Boekverslag : G.a. Bredero - De Klucht Van De Koe
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 2170 woorden.

1. Zakelijke gegevens:



a) Auteur: G.A.Bredero

Titel: De klucht van de koe

Jaar van uitgave eerste druk: 1986 (oorspronkelijk 1612)

Genre: De klucht van de koe is een klucht. Dit is een kort toneelstuk, wat vaak bedoeld is om

mensen te laten lachen.



2. Verdieping:



a) samenvatting inhoud:

Gijsje, de gauwdief, wandelt in de omgeving van Amsterdam en houdt een monoloog over de kunst van het stelen en wat daar verder bij nodig is. Hij heeft tot nu toe altijd nog goede zaken gedaan, zoals de diefstal in de Rederijkerskamer. Dan komt hij in een dorpje, Ouwerkerk, waar hij Dirk Thijssen, boer, voor zijn huis ziet zitten. Gijsje vraagt om eten en onderdak en dat krijgt hij. De gauwdief vraagt of de boer hem vroeg wil wekken, omdat hij de volgende dag op tijd in Amsterdam, op de markt, aan wil komen. Dirk Thijssen zal met hem meegaan. Het volgende toneel is in Amsterdam, waar Joosje, de optrekker (= fuifnummer), het huis uitgelopen is, omdat hij het bij zijn vrouw niet meer uit kan houden. Hij gaat naar herberg Het Zwarte Paard, waar Friese Giertje, de waardin, hem bier geeft. Midden in de nacht staat de gauwdief op, hij haalt de koe uit de stal en bindt haar vast bij een hooiberg in de buurt van Kostverloren, een hofstede. De volgende ochtend gaan Gijsje en Dirk op weg naar Amsterdam. Als ze bij Kostverloren zijn, zegt Gijsje dat hij nog geld tegoed heeft van de eigenaar. Dat kan hij nu gelijk innen en de boer zal op hem wachten. Na een tijd komt hij weer terug, niet met geld, maar met een koe. Dirk Thijssen herkent de koe, maar Gijsje weet hem wijs te maken dat het niet zijn koe is. Hij weet hem zelfs zo ver te krijgen, dat hij de koe voor Gijsje zal verkopen. Ze spreken daarna af in Het Zwarte Paard. Ondertussen is Joosje, die hier in slaap is gevallen, wakker geworden.. Dan komt de gauwdief ook in de herberg en even later de boer. Hij heeft op de markt de koe voor een goede prijs verkocht en overhandigt Gijsje de buidel met het geld. De gauwdief vindt dat dit wel een feestje waard is en er zal gegeten en gedronken worden. Gijsje gaat vlees of vis halen bij Pieter de Kok. De waardin leent hem een paar schotels en de optrekker zijn mantel, om het eten onder te verbergen. De gauwdief gaat weg en Dirk Thijssen en de optrekker feesten intussen door. Dan komt Keesje, het zoontje van de boer, huilend binnen.

Hij vertelt tegen zijn vader, dat de koe gestolen is. De boer begrijpt nu dat hij door de gauwdief op een slimme manier is beetgenomen, maar hij kan er nog wel om lachen. De optrekker besluit het verhaal met de zin: ‘Hij heeft het niet gestolen, wij hebben hem alle drie gegeven.”

Verklaring titel:

Het hele verhaal draait om de koe die gestolen wordt en daarom is het ook niet zo gek dat het De klucht van de koe heet. Een andere verklaring is het feit dat de koe nogal eens als een uiterst dom wezen gezien wordt, wat terug kan slaan op de goedgelovige slachtoffers van de dief. Je moet wel net zo dom als die koe zijn om je je spullen zo gemakkelijk te laten afpakken.

Interpretatie:

Ik wist niet dat ze in die tijd al zulke leuke boekjes konden schrijven. Het is vind ik best komisch geschreven. Ook vond ik het leuk dat het in toneelvorm is geschreven en dat het rijmt.

Motto:

De klucht van de koe’ heeft geen motto.

b) literaire stroming:

Leven

Een van de boeiendste schrijvers uit de zeventiende eeuw was de dichter Gerbrand Adriaenszoon Bredero, die in 1958 in een huis aan de Nes, in het hartje van Amsterdam geboren werd en in 1618 - op drieëndertigjarige leeftijd - stierf. Een ziekte die hij had opgelopen, toen hij met een slee door het ijs zakte, was hem fataal geworden.

Zijn korte leven heeft Bredero vrijwel uitsluitend in Amsterdam doorgebracht, een stad waarvan het inwonertal zich in zijn tijd uitbreidde van 30.000 tot 100.000. Zwervend door de stegen van deze stad, waar plotselinge rijkdom en schrijnende armoede hand in had gingen, heeft Bredero het leven met al zijn plezier en verdriet kunnen gadeslaan. Typerend is dan ook dat hij in zijn werk bewust koos voor de Amsterdamse volkstaal van zijn tijd in tegenstelling tot de literaire taal die door zoveel andere schrijvers gebruikt werd.

Opleiding

Bredero behoorde tot de gegoede kleine burgerij en heeft een degelijke, maar eenvoudige schoolopleiding gehad. Naar eigen getuigenis was hij ‘een slecht (oftewel eenvoudig) Amsteldammer, die maar een weinig kindsschoolfrans in het hoofd rammelde’. Die kennis was weliswaar nog wel toereikend om een Frans sonnet te schrijven, maar inderdaad stond hij in ontwikkeling bij Cats, Hooft, Huygens en Vondel ten achter.

De renaissance

Omstreeks 1585 begint de renaissance in de Nederlandse letteren. In Amsterdam kwam ze aan het woord in de rederijkerskamer De Eglentier, waarvan later Hooft en Bredero beiden lid zijn geweest. De renaissance streefde naar een strengere taaltucht: bondige uitdrukking van gedachten, het gebruik van het juiste woord op de juiste plaats en zuiver Nederlands. Er ontstond een meer beheerste kunst. Een kenmerk van de nieuwe dichtkunst was een strenger versritme. De ontwikkeling van het rederijkersvers tot het renaissancistische voltrok zich geleidelijk. In Bredero’s lyriek treft men reeds heel veel regels aan met een duidelijk te onderkennen metrum. Vaak zijn het jamben: de z.g. Franse versmaat. De klucht van de koe is evenwel nog geheel geschreven in de traditionele rederijkersversregels. Omdat in dit realistische toneelstuk personen van geringe stand praten, d.w.z. niet al te correcte taal gebruiken, is ook van taaltucht weinig of niets te bemerken. Bredero kende de lagere standen door de dagelijkse omgang. Hij wist de taal ervan goed te imiteren.

Gedichten

In zijn vele gedichten beschreef Bredero vooral de onweerstaanbare charmes van de meisjes, het genot van de alcohol en de kater van de volgende ochtend als zowel de meisjes en de drank de ongelukkige dichter in de steek hebben gelaten. Steeds terugkerend motief is hoe alles in het leven kan veranderen: Het kan verkeren. Vaak treft daarbij een ontroerend vertrouwen in God. Bredero's gedichten werden in 1622, dus na zijn dood, in het Boertigh, amoreus en aendachtigh groot liedboeck samengebracht.

Toneelspelen

Als toneelschrijver werd Bredero wel geïnspireerd door allerlei buitenlandse voorbeelden - vooral Spaanse ridderromans boeiden hem -, maar hij verwerkte ze meestal toch tot door en door Amsterdamse stukken, waarin prachtige beschrijvingen gegeven worden van het leven in de roerige, rosse binnenstad. Zijn belangrijkste stukken zijn: Griane (1612), De klucht van de koe (1612), De klucht van de molenaer (1613), Moortje (1615) en vooral De Spaanschen Brabander (1617).

c) structuur/opbouw:

Het verhaal begint bij het begin; er is dus sprake van ab ovo. Het eindigt gesloten; het verhaal is echt ‘af’ bij het einde. Verder zijn er geen opmerkelijke structuurpunten als vooruitverwijzingen aan te treffen.

d) personages/verhaalfiguren:

Gijsje (de gauwdief)

Gijsje is een dief, maar ziet zichzelf niet zo, want wat anderen doen voor de kost is net zo min iets om trots op te zijn, maar het wordt niet tot de diefstal gerekend (bijvoorbeeld vals spelen bij het kaarten of smokkelen). Hij komt erg betrouwbaar over: hij heeft een schrandere uitstraling en hij weet zijn listen zó te verpakken dat ze heel aannemelijk zijn. Hij besteelt zowel de boer als de optrekker en de waardin met zijn mooie praatjes.

Dirk Thijssen (de boer)

Dirk is een naïeve boer die veel te graag uitgaat van het goede in de mens. Hij gelooft de dief namelijk meteen op zijn woord, ook al twijfelde hij eerst geweldig. Hij is erg met zichzelf ingenomen en dat komt hem wel eens duur te staan, bijvoorbeeld als hij een hele redevoering geeft in het Frans, waar niemand daadwerkelijk naar luistert, maar waar de dief dankbaar gebruik van maakt door ongezien de benen te nemen. Dirk heeft wel gevoel voor humor, want als hij merkt hoe hij bestolen is, kan hij wel om zijn eigen domheid lachen.

Giertje (de waardin)

Giertje is de waardin van de herberg ‘Het Zwarte paard’. Ze is behoorlijk bijdehand en ze weet de mannen, die stuk voor stuk een oogje op haar hebben, handig af te weren. Daarbij schroomt ze grofheid in zijn totaal niet. Ze is een leuke meid zolang er betaald wordt, maar anders kun je je maar beter uit de voeten maken. Hoewel ze gek is op geld – haar naam doet niet anders vermoeden – heeft ze een heilig ontzag voor het huwelijk. Want hoeveel mannen ook bieden om met haar te slapen, toestemmen zal ze nooit. Ze is namelijk getrouwd. En ook al is haar man op het moment afwezig, bedriegen zal ze hem nooit.

Joosje (de optrekker)

Joosje heeft ruzie met zijn vrouw als hij naar de herberg van Giertje gaat om zich te bedrinken en eigenlijk ook om de waardin voor zich te winnen, waarin hij hopeloos mislukt. Hij is zwak en heeft de drank nodig om het leven (en zijn vrouw) aan te kunnen. Zijn motto is om nooit te trouwen, want dat brengt alleen maar ellende, en hij kan het weten (zegt hij).

Keesje (het zoontje van de boer)

Keesje is het zoontje van de boer. Hij is vrij klein van stuk en hij heeft een hoog stemmetje. Dit is mogelijk de reden waarom de andere jongens hem pesten. Hij is een echt papa’s kindje, want hij zoekt meteen troost bij zijn vader en vertelt hem in één ademtocht door dat de koe weg is. Niet zo heel subtiel dus.

Geen van de personages zijn karakters, omdat het verhaal simpelweg te kort is om hun hele wezen in weer te geven. Alles draait om de boodschap; niet om de figuren.

c) thematiek, motieven en symboliek:

Thematiek

Ik denk dat het thema van dit boek is: Oplichterij en misbruik maken van goedgelovigheid. De dief licht de boer, de optrekker en Giertje op. D.m.v. de koe van de boer, de mantel van de optrekker en ook heeft de dief zijn drankjes gestolen en nog niet betaald. Zo wordt iedereen de dupe van hun eigen goedgelovigheid.

Motieven

Enkele motieven zijn:

- Goedgelovigheid: De boer is veel te goedgelovig ten opzichte van de dief: hij laat hem zomaar bij zich overnachten en hij vertrouwt hem als hij zegt dat de koe, die wel verdacht veel op zijn eigen koe lijkt, toch echt zíjn koe is.

- Drank: Stuk voor stuk houden de mannen wel van een potje bier. De optrekker doet niet anders dan drinken en ook het feestje van de dief ontaardt in een drinkpartij. Dit is een mogelijk symbool voor de zwakheid van de mens, want juist alleen Giertje, die erg sterk overkomt, drinkt niets.

- Ook slimheid en domheid spelen een rol als de boer niet zo dom was geweest was hij er niet ingetrapt en als de dief niet zo slim was geweest had hij het niet zo handig gespeeld.

Symboliek

Ik kon er geen symboliek uithalen, misschien was het daarvoor een te kort verhaal.

f) perspectief/vertelwijze:

Omdat het een toneelstuk is, heb je te maken met een aantal ik-vertellers, al naar gelang het aantal personages dat meespeelt. Er wordt met de gebeurtenissen ‘mee’ verteld, want ze vinden op hetzelfde moment plaats als dat erover gepraat wordt.

g) tijdsverloop:

Het verhaal speelt in Bredero’s eigen tijd (namelijk in de zeventiende eeuw) of eigenlijk iets later. Want de klucht werd in 1612 geschreven en in dat jaar was de toren van de Zuiderkerk, die als voltooid bouwwerk beschreven wordt, nog helemaal niet klaar. Dat was pas in 1614 het geval.

De vertelde tijd bedraagt ongeveer twee dagen, waarin op de eerste dag zowel de dief en de boer, als de waardin en de optrekker elkaar ontmoeten, en waarin op de tweede dag allen door de dief bedrogen worden.

Het verhaal wordt chronologisch zonder verdere flashbacks verteld. De tijd heeft ook geen symbolische functie.

h) ruimte:

Het verhaal begint bij de boer thuis (in Ouderkerk), waar de dief om overnachting vraagt. Hier ontdekt hij ook de koe van de boer. Tegelijkertijd brengt de optrekker de nacht door in ‘Het Zwarte paard’, de herberg waar de dief en de boer zich later bij hem voegen. De volgende dag trekken Gijsje en Dirk naar Amsterdam, waar de boer door een list zijn koe verkoopt en de opbrengst aan de dief geeft, die hem vervolgens uitnodigt voor een feestje in de herberg. De ruimten worden niet echt beschreven, omdat ze niet van belang zijn voor het verhaal. De boodschap moest namelijk helder blijven en die helderheid zou vertroebeld kunnen zijn door al teveel details.



3. Beoordeling:



a) eigen mening:

Ik vond het wel een redelijk boek. De vertaling was heel raar geschreven, maar dat kwam omdat het een 17e eeuws boekje was. Het viel niet tegen, ik dacht eerst van wat saai zo’n 17e eeuws boekje, maar dat viel hard mee. Het boekje was nog best wel leuk.
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen