Boekverslag : Louis Couperus - Antiek Toerisme
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 3957 woorden.

1. Bibliografische gegevens.



Auteur: Louis Couperus

Titel: Antiek toerisme

Ondertitel: Roman uit Oud-Egypte

Plaats van uitgave: Amsterdam/Antwerpen

Jaar van uitgave: 1988

Jaar van eerste uitgave: 1911

Druk: veertiende

Uitgeverij: C.J. Goossens, Tricht



2. Samenvatting.



De rijke Romein Publius Sabinus Lucius vaart met zijn Quedrium (een gallei met aan weerskanten vier rijen roeiers) naar Egypte. In zijn gezelschap bevinden zich o.a. zijn oom Catullus, een levensgenieter, en zijn pedagoog Thrassyllus. Lucius onderneemt de reis op aanraden van de oude pedagoog. Zijn slavin Ilia, die hij hartstochtelijk liefheeft, is namelijk verdwenen, en Thrassyllus vindt het nodig dat Lucius afleiding zoekt. Hij had om hem te verstrooien al de Griekse slavin Kora gekocht, die prachtig zingt en danst, maar Lucius heeft het meisje, dat zich aan boord bevindt, tot nu toe nauwelijks opgemerkt. Beide mannen, zowel Lucius als Thrassyllus, hebben nog een ander doel met de reis. Thrassyllus wil in Egypte de grote Wijsheid achterhalen en Lucius wil erbij priester en waarzeggers informeren naar Ilia. (Uit een nachtelijk gesprek tussen Catullus, Thrassyllus en Kora blijkt al aan het begin van de roman dat Ilia is weggelopen met de matroos Carus. Iedereen weet dat, alleen Lucius niet).

3-5: In Alexandrië logeert het gezelschap in het Diversorium (herberg) van de broers Ghizla en Kaleb. De laatste doet dienst als gids. Hij laat hun de stad zien, o.a. het Museum met de beroemde bibliotheek en de Soma met het graf van Alexander de Grote.

‘s Nachts gaan Lucius en Kaleb naar de sibylle Herofile in de wijk Rhakotis. Zij verklaart dat Ilia geschaakt is door zeerovers, maar dan doorziet Lucius plotseling het bedrog: de sibylle raadde slechts zijn eigen gedachten.

6-9: Na drie dagen treuren besluit Lucius naar het feest van de Serapis te Canope te gaan. (Canope was een plaats ten oosten van Alexandrië, er bevond zich een groot heiligdom geweid aan de god Serapis.) Op de boottocht door het kanaal dringt voor het eerst Kora’s gezang tot Lucius door. Te Canope gaat de Romein temidden van vele andere feestgangers dromen op het dak van de tempel. Op dit punt van het verhaal legt de verteller een en ander uit omtrent de Egyptische godenleer. Serapis is de god uit onderwereld, Osiris is de god ‘in de bovenwereldschen hemel’ (p. 59). Maar Serapis en Osiris zijn dezelfde, er is tussen hen geen onderscheidt. Serapis ik ook vrouwelijk (hij is gelijk aan de godin Neith) en hij is mannelijk (hij is dezelfde god Ammon). Hij is het begin en hij is het laatste.

10: Als Lucius ontwaakt is, legt hij zijn droom (hij droomde dat veel zeerovers, die allen op elkaar leken, Ilia meevoerden) voor aan de profeet Amfris. Die verklaart dat er slechts een rover was. Hij raadt Lucius ook aan vóór alles de wijsheid te zoeken. ‘De liefde is machtig maar de wijsheid is machtiger,’ zegt hij (p. 63).

11-13: Dagen later (Lucius heeft zich na Canope in wanhoop opgesloten en wil niemand zien) adviseert Thrassyllus hem verder te reizen. In Alexandrië heeft de pedagoog te vergeefs naar de wijsheid gezocht. Hij is een stad van ‘kooplieden, woekeraars en veile vrouwen’ (p. 74). Maar er is nog wijsheid in Egypte, en de wijsheid zal Lucius genezen. Er is het geheime woord van Kabbala, dat Mozes van God vernam op de berg van Sinaï, en dat nooit is opgetekend, maar steeds mondeling is door gegeven. Dat woord is de sleutel van het geluk (p.74). (De Kabbala is de naam die de joden in de Middeleeuwen aan hun geheime leer en mystiek.) Lucius besluit verder te reizen. Ze zullen gebruik maken van de Nijl–thalmegus van de broers Ghizla en Kaleb. Kaleb zal hen als gids vergezellen.

14: In de stad Saïs, ongeveer in het midden van de Nijldelta, bezoeken Thrasyllus en Lucius beiden de tempel van Isis-Neith. Thrasyllus gaat naar Nemu-Fa, een der heiligste profeten van Egypte. Lucius bezoekt het allerheiligste van de tempel, waar het beeld van de gesluierde Isis staat, met daarboven de spreuk: ‘Ik ben, die geweest is, is en zijn zal, en niemand heeft mijn sluier gebeurd.’ (p. 81) Als hij terugkomt bij de thalamegus, is Kora daar. Zij danst voor hem in het maanlicht. Later in de nacht, Lucius slaapt al, komt Thrasyllus thuis. Hij vertelt Kora het geheime woord dat Nemu-Fa hem gezegd heeft: ‘Wees uw eigen godheid.’ Dat woord voldoet de oude pedagoog niet.

15-16: Na dagen (Lucius heeft veel steden in de Delta bezocht en allerlei orakels geraadpleegd) vaart men de Nijl op en komt men in Memfis, de oude hoofdstad. Dit is een grote, uitgestorven stad, een schril contrast met het drukke en levendige Alexandrië. Alles wat groot en machtig was, dreigt hier onder het woestijnzand bedolven te worden. Thrasyllus vertelt Lucius over de oude farao’s, over Mozes, die Hermes Trismegistus kende en van hem leerde de occulte wijsheid, ‘àlle wijsheid, die kan geweten worden’ (p.95). (Hermes Trismegistus is de Griekse aanduiding voor de Egyptische Toth. Hij werd beschouwd als de schrijver van de Hermetica: een serie geschriften uit de tweede en derde eeuw voor Christus over astrologie, alchimie, magie en filosofie.) Lucius is zeer onder de indruk van het ‘eeuwen-, en eeuwen-oude Verleden… dat wèg is… dat verzonken is onder deze zanden…’ (p.96).

17-18: Men bezoekt de piramiden. In de kleinste van de drie beschrijft een priester voor Lucius het uiterlijk van de rover die Ilia schaakt. Lucius ziet hem voor zich: een van zijn eigen matrozen. ’s Nachts brengt men een bezoek aan de grote Sfinx. Zij is Neith, de alles wetende Wijsheid. Ze is niet gesluierd, als Isis, maar ze zwijgt. Bij de Sfinx huist in een grot een joodse kluizenaar. Hij vertelt dat hier dertig jaar geleden een Grijsaard, een Vrouw en een Kind gerust hebben. De vrouw leek Isis en Heva en het kind op Horus en Habel. Het kind straalde. Sinds de kluizenaar dit kind gezien heeft, doofde in hem de wetenschap. Hij ziet het verleden niet meer en ook de toekomst niet. Hij ziet slechts het heden.

19-23: Op een vroege morgen, de thalamegus ligt nog steeds bij Memfis gemeerd, ontmoet Lucius tijdens een wandeling Kora. Zij hebben een gesprek, waarin zij vertelt over haar jeugd op het Griekse eiland Kos. Niet lang hierna vertrekt Lucius met een klein gezelschap naar het Orakel van Ammon, ver naar het oosten, in de woestijn. Dit beroemde heiligdom was ooit door Alexander de Grote bezocht. Na zes à zeven dagen bereikt men de oase. De tempel is vervallen, er komen hier nog nauwelijks pelgrims. Het beeld van Ammon-Râ is verveloos en geschonden; Lucius voelt medelijden met de verschemerende god. Hij blijft dagen en vijf nachten samen met de opperpriester. Het is een tijd van peinzing en gebeden. Dan komt Lucius weer naar buiten, (b)leek, moê en verklaard’ (p. 120).

Terug in Memfis heeft Lucius ‘s nachts, als de thalamegus verder vaart, een gesprek met Thrasyllus. Het woord dat hem genezing schonk, was: ‘Wees uw eigen godheid’; dezelfde spreuk die Thrasyllus in Saïs hoorde en die hem niet voldeed. Maar Lucius verklaart dat het woord hem kracht geeft. Hij lijdt niet langer, hij leeft in de schoonheid van het heden.

24-26: De rest van de Lucius’ reis wordt betrekkelijk snel afgewikkeld. Luicius reist van Alexandrië naar de kolommen van Sesostris, aan de kust van Ethiopië. Naar de afstaand heeft hij pas een zevende deel van de tocht afgelegd; maar de hoeveelheid tekst is er al meer dan drie vierde deel verteld. Op een gegeven ogenblik scheiden zich de wegen. Oom Catullus vaart met de thalamegus naar Berinice aan de Rode Zee, waar de quedrireem van Lucius ligt, die via het Necho-kanaal naar de Rode Zee is gevaren. Met de quedrireem zal men naar de zuilen van Sesostris gaan. Lucius vertrekt ondertussen met een klein gezelschap over land; in Ethiopië jaagt hij op olifanten en struisvogels.

Kora vergezelt Lucius. Hij had haar gevraagd mee te gaan en zij stemde toe. De nacht voor zij bij de zuilen van Sesostris aankomen, dwalen ze getweeën over de hoogvlakte. Hierdan zij opnieuw van hem, het schijnsel van de sterren. Hij vraagt haar voortaan naast hem te leven, als zijn vrouw. Zij is bovenmate gelukkig.

27-29: De volgende dag, als Lucius de quedrireem betreedt en oom Catullus weer ontmoet, hoort hij van hem een verschrikkelijke boodschap. Hij is bij keizer Tiberius in ongenade gevallen en al zijn goederen zijn in beslag genomen. Lucius is arm. Maar hij incasseert de tegenslag gelijkmoedig. Met Kora vertrekt hij naar het eiland Kos, waar hij zich als beeldhouwer zal vestigen.

Naschrift: De roman sluit af met een naschrift: een brief aan Kaleb aan Lucius waarin hij hem bericht dat hij de quedrireem verkocht heeft en dat hij de opbrengst zal doen toekomen.

( www.collegenet.nl )



3. Personages



Lucius: Is een rijke man, heeft veel rijkdom. Hij is de liefde van zijn leven ( Ilia ) verloren. Zij was zijn slaaf, maar hij behandelde haar als een godin. Hij denkt dat zij is ontvoerd door piraten, maar eigenlijk is zij weggelopen met Carus, een matroos. ( p 10: “Hij gelooft dat zij geschaakt is door zeerovers. Laat hem dat geloof.’). In het begin van het verhaal heeft hij veel liefdesverdriet om haar, het maakt hem wanhopig. ( p 7: “Dan wil ik haar hebben, haar terug hebben, haar hébben, hier, hier bij mij, in mijn armen, aan mijn borst, aan mijn lippen…O goden, goden, goden!” Ook heeft hij last van driftbuien, tot verontrusting van zijn omgeving. ( p 41: “Hij zag om zich rond als een razende. Hij trok zijn dolk en wilde zich storten op het bezwijmde lichaam van de sibylle.” Hij reist naar Egypte in de hoop erachter te komen wie haar geliefde van hem heeft beroofd. In sommige stukken lijkt hij toch ook veel medeleven te tonen naar bijvoorbeeld zijn slaven of de omgeving waarin hij zich bevindt. ( p 27: “Lucius vooral, zeer ontroerd door dit bijna drie eeuwen oude, gebalsemde omwindselde lijk, de voeten in schacht van goudfiligraan, de ogen, beryl, starende vól verwondering….”) Zijn dierbaren zijn zeer content met het feit dat Lucius langzamerhand de oude gaat worden, en weer helder kan denken, niet meer vergiftigd is door zijn liefdesverdriet om een onbereikbare slaaf. (p 88: “Ik ben zo dankbaar dat je geest weer vatbaar wordt voor zulke indrukken…”).Lucius zorgt over het algemeen goed voor zijn slaven, slaat hen weleens, maar heeft later wel berouw van zijn daden. (p 43: “Tarrar, ik heb berouw, dat ik je zo een pijn heb gedaan. Vergeef me Tarrar…”) Hoe langer Lucius op reis is, hoe meer hij van zijn omgeving gaat zien, en er zelfs van gaat genieten. Eerst zat hij zo in zijn schulp dat hij niks opmerkte in zijn omgeving. In de loop van het verhaal verandert dit, hij krijgt steeds meer een positieve kijk op het leven. In het begin hoorde hij de slavin Kora nooit zingen, later maakt hij complimentjes over haar mooie stem. (p 51: “Zij zingt goed. Zeide Lucius. Kora hoorde hem. Zij bloosde heel rood tussen de grote, rooskleurige bloemen aan haar slapen.”) Lucius was verder een aangename verschijning, hij zag er goed uit. (p 57: “Lucius zelve was schoon als een jeugdige god.”) Hij was koninklijk en was meestal zeer goed en opvallend gekleed. (p 46: “Hij droeg een Egyptische tuniek, van gestreept byssos, met een rand van hiëroglyfen, gewerkt in zwaar borduursel en kostbare stenen; zijn benen omgaven hozen van goudweefsel; hij schitterde van vreemde juwelen.”) Verder gelooft hij in orakels. Deze raadpleegt hij in zijn rondreis vaak. Door de vaak raadselachtige antwoorden komt hij toch een beetje tot rust, en wordt naarmate de tijd verstrijkt weer helder van geest zodat hij ook wat kan doen met de antwoorden van de orakels, en er zo achter kan komen waar zijn geliefde Ilia is, en nog veel belangrijker, met wie. (p 113: “Dat Carus mij Ilia ontroofd heeft.’ De oude man schrikte heftig op. ‘Je weet’? riep hij. ‘Wie heeft gesproken? Wie heeft verraden?’ ‘De stem in mijn ziel zelve, die de orakels in mij deden spreken.”) Wanneer hij ‘genezen’ is van zijn liefdesverdriet staat hij weer open voor andere vrouwen, en wordt verliefd op Kora, zijn zingende en dansende slaaf. Wanneer hij erachter komt dat iemand hem zijn rijkdom heeft afgenomen, ziet hij pas wat het belangrijkst voor hem is in het leven, en dat is niet het goud of de juwelen. Dat zijn de mensen om wie je geeft. Lucius is een round character omdat hij in de loop van het verhaal verandert. Hij verandert in zijn denken, denkt veel positiever dan hij eerst deed. Ook verandert hij in zijn mening over Ilia. Hij leert een hoop tijdens zijn reis en komt tot veel inzichten waarvan hij een rustiger persoon wordt. Lucius’ karaktertrekken en uiterlijk komen uitgebreid in het verhaal voor.



Kaleb: Kaleb is de gids van Lucius, hij leidt hem rond door Egypte. Hij is een opvallend personage, wil veel aandacht. (p 19: “Kaleb, te Sabese merrie, pronkte met zijn rijkunst en danste met zijn paard als het ware in sierlijke evolutie vooruit.”) hij is trots op zijn land en vindt het prachtig om er veel over te vertellen. Verder is hij ondanks zijn trotse houding trouw aan zijn meester Lucius. Lucius is zeer materialistisch ingesteld, hij houdt erg van juwelen, diamanten en alles wat schittert en rijkdom weerspiegelt. (p 99:”Hij is gek! Hij is gek!’ Riep Kaleb. ‘Hij wil geen goud!”) Kaleb was net zoals Lucius een gezonde, goed uitziende man. (p 19: “Kaleb, jeugdiger, was levendig, en schitterend van donkere ogen en blinkende tanden in vrolijk glimlachende mond; hij droeg een gestreepte wijde, bontkleurige broek, een witte burnous, een ronde tulband en grote ringen aan zijn oren.”) Kaleb sprak goed Latijn en een beetje Grieks. Kaleb was een sterke man, voor niemand bang. (p 127: “En Kaleb was voor niemand bang; alleen vreesde hij de bosnimfen, die, als zij je gevangen hebben in haar armen, die pythonslangen zijn, zo lang lachen aan je oren, dat je er krankzinnig van wordt en dan met je rond dansen, tot je dood valt.”) Kaleb blijft een zakenman. Hij sjoemelt iets met de hoeveelheid geld, zodat hij toch voordelig uit de bus zal komen. (p 85: “Want Kaleb poogde altijd de fooien, die hij uitdeelde in Lucius’ naam, iets minder mild te betalen, dan hij op de lange papyrusrol zijner rekening schreef.”) Hij wil alles wat hij verdiend heeft de hele reis teruggeven in ruil voor de slaaf Kora, waar hij al een tijd verliefd op is. (p 137: “Heer, als gij mij Kora afstaat…schrap ik ál de kosten der Ethiopische jachten.”) Lucius stemt hier niet mee in. Toch knielt Kaleb voor Lucius neer, omdat hij ondanks zijn driften toch trouw is aan hem. (p 138: “En Kaleb rilde zelve van zijn vreeslijke eed, en viel toen, wat hij, vrije Sabaeër, nog nimmer had gedaan, voor Lucius neer en kuste de voeten van de plots zo arme, vorstelijke heer.”) Kaleb is ook een round character, hij verandert in de loop van het verhaal. Hij was in het begin van het verhaal zeer materialistisch ingesteld; dit wordt in de loop van het verhaal minder. Ook is hij in het slot onderdanig aan Lucius, en kust zelfs zijn voeten. Hij leert veel van zijn reis als gids en verandert hier ook deels door. Er worden veel karaktertrekken beschreven in het verhaal, en dit alles maakt hem tot een round character.



4. Ruimte.



Ik heb voor ruimte gekozen omdat er veel ruimtes worden beschreven in dit verhaal. Soms heeft dit ook te maken met het gevoel van bijvoorbeeld Lucius, de hoofdpersoon van het verhaal. Ik vind een van de mooie dingen van dit boek de manier van beschrijven van dingen, geen detail wordt vergeten en de woordkeus is vaak ook prachtig. De tijd daarentegen is helemaal niet belangrijk in het verhaal. Er wordt bijna niks over verteld en is dus niet interessant om te beschrijven. Echter is het moeilijk zoveel ruimtelijke aspecten te gebruiken, want het is te veel om op te noemen



Fysische ruimte:

Er worden veel plekken omschreven in dit verhaal, zoals de markt in Alexandrië en de slaapplaats van Lucius. Wanneer Lucius in Alexandrië aankomt, verbaast hij zich over het verschil met Rome. (p 20: “..Joelende stemmen, klakkende zwepen, terwijl ook op straat en plein de venters schreeuwden en joelden en vloekten, terwijl de straatjongens juichten en gilden om een obool, terwijl de ibissen, vleugelklapperend, wegstoven om ergens anders weer neer te strijken en op te pikken alle Alexandrië’s afval. ‘Het is al héél anders dan in Rome’, dacht Lucius. ‘Het is het Oosten..”). Veel plekken worden een beetje mysterieus beschreven, je weet er weinig vanaf. De natuur en cultuur is anders dan hier. ( zie ook bovenstaand citaat ) Het is mooi om over een wat mysterieus landschap te lezen. Hier wordt het uitzicht van de slaapplaats van Lucius beschreven. (p 71: “De nacht was stil, wijd immens. Het was of de maan, daarboven, de hemel overstroomd had, als beneden, het heilige land, de vloed. Het was of de maanlichtvloed de heilige hemel denkte met ook een kalme, ongekabbelde zee, maar van licht. De nacht was als een geluidloze, zilverachtige dag.”) ( p 71: “In de stille, stille nacht lag de Delta overstroomd door de weldoende wateren van de heilige vloed.”)



Psychische ruimte:

Wanneer Lucius wat helderder gaat denken, verandert het weer ook. Hij bezoekt een orakel en om antwoorden te krijgen over Ilia. Hier is hij met zijn schip op de Nijl, op weg naar een orakel. Hij komt erachter dat zij niet ontvoerd is, en voordat hij er is, merkt hij een verandering van het weer, die duiden op een verandering in het verhaal. (p 78: “Er was nauwelijks des avonds een bries: de atmosfeer behield een ideale bereiktheid van paradijsachtige, koele warmte: deze zomerwarmte was fris en koel.”). (p 79:”Aan de horizon wemelden in het vochtige nevellicht de silhouetten der steden, met de naalden der obelisken.”)

Lucius heeft veel verdriet om Ilia. Zijn gemoedstoestand verandert, en het weer ook.

(p 6: “De muziek, die zijn schip opklonk in de zilverloutere nacht van windstilte, door zaliglijk wijdzuivere, stardoorpoeierde lucht, koelde hem even zijn smart.”) Op een dag worden de waterzakken van Kaleb opengesneden. Hij is razend en wilde zijn woede richten op Libiërs en Arabieren. De dag ervoor was het noodweer, dit als voorteken. (p 106: “Plotseling echter vielen weldadige stortregens neer, door de goden gezonden, en de winden legden zich, de hozen vielen.”)



Zintuiglijke manier waarop de ruimte wordt geschetst:

Lucius gaat naar een tempel in Neith. In deze tempel wordt de legende van de sandaal aan hem verteld. Er hangt ook een rare sfeer. (p 91:”Het was er vreemd, maar er was als een suizing, een zinging van stemmen, hoewel de piramide was onbewoond. Het was of er een zwerm van geesten rondwervelde als een hevige wind.”) Wanneer Lucius het kistje met de sandaal van Ilia laat begraven, is er een aparte sfeer. Dit waarschijnlijk omdat het een beetje stiekem gebeurt, en het een hele stap is voor hem, een stap om het verleden achter hem te laten. (p 111: “En des nachts in de stilte der tempelparken, die met de gouden schijnsels der starren zich weefde tot een mystieke atmosfeer, wenkte hij Tarrar.”) Hij is met zijn slaafje door de parken en oasen, op weg naar de woestijn om zijn verleden te begraven.



5. Motieven.



Liefde: Dit verhaalmotief keert steeds terug in het verhaal, het is erg belangrijk. Het liefdesverdriet van Lucius is ook de reden waarom ze een reis gaan maken. Hij is hopeloos verliefd op Ilia, zijn slavin. Lucius eert haar als de godin van de liefde genaamd Afrodite. (p 8: “Zij was mijn slavin, maar zijn had zelve slaven, slavinnen: zij had de juwelen van een keizerin, zij had de gewaden van een godin! Ik aanbad haar als Afrodite zelve!”) De liefde voor Ilia is het enige waar hij in het begin aan denkt, hij blijft peinzen hoe het met haar is en of hij haar nog terug zal vinden. (p 28: “De Dood…misschien is zij wel dood…zij is verdronken, misschien, in zee… en nooit zullen wij haar heerlijk lichaam vinden, om het te balsemen.”) Ook komt de godin Afrodite vaak voor in het verhaal. Wanneer hij zich alleen voelt, wijdt hij zich tot haar, en vraagt haar om raad. Hij gaat veel orakels af om antwoorden te krijgen over zijn liefde. (p 58: “Zoon, uw ziel is krank. Zij is krank van smart en van liefde.”) Ook gaan Lucius en zijn mannen naar de tempel van Afrodite, om daar de wijsheid te vinden. (p 48: “De tempel van Afrodite, op het eilandje, was aangetekend als met lijnen van vuur, en over het goudwaterige meer zelve verdrongen zich de geïllumineerde gondels, vol zang, vol dans.”) Veel plekken waar Lucius komt worden in dit verhaal idyllisch beschreven, een beetje romantisch, omdat de liefde een belangrijk onderdeel vormt. (p 71: “Langs het bloeiende riet, door de bloeiende lotos en bloeiende nymfea, gleed als een droom de grote bark de vloed op.”) Wanneer hij eindelijk niet meer treurt om Ilia, en rust en liefde bij Kora heeft gevonden dankt hij Afrodite. (p 132: “Afrodite! Afrodite! Zij heeft mij verhoord!”) Wanneer er een schip aankomt om Lucius te vertellen dat hij blut is, schittert het beeld van Afrodite als nooit tevoren. Lucius heeft de liefde gevonden, en het verlies van zijn rijkdom zal hem niet fataal worden. (p 133: “…het zilveren beeld van Afrodite schitterde als úit zijn felle vonk en der roeiers lange fraze van weemoed, zacht eentonige begeleiding van moeizaam werk, weemoedigde aan over de zee, met je juichzang van de matrozen.”)



Verlies: het verhaalmotief verlies speelt ook een grote rol in dit verhaal. Weliswaar heeft het iets te maken met de liefde, maar het gaat zowel om het verlies van een dierbare als zijn bezit. Het is belangrijk te zien dat het verlies van iemand van vlees en bloed hem raakt; veel minder dan het verlies van bezit. Lucius verkiest Kora en zijn slaven boven zijn bezit. Hij zal een nederig bestaan gaan leiden, maar het maakt hem niet uit. (p 140: “Wat een pracht van een quadrireem! Maar waarom blijf je dan niet liever bij je oom?’ ‘Omdat het niet goed is, magister.”) De sandaal van Ilia heeft te maken met het verlies, Lucius heeft het altijd bij zich, om zich te herinneren aan haar. Bij de piramide van Doricha hoort Lucius een legende over een sandaal, die gestolen werd uit de handen van een dienares. Ilia is ook gestolen van Lucius. (p 111:”Hij opende het kistje even…en bij het flonkerende starrenlicht zag Tarrar een kleine vrouwensandaal, die hij kende..”) (p 112: “Zet het kistje in de kuil, beval Lucius.”) Het kistje met de sandaal wordt begraven en tegelijkertijd wordt het verlies van Lucius begraven, hij komt over zijn verdriet heen en kan hierdoor weer gelukkig worden. Hij laat Ilia achter zich en gaat verder met leven. Wanneer het kistje is begraven is hij ook achter de waarheid gekomen waarom Ilia is vertrokken. Dus door zijn verlies wordt Lucius wel wijzer, en waarschijnlijk ook gelukkiger. (p 9: “Wij varen reeds naar Egypte, bakermat van alle wijsheid, wieg van de mensheid.”)



6. Thema.



Het thema van dit boek is denk ik: Geluk maak je zelf. Lucius is eerst zo verdrietig om Ilia, dat hij niet ziet dat hij ook verliefd zou kunnen worden op Kora. Door zijn reis en de adviezen die hij krijgt komt hij tot inzichten; zowel over geld en macht als over de liefde. Verder zoeken naar Ilia is zinloos, en macht en geld is ook maar beperkt, het maakt je niet gelukkig. In het begin had hij rijkdom, geen liefde en was hij ongelukkig. Later verloor hij zijn rijkdom maar vond hij de liefde, en werd gelukkig. Door de reis is hij tot deze inzichten gekomen, het zijn zijn eigen keuzes geweest hiervoor te kiezen.
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen