J. Krijnprijs. Andere romans zijn "De koele minnaar" (1955),

"De verwondering" (1962), "Omtrent Deedee" (1963), "Het jaar van

de kreeft" (1972) en "Het verdriet van België" (1983). Enkele van zijn

toneelstukken zijn "Een bruid in de morgen" (1955), "Suiker" (1958) en

"Vrijdag" (1969). In 1979 kreeg Claus voor zijn gehele oeuvre de Constantijn

Huygensprijs, en in 1986 de prijs der Nederlandse letteren.





Claus schreef "De Metsiers" toen hij negentien jaar oud was. Zijn grote

inspiratiebron was William Faulkner ("As I lay dying"). Later heeft Claus zich

min of meer van deze eerste roman van zijn hand gedistantieerd "Het is

maakwerk".





De kritiek reageerde verdeeld. De katholieke pers oordeelde negatief en vond het boek

immoreel. De "onafhankelijke" critici waren over het algemeen aangenaam verrast

over deze eerste roman van deze "meester van negentien jaar". Men beschouwde

Claus als een vroegrijp talent dat nog talloze beloften inhield. Overwegend positief is

H.A. Gomperts, die echter wel aantekent "Voor mijn persoonlijke smaak is het een

weinig aantrekkelijk boek, omdat ik vind dat de aanwezigheid van intelligente, zich

gearticuleerd uitende personages een roman pas interessant kan maken". De roman werd

in het Engels vertaald onder de titel "The duck hunt" en in het Frans onder de

titel "Chasse au Canards" (de "Werktitel" van de roman was "De

eendejacht). De ontvangst was positief "An exciting discovery".





 





Thematiek


Centraal in deze roman staat de incesteuze maar zuivere liefde tussen Ana en Bennie

Metsier. Binnen de gesloten Metsiersclan wordt deze liefde, zij het met tegenzin, min of

meer geaccepteerd. Maar wanneer het isolement van de familie wordt doorbroken door de

inkwartiering van Jim Braddok en zijn dingen naar Ana's gunsten, ontstaat de dreiging.

Niet alleen de familieclan met haar eigen niet aan de buitenwereld gerelateerde codes

wordt bedreigd, het is vooral de liefde tussen Bennie die onder druk komt te staan. Ook

binnen de Metsiersgemeenschap heerst wantrouwen en was al conflictstof genoeg. De

kinderlijke liefde van Ana en Bennie stuitte ook binnen de clan op verzet van de

volwassenen. Maar dat wat nog net in wankel evenwicht binnen de clan kon bestaan, wordt

definitief uit balans gebracht door de indringers van buiten. Zodra het isolement van de

Metsiers wordt verbroken neemt de dreiging toe en wordt het duidelijk dat het onafwendbare

moet geschieden een deterministische tendens. Dat onafwendbare had de dood van Jim Braddok

kunnen zijn; het domme noodlot slaat echter toe en de kwetsbare (maar niet ongevaarlijke)

Bennie wordt het slachtoffer.





Sommige critici menen dat het drama van de Metsiers het gevolg is van "de

overtredingen" de verhouding van de Moeder met Mon en vroeger met Jules, en de

"verboden" liefde tussen Ana en Bennie. "De Metsiers" is echter geen

moraaltheologisch werk. De godsdienst, vertegenwoordigd door de kwezel Jules, wordt

afgeschilderd als de bekrompen moraal. Veeleer is het zo dat het streven van Ana en Bennie

naar zuiverheid gesmoord wordt in een omgeving waar onbegrip, wantrouwen en domheid

overheersen. Deze negatieve tendensen leiden tot de ondergang van wat het zuiverste en dus

het kwetsbaarste is de liefde tussen Ana en Bennie.





Er is ook een motto





"Si tout amour prendroye racine


J'en planteroye dans mon Jardin"





(Indien elke liefde wortel schieten zou


Dan zou ik ze planten in mijn tuin")





Dit motto zinspeelt op het conflict tussen Bennie en Ana Metsier met de wereld van de

volwassenen, die weigert hun incesteuze liefdesrelatie te aanvaarden.





 





Samenvatting


Het verhaal, onttakeld tot een skelet, is als volgt de gebeurtenissen zijn gegroepeerd

rondom een liefdesverhouding tussen een wat achterlijke jongen, Bennie, en zijn iets

oudere halfzuster, Ana. De natuurlijke vader van de jongen, Mon, heeft de

"officiële" vader, de oude Metsier, lang geleden vermoord om ongestoord met

diens vrouw, Moeder Metsier te kunnen leven. De jongen ,Bennie, wordt door zijn zuster Ana

opgezet een Amerikaan, Jim Braddok, uit de weg te ruimen, omdat deze bezwaar maakt tegen

hun incesteuze relatie en omdat deze Amerikaan haar hinderlijk in de weg zit. Uiteindelijk

wordt Bennie zelf gedood door een gericht geweerschot van de oppasser van de Amerikaanse

militair.





De uitgebreidere samenvatting hierna volgt de indeling van de roman.


De eerste verteller is Mon. De eerste zin van de roman luidt "Een half uur het

duister instaren, zinloos staren naar de weg, waarlangs de Vette Smelders moet

komen". De oudere Mon Verkindere en de negentienjarige Bennie Metsier wachten 's

nachts, liggend tussen de struiken in het vochtige gras, op Vette Smelders te wachten, om

samen te gaan stropen. Vette Smelders komt maar niet opdagen. Mon mist Bennie, die zojuist

nog vlak achter hem lag te wachten. Even later klinkt een geweerschot. Bennie heeft uit

verveling net naast Mon geschoten om hem te doen schrikken. Mon en Bennie keren naar de

Metsiershoeve terug. Mon zegt dat Vette Smelders, die een verhouding heeft met Ana

Metsier, de zus van Bennie, niet meer mee op jacht zal gaan. "We zullen de Vette niet

meer zien, het is voorbij". Bennie is daarover verheugd, want Ana heeft hem beloofd

dat als Vette Smelders er niet meer is, hij bij Ana zal mogen slapen. Met een gevoel van

saamhorigheid gaan de beide mannen slapen. Voor hij inslaapt denkt Mon "Niemand

scheidt ons, ook niet die twee hoeren, Ana en de Moeder".





Mon. Van de fanatiek godsdienstige knecht Jules hoort Mon dat op een naburige

boerderij een kalf dood geboren is en dat het met de koe slecht zal aflopen. Mon vertelt

dit nieuwtje aan de Moeder. Mon blijkt al jaren een verhouding met Moeder Metsier te

hebben. Eens had zij hem in het hooiland verleid. Mon verneemt van de Moeder dat Ana al

drie maanden zwanger is van Vette Smelders. Smelders zal haar zeker niet trouwen, reden

waarom Mon denkt aan een abortus. Mon mijmert weer over het verleden. De oude Metsier is

al jaren dood, een dood waar een luchtje aan zit. Bennie was niet de zoon van de oude

Metsier, maar is de zoon van Mon. "Het is ook Metsiers ongeluk geweest dat hij

geweten heeft dat Bennie zijn zoon niet was. Anders had hij gerust mogen blijven" Bennie.

Bennie vergezelt zijn zus Ana, die eigenlijk zijn halfzus is, op weg naar de tramhalte.

Ana vertelt Bennie dat ze naar de stad gaat (naar de aborteuse mevrouw Sassen) omdat ze

pijn in haar buik heeft. Bennie legt zijn hoofd op haar buik en verklaard dat hij het

meest van al van haar houdt.





Ana. Ana zit in de wachtkamer van mevrouw Sassen. Deze onderzoekt haar en geeft

haar een "medicijn" mee. Ana moet donderdag terugkomen.





Jules. Knecht Jules wordt door Moeder Metsier naar vader en zoon Smelders

gestuurd om Bennie, die niet is thuisgekomen, te zoeken. Jules treft Bennie daar

stomdronken en vastgebonden op een stoel aan. Bennie blijkt met Vette Smelders bij de

prostituée Franse Miet te zijn geweest. Toen de Smelders Bennie vertelden dat zijn Ana

vermoord zouden hebben, ontstak Bennie in razernij, waarna ze hem op de stoel vastbonden.

Jules bevrijdt Bennie uit zijn vernederende situatie en troost hem. Ze keren terug naar de

Metsiershoeve.





Ana. 's Nachts staat Ana in de regen op een brug. Een Hollands sprekende,

Amerikaanse soldaat - het verhaal speelt tijdens of kort na de Tweede Wereldoorlog-, Jim

Braddok, komt voorbij en geeft haar zijn regenjas. Ana schuilt met Jim Braddok in een

verlaten paviljoen.





Jim Braddok. Jim vindt in het tuinhuisje een fles rum. De vele glazen rum

verwarmen de doorweekte soldaat en koude Ana. Jim vertelt over een Amerikaanse

negersoldaat die kort geleden zelfmoord pleegde omdat zelfs door de "vereniging met

een vrouw" al het bloed van zijn slachtoffers niet meer van zijn handen kon worden

weggewassen. Ana laat Jim toe "zich met haar te verenigen" opdat hij van het

oorlogsbloed gezuiverd zal worden.





De Moeder. Jules, die de vorige avond met de dronken Bennie op de Metsiershoeve

was teruggekeerd, verzorgt samen met de Moeder Bennies wond, die hij heeft opgelopen bij

de Smelders. De Moeder verwijt Jules zijn lafheid, die vooral na zijn bekering is

toegenomen. De Moeder haalt herinneringen op aan de tijd toen Mon, Metsier en Jules alle

drie verliefd op haar waren, en ze denkt aan Bennies moeilijk verlopen schooljaren. Hij

doorliep niet meer dan twee klassen.





Jules. De Moeder is weg. Jules blijft bij Bennie achter om diens wond verder te

verzorgen. Ze praten over wat er is gebeurd. Jules veegt Bennie de mantel uit omdat hij

zich laat beïnvloeden door de ongelovige Smelders en omdat hij naar Franse Miet is

geweest. Jules vraagt zich af of het zin heeft de jongen te "bekeren", immers in

zijn naïviteit is hij bereid alles te geloven wat men hem vertelt.





Bennie. Opnieuw zit Bennie bij Franse Miet; hij is dronken. Bennie vertelt over

zijn liefde voor Ana en hij verklapt dat Ana vaak pijn in haar buik heeft. Miet zegt

"Broeder en zuster, dat mag nooit".





Mon. Mon overpeinst het ouder worden. Hij voelt de aftakeling. Vroeger was hij

levenslustig, maar sinds hij met de Moeder op de Metsiershoeve woont is zijn vuur bijna

uitgeblust. toen hij een jaar p de hoeve werkte schoot hij tijdens een eendejacht de oude

Metsier de benen vol grove hagel. Maanden lang kon de oude Metsier niet lopen, en in die

periode lag Mon 's nachts tegen de Moeder aan in de schuur. Zij leek een "dol

genoegen" te scheppen in deze situatie.





Jim Braddok. Na de nacht met Ana in het tuinhuisje wil Jim zich met zijn

oppasser Eddie Carter laten inkwartieren bij de Metsiers om dicht bij Ana te zijn. Hij

vertrekt naar het kamp, terwijl Ana op hem wacht in het tuinhuisje. 's Avonds vertrekken

ze naar de hoeve. Ondertussen heeft Ana spijt van haar nacht met de Amerikaan. Onderweg

komen Jules tegen, die tegenover Jim een vijandige houding aanneemt (Jim blijkt getrouwd

te zijn en kinderen te hebben). Onzeker betreedt Jim de hoeve.





De Moeder. Ook Moeder Metsier koestert argwaan tegen de Amerikaan. Ze haat de

indringer vanaf het eerste ogenblik. Bennie komt stomdronken terug van Franse Miet.





Ana. Jim Braddok en zijn oppasser Eddie Carter wonen al enige tijd op de hoeve.

Ana vraagt zich af wat de Moeder in haar schild voert, en waarom ze beide Amerikanen op de

hoeve laat wonen. Ana is blij dat ze nog niet alleen met Jim is geweest op de hoeve en

praat met Bennie over Miet bij wie hij een deel van de nacht heeft doorgebracht. Zij zegt

dat Miet de gemeenste vrouw van het dorp is en dat zij Bennie achter zijn rug uit zal

lachen. Ana vertelt Bennie bovendien dat als de Amerikanen weg zijn, zij samen in de stad

zullen gaan wonen. Ana kan zich de vorm van het kind dat uit haar zal komen niet

voorstellen. Al wat zij weet is dat het uit haar gehaald zal moeten worden. Zij is bang.





Jules. Jules spoort Bennie aan te gaan biechten. Bennie wil wel een goed

christen worden, maar Jules vraag zich af of hij wel toerekeningsvatbaar is. Jules meent

dat hij Bennie zieleheil beter aan de pater kan overlaten. Over de twee Amerikanen zegt

Jules tegen Bennie dat zij door de duivel gezonden zijn om hem, Jules, te beproeven.

Bennie, die de Amerikanen bewondert, ziet geen kwaad in hen.





Bennie. Bennie heeft de revolver van Eddie Carter weggenomen. Hij is op weg naar

Franse Miet om zich te wreken. Zij wilde hem immers vuil maken en hem achter zijn rug

uitlachen. Bennie vuurt een aantal schoten op het café af. Er ontstaat paniek. Bennie

gaat weer op de weg terug. Woensdag zal hij met Mon op eendejacht gaan.





Jim Braddok. Bennie nodigt de twee Amerikanen uit voor de eendenjacht woensdag.

Mon gaat ermee akkoord. Jim heeft van Eddie Carter gehoord dat Bennie verliefd is op zijn

zuster Ana. Hij acht alles mogelijk in dit vreemde huis. Vanavond wil hij Ana overhalen.





De Moeder


De Moeder verdraagt Jim Braddok niet; ze is vol van wantrouwen. "Ze behoren hier

niet [...] en het zal onze schuld niet zijn als het (het kwaad) komt."





Ana


Jim staat in de deuropening van Ana's slaapkamer, maar Ana laat hem niet verder komen.

Dan begint Jim over haar verhouding met haar broer Bennie en zegt dat het zich nog in dit

leven wreekt. Ana wil er niet van horen. Als Jim weg is denkt zij vol bitterheid op haar

kamer "En er is voor mij nog een uitweg over, ik zal plaats maken rondom mij, ik moet

ademen, het zal worden oog om oog [...] Niets kan hem redden".





Mon


Mon denkt na over zijn tijd in de gevangenis en maakt zich ongerust over de Amerikanen

die rond de Moeder draaien.





Bennie


Bennie en Ana zitten samen in het hooi. Ze praten over haar "ziekte" en over

de stad waarin zij samen zullen gaan wonen. Bennie heeft zijn twijfels. Ze besluiten

overmorgen het geld van de Moeder te stelen en 's ochtends vroeg naar Brussel te

vertrekken, voor altijd. Dan vertelt Ana aan Bennie dat Jim Braddok haar in haar buik

heeft geschopt en dat zij daar die buikpijn van heeft. Ze vertelt ook dat Braddok wilde

dat zij met hem meeging naar Amerika. Langzaam ontsteekt zij in Bennie het vuur van de

jaloezie. Bennie weet dat hij zich op Jim Braddok moet wreken. Daarna zal hij samen met

Ana vluchten.





Jim Braddok


Jim, Eddie Carter, Mon en Bennie gaan op eendenjacht. In het vroege halfduister

ploeteren zij door het moeras. Plotseling vallen als een scheur in de lucht, twee schoten.





Mon


Het blijkt dat Bennie in zijn gezicht is geschoten is. Hij is morsdood. Terwijl Mon

Bennie bekijkt krijgt hij een klap tegen zijn slaap. Hij hoort de Amerikanen nog

wegvluchten. Mon neemt Bennie op en draagt hem naar de hoeve.





Jules


Mon, besmeurd met bloed, klopt aan het venster. Jules volgt hem naar buiten, tot

achter de stallen waar hij de dode Bennie legt. Mon zegt dat de oppasser Eddie Carter hem

heeft doodgeschoten van op een halve meter en dat deze vervolgens Mon zelf met de kolf van

zijn geweer het wangbeen van Mon heeft verbrijzeld.. Jules ziet de dramatische gebeurtenis

als de straf die komen moest. Tegelijkertijd vraagt hij zich af wie deze afzichtelijke

dood heeft verdiend. Als Jules terugkeert met de schoppen om Bennie te begraven, klinkt de

roep van de Moeder over het hof. Ook ana schuift haar venster open en roept "Wat is

er?, Wat is er?".





Ana


Mon en Jules verbranden de volgende dag alle kleren en andere bezittingen van de

Amerikanen. De moeder loopt wezenloos door het huis. Jules is de pater halen. Bennie zal

in de boomgaard begraven worden. Ana ligt naast de dode Bennie op het bed van de Moeder.

"Ik en Bennie, wij waren te schoen. Het mag niet [...] Wie zal ons helpen?" De

laatste zin van de roman luidt "En morgenmiddag moet ik naar mevrouw Sassen."

Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen