Boekverslag : Gudrun Pausewang - Die Letzten Kinder Von Schewenborn
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 1259 woorden.

1 In de tijd van de spanningen tussen Oost- en West-Berlijn wilde de familie Benewitz(vader, moeder, Judith, Roland, Kerstin) zoals ieder jaar op vakantie gaan naar Schewenborn waar opa en oma woonden. Onderweg werden ze getroffen door een heel fel licht en een soort storm. Vader en moeder dachten aan een atoombom. Ze wilden naar opa en oma om te helpen. Doordat er een boom op de weg lag, moesten ze lopend verder.

2 Heel Schewenborn was verwoest, veel huizen stonden in brand en de mensen waren in paniek. Frau Kramer, die bij opa en oma onder huur woonde, zei dat ze naar Fulda waren gegaan om nog snel een tent voor de kinderen te kopen. Moeder ging te voet op weg naar Fulda, de anderen ontruimden het huis omdat alle huizen in buurt bijna brandden. Gelukkig draaide de wind. Toen moeder terugkwam vertelde ze verdrietig tegen vader dat er helemaal niets meer van Fulda over was. Niemand durfde meer over de grootouders te beginnen.

3 De ochtend erna liepen slachtoffers uit Fulda door de straat. De kinderen mochten niet naar buiten zodat ze de verwoestingen niet konden zien. Ze raakten door de voorraad die nog in huis was heen. Vader was erg pessimistisch over de hele zaak. Het balkon (?) was ingestort, het hout gebruikten ze voor de kachel. Roland wilde graag water halen. Hij zag alle verwoestingen en schrok. Bij het ziekenhuis lagen veel doden en gewonden, Roland gaf hun water. Hij zag hoe de doden in een soort massagraf gegooid werden.

4 Roland was erg vaak bij het ziekenhuis, hij schonk vooral veel aandacht aan een meisje die iets jonger was dan hijzelf : Annette. Na een tijdje ging Annette dood, hij kon het niet geloven. Er was nergens meer iets te krijgen, alle winkels waren uitverkocht of geplunderd. Vader ging kolen stelen. Judith was erg in zeischzelf gekeerd en was vaak in de tuin van opa. Men had water nodig, of het nu vervuild was of nit. Er waren steeds minder mensen die in het ziekenhuis konden helpen, het werd steeds voller. Een oude vrouw, Lisa Bartz, regelde veel in het ziekenhuis. Een vrouw die op sterven lag vroeg Roland om voor haar kinderen Silke en Jens van 3 en 6 te zorgen.

5 Moeder werd weer zoals voorheen, ze verzorgde kleine kinderen in een leegstaand gebouw (kasteel?). Roland dacht na over de vele slachtoffers en hij was heel bang dat zijn gezin ook getroffen was. 3 weken na de bom was hij jarig, maar hij hechtte er niet veel belang aan. Hij kreeg cadeautjes die zelf gemaakt of gevonden waren. Judith liet Roland zien dat haar haar uitviel, die was een teken voor de ziekte. Roland was bang en huilde.

6 De tyfus was toegeslagen, er was nog steeds geen hulp van buitenaf gekomen. Overdag waren er weinig mensen op straat, het leek wel alsof men de zon voor aanstekingsbron hield. Vader en moeder waren na de bommendag erg veranderd. Het werd steeds slechter en vader wilde eigenlijk dat de kinderen de straat niet meer opgingen. Roland ging door met het helpen in het ziekenhuis, maar er bleven steeds minder mensen over. De doden werden verbrand. Roland kreeg hoge koorts en in een mum was het hele gezin ziek. Judith zorgde voor iedereen, maar stierf nadat Kerstin en Silke gestorven waren. De kinderen in het Schloss werden aan hun lot overgelaten.

7 Door de dood van de kinderen werd moeder weer anders. Roland kwam er nu pas achter dat als Schewenborn ook door de atoombom getroffen zou zijn, alles in de buurt, dus ook het voedsel, vervuild was. Moeder was zwanger en ze moesten spek en vet zien te vinden, maar niemand wilde hun voedsel afstaan. De grens tussen oost- en west-berlijn was verlaten en ze dachten dat ze nu weer 1 zouden zijn. Er was thuis iets gestolen terwijl Roland en vader weg waren. Nu moest steeds een van de twee bij moeder blijven. Ze gingen de keuken meer en meer als hun ‘huis’ zien.

8 In september verschenen de eerste gevallen van stralenziekte onder de mensen van Schewenborn. Het sneeuwde, moeder wasd gelukkig toen ze Roland en Jens in de sneeuw zag spelen. Het was kerst, ze keken naar een brandende kaars en Jens kreeg ‘cadeautjes’. Roland liep langs het gebouw met de kinderen, ze zagen er allemaal heel beroerd uit. De 2 oudsten meisjes (beide Nicole) namen de leiding en stalen voedsel, ook bij de Lipinskins die erg egoistisch waren. De volgende nacht ging de halve stad naar de Lipinskins, omdat zijn nog een grote voorraad hadden. Roland ging ook, maar bracht het voedsel naar het Schloss. De beide Nicoles stierven. Roland hielp Andreas met zelfmoord door hem op te hangen, de kinderwagen nam hij mee.

9 De jongen van de familie Dreesden had zijn auto nog steeds heel goed verzorgd en gewassen. In januari haalde hij de auto uit de garage en reed met luide muziek door de straten. Men voelde hoop. De auto vloog in brand en Dreesden stierf. De auto met de muziek werd het gesprek van de dag. Moeder wilde plotseling terug naar Bonames. Vader probeerde haar op andere gedachten te brengen door te vertellen dat hij van verschillende mensen gehoord had dat Frankfurt en omgeving helemaal weg was, dit hielp niets.

10 Omdat moeder zo aandrong en dreigde alleen te gaan, gingen ze met de hele familie op weg naar Bonames. Ze namen de fiets en kinderwagen mee. Moeder was heel positief over Bonames, wat ze daar zouden zien. Het zou nog 2 maanden duren tot de baby er was. Ze kwamen op de plek waar ze hun auto hadden laten staan. Er lagen 2 dode kinderen in. Op hun weg naar Bonames werd hun weinig hulp aangeboden. Ze kwamen ook buitenlanders tegen. Iedereen zei dat Frankfurt er niet meer was en de omgeving ook niet. Moeder wilde het met eigen ogen zien. Voor ze het wisten waren ze in Bonames, maar er was niets meer. Moeder wilde meteen weer terug.

11 Op de terugweg was er helemaal niemand meer die hun hielp. Ze kregen luizen en vlooien en moeder en Jens werden getroffen door griep. Jens stierf. Bij moeder begonnen de weeen. Toen ze alweer bijna in Schewenborn waren, moest Roland hulp zoeken voor de bevalling. Frau Kramer, die voor zolang in het huis van grootouders was getrokken, wilde het huis niet meer afstaan of hulp bieden. Roland vond een plaats in het Schloss dat warm en droog genoeg was voor de bevalling.

12 De baby was een meisje, Jessica Marta (naar grootmoeder). Ze hadden niets om de baby warm te houden, ze moesten het dicht tegen hun aanhouden en bewegen. Roland voelde een grote verantwoordelijkheid voor zijn kleine zusjes. Toen het licht werd zag Roland dat Jessica geen ogen had. Moeder was gestorven door bloedverlies. Vader doodde Jessica, ze begroeven Jessica en moeder.

13 Roland is nu 17, ze woonden eerst in het tuinhuisje, daarna weer gewoon in het huis van de grootouders. Ze hadden het kind dat bij Frau Kramer had gewoond, bij zich genomen. De aarde was vervuild en er groeide bijna niets meer op de velden. (wel aardappels) Toch herstelde de natuur zich beetje bij beetje. Met geld kon men niets meer beginnen, het was een ruilhandel geworden. De orde keerde terug en vader zette een school op waar hij en Roland lesgaven. De school was in het Schloss. Er heersten overal rattenplagen. Vader was na de bommendag veel zwijgzamer geworden. De kinderen gaven de volwassenen de schuld van alle ellende.
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen