Boekverslag : G.a. Bredero - De Klucht Van De Meulenaer
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 3091 woorden.

Complete titelbeschrijving:



G.A. Brederode, De klucht van de meulenaer. Leeuwarden 1933 (eerste druk)



Motivatie voor keuze:



Er was een beperkte keuze aan boekjes in de mediatheek, dus ik ging een beetje gericht kijken. Ik had wel zin in eens iets leuks en aangezien dit boek een klucht is, wat impliceert dat het grappig is, koos ik dus voor deze klucht. Ook was een bijkomend voordeel dat er in dit boekje en vertaling naast stond.



Korte weergave van de inhoud:



Trijn Jans, een vrouw uit de stad, loopt aan de zuidwestkant van Amsterdam, net buiten de muren bij de Heiligewegspoort. Ze is met de veerschuit uit de richting Leiden gekomen en heeft gerend om nog binnen te zijn voordat de stadspoort wordt gesloten, maar het is al te laat, want de poort is al dicht. Daarom belt ze aan bij een huis en vraagt ze daar om onderdak voor een nacht. Op dat ogenblik komt Piet, een molenaar, naar buiten, terwijl hij door de openstaande huisdeur praat tegen zijn vrouw. Trijn spreekt hem aan en vraagt, of ze in zijn huis mag overnachten, al is het maar op een stoel. Na een kort overleg met zijn vrouw komt ook zij, Aaltje, naar buiten. Ze sputtert wat tegen, maar Piet ondersteunt het verzoek van Trijn, niet omdat hij zo menslievend is, maar omdat hij haar wel een lekker stuk vindt. Trijn komt binnen en bewondert het keurige huis. Met z’n drieën hebben ze het over van alles en nog wat: over mannen en wat ze op hun kerfstok hebben, over vrouwenroddel, vooral op kraamvisites, over personeel dat brutaal is en steelt. Trijn prijst Aaltje gelukkig dat ze het zonder dienstbode klaarspeelt. Als Aaltje even weggaat, praten Trijn en Piet samen door. Na een wat voorzichtige aanloop doet Piet aan Trijn een ‘oneerbaar’ voorstel: hij wil met haar een avontuurtje hebben. Trijn is eerst verontwaardigd en wijst hem af. Toch lukt het Piet haar te betasten en dat brengt haar in verwarring; ze blijft in haar woorden steken. Piet raakt haar nog eens aan en ze zegt: ‘hou toch op’ en gooit het gesprek over een andere boeg. Dan komt Aaltje weer binnen en dient de vis op. Na het eten gaat Piet naar zijn molen, en de vrouwen praten samen door. Dan bekent Trijn dat ze een afspraak met Piet heeft gemaakt, volgens haar zeggen gedwongen, en ze stelt Aaltje voor om voo rhet avontuurtje ’s nachts met haar van kleding en van plaats te verwisselen. Als de kaars is uitgeblazen en alles stil is, komt Piet weer op, zich verkneukelend over het pleziertje dat hem te wachten staat. Hij kucht, zoals afgesproken is, en de deur gaat open en hij stapt binnen. Dan is het toneel leeg, alles is stil, de spanning stijgt. Na een poosje komt Piet weer naar buiten, vol lof over het weerwerk dat Trijn heeft gegeven. Hij ziet zijn knecht Joost en vertelt hem wat voor een avontuurtje hij heeft meegemaakt. Joost wordt er opgewonden van en krijgt van Piet toestemming om, in zijn plaats, een tweede keer naar binnen te gaan waarop deze dat doet en Piet naar zijn molen gaat. Uit het huis klinkt de stem van Aaltje, die Joost uitmaakt voor alles wat lelijk is; ze denkt immers dat hij haar man is. En terwijl die anders nauwelijks naar haar omkijkt, komt hij nu tweemaal in één nacht (denkt Aaltje), omdat hij in de veronderstelling verkeert Trijn te pakken te hebben. Aaltje gooit Joost de deur uit. Joost bekent aan Piet, die weer op het toneel is gekomen, wat er gebeurd is. Die ontslaat Joost op staande voet, omdat hij het niet kan hebben dat Joost met zijn vrouw naar bed is geweest. Geen woord over het feit dat ook híj bedrogen is. Aaltje en Trijn komen buiten en nemen afscheid. De klucht eindigt met een alleenspraak van Trijn tegen het publiek; nu heeft zij binnenpret: ze heeft de list van Piet met een andere list betaald gezet en ze zal het verhaal in de stad vertellen. Ze waarschuwt alle vrouwen goed uit te kijken: ‘ want al siet men de luy, men kentse niet.’ Piet heeft ook een wijze les geleerd; : ‘wat gij niet wilt dat u geschiedt, doet dat ook een ander niet.’ En met de wijze spreuk van Trijn eindigt het boek.



Titelverklaring:



Het heet de klucht van de meulenaer, omdat het verhaal een klucht is en het heet de klucht van de meulenaer, omdat Piet, de man die overspel wil plegen met Trijn een molenaar, meulenaer in oud-Nederlands is.



Uitgewerkte persoonlijke reactie:



De moraal van het verhaal is dat je geen overspel moet plegen. Van te voren dacht ik: “het is een klucht, dus het zal op zijn mist wel een beetje grappig zijn”, maar dat viel erg tegen, want ik vond het totaal niet grappig. De belangrijkste gebeurtenissen in het boek zijn in eerste instantie het overspel dat Piet wil plegen met Trijn, maar Trijn verteld het aan Aaltje, Piet zijn vrouw, en Trijn en Aaltje verwisselen van plaats en plegen dus zeg maar een soort van dubbelbedrog. In dit verhaal spelen de gebeurtenissen een duidelijk belangrijkere rol dan de gevoelens. Dit komt omdat het in een klucht gaat om een “grappige” situatie. Ik zou het boek omschrijven als: voorspelbaar, want je kunt op je vingers uittellen wat er gaat gebeuren als er word toegestaan dat Trijn mag blijven slapen. Ook vind ik de gebeurtenissen wel geloofwaardig, want toentertijd werden molenaars gezien als schoften en smeerlappen en in dit verhaal is dat ook zo, dus zou het echt kunnen gebeuren. Verder vind ik het boek saai, want door hele lange dialogen, die eigenlijk niks met het verhaal te maken hebben, word het verhaal erg langdradig. Al telt het boek maar 47 bladzijden, worden de gebeurtenissen toch wel uitvoerig verteld. Dit komt vooral omdat er weinig gebeurtenissen zijn. Trijn de hoofdpersoon zou je kunnen zien als een held, want ze voorkomt dat Piet overspel pleegt en “red” het huwelijk van Piet en Aaltje. Voor de tijd waarin dit boek geschreven is vind ik de personages in het boek levensecht, want Trijntje wil zich aan de stedelijke gedragscode houden en molenaars, Piet in dit geval, stonden bekend als schoften en smeerlappen zoals ik al gezegd heb en als we dus aannemen dat de meeste molenaars dat waren is Piet erg levensecht. Voor mij zijn de personages niet herkenbaar, want ik leef in een heel ander tijd, die veel moderner is en waar geen molenaars meer zijn en de stadspoorten niet sluiten enz. enz. Mede door dat ik in een andere tijd leef kon ik me niet goed inleven in de personages. Dit kwam ook doordat er weinig tot geen gedachten in voorkwamen, want het is immers een toneelstuk. Ik ben erg beïnvloed door Trijn, want nu zal ik nooit meer overspel plegen. Uiteraard komen de twee dames als sympathiek over, want die blijven netjes en de twee heren die neueken er maar een beetje op los en zijn een stelletje boeren. Dit verhaal vind ik niet innegwikkeld qua opbouw. Dit komt doordat het verhaal allemaal chronologisch word verteld. De spanningsboog in dit verhaal is: zou de list van Trijn lukken? Maar er gebeurde niks spannends in, want alles was erg voorspelbaar. De gebeurtenissen zie je vanuit de ogen van de alwetend verteller. Dit kan ook bijna niet ander sbij een toneelstuk. Aan het einde bleef ik niet met vragen over zitten, want het werd nog een keer samengevat en de wijze les werd nog eens extra benadrukt. Het taalgebruik was niet moeilijk. Di twas het wel geweest als ik het boek in het Oud-Nederlands had gelezen, maar gelukkig stond er een vertaling naast en zodoende heb ik die gelezen. De bijzonderheden aan dit boek vond ik de twee wijze lessen: ‘al siet men de luy, men kent se niet.’ En ‘wat gij niet wilt dat u geschiedt, doet dat ook een ander niet’. Ik vind dit mooie uitspraken waar zeker een kern van waarheid in zit.



Informatie over de schrijver:



Over het leven van Gerbrand Adriaenszn Bredero is weinig bekend. Hij werd in 1585 geboren in Amsterdam, heeft waarschijnlijk vrijwel zijn hele leven in die stad doorgebracht tot hij in 1618 stierf omdat hij tijdens het schaatsen in een wak reed. Erg oud is hij dus niet geworden. Desondanks heeft hij een redelijk groot oeuvre bij elkaar gedicht, waarvan vooral de komedie De Spaansche Brabander en het Groot Liedt-Boeck nog steeds met plezier gelezen kunnen worden en zijn uitspraken zijn nog steeds bekend; al siet men de luy, men kent se niet. Deze uitspraak komt in veel van zijn werken terug.

Bredero lijkt zich minder van allerlei conventies te hebben aangetrokken dan deftiger tijdgenoten als Vondel en Hooft. In veel opzichten maakt hem dat voor ons, mensen uit de twintigste eeuw leesbaarder: hij schreef niet in hoogdravende taal en met een latijnse syntaxis over mythische en Bijbelse thema's maar in het plat Amsterdams over het leven op straat. Anderzijds hebben zijn toneelstukken daardoor hetzelfde probleem als veel reality TV: ze zijn nogal ongestructureerde series scenes uit het dagelijks leven, zonder een duidelijke verhaallijn. Al met al blijft Bredero de meest moderne onder de zeventiende-eeuwse dichters.

Gerbrand Adriaenszn Bredero (1585-1618), zoon van een schoenmaker, zelf schilder en schrijver, was lid van In Liefd' Bloeyende; in zijn Spaansche Brabander prees hij de oudere en bekende rederijkers Casteleyn, de Roovere en Houwaert als "Bay loy goeye meesters", maar door het gebruik van de volkstaal in zijn werken is te zien, hoe hij in andere richting zocht en vond. Met name zijn lyriek verschilt hemelsbreed van de traditionele rederijkerspoëzie.



Portfolio:



Technische deel:



Politieke achtergronden:



16de en 17de eeuw:

• Marten Luther King en Johannes Calvijn bekritiseerden het R.K. geloof en bereiden de weg van de protestanten

• Door de boekdrukkunst word het geloof snel verspreid

• In de 16de eeuw is Antwerpen het belangrijkste handelscentrum van Europa

• In Nederland is er een gezamenlijke vorst maar ieder gewest en iedere stad had wel eigen wetten, gewoontes, privileges en soms zelfs een eigen taal

• Toen Karel V keizer was wilde hij de Nederlandse gebieden verenigen tot één staat met: één centraal gezag en één geloof, het Rooms Katholieke

• Mensen die overliepen van het R.K. naar de calvinisten werden vervolgd voor ketterij

• Filips II volgde in 1555 Karel V op en zette zijn beleid van centralistaie/eenheidsstreven en geloofsvervolging door

• Willem van Oranje trad op als leider van het verzet

• 1566: beeldenstrom

• 1568 t/m 1648: Tachtigjarige oorlog

• 1609 t/m 1621: Twaalfjarig bestand

• 1648: Vrede van Münster = definitied einde oorlog, Noordelijke gebieden worden een onafhankelijke republiek en de Uidelijke gebieden komen onder Spaans bewind

18de eeuw:

• Het grootste deel van de politiek macht was in handen van een gesloten klasse van regenten die elkaar de ambten toeschoven.

• De middelstand, o.a. winkeliers en ambtenaren enz., had een groot sociaal-economisch belang, maar had geen politieke macht

• In de tweede helft van de 18de eeuw raakte de republiek verdeeld in twee groepen.



• In de jaren tachtig kregen de democratische patriotten steeds meer macht en daarom riepen de Oranje-aanhangers de hulp in van het machtige Pruisen

• In Frankrijk beekt de Franse Revolutie uit

• Op 18 januari 1795 trekken de Fransen Den Haag binnen en komt er een eind aan de Republiek vand eZeven Verenigde Nederlanden



De politieke achtergronden in het boek:



In dit boek heb ik geen politieke achtergronden kunnen vinden. Dit kon ook (bijna) niet, want het verhaal gaat over een gewoon doorsnee gezinnetje die zich absoluut niet met de politiek bemoeit en er zich mee bezig houdt.



Culturele Achtergronden:



16de en 17de eeuw:

Rederijkers:

• Zijn dichters die samenkwamen in verenigingen en discussieerden over nieuwe ideeën en ontwikkelingen, o.a. geloof, Renaissance, humanisme

Renaissance:

• De Ren. (wedergeboorte) ontstond in Italië en was een poging m de klassieke oudheid te doen herleven en na te volgen

• In de literatuur bloeiden hierdoor de lkassieke genres weer op namelijk: komedie, tragedie, epigram/puntdicht, emblematiek, sonnet

• De schrijvers in de Ren. Vertaalden klassieken(translatio) en deden aan nabootsing en navolging(imitatio), maar uiteindelijk wa shet doel het klassieke voorbeeld te overtreffen

Humanisme:

• Door het humanisme komen menselijke waardigheid en zelfontplooing centraal te staan

• Humanisten weiden zich met grote ijver aan de studie menswetenschappen

• Hierdoor hadden ze grote aandacht voor: grammatica, retorica, ethiek, poëzie en de geschiedenis

Functies schilderkunst en literatuur:

• Opdrachtgevers als de kerk en de adel vervielen voor schrijvers, mar toch verloren ze hun maatschappelijke taak niet, want ze wilden nog steeds: beleren, wijze lessen geven, oproepen en kritiek geven

• Een persoonlijke aanleiding werd in een algemeen kader gezet



18de eeuw:

• Er ontwikkeld zich een niet op de klassieken gebaseerde literatuur

• Deze is sterk beïnvloed door het rationalisme, het empirisme en het ideeëngoed van de Verlichting

• Rationalisme: benadrukt de erde, de ratio, het denkend bewustzijn

• Empirisme: kennis wordt afgeleid uit zintuigelijke ervaring en waarneming

• De schrijvers van de Verlichting pleitten voor: tolerantie, redelijkheid, gerechtigheid en vrijheid



De culturele achtergronden in het boek:



Dit verhaal kun je in verband brengen met culturele achtergronden. Zo was Bredero lid van de Amsterdamse rederijkerskamer D’Eglentier. Daarin is hij dus literair geschoold. Leden van rederijkerskamers speelden een belangrijke opiniërende rol in de steden, omdat ze ideeën uit de Renaissance in hun boeken verwerkten. De maatschappelijke taak van de schrijver om mensen te onderwijzen of bekritiseren en om wijze lessen te geven is ook hier duidelijk herkenbaar, aangezien Bredero de stedelijke gedragscode ter sprake brengt. Het stuk is luchtig en amusant, maar ook nuttig, omdat het een aantal wijze lessen bevat, zoals: “Al ziet men de lui, men kent ze niet”, en “wat gij niet wilt dat u geschiedt, doet dat ook een ander niet”. Deze kenmerken van het boek passen bij de opvatting uit die tijd, dat literatuur het nuttige en het aangename in zich moest verenigen: het ‘utile dulce’-idee.



Literaire genres:



Emblematiek:



Een embleem heeft een driedelige vorm: een motto (opschrift), ene pictura (afbeelding en een subscriptio (uitleg). Een embleem illustreert een algemene warheid (moraal), waarbj het woord aan de afbeeldin een diepere betekenis verleent. Bij een embleem betekent de afbeelding meer dan dat zj voorstelt: de taal geeft een diepere betekenis. In de 16de en 17de eeuw geloofde men dat alles met een doel gebeurde en dat God er wat mee bedoelde en er een boodschap mee gaf. Bij de emblematiek ging het vaak om het ontraadselen van een plaatje met tekst.



Lyriek, liederen:



In de lyriek en de liederen neemt de liefde meestal een grote rol in. In de 17de eeuw werd er onderscheid gemaakt tussen enerzijds de edele en ook geestelijke, platonische liefde en anderzijds de zinnelijke, puur lichamelijke liefde. De inhoud van de liederen sloot aan bij een internationale mode in de liefdeslyriek: het petrarkisme. Deze gaat uit van een platonische liefdesopvatting: de geestelijke, zuivere liefde zegeviert over de puur lichamelijke liefde. Het petrarkisme benadrukt de (zelf)beheersing en het ontbreken van seksuele vrijmoedigheid. Een liefdeslyriek is te herkennen aan een stereotiep vrouw die onbereikbaar is voor een man en er zijn tegenstellingen en paradoxen die de posities weergeven.



Sonnet:



Een sonnet is een gedicht die bestaat uit 14 versregels te verdelen in twee groepen: het octaaf (eerste 8 versregels) en het sextet (laatste 6 versregels). De octaaf en het sextet verschillen veelal in rimschema en meestal is er ook een inhoudelijke tegenstelling tussen de twee delen.



Toneel:



Het toneel had toendertijd een duidlijke stedelijke functie. Er kwamen rederijkamers als D’Eglentier en het Brabantse Het Wit Lavendel en die gingen rond 1610 tegen betaling voor publiek open. Omdat een deel van de opbrengst naar een stedelijke liefdadigsheidinstelling ging had het toneel dus toen bij het stadsbestuur een financieel belang. Maar het toneel had ook een belangrijke opiniërende rol, maar de meningen en opinies, die via het toneel verspreid waren, moesten wel passen binnen de visie en het beleid van het stadsbestuur. Ook had het een duidelijke functie: het publiek een spiegel voorhouden. Het diende dus een ethisch-didactisch doel.



Toneel, tragedie:



In het ernstige toneel zijn de hoofdpersonen hooggeplaatste personages, waarvan een ondergang wordt getoond. De taal is verheven en de stof is in de regel ontleend aan de klassieke oudheid, de geschiedenis of de bijbel. In de republiek kwamen twee vormen van treurspel tot ontwikkeling. De eerste vorm is de retorisch-didactische tragedie. Deze kennen vijf bedrijven en koren die de handelingen becommentarieerden, maar er was geene hechte structuur ide alle handelingen doelgericht verbond. Het stuk bestond meer uit afgeronde scènes. De andere vorm wordt wel de Aristotelische tragedie genoemd. Hierin word teruggegrepen op de vaste handelingsgerichte structuur met de eenheid van tijd, plaats en handeling van de Griekse wijsgeer Aristoteles.



Toneel, komedie en klucht:



In de komedie of het blijspel traden mensen uit de lagere klassen voor het voetlicht, de taal was meer spreektaal en het eindigde met een happy end. Een klucht is korter dan een blijspel en ook is typerend voor de klucht dat er grappige situaties worden beschreven en dat de personages (die vaak niet van al te hoge komaf zijn) zich laten leiden door primaire levensdriften zoals eten, drinken en sex.



Proza:



Proza wil zeggen dat het in rijm is geschreven, dat liederen en sonnetten in rijm zijn geschreven is nog vanzelfsprekend, maar ook de meeste teksten van de emblematiek zijn op rijm geschreven, als poëzie. Ook het toneel in de zeventiende eeuw is op rijm geschreven (ook de klucht van de meulenaer). Er zijn ook gewone teksten die in proza zijn geschreven. Ook is er nog de term: populaire proza, die echter niet tot de officiële literatuur word gerekend, maar ik nu toch nog even toelicht. Het zijn pamfletten waarin gereageerd werd op actuele en godsdienstige zaken, anekdotenverzamelingen, novellenbundels en traditionele prozaromans, gedrukt voor een groot en weinig geletterd publiek.



Het literaire genre van het boek:



De klucht van de molenaer valt onder het genre van de kluchten, zoals de naam al zegt. Een klucht is korter dan een blijspel en ook is typerend voor de klucht dat er grappige situaties worden beschreven en dat de personages (die vaak niet van al te hoge komaf zijn) zich laten leiden door primaire levensdriften zoals eten, drinken en sex. De klucht van de meulenaer is onder andere een klucht, omdat het is korter is dan een blijspel en er een gewoon, doorsnee boerengezinnetje in speelt.



De 3 bewijsplaatsen:

• De titel: De klucht van de meulenaer.

• Piet laat zich onder andere leiden door de primaire levensdrift sex. Dit is duidlijk merkbaar in strofe 78: “Ygut, dat ick jou iens had, hoe sou ickje nae jou gat veteren.”, vertaling: “Herejé, wat zou ik je te pakken nemen, als ik mijn gang kon gaan.”

• In een klucht word een “grappige” situatie beschreven. In dit boek is dat het bedrog van piet in eerste instantie dat dan door Trijn met een dubbel bedrog word beantwoord.
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen