Boekverslag : Ellen Tijsinger - De Olifantenjongen
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 1364 woorden.

1. Gegevens over het boek.



Auteur: Ellen Tijssinger.

Titel: De olifantenjongen.

Uitgever: Uitgeverij van Goor, Amsterdam.

Jaar van uitgave: 2002.

Genre: spannend.



2. Gegevens over de schrijver.



Geschreven boeken: Kaper op de vlucht, Lotus brengt geluk, Nikolaj, De rode vlieger, Word toch wakker!, Speurtocht naar het verleden, De zwarte vulkaan.

Prijzen: 'Wordt toch wakker' werd in 1989 getipt door de Kinderjury, bronzen Boek 1990 voor 'Wordt toch wakker!', 'Nikolaj' werd in 1990 getipt door de Kinderjury en bronzen Boek 1991 voor 'Nikolaj' 'Morgenster' werd in 1996 bekroond door de Nederlandse Kinderjury.

Verfilmingen: Geen verfilmingen.



3. Gebeurtenissen.



Kari, een jongen uit Kenia heeft altijd bij zijn grootmoeder gewoond, van zijn geboorte af al. Maar als hij twaalf is wordt hij weggestuurd door zijn grootmoeder. Dat komt doordat de oogst dat jaar erg slecht is, er is niet genoeg voor twee mensen. Hij gaat op pad en probeert overal wat te eten te krijgen, hij overleeft het want hij krijgt af en toe van mensen te eten. Hij heeft niet veel, maar genoeg om te overleven. In een grote stad genaamd Nyahururu woont iemand die hij kent, Njeri, daarom gaat hij ook naar die stad. Het is hem al die tijd ten strengste verboden door Njeri maar vooral door zijn grootmoeder om bij een bende te gaan, ze snuiven lijm en stelen van alles. Toch komt hij op een dag een bende tegen, de bende van Kabero, er wordt tegen hem gezegd dat als hij er bij gaat dat hij dan elke dag genoeg te eten zal hebben en een plek zal hebben om te slapen, zodat hij niet nat wordt wanneer het regent. Hij moet lang nadenken maar besluit toch bij de bende te gaan, hij heeft ten slotte wel een grotere kans te overleven omdat ze met een grote groep zijn. Ze snuiven lijm, dat vindt Kari wel weer een stuk minder, maar het lukt hem ze het af te leren, ze zijn hem daarvoor erg dankbaar. Het enige probleem is dat er in de buurt ook nog een andere bende is, de bende van Jogona. Deze bende steelt veel dingen van hen wat ze verdienen of stelen, ze zijn ook ouder en veel groter. De bende van Kabero kan niet zo goed tegen hen op. Daarom besluiten ze naar een andere plek te trekken, op hun oude plek zijn ze niet langer veilig. Kari weet een goede plek, een soort hutje die hij had gemaakt toen hij onderweg was naar Nyahururu. Ze brengen er één nacht door. Als Kari er ’s morgens wakker wordt hoort hij rare geluiden, hij gaat kijken en ziet er een paar olifanten staan. Die beesten kunnen erg gevaarlijk zijn en vooral als ze je ruiken heb je weinig kans het te overleven. Hij waarschuwt zo snel mogelijk de anderen en ze klimmen allemaal in een andere boom. Een van de olifanten, een moeder met een jong komt dichterbij de boom waar Kari zich aan vastklemt. Hij denkt niet na maar begint uit zich zelf tegen de olifant te praten, het lijkt alsof hij voelt wat de olifant wil en denkt. Hij fluistert om de olifant gerust te stellen en het lijkt er op dat de olifanten hem verstaan, ze wapperen niet meer met hun oren en maken geen geluiden meer met hun slurf, ze draaien om en trekken naar een andere plek. Even later is iedereen uit de boom, behalve Tabitha, het enige meisje in de bende. Ze zegt er niet meer uit te durven en valt met een harde smak op de grond. De jongens waarschuwen Njeri en zuster Mary, een zuster van het jongenshuis en het meisjeshuis zo snel als ze kunnen. Ze nemen Tabitha mee en genezen haar zo snel mogelijk. Ze komt voor even in het meisjeshuis wonen, tenminste dat verwachten ze. Een paar dagen later gaan de jongens terug om te kijken hoe het met Tabitha gaat en om te vragen wanneer ze terug komt bij hun bende. Tot hun verbazing vertelt Tabitha dat ze het er zo fijn heeft dat ze er wil blijven wonen. De jongens kunnen haar helaas niet tegenhouden.

De bende van Kabero zwerft weer gewoon verder, zonder Tabitha. Maar na een paar dagen zoekt Njeri Kari op om een verzoek te doen, ze vertelt dat haar broer hem nodig heeft om de olifanten weg te jagen, ze eten alles op. Dat is erg moeilijk voor hem, hij kan de jongens toch niet in de steek laten! Hij denkt er diep over na en komt toch tot de conclusie dat het beter is om naar Njeri’s broer te gaan, hij zal er fatsoenlijk te eten krijgen en hij kan er zelfs in een warm bed slapen. Het is moeilijk om het de jongens te vertellen maar het moet wel, hij probeert ze ook te overtuigen om bij naar het jongenshuis te gaan, daar zullen ze het veel beter hebben.



Als hij aankomt bij Njeri’s broer Moses, zijn zwangere vrouw Rudia en hun dochtertje van vijf, Wanja voelt hij zich meteen opgelucht. De mensen zijn erg aardig en hij is er gelukkig, hij gaat naar school en jaagt voor Moses de olifanten weg. Ze zijn allemaal erg blij als het nieuwe kindje van Moses en Rudia, Moses wordt geboren.

Na een tijdje gaat hij zich toch wel afvragen hoe het zou gaan met Njeri, en met zijn grootmoeder. Als verrassing komt Njeri hen dan ook opzoeken, ze vertelt dat alles goed gaat en geeft hem zijn oude deken, die zijn grootmoeder ooit voor hem gemaakt heeft, met het geruststellende bericht dat alles goed gaat met zijn grootmoeder. Hij vraagt ook hoe het met zijn vrienden gaat, de bende van Kabero. Njeri vertelt dat twee jongens, Nathan en Kamau naar het jongenshuis zijn gegaan maar Kabero en Titus zwerven nog steeds op straat. Ze snuiven lijm en hebben zich aangesloten bij de bende van Jogona. Hij vindt het erg jammer, maar er is niks aan te doen. Hij vraagt ook nog naar Tabitha. Njeri zegt dat het erg goed gaat met haar, ze kan lezen als de beste!



4. Persoonlijke beleving.



Ik vind het verhaal best leuk, maar niet super geweldig, maar als je er eenmaal goed in bezig bent, is het zeer leuk. Maar vooral bij het eerste hoofdstuk moet je de draad echt oppakken.



Ik zelf zou het boek adviseren om het te lezen, want het is spannend zodra je gaat beginnen met lezen is het dan erg boeiend.

Het is begrijpelijk, en je kunt je er in meeleven hoe die straatkinderen zich voelen enzo.



5. Ruimte.



Het verhaal zelf speelt zich af in Kenia; in Afrika dus.

En het verhaal speelt zich af in de 20e eeuw.

Het kan zijn dat het verhaal echt kan gebeurd zijn, omdat in Afrika veel bendes zijn en in armoede leven.



6. Tijd.



In dit boek zijn de gebeurtenissen niet door elkaar gegooid, het is allemaal bij elkaar het verhaal word later spannender dan in het begin en dat maakt het juist avontuurlijk

Het verhaal wordt dus chronologisch verteld.

Er komen bijna geen flashbacks in voor. Er worden ook geen passages heel erg uitgebreid beschreven. Het doel is dus om spanning op te wekken maar ook om de personages duidelijk te maken.



7. Perspectief.



Het is geen ik-perspectief maar een hij/zij-perspectief, dus ook geen

wisselend perspectief. Het doel van het perspectief is absoluut niet om spanning op te wekken. Het is een hij/zij-perspectief omdat er over “hij en zij” wordt vertelt.



8. Verteller.



Het is geen ik-verteller, dus de zogenaamde ‘ik-persoon’ kan dus ook niet vertellen dat het op dat moment of achteraf is. Het is een verborgen verteller.



9. Personages.



De belangrijkste personen in dit boek zijn.:

• Kari (Hoofdrolspeler)

• Njeri (Vrouw die Kari vaak hielp en tegenovergestelde)

• Tabitha, Kabero, Nathan, Kamau, Titus (Karis’s vrienden uit zijn bende)

• Mozes en Rudia, Wanja (Degene die Kari heeft opgevangen, hij kon met zijn stem olifanten rustig maken.



Innerlijk Kari:

Uiterlijk Kari:



10. Stijl.



De stijl van de schrijver is best wel makkelijk en begrijpelijk. Dat komt voornamelijk omdat er niet zo veel moeilijke woorden en uitspraken instaan. Bij humoristische stijl gebruikt de schrijfster opsommingen, door middel van veel dingen te zeggen wordt het als maar grappiger.



11. Thema.



Zelf gevaren kennen, en gebeurtenissen te overleven. En inzien, wat goed en kwaad is, zoals Kari bij de bende gaat, dat is dus niet goed voor hem.
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen