Boekverslag : J. Bernlef - Boy
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 5637 woorden.

Bernlef, J. (Ps. van Henk Jan Marsman)

Boy

Amsterdam, Querido, 2000

2e druk, 1e druk 2000



'Boy' werd genomineerd voor de Libris Literatuur Prijs 2001.





Uittreksel



Wanneer de actrice Norma, ‘Polly’ Todd wordt vermoord, is dat voorpaginanieuws. William Stevens, ambitieus reporter van de locale krant Flatbush Chronicle is nieuwsgierig naar de toedracht van de moord, omdat hij altijd al een zwak voor de jonge actrice heeft gehad. De politie heeft de vermoedelijke dader al onmiddellijk op het oog, want toen Norma dood, naakt op haar bed, werd gevonden, bleek er zich een doofstomme jongen in een kast van haar slaapkamer te bevinden. Waar hij vandaan kwam, wat zijn motief was, bleef onbekend. De jury in de rechtbank vond in zijn aanwezigheid op de plek des onheil voldoende reden hem als de dader te veroordelen. De jongen wordt tot de doodstraf veroordeeld.

Als William zijn onderzoek begint komt hij er al gouw achter dat de jongen bij hem in de buurt woonde en Boy werd genoemd. Boy woonde bij de pianiste van de bioscoop, Amy Faye (het verhaal speelt zich af begin 1900 en films hadden nog geen geluid dus werden ze begeleid door muziek). Als William met haar gaat praten komt hij erachter dat zij de jongen een tijdje geleden op het strand heeft aangetroffen. Ze had zelf geen man of kinderen dus nam ze hem mee naar haar huis, omdat ze medelijden met hem had en zelf ook wel gezelschap kon gebruiken. Ze noemde hem Boy.

Amy kende Norma, omdat ze vroeger bij haar op school had gezeten en ze vriendinnen waren. Toen Norma een keer bij Amy op bezoek kwam was Boy helemaal weg van haar. Hij vond het blijkbaar zo bijzonder dat iemand die hij vaak op het filmdoek had gezien ook in het echt bestond, dat hij haar de hele tijd wilde aanraken. Dat Norma weer weg ging vond hij verschrikkelijk. De volgende dag is hij bij Amy weggelopen en naar Norma gegaan. Norma vond het goed dat Boy een tijdje kwam logeren. Amy weet verder niets te vertellen over de moord.

William is erg onder de indruk van Amy en zij worden verliefd op elkaar. Als hij van Amy de sleutel krijgt van het huis van Norma vindt hij een foto van een wat oudere man bij een vuurtoren. Van Flannery, de enige andere reporter en baas van de Flatbush Chronicle, krijgt hij te horen dat het de vuurtoren van Montauk is. Hij komt erachter dat de man op de foto Bruce Wilder heet. William reist naar Montauk en krijgt Bruce te spreken. Bruce is aardig dronken als hij aan William verteld dat Boy Norma niet heeft vermoord. Bruce ging veel met Norma om en op een dag ging hij met haar rijden in zijn cabriolet. Auto’s waren in die tijd nog zeer zeldzaam. Norma droeg een groene sjaal. Opeens hoorde hij naast zich een gil. De sjaal was in een wiel van zijn auto geraakt en zo was ze gewurgd. Hij heeft haar toen naar haar huis gebracht en op het bed gelegd. Vervolgens heeft hij haar uitgekleed omdat hij haar één keer naakt wilde zien.

William gaat naar huis en schrijft het hele verhaal in de krant. Hij gaat er vanuit dat hij wel opslag zal krijgen door deze primeur. Helaas blijkt dat anders uit te pakken, niemand gelooft hem en men vindt zijn verhaal belachelijk. William wordt ontslagen.

William gaat nog een keer naar Montauk, maar nu neemt hij Amy, die intussen zijn vriendin is geworden, mee. Samen slapen ze in een hotel dat wordt geleid door een bijna blinde man. William wil het verhaal van Wilder zwart op wit en dat deze een verklaring tekent. Wilder blijkt onvindbaar en later hoort William dat hij opgepakt is. Het verhaal dat William in de krant had gezet was waar, maar een andere krant strijkt de eer op.

Boy blijkt onschuldig, maar daar heeft hij niets meer aan. Hij heeft zich opgehangen in zijn cel. Hij wist niet wat er met hem gebeurde in die gevangenis en wist niet meer hoe hij zo verder kon leven. Boy leefde eigenlijk voor beelden, dat was het enige wat tot hem doordrong. De rest begreep hij niet.

Amy en William blijven in Montauk bij de steeds blinder wordende hotel eigenaar wonen en bouwen daar samen een nieuw leven op. Amy is zwanger en gaat pianoles aan de kinderen in het dorp geven. William gaat op zoek naar een andere baan.



Citaten stijl



1.) "William liep terug naar de redactie. Ooit had er een bord aan het gebouw gehangen met de naam van de krant erop, maar dat was er tijdens een herfststorm twee jaar geleden afgewaaid. Flannery had het niet nodig gevonden een nieuw bord te laten maken. 'Iedereen weet ons te vinden', zei hij Moshe Lachmon na. De mensen in Flatbush waren snel tevreden. Ze keken niet verder dan hun neus lang was. Het leek alsof ze de filosofie van Flannery ter harte hadden genomen en besloten hadden dat de wereld buiten Flatbush niet bestond of slechts een hersenschim was. William had er wel eens over gedacht bij de Flatbush Chronicle weg te gaan. Maar wat moest hij dan? Zijn staat van dienst bij Flannery's krantje was niet van dien aard dat die als introductie bij een grote krant kon dienen." (28)



2.) "Vooral 's zondags viel er veel te zien. Mannen in hansop stonden zich in een keukentje in te zepen, vouwen met piekende haren waren bezig hun kinderen aan te kleden of te voeren. Een oude man in een hagelwit overhemd stak een stenen pijp in zijn mond en blies bedachtzaam een grote rookwolk de kamer in. Een jonge vrouw was op een trapje geklommen en hing een schilderij of ingelijste gravure recht. Je verraste ze middenin een handeling waarvan je de afloop nooit zou weten." (pag. 48)



3.) "Vanachter zijn cilinderbureau keek William Stevens uit op een blinde muur van vaalrode baksteen. De witte geschilderde letters van een firmanaam waren er in de loop der tijd afgeschilferd; vaag kon hij hier en daar nog een letter onderscheiden, raden naar een verdwenen woord. De muur vormde de achterzijde van een fabrieksgebouw van twee verdiepingen dat, zolang hij bij de Flatbush Chronicle werkte, leeg had gestaan." (7)



4.) " 'Polly Todd wordt overmorgen op het kerkhof van Brighton begraven,' zei Flannery. Hij draaide zich om. 'Ik vind dat wij er ook maar naartoe moeten,' zei hij. 'Larry Poons van de Eagle gaat ook.' Hij wees naar de telefoon op zijn bureau. William vertelde hem over zijn plan een herdenkingsartikel over Polly te schrijven. Met een foto, voegde hij er, iets te opgewonden, aan toe. 'Zelfs in The Den hebben ze het over haar, al zal ik maar niet zeggen in welke bewoordingen,' zei Flannery. " (18-19)





Commentaar stijl



Bernlef heeft een woordratio van ca. 13,9 en een lettergreepratio van ca. 1,5 (gemeten aanhand van citaat 1). Bij beschrijvende stukken (die vaak voorkomen in het boek) gebruikt hij veel bijvoeglijke naamwoorden en bepalingen (2/3) maar bij andere delen van het boek ontbreekt het gebruik daarvan vrijwel geheel. In citaat 1 komt een vergelijking en een soort spreekwoord voor. En een stukje geciteerde tekst (geen dialoog). In citaat 4 komt erg veel dialoog voor en ik weet niet of je het als humor kunt beschouwen, maar de laatste zin van 4 wekt toch wel een soort verwachting met betrekking op humor. Bij citaat 19, dat eigenlijk bij karakter hoort, maakt Bernlef nog een aardige woordspeling in de laatste zin van het gedeelte voor de haken.



Citaten karakter



5.) " Een ogenblik raakte hij in paniek. Hij moest alles opschrijven voordat hij dingen vergat. Ergens binnenin hem wachtte een ander verhaal. Hij zou het portret van Boy schetsen, uit het niets als het ware. Hij zou hem terugschrijven uit de anonimiteit van een onverschillig proces waarin niemand hem had gezien. Hij deed het voor Polly die hem met haar donker omrande ogen vanaf de schommel aanstaarde. " (142)



6.) "Hij keek naar twee kraaien die naast elkaar op een tuinhek zaten. Ook daar kon hij nu niets mee beginnen. Hij werd te veel in beslag genomen door Polly Todd, de moord, het beeld van die bleke, uitgestrekte ledematen, de jongenshanden met de zwartgerande nagels die zich krachtdadig om haar hals sloten." (24)



7.) "Hij hield van salonmuziekjes, vereenvoudigde versies van het romantisch repertoire. Soms werd erbij gezongen, een beetje aarzelend alsof de zangeres de emotie van het lied niet geheel voor haar rekening durfde te nemen." (44)



8.) "Bij hem thuis werd er gelukkig niet, zoals bij sommige vriendjes, zwaar aan de godsdienst getild. Alleen met Kerstmis las vader uit de bijbel. De kerk was iets dat bij de zondag hoorde, de rest van de week telde zij niet mee." (46)



9.) "Weaver kwam in een grijze jaeger hansop de veranda op. Met die uilenbril van hem en op zijn gebreide zwarte sokken zag hij er potsierlijk uit. 'Moet je je eerst niet eens aankleden,' vroeg William geïrriteerd,' we zijn hier in damesgezelschap.'

'Amy is toch naar Dorothy, naar de winkel bedoel ik.'

'Zo dus jij stuurt je gasten naar de winkel om boodschappen te doen. Doe je dat altijd zo?'

'Ze bood het zelf aan,' zei Weaver en trok weer dat hulpeloze blindengezicht.

'Ga je nou maar aankleden man.'

Ze moesten hier zo gauw mogelijk vandaan. Hij had hier niets meer te zoeken en als Amy niet oppaste moest ze straks ook nog haar eigen bed opmaken en de vloer vegen. Die Weaver kon maar beter zijn hotel sluiten en een verpleegster zoeken." (267-268)



10.) " William voelde zich een beetje buitengesloten. Hoe kom je nu jaloers zijn op een halfblinde oude man. Toch was het zo. Amy volgde Weaver naar de keuken. Ze lieten hem zonder iets te zeggen alleen. (...) Na het eten hielp Amy Henry met afruimen en afwassen. William vond het bespottelijk. Hier zaten ze in een hotel en zij ging samen met de hoteleigenaar de afwas staan doen. Dat verrekenen we nog wel, dacht hij, Die Weaver had het goed ingepikt met zijn zogenaamde blindheid, Amy liet zich veel te veel door mededogen leiden; eerst Boy en nu deze Weaver weer." (260)



11.) "Een klein maar precies handschrift; nergens een overbodige krul. Nuchter en een beetje bescheiden. Hij was nieuwsgierig naar wat zij hem te vertellen had, nieuwsgierig en ook een beetje bang. Hij was niet vaak alleen met vrouwen. Hij durfde ze nooit lang achtereen aan te kijken. Zijn onrustig wijkende ogen zorgden ervoor dat hij nogal eens van zijn apropos afraakte als hij met vrouwen sprak. Dan kreeg hij een kleur en excuseerde zich dat hij 'zomaar even in gedachten' was geweest. " (165-166)



12.) "Amy Faye had Boy drie jaar geleden op een zondag op het strand, niet ver van het Brighton Beach Hotel, aangetroffen. (...) Toen zij eenmaal in zijn gezichtsveld kwam sprong hij op en rende langs de vloedlijn van haar weg. Zo nu en dan keek hij achterom. Dan wuifde ze naar hem en glimlachte. Een eind verderop ging hij weer in het zand zitten, met zijn gezicht naar haar toe. Roerloos wachtte hij op haar komst. Ze was voor hem blijven staan en had haar handen naar hem uitgestrekt. 'Sta eens op,' had ze gezegd. 'Hoe heet je?' 'Hoe heet je,' vroeg ze nog eens, maar de jongen reageerde niet. 'Dan niet,' had ze gezegd. 'Dan noem ik je Boy.' De jongen was opgestaan, had het zand van zijn blote knieën geslagen en was met haar meegelopen. (...) Toen ze voor haar huis stonden was de jongen halverwege de tuin blijven staan, als een hond die weifelt of de situatie daarbinnen wel te vertrouwen is. 'Kom,' had ze gebaard, 'kom dan maar mee.' (...) De jongen was binnengekomen. (...) Ze was opgestaan en had twee boterhammen met suiker voor hem klaargemaakt.(...) Ze zei dat hij zijn jasje uit moest doen, dat zij er nieuwe knopen aan zou zetten. (...) Toen het avond werd was hij op haar bed gaan liggen en met kleren en al in slaap gevallen. Hij moest doodmoe zijn, misschien had hij dagenlang rondgezworven. (...) Zo nu en dan was ze opgestaan om te kijken of de jongen nog sliep. Zo leek hij nog een kind. Ze boog zich voorover en school zijn haar uit zijn gezicht. Voorlopig mocht hij van haar blijven." (97-100)



13.) "Norma was altijd heel anders geweest met jongens. Ze ging uitdagend en nonchalant met ze om en dat besef, dat zij voor haar inwisselbaar waren, leek hen op te winden. Zijzelf [Amy] was te verlegen, zeker op het internaat, en dat bruine en grijze oog zorgden ervoor dat veel jongens dachten dat zij scheel was. In de rest van de familie kwam het niet voor. Papa was er trots op geweest.(...) Nee, zij had zich die nonchalance nooit kunnen veroorloven. " (178-179)

14.) " 'Norma,' zei Fontanelli. Hij zuchtte. 'Ze zag er slecht uit het laatste halfjaar. Ze had prachtige ogen maar we moesten er belladonna in druppelen om die oude glans terug te krijgen. Het bloed trok vaak plotseling uit haar gezicht weg. Dan moest ik tijdens de opnames haar wangen voorhoofd bijwerken om haar die jeugdige uitstraling terug te geven waar ze om bekendstond. Ik had het gevoel dat ze ziek was. Ziek of ongelukkig. (...) Ze was vaak erg afwezig, vergiste zich in de opdrachten die een regisseur haar gaf. Dan kon ze plotseling in woede uitbarsten en de set af lopen. Zo vrolijk en makkelijk hanteerbaar ze vroeger was, zo wispelturig en lastig werd ze later.' " (111-112)



15.) "Boy was totaal van haar bezeten. Als hij haar in een film zag begon hij te lachen. hij kon al haar bewegingen precies nadoen. Toen ze een keer bij me op bezoek kwam, (...) raakte Boy helemaal overstuur. Hij betastte haar aan alle kanten, alsof hij niet kon geloven dat ze echt was. Ze vond hem grappig, vooral als hij haar nadeed. Ze gingen naar buiten de tuin in. (...) Toen ze weer binnenkwamen schrok ik van Boy. Zijn gezicht straalde. Voor hem was er een wonder gebeurd. Iemand was uit de film gestapt en was echt geworden. Toen ze weg wilde gaan klampte hij zich aan haar vast. 'Hij mag best een nachtje bij me logeren.' zei Norma. Ik zag niet in wat daar verkeerd aan was. Had ik dat maar niet goedgevonden. " (174)



16.) " 'Ik weet niet hoe het joch heet,' zei ze, maar hij hing hier altijd in de buurt rond. Er werd gezegd dat hij het kind van een trapezewerkster was uit het circus van Barnum. Zelfs toen ze hoogzwanger was zwierde ze nog in de nok van de tent rond. Ze schijnt toen een trapeze gemist te hebben en in het vangnet gevallen te zijn. Het kind in haar buik werd door haar doodsangst stom geboren." (184)



17.) "En Boy stond. Zo nu en dan legde hij een hand op het houten hekje, heel voorzichtig alsof hij het geen pijn wilde doen." (132)



18.) " 'En toen hijzelf de foto's zag?' 'Hij legde ze naast elkaar op de grond, keek er lang naar en haalde er toen een paar uit. Dat waren allemaal foto's waar dingen bij elkaar stonden die gewoonlijk niet in elkaars nabijheid zijn, zoals die twee kraaien met die bolhoed over hun kop. Een hoed op vier vogelpoten. Toen zag ik het opeens. Dat die combinatie kraaienpoten-hoed een nieuw beeld opleverde. Begrijp je? Hij dacht in beelden." (119)



19.) " Vanaf dat moment beschouwde ze Boys gebarentaal als een soort pantomime, een puur esthetisch bewegen van handen, voeten en gezicht. Boy leek taal ook niet te missen. Alleen het probleem van twee identieke voorwerpen leek hem steeds weer te verontrusten. Als hij twee dezelfde kopjes naast elkaar zag staan, zette hij er steeds een snel uit het gezicht. De wereld moest voor hem letterlijk eenvoudig blijven. (...) De blik waarmee hij haar aankeek was in de loop der tijd veranderd. Hij zag haar nu werkelijk en was waar het haar uiterlijk betrof heel wat oplettender dan John. Als ze een andere blouse aanhad of wat rouge op haar wangen had gedaan, merkte Boy dat direct, wees ernaar, legde zijn wijsvinger voorzichtig op haar wang. Als hij soms aan tafel met voorzichtige vingers haar hand aanraakte ontroerde haar dat." (pag.102)



20.) " 'Begrijpt hij wat hij ziet?'

'Ik weet het niet,' zei Amy. 'Hij vindt films waarop niets gebeurt eigenlijk het mooist, geloof ik. De treinreis door de tunnel, het strand bij Biarritz, met die witte villa's in de heuvels en die torenhoge golven die beneden tegen de rotsen te pletter slaan.'

'Maar wat doet hij als hij bij jou is?'

'Hij zit aan tafel en bekijkt plaatjes. Soms knipt hij ze uit om ze te bewaren. (...) Op straat blijft hij vaak staan om naar letters op muren en winkels te kijken. Hij kan niet lezen voorzover ik weet, maar vooral grote letters vindt hij mooi. Hij wijst ze me stuk voor stuk aan.' (...)

'Wordt je er niet zenuwachtig van dat hij nooit wat zegt?'

'Ik vind het niet erg,' had Amy gezegd en er waren blosjes op haar bleke wangen verschenen. 'Hij doet geen vlieg kwaad. Integendeel, hij kan uren naar vliegen op het raam kijken of naar een op de tocht schommelend spinnenweb.' " (79)





21.) "De meeste mensen dachten dat Boy achterlijk was. Die mensen keken niet goed, Het was Boy die goed keek, te goed misschien om tot een normaal leven van opeenvolgende en in elkaar grijpende handelingen te kunnen komen. Van wat zich in werkelijkheid in zijn hoofd afspeelde kon ze zich geen voorstelling maken. Het was een hoofd zonder woorden en ook zonder herinnering, leek het wel. Omdat hij niet kon spreken kon hij het ook niet over gisteren of morgen hebben. Het was altijd nu, dit moment, waarin hij wees met gebaren die een steeds groter repertoire omvatten, ontleend aan de mimiek van de acteurs die hij dagelijks in de Mélodrome zag." (101)



Commentaar karakter



1.) William is een vrij ongevoelig overkomende jonge man, die als enige grote liefde Polly Todd heeft (6). Als zij vermoord wordt lijkt zijn wereld een beetje in te storten en is hij vastbesloten de ware dader te vinden en erachter te komen waarom die Polly heeft vermoord (5). Hij denkt veel over de mogelijke afloop van de moord en het motief van de dader na. Het lijkt alsof hij zich verveelt bij de krant waar hij werkt, maar niets beters weet te verzinnen. Hij vindt zijn werk een beetje onzinnig, omdat hij nietszeggende berichten schrijft over bijna-maar-net-niet- schokkende gebeurtenissen. In de omgang met vrouwen is hij vrij onzeker. (11) Als hij Amy leert kennen voelt hij eerst niet zo veel voor haar, hij vindt haar wel aantrekkelijk, maar meer ook niet. Maar al vrij snel begint hij wel wat voor haar te voelen en begint hij ook meer zijn gevoelens te uiten. Ook andere gevoelens uit hij vanaf dan makkelijker, dus er treedt een soort van karakterontwikkeling op (9/10). Hij is eerlijk en zegt waar het op staat, neemt geen blad voor de mond en durft risico's te nemen. (hij krijgt voor elkaar de inrichting voor geestelijk gehandicapten binnen te komen om Boy te zien, onder het voorwendsel dat hij wil meten hoe scheef het gebouw staat). William lijkt niet echt interesses te hebben buiten zijn werk, hij leeft van dag tot dag, neemt het leven niet al te serieus (7/8) en is blij als hij een doel in zijn leven krijgt door de zelf opgelegde taak, de moord op te lossen.



2.) Amy is juist een erg gevoelige jonge vrouw die veel aan anderen denkt en een hart heeft voor arme mensen of mensen die anderen nodig hebben. Dat blijkt heel erg uit het feit dat ze een wildvreemde jongen bij zich opneemt in huis en hem verzorgt alsof het haar eigen kind is. (12) Met betrekking tot mannen weet ze wel wat ze wil, maar durft niet zo goed (13). Muziek betekent alles voor haar, ze speelt dan ook altijd piano als ze er de mogelijkheid toe heeft, het is zelfs haar beroep. William beschrijft haar handschrift in citaat 11 als "klein maar precies", "geen overbodige krullen" en "nuchter en een beetje bescheiden". Amy's karakter valt ook wel in die woorden samen te vatten.



3.) Norma Todd was zelfverzekerd en ze was zich bewust van haar werking en invloed op anderen. Mannen betekenden niets voor haar, ze gebruikte ze voor haar eigen plezier en liet ze daarna net zo hard weer zitten (13). Verder wist ze heel goed wat ze wilde en dreef altijd haar zin door (14). Ze was erg levendig aan het begin van haar carrière, maar kreeg op een gegeven moment een beetje genoeg van haar jongensachtige, levendige, onstuimige imago en wilde in serieuze films gaan spelen. Maar net die wilde kant van zich kon ze niet verbergen, daarom werd het ook moeilijk voor haar om serieus genomen te worden. Aan het eind van haar loopbaan lijkt ze afgemat te zijn en geen plezier meer te hebben in haar leven (14).



4.) Boys karakter valt te beschrijven als goedaardig, onschuldig, zonder kwade bedoelingen, naïef, versloten, rustig, onbegrijpelijk, oprecht en makkelijk te verbazen door de wereld om hem heen. Hij lijkt zich om niets druk te maken (17/19). Hij kan wel helemaal gefascineerd raken door een beeld dat voor iemand anders helemaal zonder betekenis is en door Polly Todd (15). Hij is voorzichtig in de omgang en voor hem bestaat de wereld uit losse beelden (18/20). Voor hem bestaat geen verleden en geen toekomst, geen samenhang tussen gebeurtenissen, geen taal, geen echte communicatie (19). Alleen het hier en nu en het beeld dat hij op dat moment ziet, tellen. Zijn hele doen en laten bestaat uit waarnemen (19/20/21). Als hij iets voor hem onbegrijpelijks ziet, gaat hij er niet over nadenken, maar ruimt het uit de weg (19). Het enige wat men over zijn herkomst te weten komt is dat hij waarschijnlijk de zoon is van een trapezewerkster uit een circus (16).



Citaten strekking



22.) " De regen kwam plotseling, in dikke stralen stroelde hij over de ramen. 'Luister,' zei Weaver,' hij komt uit losse wolken naar beneden. Als de lucht helemaal bewolkt is klinkt het anders, egaler, met zo'n eentonig geruis. Nu hoor je de dichtheid van iedere afzonderlijke wolk; in de een zit meer regen dan in de andere. (...) Het is een soort muziek,' zei hij. 'Pianissimo, crescendo, forte en dan als de regen afneemt daalt ze naar een andante met tenslotte nog een paar laatste druppelnoten. Rubato. Zo moeten mensen op het idee van muziek zijn gekomen. Eerst waren er alleen maar geluiden; de wind, de regen, vogels, de golven op zee. (...) Hoe beter iemands ogen, des te meer blijft hij aan de oppervlakte. Zie je die oude perenboom daar? (...) Ik hoor ieder takje van die boom, de regen tekent ze voor me uit.' (...) Weaver wees naar een kale plek in het grasveld voor de veranda. 'Daar groeit geen gras meer, daar tikt de regen harder tegen de grond.' Werd hij misschien in de maling genomen door de hoteleigenaar en zag die meer dan hij deed voorkomen? " (227-228)



23.) " 'Maar hoe slechter ik zie des te meer ga ik twijfelen aan die herinneringen. (...) Zo zal ik me straks jou ook herinneren. Je praat alsof je je voortdurend wilt verontschuldigen en dan opeens is er even een moment dat je vaste grond onder je voeten voelt. Dan zakt je stem een beetje en zit er ergens een verborgen lachje, zo'n lachje van: ik heb jullie wel door. En als je tegen William praat gaat je adem een heel klein beetje sneller. Dan hoor ik dat je verliefd op hem bent.' " (262)



Commentaar strekking



De titel heeft betrekking op de 'naam' van de verdachte van de moord op Polly Todd, op wie de hoofdpersoon zijn hele aandacht richt en die de aanleiding is voor de handelingen van de hoofdpersoon, dus de essentie van het hele verhaal.

Ik denk dat Bernlef duidelijk wil maken dat mensen te veel afgaan op hun eerste indruk, zij het wat betreft het karakter van iemand, zij het wat betreft de natuur en de omgeving. Hij wil laten zien dat er veel meer waar te nemen valt als men zich maar concentreert en er moeite voor doet. Ook als men niet op alle mogelijke manieren kan waarnemen, of juist dan, is men in staat de wereld intensief in zich op te nemen. In citaat 22 wordt dat duidelijk gemaakt, als de halfblinde hoteleigenaar aan William beschrijft hoe hij zijn omgeving kan waarnemen. In citaat 23 gaat Bernlef zelfs nog een stapje verder door de hoteleigenaar te laten vertellen dat hij gevoelens en gemoedstoestanden kan waarnemen door iemands stem te horen.



Perspectief



Het boek begint met een perspectief (waarschijnlijk licht auctorieel) vanuit William zelf. Maar aan het begin van het tweede hoofdstuk wisselt het perspectief naar een andere persoon die verder bijna niets met het verhaal te maken heeft en daarna naar nog een derde persoon. Vanaf dan blijft het personele perspectief wisselen tussen de twee hoofdpersonen, maar omdat ze bij elkaar komen, gaan de twee perspectieven steeds vloeiender in elkaar over en uiteindelijk lijkt het ook alsof er steeds meer een vertelinstantie in het verhaal komt. Het hoofdperspectief blijft wel vanuit William, maar volgens mij wordt het boek aan het eind steeds auctoriëler, hoewel het maar weinig elementen van een auctorieel perspectief bevat.



Uit deze passage blijkt even duidelijk dat er een verteller aanwezig is (dit stuk wordt voorafgegaan door een beschrijving van Amy's gedachten die afdwalen terwijl ze piano aan het spelen is):

"Toen Amy de laatste voorstelling voor die dag had begeleid had haar muziek haar plek gevonden: ze drong niet langer tot het bewustzijn van de kijkers door. Art kon tevreden zijn en dat was hij ook.

('Ze is geniaal,' zei Art en legde tevreden twee handen o zijn dikke buik terwijl hij zich in het koffiehokje naast de entree van het theater nog een glas bier inschonk uit zo'n donkere literfles. ' Ik begrijp niet dat ze niet naar een duurder theater omziet. Zo'n pianiste als zij kan goud verdienen.' 'Ze houdt van je,' zei Wilfred, 'net als ik.' 'Val dood,' zei Art.)" (187)



Tijd



Het verhaal is bijna continu, maar er zitten een paar passages in waarbij de hoofdpersoon terugdenkt aan zijn jeugd. Met de retroversies meegerekend heeft het boek een vertelde tijd van 20 à 25 jaar. Maar in principe speelt het hele verhaal zich af binnen de maanden september t/ m december, wat van de weersbeschrijvingen af te leiden is. Het sujet is gelijk aan de fabel, dus het verhaal wordt in chronologische volgorde verteld. De externe tijd is begin 20e eeuw, in Amerika. De tijd is wel van belang, want film is een belangrijk aspect in het boek, en rond die tijd kwam de film net een beetje op gang.

Dit citaat geeft een van die retroversies weer waarin William aan zijn jeugd denkt: "Hij moest aan Maj denken, aan de landwinkel in Airegin waar alles te koop was, van bloem tot zeisbladen. (...) Zijn moeder bleef nooit langer in de winkel dan strikt noodzakelijk. Hij wilde graag blijven, langs de tonnetjes met melasse en bloem naar de planken achterin de winkel kruipen waar scharen, beitels, schaven en handzagen lagen. (...) Als mevrouw Princeton de zwaar verzilverde kassa met de draaihendel aan de zijkant in werking stelde, keek hij vol bewondering hor het totaalbedrag in grote zwarte cijfers achter het vensterruitje omhoogsprong. Zijn moeder ergerde zich aan zijn getreuzel." (42)



Structuur



Het boek is ingedeeld in drie delen, die elk weer onderverdeeld zijn in hoofdstukken, en waarvan elk hoofdstuk nog eens verdeeld is in paragrafen.

Het eerste deel is allemaal vanuit de hoofdpersoon gezien, maar het begin van het tweede deel begint vanuit het perspectief van iemand anders en vanaf dan wisselt het tussen meerdere personen.



Biografie



J. Bernlef werd geboren op 14 januari 1937 in Sint Pancras. Hij heeft veel prijzen ontvangen voor zijn werk, dat bestaat uit romans, gedichten, toneel, verhalen en essays, zoals de P.C. Hooftprijs, de Constantijn Huygensprijs en de AKO Literatuur Prijs. Opvallend is dat hij als pseudoniem de naam van een blinde Friese dichter uit de 8e eeuw heeft gekozen, waarvan alleen de naam en een paar titels bekend zijn. J. Bernlef woonde als kind in Amsterdam en Haarlem. Hij zat op de HBS in Amsterdam en deed in 1955 examen. Na zijn eindexamen was hij bediende in een boekhandel, van 1956 tot 1958 zat hij in militaire dienst en van 1958 tot 1960 reisde Bernlef heen en weer tussen Nederland en Zweden. In 'Boy' komt de moeder van de hoofdpersoon uit Zweden. Hij heeft een borduurlapje van haar altijd bij zich als aandenken aan haar. Daarop heeft zij het Zweden dat zij van vroeger kende afgebeeld en het betekent erg veel voor hem. Bernlef had allerlei baantjes, bijv. bordenwasser (in een hotel in Karlstad), houthakker en ober. Van 1960 tot 1964 werkte hij in een boekenimportbedrijf in Amsterdam.

J. Bernlefs eerste dichtbundel was 'Kokkels' (1960). Zijn eerste prozawerk was 'Stenen spoelen' (1960). Sinds 1964 wijdt hij zich geheel aan het schrijven.

'Hersenschimmen' (1984) was Bernlefs doorbraak naar het 'grote publiek'. Hierin beschrijft hij het dementeringsproces. In het werk van Bernlef komen enkele van zijn fascinaties steeds terug: lege plekken, gaten, vergeten, het waarnemen, Laurel & Hardy, fotografie, jazz. In Boy speelt het waarnemen een grote rol, omdat de jongen, die van de moord verdacht wordt (zelfs de titelrol!) doofstom is. Ook een hoteleigenaar waar de hoofdpersoon en zijn vrouw zich uiteindelijk vestigen heeft niet meer zijn volle waarnemingsvermogen, omdat hij blind is. Deze man wordt beschreven als iemand die zich in zijn eigen omgeving er zelfverzekerd voelt en beweegt en ik denk dat Bernlef duidelijk wilde maken dat men niet altijd alleen op het zicht af moet gaan, dat mensen heel veel ontgaat van hun omgeving omdat ze erg oppervlakkig waarnemen. Deze hoteleigenaar hoorde elk regendruppeltje en genoot echt van de wereld zoals hij die kende. Ook fotografie speelt een belangrijke rol, want het slachtoffer (een bekende actrice) van de moord is de aanleiding tot de hele handelingswijze van de hoofdpersoon, omdat hij helemaal geobsedeerd was van haar. Daarom wil hij zo graag de echte moordenaar opsporen. Ook de geliefde van de hoofdpersoon had veel te maken met de vermoorde actrice en bovendien speelde zij in een filmhuis piano als begeleiding bij films die gedraaid werden, omdat er toen nog geen geluid bij zat, dus haar hele leven bestond uit film en muziek. Verder speelt zich het verhaal in de tijd af toen de film net op gang kwam en mensen de bewegende beelden nog als een groot wonder zagen. Film wordt neergezet als iets dat voor de mensen veel meer betekende dan een paar beelden. En wat beelden betreft, zo was dat belangrijk voor de doofstomme jongen, die verdacht werd van de moord. Zijn hele lust en leven bestond uit het waarnemen van losse beelden en er combinaties mee te maken. Hij zag de wereld niet als een geheel maar als een samenstel van allemaal losse beelden en dingen.

"Uit het juryrapport van de P.C. Hooftprijs 1994: 'De kwaliteit van zijn poëzie werd al meteen erkend door de prijzen die hij voor zijn eerste twee bundels kreeg. Toch is Bernlef voor het lezende publiek vooral een romanschrijver, waarbij misschien te weinig wordt opgemerkt dat zijn verhalend proza in thematiek de consequentie trekt uit wat al in zijn gedichten was geëxploreerd. Men kan zijn poëzie dus het hart noemen dat het bloed door zijn hele oeuvre doet stromen. "

De poëzie van Bernlef wordt wel eens beschreven als: 'Kijken met woorden. Zijn gedichten zijn als contactlenzen: ze zijn zo gewoontjes opgeschreven, in alledaagse taal, dat je nauwelijks merkt dat je erdoorheen kijkt, dat je amper door hebt hoe ze de werkelijkheid verscherpen.' Dat gewone en alledaagse is mij ook heel erg opgevallen. Het verhaal in het boek stroomt geleidelijk verder zonder dat er echt iets dramatisch gebeurt en beschrijft eigenlijk alleen maar het alledaagse leven van een paar personen. Het is heel erg rustig en gewoontjes.



Eigen mening



Op de achterkant wordt het boek beschreven als een soort detective, met veel spanning en sensatie. Het verhaal wordt voorgesteld als een groot mysterie waar de hoofdpersoon uiteindelijk (na lang zoeken?) het antwoord op vindt. Maar zo is het boek helemaal niet. Het verhaal op zich zit goed in elkaar en heeft ook wel een leuk plot, maar het grote mysterie doet er vrij snel al niets meer toe en de moord raakt op de achtergrond. De ontknoping wordt zonder veel omhaal verteld en de hoofdpersoon hoeft er niet eens echt moeite voor te doen om erachter te komen. Het gaat allemaal zijn gangetje en komt vanzelf goed. Het boek wordt steeds meer een liefdesverhaal dat weinig meer te maken heeft met spanning en waarvan de hoofdlijn nog maar een heel klein beetje afhankelijk is van de moord. Verder is Bernlef erg beschrijvend, hij trekt makkelijk een kantje uit om bij wijze van spreken een enkel weiland op papier te zetten. Ook stukken in het boek die wel boeiend hadden kunnen zijn werden zo beschreven dat ze niet meer pakkend waren. En bovendien vond ik de dialogen niet zo geweldig, het was allemaal tamelijk standaard, niet diepgaand en had verder geen betekenis. Al met al geen boek dat in mijn herinnering zal blijven doordat het bijzonder interessant of mooi geschreven was.





Bronvermelding



Bernlef, J

Boy

Amsterdam, Querido, 2000

2e druk, 1e druk 2000



http://www.geocities.com/Athens/Ithaca/2249/bernlefj.html

http://www.studentsonly.nl/uittreksels/bv.asp?BvID=1205





P.S. Ligt het aan mij of is dit best wel een domme fout? Aan het begin van het boek hebben ze het de hele tijd over haar bruine en grijze oog, maar aan het eind gaat het alleen maar over haar bruine en blauwe oog....



"Amy Faye keek hem aan. Zij had een bruin en een grijs oog." (87)

" Plotseling ging ze voor hem staan en vlijde haar armen om zijn hals. Het bruine en het blauwe oog keken even ernstig en haar bovenlip trilde." (302)
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen