Boekverslag : Hendrik Conscience - De Leeuw Van Vlaanderen
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 5125 woorden.

De leeuw van Vlaanderen, Hendrik Conscience



Romananalyse:



1.Intrinsieke benadering:



1.1.Analyse van de verhaalstructuur:



1.1.1.Samenvatting van de intrige:

In het jaar 1302 is Vlaanderen bezet door de Fransen. De Fransen hebben de dochter (Philippa) van de tachtigjarige graaf Gwijde van Vlaanderen gevangen genomen. Hierdoor gaat Gwijde met 50 van de Vlaamse edelen naar Compiègne, waar de Franse koning Philippe le Bel op dat moment verblijft. Omdat zijn vrouw, Johanna van Navarra erachter komt dat Philippe de dochter van Gwijde wil vrijlaten, (door een brief van De Chatillon) laat zij de hele groep, onderwie ook Robrecht van Bethune (de zoon van Gwijde en de man die door iedereen ‘de leeuw van Vlaanderen’ genoemd word) kerkeren. Alleen Diederik de Vos weet te ontsnappen. De Koningin stelt hierop haar oom De Challiton aan als landvoogd voor Vlaanderen. Ondertussen verblijft de dochter van Robrecht van Bethune, Machteld, bij Adolf van Nieuwland, die eerder zwaar gewond is geraakt bij een gevecht met een Fransman, in zijn huis in Brugge. Adolf en Machteld worden verliefd op elkaar. Adolf van Nieuwland vraagt aan Pieter Deconinck, deken van de wolwevers en aan Jan Breydel, deken van de beenhouwers, om ervoor te zorgen dat Machteld niets overkomt. Jan Breydel en Pieter de Coninck worden door de graaf van Vlaanderen benoemd tot aanvoerders van het Vlaamse leger (later krijgen ze ook nog de titel van ridder). Als Johanna van Navarra samen met haar man naar Brugge komt, wordt er door de Leliaards (Vlamingen die de Fransen steunen) een feest georganiseerd. Dit feest moet worden betaald uit een extra belasting en hier komt verzet tegen. Uiteindelijk krijgen de Fransen de stad Brugge op voorwaarde dat men de belasting niet hoeft te betalen. Later ontmoet Adolf in Brugge een man, die hij niet direct als Diederik de Vos herkent (hij was namelijk als monnik verkleed). Diederik vertelt aan Adolf dat hij contact heeft gehad met Robrecht van Bethune en dat zijn bewaker bereid is om hem een aantal dagen te laten gaan als er iemand anders in zijn plaats komt. Adolf neemt de plaats van Robrecht in. Voordat Robrecht van Bethune in Vlaanderen terug is, wordt Machteld door de Fransen gevangen genomen. Jan Breydel wil wraak en Deconinck kan hem niet langer tegenhouden wanneer hij naar het slot van Male gaat, waar Machteld zou verblijven. Hij krijgt hier in een café ruzie en gaat ’s avonds terug met meer mensen. Hij neemt het slot dan geheel in en ze vermoorden iedereen die de kreet 'Schild en Vriend' niet zonder accent kan uitspreken. Machteld is hier inmiddels al weggevoerd en wordt onderweg gezien door haar vader, die haar uit de groep Fransen bevrijdt met veel machtsvertoon. Wanneer hij haar verzorgt herkent zij hem niet en daardoor moet ze een aderlating ondergaan. De Vlaamse edelen die niet in gevangenschap zitten, beramen samen met de zoons van Graaf Gwijde een algemene opstand tegen de Fransen (deels omdat ze Machteld hadden meegenomen). In Brugge proberen de Fransen zonder vorm van proces een aantal oproerige Vlamingen (de Klauwaards) op te hangen. Deze verzetten zich, met steun van de hele bevolking, maar de Franse soldaten kunnen hen overwinnen en plunderen de hele stad leeg. Daarbij wordt de moeder, de broer en de zus van Jan Breydel vermoord. De Coninck en Breydel, die al eerder met hun benden uit de stad waren vertrokken, vallen de stad in de nacht daarop aan. Alle Fransen worden uit Brugge verdreven.

Er komt uiteindelijk een grote veldslag (1302, de Guldensporenslag) tussen een groot leger Fransen (62 000 man sterk) en een klein leger Vlamingen (32 000 man sterk). Deze groep komt dus niet alleen uit Brugge, maar ook andere Vlaamse plaatsen hielpen mee in deze oorlog (o.a. Kortrijk, waar het gevecht ook plaatsvindt en Gent). Deze veldslag wordt uiteindelijk gewonnen door de Vlamingen. Dit was niet gelukt zonder de hulp van een bijzonder sterke ‘gulden’ ridder die later Robrecht van Bethune blijkt te zijn. Hij had van zijn bewaker in Frankrijk toestemming gekregen om stiekem naar Vlaanderen terug te keren. In deze oorlog is Adolf van Nieuwland, die inmiddels de geliefde van Machteld is geworden, zwaar gewond geraakt. Hij overleeft het uiteindelijk wel en na de slag geeft Robrecht de toestemming aan Adolf om met zijn dochter Machteld te trouwen. Hierna keert Robrecht terug naar Frankrijk. Helemaal aan het eind komt nog een samenvatting van wat er in de jaren daarna gebeurde, hoe door veel oorlog de Vlamingen uiteindelijk toch nog geheel vrij werden. Later zal Robrecht het graafschap overnemen, omdat zijn vader inmiddels is overleden. Als de nieuwe graaf leeft hij nog 17 jaar.



1.1.2.Aangeven van thema’s:

De thema’s van het boek zijn onderdrukking en vrijheid. Deze komen tot uiting wanneer de Vlamingen door de Fransen onderdrukt worden en de uiteindelijke bevrijding van Vlaanderen volgt. De ridders in het boek, zowel de Franse als de Vlaamse, zijn allemaal erg nationalistisch ingesteld en willen sterven voor hun vaderland. Dit uiten ze door een bloedige strijd te voeren. Een voorbeeld van zo’n ridder is de Vlaming Adolf van Nieuwland die het volgende zegt op zijn sterfbed: “Ik sterf. Gij ziet het, mijnheer Jan, mijn ziel zal niet lang meer op aarde blijven. Maar, beween mij niet. Ik sterf vergenoegd, nu het vaderland is gewroken…”. In het boek komt ook chauvinisme (overdreven vaderlandsliefde) en nationalisme van de Vlamingen naar voren (Vlaams nationalisme). Helemaal aan het eind van het verhaal staat nog een soort noot van de schrijver zelf: "Gij Vlaming, die dit boek gelezen hebt, overweeg bij de roemrijke daden waarvan het getuigt, wat Vlaanderen eertijds was - wat het nu nog is - en nog meer, wat het worden zal indien gij het heilig voorbeeld van uw vaderen vergeet!"



1.1.3. Imitatieve of intentionele structuur:



1.2. Analyse van de structurele aspecten:

1.2.1.Tijd:

Het verhaal speelt zich af ten tijde van de Guldensporenslag in 1302 en verloopt volledig chronologisch. Het gaat om een historische roman. Het boek bestaat uit 24 hoofdstukken. De hoofdstukken hebben geen naam. De verteltijd is 368 bladzijden en de vertelde tijd is ongeveer 2 jaar. Aangezien de vertelde tijd groter is dan de verteltijd, is dit een epische tijdsverhouding. Het boek is geschreven in het perspectief van een alwetende verteller. Ook past de schrijver vaak tijdsverdichting toe, dan is het nacht of gebeurt er gewoon niets dat interessant is. De tijdsverdichting loopt dan ook van een paar uur tot ongeveer 2 weken, afhankelijk van de situatie. Het verhaal is dus niet continu.

In het verhaal heb je twee verhaallijnen, die je niet echt nauw moet nemen. De schrijver vertelt in elke verhaallijn over andere personen. Je hebt een verhaallijn over de Vlamingen en je hebt een verhaallijn over de Fransen.

In het begin wordt de groep Vlaamse edelen die bij de koning op audiëntie gaan gevolgd. Daarna de verwanten van Robrecht van Bethune, die uit zijn kasteel moeten vluchten omdat de Fransen het bezetten. Daarna worden de leiders van de opstanden in Brugge - Jan Breydel en Pieter Deconinck - gevolgd. Als laatste, tijdens de veldslag loopt het eigenlijk een beetje door elkaar. In het boek komen flashbacks voor om historische feiten - die nodig zijn voor het verhaal - te melden.



1.2.2.Ruimte:

Het verhaal speelt zich voornamelijk af in Vlaanderen bij de steden Brugge en Kortrijk. In het begin speelt het zich nog even bij het kasteel van de graaf van Vlaanderen (Gwijde) af en later als de graaf samen met Robrecht van Bethune en zijn 50 leenmannen de koning probeert te overhalen zijn dochter te bevrijden, speelt het zich nog even bij het hof van Frankrijk in Compiègne af. Het zijn allemaal bestaande en bekende plaatsen, die in het boek met details beschreven worden. De natuur wordt daarentegen met veel meer details beschreven en dit komt nogal gevoelsgeladen over. De ruimte is in het algemeen belangrijk voor het verhaal, want door deze details kan je als lezer een goed beeld krijgen van de omgeving, wat zorgt voor een betere inleving.



1.2.3.Personages:

Er zijn in dit boek eigenlijk meerdere hoofdpersonages en zij zijn allemaal helden. Ze hebben veel over voor hun vaderland en hebben veel moed. Ze worden in het verhaal goed beschreven, waardoor ik me goed kon inleven.

De personages die zich inzetten voor de bevrijding van Vlaanderen komen allemaal sympathiek over, omdat ze op een goede manier voor hun vaderland willen strijden. Het gedrag van de Franse koning kan ik niet op prijs stellen, want ik vind dat hij onredelijk is tegenover de Vlamingen.

Bijna alle hoofdpersonages zijn historisch belangrijk. Het zijn allemaal round characters. In het boek komen veel nevenpersonages voor, maar de meeste zijn niet echt belangrijk, het gaat meer om het idee bij die personages. Deze personages zijn allemaal types omdat hun karakter niet verandert tijdens het verloop van het boek (flat characters).

De protagonisten zijn de Vlamingen, de antagonisten zijn de Fransen en de tritagonist is Johanna van Navarra (aanstichtster van het conflict).

Hoofdpersonages:

- Robrecht van Bethune (de leeuw van Vlaanderen):

Hij is de oudste zoon van de graaf van Vlaanderen (Gwijde). Hij is een dappere en hoofse ridder en edelman die de Vlamingen aan de overwinning helpt. Hij is ook een goede leider.



- Pieter Deconinck:

Hij is de deken, het hoofd, van het weversambacht in Brugge. Vlak voor de grote slag bij Kortrijk wordt hij tot ridder geslagen. Hij is een eenogige man met een flinke portie gezond verstand en moed. Hij leidt behalve zijn eigen ambacht ook de andere ambachten van Brugge in de strijd naar de vrijheid van Vlaanderen.



- Jan Breydel:

Hij is de deken van het ambacht van de beenhouwers in Brugge en een goede vriend van Pieter Deconinck. Hij is een soort medeleider, maar Deconinck is echt het hoofd. Ook Breydel is heel dapper, hij is alleen veel gevoeliger en zonder leiding van Deconinck was hij waarschijnlijk gek geworden. Hij is ook tot veel bereid om te zorgen voor de vrijheid van Vlaanderen. Hij staat symbool voor de Vlaamse gezonde volkskracht.



Nevenpersonages:

- Machteld van Bethune:

Zij is de 16-jarige dochter van Robrecht van Bethune. Ze is een echte hoofse jonkvrouw, wat je vooral heel erg merkt aan haar liefde voor de ridder Adolf van Nieuwland. Ze zegt daarover niets uit beleefdheid en als ze weet dat Adolf haar ook leuk vindt, blijven ze heel netjes tegen elkaar praten. Zij is een helpster van de hoofdpersonages.



- Adolf van Nieuwland:

Hij is een hoofse ridder (jonge edelman) en goede vriend van Robrecht van Bethune. Hij raakte gewond waardoor hij niet gevangen werd genomen door de Franse koning en hij werd verzorgd door Machteld, waarop hij verliefd is. Hij is erg trouw aan Robrecht en heel beleefd en netjes tegen Machteld, ook hij doet alles voor het vaderland. Uit deze dingen blijkt ook dat hij een zeer hoofse ridder is. Ook hij is een helper van de hoofdpersonages.



- Phillipe le Bel (alias Filips de Schone):

Hij is de koning van Frankrijk. Hij is niet echt een slechte man.

De besluiten worden meestal genomen door zijn vrouw, Johanna van Navarra.

- Johanna van Navarra:

Zij is de koningin van Navarra en tevens de vrouw van Philippe le Bel. Door haar enorme wraak ten opzichte van de Vlamingen, zijn er meer dan 50 Vlaamse edelen (o.a. Gwijde en Robrecht van Bethune) opgesloten in verschillende Franse steden. Ook is één van de dochters van Gwijde, Philippa, gedood door het toedienen van gif, dat door haar bevolen was. Zij is ook de sterke vrouw achter de ietwat ‘ simpele ‘ (makkelijk beïnvloedbare) Franse koning.



- Gwijde:

Hij is de graaf van Vlaanderen, die na verloop van tijd in de gevangenis terechtkomt door de wraakzuchtige Johanna van Navarra.



- Robert d’Artois:

Hij is een graaf en opperbevelhebber van het Franse leger. Hij wil alles doen om de Vlamingen te overwinnen. Ook is hij heel arrogant en mede daardoor onderschat hij de Vlamingen. Hij is precies het tegenovergestelde van een goede Vlaming.



- Jacques de Châtillon:

Hij is een ridder die door de koningin, zijn tante, als landvoogd van Vlaanderen wordt aangesteld. Hij is erg gemeen en arrogant.



- Diederik de Vos:

Een ridder die tot de Vlamingen behoort en grotendeels als bode werkt. Hij is een meester in het zich vermommen en kan er zo voor zorgen dat Robrecht van Bethune op een zeker moment uit zijn gevangenis komt zonder dat iemand het merkt (door de goede vermomming).



- …



1.2.4.Vertelperspectief:

De vertelsituatie in het boek is een alwetende vertelsituatie (door een alwetende verteller).De gebeurtenissen vertonen zich als een soort film en worden niet weergegeven door de ogen van één van de personages. Het verhaal op zich is hierdoor objectief, maar doordat Hendrik Conscience een heel nationalistische Vlaming was, zijn sommige gebeurtenissen zoals het aantal soldaten en de slag zelf heel subjectief beschreven. De Fransen worden in zijn boek als de slechten afgebeeld en de Vlamingen als de goeden. Het boek zou waarschijnlijk een heel andere wending krijgen, indien het zou geschreven zijn door een Fransman.



1.2.5.Motieven en symbolen:

1.2.5.1.Motieven:

- Chauvinisme (overdreven vaderlandsliefde):

Vooral Jan Breydel is soms erg chauvinistisch. Soms kan hij zichzelf moeilijk onder controle houden en op deze momenten is Pieter Deconinck er gelukkig altijd bij.

- Liefde: In het boek komen 2 soorten liefde voor, liefde tussen vader en kind en hoofse liefde tussen man en vrouw. De liefde tussen vader en kind vind je bijvoorbeeld, als graaf Gwijde zijn dochter uit de gevangenis in Frankrijk wil halen, maar ook wanneer Machteld zwaar gewond is en haar vader (Robrecht van Bethune) voor haar zorgt. De hoofse liefde vind je terug in de relatie tussen Adolf van Nieuwland en Machteld. De woordenschat die behoort tot het verklaren van de hoofse liefde voor zijn partner, is heel uitgebreid en soms een beetje archaïsch.

- Wederzijdse afkeer: De Fransen kijken heel erg neer op de Vlamingen. Zij vinden hen een stelletje boerenpummels. De Vlamingen verachten op hun beurt de Fransen om hun arrogantie.

- Verraad: De zogenaamde Leliaards (dit zijn de Vlamingen die hun vaderland in de steek gelaten hebben) waarover Hendrik Conscience enkele keren schrijft. De belangrijkste verrader was Jan van Gistel.

- Haat: Dit is de haat die Johanna van Navarra koestert tegen de Vlamingen.

- Geluk: Het geluk die de Vlamingen voelden bij het ontsnappen aan de slavernij.

- Pijn: De pijn die Machteld doorheen het hele verhaal kent, omdat haar familie haar ontnomen is.



1.2.5.2.Symboliek:

Er zijn in het boek twee symbolen terug te vinden. Enerzijds heb je de leeuw van Vlaanderen. Een leeuw is erg machtig en Vlaanderen blijkt dat ook te zijn, tot grote schrik van de Fransen. Anderzijds heb je de lelie. De lelie staat in het boek voor het wapenschild van de Leliaards en misschien ook gedeeltelijk voor de Fransen. De lelie staat voor onschuld en zuiverheid. In de volkssymboliek is de lelie een teken van de dood. De titel van het boek is ook symbolisch. De titel staat gelijk aan één van de hoofdpersonages, namelijk Robrecht van Bethune, bijgenaamd de Leeuw van Vlaanderen (hij heeft deze bijnaam in de strijd tegen de Saracenen verkregen). Hij is een stereotiep soort ridder: edelmoedig, dapper, enz…. Ook de vlag van Vlaanderen wordt de Leeuw genoemd, omdat er een Leeuw opstaat. De Leeuw van Vlaanderen is in ieder geval een teken van het Vlaamse nationalisme. Er is geen motto aanwezig in het boek maar er staat wel een afbeelding op die plaats (vooraan in het boek). Er wordt een leeuw afgebeeld, die omringd wordt door engelen, lijken en Jan Breydel. Deze leeuw is ook terug te vinden op het wapenschild dat zich onderaan de bladzijde bevindt. Aan de linkerzijde wordt de Griekse godin van de rechtspraak (Themis) voorgesteld met een weegschaal (de weegschaal stelt de precieze afweging van de feiten voor, zodat ze daarmee kon zeggen of iemand schuldig of onschuldig was) en een zwaard.



1.2.6.Taalgebruik en stijl:

1.2.6.1.Taalgebruik:

Het taalgebruik is niet zo moeilijk, omdat het voor een deel al aangepast is aan de moderne taal. Er zitten soms wel wat archaïsche, Vlaamse woorden in, maar die worden deels verklaard achteraan het boek bij de noten. Zo gebruikt men gij i.p.v. jij. In het boek zitten er ook nog stukken die in het Middelnederlands zijn geschreven (vb. achteraan bij de noten). Dit taalgebruik past heel goed bij het verhaal, dat zich afspeelt rond 1300. Als je ‘jij’ gebruikt tijdens het schelden, dan past dat niet in deze context en wordt het verhaal ook niet serieus genomen. Ik vind het dus goed dat de uitgever het taalgebruik, wat heel ongewoon is voor deze tijd, niet volledig heeft veranderd. De verhouding tussen dialoog en beschrijvingen is precies goed in dit boek. Er zijn niet te veel dialogen en de beschrijvingen zijn goed (niet te saai en te lang). Met deze verdeling vond ik het boek erg goed en zeker niet saai. Het boek is heel mooi, omdat alles goed beschreven is. Er zijn niet te veel beschrijvingen van het landschap, die het boek dus niet eentonig maken. De slag om Kortrijk is juist wel weer uitvoerig beschreven, maar dat was dan ook een van de spannendste stukken. Het verhaal tussen Adolf, Machteld en Robrecht is een ontspannen, maar toch emotioneel tussendoortje, anders omvat het boek veel spanning.



1.2.6.2.Stijl:

De schrijver gebruikt een redelijk ouderwets taalgebruik, wat niet zo vreemd is voor een boek dat in de jaren '30 van de 19e eeuw is geschreven. Men gebruikt positieve woorden als het verhaal zich afspeelt bij de Vlamingen en wanneer het bij de Fransen is, hanteert men negatieve woorden. Hoewel er uitzonderingen zijn bij de Fransen die wel zich edelmoedig en als een waar ridder gedragen. Dit zal wellicht het gevolg zijn van een Vlaamse schrijver i.p.v. een Franstalige schrijver.



1.3. Synthese: de idee achter het werk:

De idee in dit verhaal is dat de schrijver de lezer wil laten beseffen dat Vlaanderen ooit een machtig, onafhankelijk land was. Hoe het was, hoe het is en wat het zal worden, hiervan getuigd ook het eindstukje van het boek. De auteur eindigt met de zin: “Gij Vlaming, die dit boek gelezen hebt, overweeg, bij de roemrijke daden welke hetzelve bevat, wat Vlaanderen eertijds was – wat het nu is – en nog meer wat het worden zal indien gij de heilige voorbeelden uwer Vaderen vergeet!”. Ik vond het een heel leuk en spannend boek, echt iets om nog eens te herlezen. Het is een heerlijk ridderverhaal, dat zo geschreven is dat je je helemaal gaat inleven. De tekening in het boek vond ik een leuke ontdekking, want je kon er heel wat elementen uithalen nadat je het boek gelezen had. Deze elementen waren de belangrijkste onderdelen van het verhaal. Ik vind het verhaal en het onderwerp ervan erg interessant, het leven in de Middeleeuwen heeft me altijd al geboeid. Het nationalisme is erg goed uitgewerkt in het verhaal en als je het verhaal leest (ook al ben je Frans), dan word je zelf ook een beetje een Vlaamse nationalist. Je wilt echt dat de Vlamingen zich vrij vechten en dat die Fransen ophouden en dat ze teruggaan naar Frankrijk om de Vlaamse gevangenen vrij te laten. Het onderwerp nationalisme kun je ook heel saai maken, maar dat is in dit boek niet van toepassing, dat vind ik goed. Hendrik Conscience heeft het verhaal zo geschreven dat je bijna ongemerkt zijn mening overneemt.

Ik voelde me nauw betrokken bij de gebeurtenissen en het verhaal maakte me ook een beetje gevoelig. Zo zou ik op een bepaald moment de Vlamingen willen helpen, omdat het vaderlandsgevoel in mij naar boven kwam



2.Extrinsieke benadering:



2.1.Biografische gegevens:

Geboren: 3 december 1812(Antwerpen)

Overleden: 10 september 1883(Elsene)

Situering: Vlaamse Beweging; Proza

Biografie: De schrijver die zijn volk leerde lezen. Hij was de zoon van Pierre Conscience, een Fransman die zich in 1807 als scheepstimmerman in Antwerpen had gevestigd, en van Cornelia Balieu, een vrouw uit de Keulen. Hij was een ziekelijk kind, genoot slechts enkele jaren onderwijs en ontwikkelde zich geheel door zelfstudie, waarbij vooral geschiedenis en de natuur hem bijzonder boeiden. Hij werd hulponderwijzer (1828-1830) maar nam bij het uitbreken van de Omwenteling van 1830 dienst in het Belgische leger. De dromerige eenzaat werd er geconfronteerd met een weinig zachtzinnig systeem dat weliswaar zijn karakter hardde maar waaraan hij zich niettemin nooit kon aanpassen; hij werd dan ook gedegradeerd wegens verwaarlozing van zijn militaire plichten en overtreding van het reglement. Na zijn demobilisatie (1836) kwam hij terecht in de romantische bohème van Antwerpen. Onder invloed van Jan de Laet was hij beginnen te schrijven, eerst in het Frans en daarna, op instigatie van Theodoor van Ryswyck, in het Nederlands. Een korte tijd was hij klerk bij het provinciebestuur, maar spoedig nam hij ontslag om zich geheel aan het schrijven te kunnen wijden; politieke moeilijkheden noodzaakten hem een tijdje onder te duiken bij een bloemist. Ondertussen schreef hij romantisch proza met historische inspiratie, waarin de jonge heethoofdige flamingantische dweper in geschrifte de strijd aanbond met de verknechtende 'zuidervolken': met de Spanjaarden in In 't Wonderjaer en Phantazy (allebei 1837) en daarna met de Fransen in een echte historische roman die meteen een schot in de literaire roos betekende, De Leeuw van Vlaenderen (1838), lange tijd het meest populaire boek uit de Vlaamse literatuur, een volksepos dat in de context van de Vlaamse bewustwording zonder meer de betekenis had van een politieke daad die generaties lang bleef nawerken. Rond 1840 kwam Conscience tot rust: hij vond een baan als griffier bij de Academie voor Schone Kunsten te Antwerpen, waar zijn vriend en artistieke beschermheer Gustaaf Wappers directeur was en in 1841 trouwde hij met Maria Peinen. Hij kreeg meer oog voor de werkelijkheid rondom hem en evolueerde zowel in politieke als in literaire zin naar een zeker conformisme t.o.v. de bestaande realiteit. Hij bleef flamingant, maar verloor elk radicalisme, in de ideologische strijd tussen katholieken en vrijzinnigen, die zijn oude artistiek-intellectuele vriendenkring verscheurde, helde hij steeds meer over naar het religieuze, politieke en sociale conservatisme van het katholieke kamp. Hij verloor er vrienden mee, zoals de radicale vrijzinnige progressist Pieter Frans van Kerckhoven en Door van Ryswyck, die de hele situatie mentaal niet aankon en in een gesticht krankzinnig stierf. Conscience begon nu zedenkundig-maatschappelijke romans te schrijven, waarmee hij zijn lezerspubliek aanzienlijk wist uit te breiden: Hoe men schilder wordt (1843), Wat eene moeder lijden kan (1844) en Siska van Roosemael (1844). Er zit een beetje brave sociale kritiek in deze werken, maar die is zo voorzichtig geformuleerd dat niemand er aanstoot aan kan nemen. En dat was de bedoeling: Conscience was een schrijver van bestsellers geworden, wilde niemand tegen zich in het harnas jagen, uit de vroegere Sturm und Drang romans werden bij herdruk de al te liberale en antiklerikale passages geschrapt... Behalve zedenromans begon Conscience rond 1850 nog een genre te beoefenen waarin hij werkelijk uitmuntte: de dorpsidyllen Rikke-Tikke-Tak (1845), Blinde Rosa (1850), De loteling (1850), de landelijke romans Baes Gansendonck (1850) en De arme edelman (1851) en de vertellingen uit De grootmoeder. Met deze, en met steeds meer nieuwe werken in de andere genres, werd Conscience de beroemdste en meest gelezen Vlaamse schrijver. Hij drong ook in het buitenland door: in de jaren '40 waren er al Duitse, Engelse en Amerikaanse vertalingen van zijn boeken, in het volgende decennium ook Franse. Nadat hij in 1853 ontslag had genomen bij de Academie uit solidariteit met Gustaaf Wappers, leefde hij tot 1856 alleen van de opbrengst van zijn pen. Dan werd hij aangesteld als arrondissementscommissaris te Kortrijk, een ambt dat hem niet lag en onvoldoende bezoldigd werd om er een bepaalde bourgeois levensstandaard mee te kunnen ophouden. De stad lag hem ook niet, ze was te bekrompen, te kleinburgerlijk. Toch kwam de verburgerlijking van zijn werk in een stroomversnelling rond de Kortrijkse tijd, terwijl het schrijven vaak een routineus karakter kreeg. Niettemin kwam ook hier nog werk van niveau tot stand: Bella Stock (1861), de eerste Vlaamse vissersroman, Het Goudland (1862), de eerste Vlaamse avonturenroman en de zeer paternalistisch opgevatte en hoogst onwaarschijnlijke maar spoedig populaire geschiedenis van twee Gentse arbeiderskinderen Bavo en Lieveken (1865). In 1869 werd Conscience conservator van het Wiertzmuseum te Brussel, een sinecure die voor hem door de Staat was ingesteld. Hij herleefde, in de nieuwe omgeving, hoewel het huiselijk minder gunstig verliep: zijn twee zonen stierven en hijzelf sukkelde met de gezondheid. Zijn literaire produktie hervond evenwel het vroegere niveau met de historische roman De Kerels van Vlaanderen (1871) het beste wat hij in dit genre tot stand bracht, verhalen als Eene 0 te veel (1872) en romans als De oom van Felix Roobeek (1877) en De schat van Felix Roobeek (1878). Bij het verschijnen van zijn honderdste titel in 1881, vond te Brussel een massahulde plaats. In augustus 1883 werd te Antwerpen zijn standbeeld, van de hand van Frans Joris, onthuld. Het was moeizaam tot stand gekomen.- Conscience was ziek. Minder dan een maand na de onthulling overleed de schrijver aan de slepende maagkwaal die hem al lang kwelde. Hij werd met nationale eer van Brussel naar Antwerpen gebracht en begraven op het Kielkerkhof,- in 1936 werd hij overgebracht naar het Schoonselhof. Op zijn grafmonument beitelde de beeldhouwer Frans Joris de spoedig beroemde spreuk: 'Hij leerde zijn volk lezen ".



Bibliografie:

-De omwenteling van 1830

-De loteling (verfilmd)

-De leeuw van Vlaanderen, geschreven in 1838 en verfilmd door Hugo Claus. Conscience werd hoogstwaarschijnlijk geïnspireerd tot het schrijven van De leeuw van Vlaanderen na het zien van het schilderij De Groeningeslag van Nicaise De Keyser. In deze roman beschrijft Conscience de Guldensporenslag die hij als achtergrond gebruikt om de liefdesavonturen te schetsen van Machteld, de dochter van Robrecht  van Bethune met ridder Adolf van Nieuwland. Conscience werd vaak verweten dat hij in zijn boek een loopje nam met de geschiedenis. Zo verschijnt Robrecht  van Bethune als redder van het Vlaamse leger op het slagveld terwijl hij in werkelijkheid in Franse gevangenschap verbleef. Conscience nochtans een twintigtal historische bronnen geraadpleegd, de plaats van de slag zelf verkent en deskundigen en middeleeuwse geschiedenis geraadpleegd. Hij liet zich liet zich misleiden door foutieve informatie die hij in middeleeuwse kronieken aantrof. In het werk Geschiedenis van België dat hij in 1845 publiceerde, corrigeerde hij een aantal fouten te radicaal. Hij stelde Robrecht voor als iemand die het Vlaamse volk minachtte. Nochtans was het ook aan Robrecht te danken dat de huidige Belgische provincies West –en Oost-Vlaanderen niet bij Frankrijk werden ingelijfd. Met het grote succes van De leeuw van Vlaanderen verdiende Conscience de titel “de man die zijn volk leerde lezen”. Verder heeft dit boek sterk bijgedragen tot de Vlaamse bewustwording in de 19 de eeuw en de groei van de Vlaamse Beweging tot in de 20 ste eeuw.



-In 't wonderjaer (1837)

-Wat eene moeder lijden kan (1843)

-Siska van Roosemael (1844)

-Geschiedenis van Belgie (1845)

-Jacob Artevelde (1849)

-De loteling (1850)

-Baas Gansendonck (1850)

-Blinde Rosa (1851)

-De arme edelman (1851)

-De boerenkrijg (1853)

-De omwenteling van 1830 (1858)

-Moederliefde (1862)

-Het Goudland (1862)

-De koopman van Antwerpen (1863)

-Bavo en Lieveken (1865)

-De kerels van Vlaanderen (1870)

-De oom van Felix Roobeek (1877)

-De schat van Felix Roobeek (1878)

-Geld en Adel (1882)



2.2. Geesteswetenschappelijke gegevens: tijdsgeest:

Conscience is samen met Guido Gezelle en zijn gedicht “Dien avond en die Rooze” en Karel Ledeganck met zijn “3 zustersteden” de voornaamste vertegenwoordiger van de romantiek in Vlaanderen. Heeft zijn werk de literatuur in Vlaanderen niet gered, dan heeft het toch zeker bijgedragen tot een wederopbloei ervan. Zijn invloed was overweldigend, zelfs tot in het begin van deze eeuw. Belangrijk aan Conscience is dat hij niet alleen een lezerspubliek heeft geschapen, maar dat hij ook zijn volk leerde lezen, in het bijzonder de minder gegoeden of de derde stand. De Romantiek verliep gelijktijdig met het Classicisme. Het Classicisme staat synoniem voor het teruggrijpen naar de klassieke Oudheid. Deze twee stromingen hebben mekaar zeker beïnvloed. Het vaderlandsgevoel is ook belangrijk waar het gaat om de relatie met sociaal-economische achtergronden en culturele achtergronden. De burgerlijke ideologie heeft het vaderland en het vorstenhuis centraal gesteld in de 19e eeuw. Men zocht in de 19e eeuw naar het eigen verleden. De leeuw van Vlaanderen is dus een boek dat prima past in deze periode.

In zijn eerste succes, de Leeuw van Vlaanderen, vinden we volgende kenmerken terug van de Romantiek:



Nationalisme: het bewustzijn van tot een bepaald volk te behoren met een gemeenschappelijke geschiedenis en gebruiken.

Revolte: in opstand komen tegen alles dat conventioneel en burgerlijk is.

Antirationalisme, vlucht in de religie: verzet tegen het denken en geloven in de religie, het mysterieuze.

Vlucht in en liefde voor het verleden: dwepen met vroeger, toen alles zoveel beter was en waarbij het verleden geïdealiseerd wordt. Natuurliefde, natureingang: de kleurrijke beschrijving van de natuur en gevoelens.



Spleen en Weltschmertz zijn kenmerken van de romantiek die we vooral in het buitenland aantreffen o.a. Goethe met “Het lijden van de jonge Werther” is hier een goed voorbeeld van. Bij ons komt het haast niet voor, tenzij bij Multatuli.



De schrijver heeft geen objectief beeld van de strijd tussen de Vlamingen en de Fransen gegeven, maar heeft duidelijk de nadruk gelegd op het gevoel dat hij erbij had en het is zijn doel geweest om een boodschap mee te geven aan de mensen die het boek lezen. Het is dus niet objectief. Door deze duidelijke visie op de maatschappij, waarin het vaderland voorop staat, die wordt gegeven, is het een ideeënroman.



2.3.Sociologische gegevens: maatschappelijke achtergrond:

Sinds de publicatie van Consciences “De leeuw van Vlaanderen” in 1838 is de Guldensporenslag nauw verbonden met de Vlaamse Beweging. De Vlaamse beweging was een stroming opgericht voor de erkenning van het Nederlands als taal van de Vlamingen in België. Ze streefde naar een erkenning van de Vlamingen als volk of als gemeenschap erkend door België en daarbuiten. Zo werd de vrijheidsstrijd van 1302 het symbool van de Vlaamse onafhankelijkheidsstrijd in de verfranste Belgische staat.



2.4.Literair-historische invloeden:

Conscience baseerde zich op de waargebeurde feiten: De Brugse Metten en Guldensporenslag



I.

De Brugse Metten vonden plaats te Brugge in de vroege morgen van 18 mei 1302. Jacques de Châtillon, die door de Franse koning Filips de Schone tot gouverneur van Vlaanderen was aangesteld, was op 17 mei met een troepenmacht binnengetrokken in Brugge, dat toch wel een belangrijke rol speelde in het verzet tegen de Franse overheersing in het graafschap Vlaanderen. Als gevolg daarvan had een groot aantal opstandelingen de stad verlaten. In de vroege morgen (op het tijdstip van de metten) van 18 mei drongen laatsgenoemden de stad binnen, onder de kreet “Scilt en vrient”. De Fransen die deze kreet wilden nazeggen, struikelden over het eerste woord, dat zij niet met de in het Brugse dialect gebruikelijke aspiratie konden uitspreken. Zij werden terstond gedood. De Châtillon zelf wist echter te ontsnappen. Dit feit gaf aanleiding tot de Guldensporenslag.



II.

De Guldensporenslag was de naam die in de 19e eeuw werd gegeven aan de op 11 juli 1302 geleverde veldslag op de Groeningekouter tussen het Franse ridderleger en het, bijna uitsluitend uit ambachtslieden en boeren bestaande leger.

Deze slag had tot gevolg dat Vlaanderen niet afhankelijk werd van Frankrijk. Toch betekende de overwinning niet het einde van de Franse dreiging.

Het gevolg van deze slag leidde tot een democratischer bestuur en een nieuw tijdperk op militair vlak. Er werden veel nieuwe oorlogstuigen ontwikkeld.
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen