Boekverslag : Ton Van Reen - Concert Voor De Fuhrer
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 1731 woorden.

Titel: Concert voor de Führer

Auteur: Ton van Reen



Samenvatting:

Hermann staat in het dorp en hoort om zich heen de zware bommen op de aarde vallen. Om zijn angst voor oorlogsgeweld te overwinnen heeft hij zichzelf aangeleerd om het te zien als muziek. Toen de bommen stopten met vallen werd het stil om hem heen in het dorp. Het leek de stilte van vrede. Hij twijfelde of hij terug zou gaan na de kazerne in Grave of zou blijven. Hij was te ver gegaan op een verkenningstocht, betovert door het klooster en de kerken die hij in het dorp zag. Hij wist dat hij terug moest maar zag dat ze al op de terugtocht. Hij wou de kerk in om op het orgel te spelen. Het was te laat om terug te gaan, hij zou een schietschijf zijn voor de vijand. Zijn droom was om pianist te worden, wat in duigen was gevallen door het rode litteken dat dwars over zijn linkerpols loep en tussen de verstijfde vingers verdween. Hij dacht aan zijn vriend Manfred Reifische die een wonderkind was, gaf zijn eerste meesterconcert op zijn viertiende. Hermann wist dat hij nooit zo goed zou kunnen worden als Manfred, hij dacht hij terug aan de dag van het meesterconcert.



Door een dichtslaande deur besefte hij weer waar hij was. Hij wist dat hij er al eerder was geweest met zijn moeder. Hij had de kerk bezocht en had hier voor de eerste keer de toetsen van het kerkorgel aan mogen raken. Nu wilde hij het weer opnieuw horen. Hij liep de kerk in en bewonderde alles om zich heen. Hij ging naar het oorlog toe en begon te spelen. Eerst voor zijn vermoorde vriend Manfred, toen voor zijn omgekomen vader, zijn gesneuvelde broer Gregor en toen een lied dat voor iedereen was. Al spelend vergat hij de beperkingen van zijn hand, en merkte dat hij er meer mee kon als dat hij had gedacht. Toen speelde hij het concert dat Manfred voor de Führer wou geven, het concert wat hem zou moeten overhalen de oorlog te beëindigen. Hij liep weer naar buiten, hoorde het geluid van vliegtuigen boven hem. Hij schuilde achter een boom en zag parachutisten, ze sprongen met honderden uit de vliegtuigen. Hij wist dat als je geallieerden uitbraken hij door de muziek als een rat in de val zat. Hij was zich aan het bedenken wat hij moest doen, waar hij heen moest gaan. Door de verminking van zijn hand hoefde hij niet meer te kiezen tussen muziek en archeologie. Muziek had hem en Manfred vrienden gemaakt. Maar hij zou altijd in zijn schaduw blijven staan. Het was net als Mozart en Salieri, Salieri stond in de schaduw van Mozart terwijl hij Mozart's leermeester was. Hij was in alles tweede, net als Salieri. Daarom had hij nooit over Elfriede verteld, bang dat hij haar van hem afgenomen had als hij haar had leren kennen. Mensen dachten dat Salieri mede schulidg was aan Mozarts dood, was hij dat ook van die van Manfreds. Hij wist dat hij er een grote rol in had gespeelt.



Hij hoorde een kinderstem, er waren dus nog mensen. Maar waar waren ze verstopt. Iedereen was bang, bang voor de Duitsters. Hij ook. De vermoeide Duitse soldaten waren onvoorspelbaar. Ze werden steeds verder teruggedrongen en veranderde zo onderhand in beesten. Ze hadden geen mededogen meer, de meesten vochten alleen nog maar uit angst. Angst voor de geallieerden, maar zeker voor de Russische Partizanen. Hij dacht aan zijn ouders, hoe ze elkaar ontmoet hadden, hun trouwdag en wat daarna kwam. Het verhuisen naar Duitsland omdat zijn vaders Duitse diploma's niet in Nederland erkend werden. Toen bedacht hij zich dat hij naar zijn grootouders kon vluchten, het was maar tien, twaalf kilometer maar zou hij wel in zijn soldaten kleren kunnen verschijnen. Hij dacht terug aan de keren dat hij tijdens de oorlog de tijd en gelegenheid had gevonden om orgel te spelen. Overal was hij op zoek geweest naar orgels. Hij dacht aan zijn vader, die veel te jong en onnodig gestorven was. Ondertussen was hij gaan lopen in het dorp en stopte voor een huis dat hem aan sprak. Het was een groot degelijk huis. Hij dacht aan vroeger, hoe onbezorgd hij was geweest. Hij had nooit gedacht dat ze van een musicus een soldaat zouden maken. Een bepaalde taak binnen het leger had hij wel verwacht, maar echt soldaat zijn, dat niet. Oorlog was ook zinloos, net als de dood van zijn broer. Die was in Rusland door de kou omgekomen. Hij besefte dat hij zijn hoofd in het zand had gestoken, ook hij had er aan mee gedaan. De Hitlerjugend, daar begon het allemaal al. Manfred speelde vroeger al voor de Führer, concerten in dienst van de führer. De Führer had het gehoord, en had hem uitgenodigt 's avonds op het galadiner te spelen. Maar ook Manfred en Hermann werden opgeroepen om in dienst te gaan, ondanks alle verwachtingen. Ze werden binnen een korte tijd getraind, ze werden hard gemaakt, hard gemaakt voor de oorlog.



Hermann twijfelde, wat zou hij doen. Toch alsnog terug gaan of zou hij een andere oplossing bedenken. De vliegtuigen waren weg, de parachutisten waren dus onderweg. Hij moest iets doen. Hij keek de kamer van het huis binnen. Het was net als thuis, het voelde vertrouwd.



Zelf hadden ze ook een joodse familie opgevangen, de familie Traubwein in de Kristalnacht. Ze begrepen het niet, waarom werd hun dit aan gedaan, zijn moeder had nog geprobeerd om te naar Nederland te helpen maar dit lukte niet, de grens was dicht. Zijn vader was onderwijzer, en Hermann wist zeker dat hier ook een onderwijzer woonde. Dat zag hij gewoon. Manfred kwam altijd bij hun piano spelen, zij hadden er thuis geen. Hij mocht het wel van zijn ouders, de bovenmeester vond het een goed idee dus accepteerden ze het. Net als de Hitlerjugend, dat werd gezien als iets educatiefs.



Hoeveel tijd had hij nog, waar zou hij naar toe moeten, terug verder gaan of blijven. Het waren vragen die door Hermann zijn hoofd spookten. Hij dacht na over de officieren, over Manfred die niet meer teruggekeerd was van het front. Doodgeschoten door zijn eigen compagnie. Ze hadden afgesproken samen te vluchten, Hermann durfde niet en Manfred was al verdwenen. 's Avonds merkte ze dat hij weg was, er werd een kloppejacht georganiseerd en hij werd gevonden in burgerkleding. Het was dus duidelijk dat hij probeerde te vluchten, ter dood veroordeeld. Hij had dorst, klopte op de deur bij het huis niemand reageerde. Hij ging naar binnen toe, keek wat rond en kwam in de keuken terecht. Hij dronk zoveel als hij kon, het was heerlijk. Hij dacht aan het archeologenkamp. Hoe het geweest was, hij had Elfriede er leren kennen. Hij vond haar geweldig. Door bommen stond een stadje in brand, om hun heen lagen mensen dood te gaan. Elfriede had haar angst overwonnen en was ze gaan helpen, Hermann niet, hij durfde niet. Na het kamp had hij geprobeerd contact te houden, maar ze reageerden niet meer, zou zij ook omgekomen zijn?



Hij dronk nog meer, en at de restjes uit de pan op. Alles moest snel, de parachutisten waren al onderweg hierna toe. Zelfs de kachel brandde nog, hij wist zeker dat er mensen thuis waren, maar waar zaten ze was de vraag. Hij waste snel zijn haren met het water, zijn hoofd jeukte zo. Hij droomde weer weg, zou hij de kerk kunnen halen en daar gewoon gaan spelen, de geallieerden begrepen dan wel dat hij geen kwaad in de zin had. Hij moest eerst burgerkleding zoeken, voor het geval dat. Hij liep naar boven keek rond en vond een kast met kleren. Hij pakte snel wat uit de kast en keek door het raam, hij zag al soldaten door het weiland sluipen, het zou niet lang meer duren voor ze hier zouden zijn. In het veldhospital had hij een keer de vijand ontmoet, Christopher Hall uit Manchester, hij vond het een heel aardige man en omgekeerd was dit ook. Maar adressen uitwisselen voordat ze weer uit elkaar gehaald werden lukte niet, het was verboden.



Hij liep de trap af en zag dat de keukendeur open was, hij wist zeker dat die net nog dicht was. Hij riep maar niemand antwoordde.Hij liep naar buiten en haastte zich naar de kerk hij hoorde een vreemde harde stem, de Amerikaan. Hermann wou schieten, maar toen zag hij het meisje achter het kamerraam. Hij dacht dat het Elfriede was. Door de afleiding werd hij neergeschoten, hij steeg langzaam op. Hij droomde, ijlde, allebij. hij zag Manfred achter de piano. Hij zei dat alles voorbij was. Hermann dacht dat de oorlog voorbij was, dat het een grote nare droom was geweest. Hij dacht aan zijn moeder, aan vroeger. Toen zag hij Elfriede weer, die een tafellaken over hem heen legde, het tafellaken van zijn moeder. Hij voreg of het wel mocht. Ze zei dat ze Elfriede niet was en dat hij moest rusten, en liep weer weg. Hij had het koud, dacht aan Gregor, zo was hij dus in de kou gestorven. Elfriede kwam terug, ging naar Manfred toe en Hermann wist dat hij haar kwijt was, ze had iemand dapper nodig, zoals Manfred. Elfriede begon tegen hem te praten, ze zei dat hij ijlde. Hij vroeg waar Manfred was, zei zij dat er niemand anders was. Ze heette Martha en woonde in dit huis. Ze vertelde dat ze hem naar binnen had geholpen toen hij neergeschoten was. Martha ging weer weg, Hermann droomde verder, hij zag van alles hoorde van alles. Muziek, Manfred achter de piano. Hij keek naar zijn hand, zijn litteken was weg. Martha was er weer en Hermann zei dat Manfred er was, ze vroeg wie het was. Ze was weer weg, Manfred zei dat het niet erg was, Hermann moest hem samen met andere soldaten neer moeten schieten, zo waren die officieren, sadistisch. Manfred verteld dat hij oefent voor een concert. De Führer had hem uitgenodigt te spelen bij hem thuis. Hermann bleef maar ijlen tegen Martha. Ondertussen zweefde hij steeds verder omhoog. Ook al probeerde hij omlaag te komen het lukte niet. Martha riep hem terug maar het lukte niet. Hij ging steeds verder weg, vloog over alles heen. Het werd steeds lichter om hem heen. Tot hij geen weerstand meer voelde. Geen lucht. Geen licht. Alleen maar kou. Tot alles roerloos was.
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen