Boekverslag : Louis Couperus - Psyche
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 3252 woorden.

1 SAMENVATTING

Psyche is de jongste van de drie prinsessen van het Rijk van het Verleden. Het rijk is ontzettend groot en wordt geregeerd door de oude koning, de vader van Psyche. Haar oudste zus heet Emeralda, aan wie de fee bij haar geboorte ogen van smaragd en een hart van robijn heeft geschonken. De tweede prinses, Astra, heeft een levende ster op haar hoofd en haar grootste interesses zijn wiskunde en door haar telescoop kijken. De kleine Psyche heeft het voorrecht altijd naakt te mogen lopen en ze heeft twee vleugeltjes op haar rug, maar hiermee kan ze niet vliegen.. Als kind ondervindt ze dat haar vleugels, tot haar grote spijt, niet sterk genoeg zijn om daarmee te kunnen vliegen.

Psyche houdt ervan om weg te turen, tussen de kantelen door, naar de lucht of de horizon. Ze droomt er van te vliegen. Op een dag ziet Psyche een wolk in de vorm van een gevleugeld paard, die ze al zo vaak gezien heeft en roept hem, zoals elke keer, naar beneden. Het wolkenpaard, de Chimera, neemt haar deze keer op zijn rug om een stukje met haar te vliegen. Psyche verlangt steeds meer naar de Chimera en op de dagen dat hij niet komt, voelt zij zich eenzaam.

Op een van die dagen krijgt het kasteel bezoek van Prins Eros, de vorst van het Heden. Hij stamt af van de god Eros zoals de koning en zijn dochters van de godin Psyche afstammen. Hij vraagt om de hand van een van de drie prinsessen, maar diep in zijn hart bedoelt hij Psyche. Emeralda en Astra willen wel met hem trouwen, maar dan moet hij eerst een onmogelijke taak volbrengen: Emeralda verlangt het Juweel der Mysterie en Astra een telescoop die reikt tot het einde van het heelal. Psyche wil niet trouwen – tot grote spijt van de prins – omdat ze haar vader niet alleen wil laten. Prins Eros keert weer terug naar zijn Rijk.

Dan sterft de vader van Psyche ineens en Emeralda wordt koningin. Psyche besluit om weg te gaan. Al die tijd is ze gebleven voor haar vader, en nu heeft ze niets meer om voor te blijven (ze was nogal bang voor Emeralda). Ze roept de Chimera weer en hij neemt haar mee. Deze keer blijft ze op zijn rug zitten tot hij haar neerlegt bij de Sfinx en zelf weer wegvliegt. Psyche is zó bedroefd omdat haar vader dood is, omdat de Chimera haar in de steek gelaten heeft en omdat ze de liefde van haar leven afgewezen heeft, dat haar tranen een beekje vormen dat door de woestijn kronkelt. Prins Eros volgt dit beekje en komt zo bij de liefde van zijn leven uit.

Hij neemt Psyche mee naar zijn rijk. Ze is dankbaar voor zijn liefde en voelt zich niet meer alleen. Kort daarna treden ze in het huwelijk. Eros en Psyche leiden een gelukkig leven in hun kleine rijk, bestaande uit een grote tuin met daarin een soort tempel als paleis, totdat Psyche elke dag muziek en gezang begint te horen. Het gezang blijkt van een Sater, een verwilderd bosmens met een staart, te komen. Hij verschijnt elke dag aan haar, totdat ze op een keer met hem meegaat. Ze danst met de bacchanten en drinkt hun wijn. Aan het eind van de dag keert ze weer terug naar haar Eros, maar Psyche krijgt koorts en wordt steeds zieker als ze niet bij de sater en de bacchanten is. Op een dag kan ze er niet meer tegen en verlaat Eros om in het bos te gaan leven. Zodra hij de volgende dag wakker wordt en bemerkt dat zijn geliefde weg is, sterft hij, en met hem alles wat leeft in het Rijk van het Heden.

Waar Psyche heen is gegaan, is Prins Bacchus de machthebber; zijn rijk bestaat uit dansen, wijn en nog meer feesten. De volgende dag heeft Psyche spijt van dit avontuur en keert terug, maar het is al te laat. De heilige spinnen van Emeralda weven een web over het rijk en alles vergaat tot stof. Het hart van Psyche brandt. Wanneer ze dit gezien heeft, ontmoet ze opnieuw de Sater, die haar zover krijgt dat hij haar vleugeltjes mag afknippen. Dan krijgt ze spijt en vlucht ze weg met een hart vol schuldgevoelens en een brandende ziel. Zij die eens parelen huilde in haar onschuld, huilt nu juwelen als teken van haar zonde. Van een kluizenaar krijgt ze een boetekleed en ze keert terug naar het Rijk van het Verleden, waar Emeralda heerst. Ze biedt haar de edelstenen aan en vraagt om de boete die zij moet doen voor haar vergiffenis. Deze zegt dat alles vergeven is als Psyche haar het onuitsprekelijke juweel, het mysterie der godheid brengt. Psyche gaat daarna naar Astra, haar tweede zus, die nu echter al oud en blind is. Die nacht waakt Astra over Psyche.

Psyche vecht zich een weg door de onderwereld heen, vragend waar ze het juweel voor Emeralda kan vinden en elke keer is het antwoord: “IJdelheid, ijdelheid!” Gelouterd en gezuiverd door de vlammen keert ze terug, in wijs en heilig weten, naar het Rijk van het Verleden en ze snapt het antwoord. Wanneer Emeralda Psyche ziet staan, nadert zij haar in haar koets voortgetrokken door 24 paarden over een pad van lichamen en vraagt haar naar het Juweel. Psyche vertelt haar zus dat het juweel slechts ijdelheid is en dat het niet bestaat, waarop Emeralda zo kwaad wordt dat zij Psyche overrijdt, en Psyche sterft. Terwijl Emeralda zich te pletter rijdt tegen de Sfinx in de woestijn, herleeft Psyche en ziet dat ze weer vleugels heeft, vleugels waarmee ze kan vliegen! De Chimera komt haar tegemoet samen vliegen ze naar het Rijk van de Toekomst, waar twee mensen op haar staan te wachten: haar vader en Eros. De blinde Astra kijkt een laatste maal door haar telescoop en ziet hen staan in het Rijk van de Toekomst. Dan sluit ook zij haar ogen, opdat ze in het Rijk van Toekomst samen kunnen zijn.



2 THEMA

Het thema is wat de heilige Spin tegen Psyche zegt als ze afscheid neemt van het lijk van haar vader: “Alles is als het is, alles wordt, geschiedt als het geschiedt, alles vergaat tot stof”. Louis Couperus was een naturalist. Dit thema past daar wel bij: de Noodlotsgedachte. Niets kun je zelf bepalen. Alles geschiedt als het geschiedt. De mens wordt bepaald door erfelijkheid en milieu. Psyche zei het zelf: “Ik was die ik zijn moest”.

Er zit nog een thema in: liefde overwint alles, zelfs de dood.

Enkele motieven die ik in dit verhaal zie:

- zuiverheid: de tranen van Psyche; toen ze nog zondeloos was, huilde ze parels, later – toen ze zonde had begaan – huilde ze robijnen en topazen en aan het einde, toen ze boete had gedaan, huilde ze weer parels

- waarheid: zoektocht naar zichzelf: eerst was ze zichzelf – ze liep naakt, toen

dwaalde ze af – ze droeg een kluizenaarsmantel – en daarna vond ze zichzelf weer terug – ze liep weer naakt

Het thema heeft voor mij zeker betekenis, want liefde overwint alles.

Ik ben het wel eens met het eerste thema, maar dan zonder de Noodlotsgedachte: je bent en wordt wel wie je bent, maar dat bepaalt het Noodlot niet, daar heb je zelf keuzes in.

Mijn visie op het thema is door het lezen van Psyche niet veranderd, want ik heb daar al eerder een duidelijke mening over gevormd en die is door het lezen van dit boek niet veranderd.



TITELVERKLARING

De titel slaat op de hoofdpersoon, en ik denk ook wel een beetje op de menselijke geest, zodat je ook een beetje dieper over het boek gaat nadenken.



“…Schrei nu niet meer, en ga nu slapen en als je niet slapen kan, zal ik je een sprookje vertellen, een mooi verhaaltje van bloemen en edelstenen en vogels, van een jonge prins en een klein prinsesje… Want meer is er niet in de wereld, dan een sprookje…”

Metamorfose

Het motto is oorspronkelijk het slot uit Metamorfose, het voorlaatste boek van Psyche.

Nu ik het boek heb gelezen, begrijp ik dat hij dit citaat heeft gebruikt als motto voor dit boek. Dit boek is het sprookje dat hij zal vertellen. Met de jonge prins en het kleine prinsesje bedoelt hij Eros en Psyche.



3 TIJD

Het tijdsverloop in het verhaal is chronologisch en continu. Er komen geen flashbacks of

–forwards in voor. Er is wel sprake van tijdvertraging: wanneer Psyche in de onderwereld is afgedaald, wordt er heel gedetailleerd en uitgebreid geschreven over de manier waarop Psyche het ervaart: ze hoort klagende violen, ze ziet allerlei monsterlijke verschijningen, de veranderingen van kleur en aard van de vuurzee e.d.



Wanneer het verhaal zich afspeelt, wordt niet uitdrukkelijk vermeld, zelfs vernoemingen naar dag en nacht zijn nauwelijks te vinden. De grote tijdsafbakening is het veranderen van Rijk: Verleden, Heden en Toekomst. Dit heeft als effect dat het zeer sprookjesachtig overkomt en dat je in een andere wereld terechtkomt. Hierdoor ben je nieuwsgierig naar wat er op de volgende bladzijde gebeurt.



Hoewel het tijdsverloop nauwelijks is aangegeven, vind ik het niet verwarrend en daardoor juist spannender.



Ik vind dat het verhaal een betrouwbare indruk geeft, ondanks het een sprookjesachtig verhaal is dat zich afspeelt in het Verleden, Heden en Toekomst en hoewel er geen duidelijke afscheiding tussen dag en nacht is, weet je toch wanneer het dag of nacht is. Dat blijkt uit de manier van schrijven. Het verhaal is zo bezield geschreven, dat de tijd er niet toe doet.



4 PERSPECTIEF

Het perspectief ligt bij de (alwetende) verteller, dat noem je een auctoriaal verhaal.

De verteller presenteert het verhaal, maar komt er zelf niet in voor. Hij overziet alle gebeurtenissen en kent de gedachten en gevoelens van de verhaalfiguren.

Het effect van het verhaalperspectief is dat je het als het ware van bovenaf bekijkt. Doordat Psyche niet rechtstreeks tot de lezer richt, blijft ze voor de lezer onbereikbaar. Doordat de alwetende verteller al haar gedachten en gevoelens kent, kom je op die manier veel meer over haar innerlijk te weten.



5 PERSONAGES

Psyche Jongste van de drie prinsessen van het Verleden en de derde dochter van de koning. Psyche heeft het voorrecht altijd naakt te mogen lopen en ze heeft twee vleugeltjes op haar rug, maar hiermee kan ze – tot haar grote spijt – niet vliegen. Ze heeft ook lange blonde haren. Ze is een beeld van schoonheid en blanke onschuld. Er is een tijd dat ze zondigt, maar op het eind is ze toch weer rein en wordt haar grootste wens vervuld: ze kan vliegen.



Eros Koning van het rijk van het Heden en echtgenoot van Psyche. Een knappe jongeling, eerlijk en nobel. Samen met Psyche woont hij een tijd gelukkig in zijn rijk. Als zij hem verlaat, sterft hij. Aan het eind van het verhaal worden ze weer herenigd in het Rijk van de Toekomst.



Emeralda Oudste zus van Psyche, aan wie de fee bij haar geboorte ogen van smaragd en een hart van robijn heeft geschonken. Sinds de dood van de koning heerst zij over het Rijk van het Verleden. Het is een kille vrouw die uit is op macht en juwelen.



Astra Middelste zus, bij haar geboorte kreeg ze een levende ster als geschenk, die ze op haar hoofd draagt. Haar grootste interesses zijn wiskunde en door haar telescoop kijken Ze is heel wijs en in het begin erg hoogmoedig. Aan het eind is ze blind en vangt Psyche op als ze terugkeert naar het Verleden.

Ze ziet nog eenmaal door haar telescoop naar het Rijk van de Toekomst.



Chimera Zilvergevleugeld paard, aanbeden door Psyche. Hij kan nooit lang op één plaats blijven. De Chimera is er alleen als Psyche zuiver is, dan vliegt ze op zijn rug mee. Aan het eind brengt hij haar ook naar het Rijk van de Toekomst.



Karakterontwikkelingen:

Psyche maakt veranderingen door, maar keert weer terug naar zichzelf na zonde te hebben begaan. Eros sterft van verdriet. Emeralda wordt alleen maar nóg killer. Hoewel Astra blind wordt, wordt ze veel wijzer.

Behalve de Chimera maken ze allemaal karakterontwikkelingen mee (dat zijn dus round characters).

De hoofdfiguur, Psyche, neemt belangrijk beslissingen, namelijk:

- de dood van de vader van Psyche, waardoor ze besluit het kasteel te verlaten en prins Eros weer ontmoet

- het toegeven aan de verleidingen van de sater waardoor Psyche haar echtgenoot Eros verlaat en deze dood gaat

- het sterven van Psyche zelf waardoor ze weer herenigd wordt met haar dierbaren

Ik voel me het meest verwant met Psyche, want zij is de hoofdpersoon en je leeft met haar mee door de gedetailleerde beschrijving van haar gevoelens en gedachten.



6 RUIMTE

De auteur lijkt bewust te kiezen voor een bepaalde ruimte in het verhaal: tijd en plaats zijn zo heel geraffineerd met elkaar verbonden in één woord: Verleden, Heden en Toekomst. De betekenis van deze woorden zegt al genoeg.

De sfeer wordt bepaald door uitgebreide beschrijvingen van het kasteel en de natuur.

Dit alles vind ik bepalend voor het verhaal, want daardoor komt het mysterieus en sprookjesachtig over.

De sfeer van dit geheel spreekt mij erg aan; hierdoor wordt het verhaal uitnodigend en spannend.



7 SPANNING

Het verhaal ontleent zijn spanning aan het scheppen van bijzondere situaties en verhaalfiguren. Voorbeelden geven zou in dit geval nutteloos zijn, aangezien bijna het gehele boek uit ongewone situaties en verhaalfiguren bestaat.

Ik vind dat de schrijver, Louis Couperus, er goed in geslaagd is om het boek spannend te maken, onder meer door zijn woordkeuze en manier van beschrijven.



8 STIJL

“Zou zij ooit nog de poorten uit kunnen gaan? O, hoe zij verlangde te dwalen, te zoeken, te vliegen… Te vliegen, o te vliegen, te vliegen als de mussen, de duiven, de arenden…!

En zij klepte met haar wiekjes, zwak. Het waren, aan haar schoudertjes teer, twee wiekjes als van een heel grote kapel, doorschijnend vlies, karmozijn bestuifd en zachtgeel, azuurtjes en rozig geaderd, waar ze vasthechtten aan haar rug, en op ieder wiekje gloeiden twee ogen, zoals op de staart van een pauw, maar fijner van kleur, en schitterend als gestampte juweel: gestampte saffier en smaragd op fluweel, en het fluwelen oog viermalen gezet in het schitterstof van de wiekjes.

Zij klepte er mee, ze kon er niet mee vliegen. Dát, dat was haar grote verdriet, en dát, dat was haar peinzen, waardoor ze dan dienden, die vleugeltjes, daar aan haar schouderblaadjes. En ze schokte er mee, en klepte er mee, maar ze rees niet boven de grond: haar fijne figuurtje verluchtigde niet, haar naakte voetje bleef vast aan de grond, en alleen haar heel fijne sluiertje, dat sleepte een beetje rondom haar blank-blanke leedjes heen, werd even gewapperd óp, door een vlaagje van vleugeltjeswaai.”



Typerend voor deze stijl: lange zinnen, veel (stoffelijk) bijvoeglijke naamwoorden, bedrijvende vorm, verleden tijd, bijzondere woordkeuze, sfeerbeschrijvingen, typeringen, beeldend taalgebruik, veel verkleinwoorden.

Ik heb genoten van de stijl, ik kon me namelijk van alles voor de geest halen en me goed inleven. De manier waarop het is geschreven past goed bij het verhaal.

Deze stijl ligt totaal niet dicht bij mijn eigen taalgebruik, want dit is geen spreektaal.

Als ik een sprookje zou schrijven, zou ik misschien wel meer naar dit soort taalgebruik geneigd zijn.



9 GENRE

Het genre is een symbolisch sprookje. Als mensen een sprookje lezen dan is de hoofdpersoon meestal de liefste, zachtste persoon. In dit boek is dat Psyche. Maar dit is niet zomaar een sprookje, het gaat veel dieper.

In het boek merk je dat het symbolisme erg belangrijk is. Sprookjes zijn voornamelijk bedoeld voor vermaak, ze zijn ruimte- en tijdloos en hebben vaak een gelukkige afloop. Ook zitten er vaak fantasierijke dieren en wezens in. In dit geval is er sprake van saters, bacchanten, de god Bacchus, nimfen, een Sfinx etc. Dit zijn allen niet bestaande wezens.



10 MIJN EINDWAARDERING

Ik vond het een heel mooi boek. Het is een beetje een sprookje, een mythisch verhaal en dat spreekt mij wel aan. Toen ik eenmaal begonnen was heb ik het in één keer uitgelezen. Ik vond het erg spannend en leefde ook echt mee met de personages. Het is een sprookjesachtig boek. Het was soms zielig en in sommige opzichten ook wel herkenbaar. En door de tekst werd ik ook wel aan het denken gezet.

Wat ik bijzonder origineel vond is de omgeving waarin de auteur het verhaal heeft geplaatst. De drie rijken, Verleden, Heden en Toekomst, tussen welke de hoofdpersoon moet reizen en haar plaats moet vinden. Dit is het aspect van het boek dat mij het meest aan het denken heeft gezet, omdat je die drie rijken eigenlijk in het leven van elke persoon kan onderscheiden.

Ik kan het mensen aanraden, maar dan moeten ze wel van sprookjesachtige verhalen houden.

Als Louis Couperus nog meer van deze boeken had geschreven, zou ik best nog wel eens een boek van hem willen lezen.



VERWERKINGSOPDRACHT 25



BESCHRIJF HET UITERLIJK VAN ENKELE BELANGRIJKE PERSONEN, UITSLUITEND OP BASIS VAN DE IN HET VERHAAL VERSTREKTE GEGEVENS. CITEER DUS!



PSYCHE



“En zij klepte met haar wiekjes, zwak. Het waren, aan haar schoudertjes teer, twee wiekjes als van een heel grote kapel, doorschijnend vlies, karmozijn bestuifd en zachtgeel, azuurtjes en rozig geaderd, waar ze vasthechtten aan haar rug, en op ieder wiekje gloeiden twee ogen, zoals op de staart van een pauw, maar fijner van kleur, en schitterend als gestampte juweel: gestampte saffier en smaragd op fluweel, en het fluwelen oog viermalen gezet in het schitterstof van de wiekjes.”



“Zij was naakt, alleen een goudene sluiertje was met een wrong om haar heupen vastgeknoopt.”



EROS



“Hij was schoon als een god, met donkerblonde haren, donkerbruine ogen. Hij droeg een witte wapenrok over zilveren maliënhemd en geheel zijn wezen spiegelde eenvoud en verstand.”



EMERALDA



“Overglanzende mooi was Emeralda, schitterend schoon als geen vrouw in het rijk, geen prinses in andere rijken. Zij was heel groot en vorstelijk van gestalte; zij liep heel recht en fier en trots; zij wás heel trots, want na de dood van de koning zou zij heersen op de troon van het Rijk van het Verleden. IJverzuchtig op al die macht, die haar deel zou zijn, wees zij af alle de prinsen, die dongen om haar hand. Zij sprak nooit anders dan om te bevelen, en alleen voor haar vader boog zij het hoofd. Zij droeg altijd zwaar brokaat, zilver- of goud-, en bezaaid met gesteente, en lange mantels van ruisend sindaal met breed hermelijn omzoomd; een diadeem van de eêlste juwelen flonkerde steeds in haar rossiggoud haar, en ook haar ogen waren juweel: twee prachtige groene smaragden, waarin een zwarte karbonkel was de pupil; en men fluisterde geheimzinnig, dat haar hart was geslepen uit éen enkele reuzerobijn.”



“Nu ruiste veel gekraak van satijn en van goud, en Emeralda trad binnen, de kroonprinses, de Prinses van het Juweel, als haar titel luidde; pages voorop, lijfstaffieren, zijzelve schitterend van pracht in haar sleepkleed van zilversindaal; een kuras van smaragden omprangde haar boezem, een smaragden tiara omprangde haar slapen; de rossige goudene vlechten vielen drie bij drie, met smaragden doorweven, neer langs haar gelaat, waaruit, koel smaragd, trots de ogen blikten, zielloos, ijskoud en verwaten.”



ASTRA



“Heel ernstig, als Astra stond voor het bord, en rekende sommen uit, keek Psyche naar haar hoofd, tussen haar ravenzwarte haren.”



“Zij droeg een kleed van azuur met starren bezaaid, een witte mantel vol starren, en haar levende star flonkerde hel in heur haar ravenzwart.”



CHIMERA



“O, wat was het een prachtig ros! Groter dan de grootste paarden, en dan met vléugels! Blond was het, zonneblond met lange krullen van mannen, en een lange krullende staart, als een vlag van zonnegoud. Het edele hoofd droeg het fier op de krommende nek, en de ogen blonken als vuur en een stoom van adem walmde uit de gespalkte neusgaten wolk na wolk uit. Groot, krachtig, gespierd, als van zilverige pennen stonden de wieken breed uit, als Psyche nooit vogel gezien had. En de goudene hoeven sloegen de wolken en stampten er donder uit: de vuurwolken bliksemden in de heel helle dag.”
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen