Boekverslag : Kader Abdolah - Het Huis Van De Moskee
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 1924 woorden.

Verwerkingsopdracht Personages



Zakelijke gegevens

Titel: Het huis van de moskee

Schrijver: Kader Abdollah, een pseudoniem van Hossein Sadjadi Ghaemmaghami Farahani

Uitgever: De Geus

Jaar van uitgave: 2005

ISBN: 9044507680

Aantal blz.: 416

eerste druk: 01 11 2005

bindwijze: gebonden



Motivatie van boekkeuze

Om toch maar een boek te kiezen, liep ik de mediatheek binnen. Ik keek bij de titels.

Misschien Boudewijn Büch? Nee, toch maar niet. Boy? Nee, ook niet. Ik keek bij de A. Het huis van de moskee? Ik had hem wel bij op ‘de lijst’ zien staan. Mwah. Toch maar even op de achterkant kijken. ‘Een boek voor het westen.’ Tja, ik zou mezelf niet indelen bij het westen.

Ik las verder: ‘Het huis van de moskee gaat over de islam. De westerse wereld krijgt de laatste jaren een eenzijdig beeld van de islam.’ O? Zijn er nog andere kanten dan dat ze alles op straat vernielen dat ze tegenkomen? Ik besloot de gok te wagen, en daardoor is het mijn 2e boek voor mijn boekenlijst geworden.



Persoonlijke reactie

Personages

Het boek zelf is een mengelmoesje van persoonlijke verhalen met als belangrijkste verhaal Aga Djan. Om Aga Djan in de hoofdrol te zetten, is, volgens mij een goede keuze. Hij is een man, wat van oudere leeftijd, en hij heeft ervaring, een beetje anders, maar toch op een vreemde manier iets zoals wij het ook hebben. Dat maakt het heel persoonlijk, en begrijpelijk.

Schrijfstijl

Ik heb het gevoel dat de schrijfstijl in het boek verandert. Er is een punt in het boek waar alles omkeert: alles wordt zwarter, en meer afstandelijker. Het eerste deel is vrij persoonlijk (dat kan ook komen door de introductie van de personen in het boek zelf), het tweede deel is meer afstandelijker, alsof de verteller bang is om gepakt te worden door een hogere macht.

Islam

De islam zelf is meer toegankelijker geworden voor mij, omdat de schrijver op een goede wijze de vooroordelen wegneemt. Ik zag dat de mensen achter het geloof ook mensen zijn, hun emoties hebben, voelen.

De vrouw

Jammer genoeg komt de vrouw niet zo sterk aan bod, wat dat betreft mag de schrijver meer aandacht besteden aan de vrouw binnen de Islam. Ik weet dat er twee vrouwen zijn die in het boek een rol spelen, maar ze zijn nogal naar de vooroordelen geschapen. Het zou interessant zijn als de vrouwen opstandig zijn.

Familie of Iran?

In het boek wordt een familie gevolgd, totdat een burgeroorlog uitbreekt, dan worden er meer personages toegevoegd. Ik vind dat niet erg, maar ik zou graag meer willen weten over de personages, hoe zij de ontwikkeling doormaken. Er is veels te veel nadruk over Iran, hoe Iran verandert.



Personages

Hoofdpersoon

Er is niet echt een hoofdpersoon in het boek, het boek is een bijenkorf van verhalen, maar als ik er een moest aanwijzen, dan zou het Aga Djan zijn. Aga Djan wordt symphatiek voorgesteld. Aga Djan wordt voorgesteld als een wijs man, voor iemand die je veel respect moet hebben.

De grootmoeders kwamen. ‘Zoiets heb ik nog nooit gezien’, zei de ene. ‘Nog nooit van gehoord’, zei de ander.

Van verbazing sloegen ze hun handen voor hun mond. De massa mieren groeide met de seconde en bedekte de stoep, zodat het onmogelijk werd om via de stoep bij de voordeur te komen.

De kinderen snelden naar de werkkamer van Aga Djan aan de andere kant van de binnenplaats.

‘Aga Djan!’Kom! Help! De mieren!’. Aga Dja deed het godijn opzij en keek naar buiten. ‘Wat is er?’

“Wilt u even komen? Straks kunnen we niet meer naar buiten, de mieren lopen naar het huis, miljoenen mieren!’ ‘Ik kom’ (blz. 10)

Uit dit stukje blijkt dat Aga Djan van nogal wat respect geniet. Hij wordt als degenen aangewezen die de mieren kan verdrijven. Híj is de man van het huis.

Bijfiguren

Omdat er veel figuren rondlopen met hun verhaal, heb ik de belangrijkste uitgekozen.

Ik heb de belangrijkste bijfiguren uitgekozen, want als ik alle bijfiguren zou moeten behandelen, dan zou ik wel heel veel pagina’s nodig hebben.

Zinat: Zinat wordt voorgesteld als de vrouw die in de schaduw van haar man staat. De vrouw, die eigenlijk zelf een schaduw is. Ze doet bijna niets, ze blijft altijd onopgemerkt. Later in het verhaal begint ze gemener te worden, dat komt vooral omdat ze haar zoon verloren had.

Zinat Ganoem suste haar dochter met geruststellende woorden, maar diep in haar hart had ook zij haar twijfels. Ze wist niet waarom. Plots kwamen al die nare herinneringen van vroeger terug. Maar ze liet Sediq niets merken. (…) ‘Waarom ben je zo droevig?’ Tranen sprongen in Zinats ogen. ‘Om jouw geluk’, zei ze en kuste haar dochter.

Zinat was vanaf het moment dat Sediq geboren was bang geweest om haar te verliezen. Bang om haar opeens dood aan te treffen, in haar bed, in de tuin of bij de hooz. Sediqs kindertijd waren zwarte jaren voor Zinat. De angst liet haar in die tijd niet met rust. ’s Nachts durfde ze niet naar bed te gaan door de gruwelijke nachtmerries die ze had. Zinat Ganoem was een nicht van imam Alsaberi en ze was pas zestien toen ze met hem trouwde. Eerst kregen ze een dochtertje, Ozra. Ze was vijf jaar ouder dan Sediq en achttien toen ze met een man uit Zinats familie trouwde. Ze had nu drie kinderen en woonde met haar man in Kashan.

Daarna baart Zinat een zoon, Abbas. Het jongetje wordt meteen als de hoop van de familie gezien, hij zal later Alsaberi opvolgen in de moskee. Maar op een warme zomerdag gebeurt er iets vreselijks als ze alleen met hem thuis is.

Het kind heeft net leren lopen en achtervolgt wankelend maar met plezier de katten van het huis. Op een gegeven moment gaat Zinat naar boven naar haar kamer en vergeet het kind compleet. Pas als ze de stilte hoort, kijkt ze uit het raam, maar ze ziet Abbas nergens. Ze stuift de trap af en ziet de katten bij de hooz zitten. In het water drijft het lichaam van haar zoon. Schreeuwend probeert ze het kind uit het water te trekken. Een paar mannen die het geschreeuw van Zinat hebben gehoord, verschijnen op het dak van de moskee en schieten haar te hulp. Ze grijpen het kind bij zijn buik, maar tevergeefs. Zinat gilt. Ze pakken het kind bij zijn voeten en schudden het in de lucht, maar ook dat werkt niet. Zinat gilt. Ze steken een vuur aan en houden het kind boven de warme vlammen. Maar het is allemaal te laat. Zinat gilt. De mannen laten het kind op de grond liggen en trekken Zinats chador over hem heen. Abbas, de hoop van het huis, is gestorven. (blz. 51-52)

Galgal: In het huis van de moskee was Sediq, de dochter van de imam, klaar om te trouwen.

Ze wachtten in stilte; misschien zou er worden aangeklopt, misschien zou de telefoon gaan. Maar de winter was al bijna voorbij en er was nog niemand geweest. (…)

De winter ging voorbij en de jonge vrouwen die door niemand ten huwelijk waren gevraagd, wisten dat ze nog een jaar moesten wachten. Gelukkig trekt het leven zich niet altijd iets van de tradities aan en kiest soms zijn eigen pad. En zo werd er op een nacht toch geklopt.

‘Wie is daar?’riep Shahbal, de zoon van Moázen.

‘Ik’, klonk de zelfverzekerde stem van een man achter de deur. Shahbal opende de deur en zag een jonge imam met een opvallende zwarte tulband in het gele licht van de lantaarnpaal staan. Zijn tulband stond een beetje scheef op zijn hoofd en hij rook naar heerlijke rozen. Zijn lange imamgewaad was donker en je merkte dat hij het voor het eerst droeg.

‘Een goede avond’, zei de jonge imam. ‘Goedenavond’, antwoordde Shahbal. ‘Mohammad Galgal is mijn naam!’ zei de imam. ‘Aangenaam! Wat kan ik voor u doen?’ ‘Ik wil met imam Alsaberi spreken als dat kan.’ ‘Neem me niet kwalijk, maar het is laat en hij wenst geen bezoek meer. U kunt hem morgen in de moskee ontmoeten’. ‘Maar ik wil hem graag nu spreken.’ ‘Mag ik weten waar het om gaat, misschien kan ik u verder helpen? ‘Ik kom voor zijn dochter Sediq. Ik wil het met hem over haar hebben.’ (blz. 36-37)

In dit stukje wordt Galgal voorgesteld als een vreemde, men kent hem niet. Zijn scheefgezette tulband is vreemd; het lijkt niet ofdat hij anders dan de ander imams is. Zijn zwarte tulband vertelt Aga Djan dat hij een nakomeling is van de profeet Mohamed

Nosrat: Nosrat is de broer van Aga Djan, en een echte levensgenieter. Elke keer als hij op bezoek komt, heeft hij een ander liefje. De familie is niet echt blij met hem.

Er stopte een taxi voor de deur. De kinderen snelden naar buiten. ‘Oom Nosrat is er!’ riepen ze. Fagri Sadat deed het raam van haar kamer op de tweede verdieping open en zag dat Nosrat niet alleen was, maar dat hij een jonge vrouw bij zich had. Ze sloeg haar chador om en ging naar beneden.

Toen Nosrat met de vrouw binnenkwam, viel er een stilte. De jonge vrouw had geen chador om, ze droeg slechts een hoofddoek, waardoor een deel van haar haar zichtbaar was. De grootmoeders konden hun ogen niet geloven. ‘Hoe durft die schoft een vrouw die zo gekleed gaat mee naar huis te nemen?’zei Golbanoe. ‘Wie is zij?’ vroeg Golebeh. ‘Weet ik veel, een slet.’ (…) In de geschiedenis van het huis was het de eerste keer dat er een vrouw zonder chador of gepaste sluier het huis betrad. (blz. 28-29)

Ahmad: Ahmad is de opvolger van zijn vader, een imam van de moskee die bij ‘het huis van de moskee’ staat. Hij word respectvol voorgesteld, maar hij komt steeds verder in de problemen naarmate het verhaal vordert.

Vergezeld door zes jonge imams verscheen Ahamd op de stoep van de moskee. Moázen riep: ‘Allaho Akbar!’En de massa herhaalde hem: “Allaho Akbar!’

Ahmad liep met zijn begeleiders naar de ayatollah, knielde voor hem en kuste plechtig zijn had. De ayatollah legde zijn had zachtjes op de zwarte tulband van Ahmad(…).

Aga Djan overhandigde hem het oude, traditionele beëdigingsgewaad dat hij ui de schatkamer van de moskee had gehaald. Het was met edelsteentjes vesierd. Alle imams van de moskee hadden het in de afgelopen eeuwen tijdens hun beëdiging gedragen.

Toen Ahmad het gewaad aanhad, liep hij naar het oude gebedstapijt. Agaq Djan en de bejaarde ayatollah gingen op een afstand achter hem staan. De menigte volgde hen. (blz. 217-218)

Hier uit blijkt dat Aga Djan en de Ayatollah respect voor Ahmad hebben. Van (on-)sympathie is niets te merken.



Onderlinge relaties

De onderlinge relatie tussen de personen in het boek is hun stamboom. De personen zijn (bijna) allemaal familie van elkaar, met uitzondering van een paar mensen, zoals de Shah en Ayatollah Khomeini. Ook komt er de ‘koude kant’ van de familie voor; de aangetrouwden. Op de eerste bladzijde van het boek staat er een stamboom van de hele familie. Dit mag dan niet een citaat zijn, maar die stamboom is belangrijk om het boek te begrijpen, je krijgt door de stamboom een extra kijk op de relaties.



Levensovertuiging

De hoofdpersoon handelt vanuit zijn eigen interpretatie op de islam. Hij is streng maar rechtvaardig. In zijn leven moet hij vele keuzes maken voor zijn familie, en mijn gevoel daarbij is dat hij die keuzes door de koran laat maken. Hij probeert zijn familie goed op te voeden, zoals het in de koran staat. Een voorbeeld daarvan is dat ze geen tv mogen kijken; de islam verbiedt dat.

De hoofdpersoon heeft ook een doel in het leven; ooit eens een keertje naar Mekka gaan. Dat wordt versterkt aan het einde van het boek: hij wordt ouder, zijn tijd begint te komen.



Bronnen

http://www.scholieren.com/boekverslagen/21017

http://www.degeus.nl/boekpagina.php?id=1003

http://www.boekentaal.info/kader_abdolah_het_huis_van_d.htm voor een uitgewerkte mening

http://www.degeus.nl/auteurs/abdolah/index.html Officiele site
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen