Boekverslag : Henk Van Woerden - Moenie Kyk Nie
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 1980 woorden.

Henk van Woerden, Moenie kyk nie





Titel: Moenie kyk nie


Auteur: Henk van Woerden


Verschenen in: augustus 1993


Uitgegeven door: Uitgeverij Nijgh en Van Ditmar, Amsterdam


Gebruikte druk: eerste druk





Moenie kyk nie telt 158 bladzijden, inclusief de verklarende woordenlijst achterin. In

het boek worden namelijk woorden gebruikt uit het Afrikaans, de taal die in Zuid-Afrika

gesproken wordt. Afrikaans lijkt erg op Nederlands en een beetje op Engels. De titel,

Moenie kyk nie, is Afrikaans voor: "Je moet niet kijken". Het boek is opgebouwd

uit 13 hoofdstukken van verschillende lengte, die elk een titel hebben.


Moenie kyk nie was Henk van Woerdens debuut als schrijver. In 1996 verscheen Tikoes, en in

1997 Een mond vol glas. De drie boeken gaan over hetzelfde onderwerp, maar je kunt ze ook

apart van alkaar lezen.


Voor Moenie kyk nie kreeg Henk van Woerden de Geertjan Lubberhuizenprijs en werd hij

genomineerd voor de Libris Literatuurprijs. Voor alle drie zijn romans kreeg hij veel

goede kritieken in de pers.


Henk van Woerden werd in 1947 geboren in Leiden. Hij had van kleins af aan problemen met

zijn linkeroog, en toen hij op de lagere school zat was moest het er worden uitgehaald.

Hij had daarna een glazen oog, wat hem een buitenbeentje maakte. Toen hij negen was,

verhuisde hij met zijn ouders, broertjes en zusje naar Zuid-Afrika. Op zijn zestiende ging

hij naar de kunstacademie in Kaapstad. In 1968 kwam hij terug naar Nederland, waar hij

zich op zijn carrière als kunstenaar stortte. Hij had succes en heeft in binnen- en

buitenland verschillende exposities gehad. De afbeelding op de kaft van Moenie kyk nie is

ook door hem gemaakt. Pas in 1990 ging hij voor het eerst terug naar Zuid-Afrika. Naar

aanleiding van deze reis begon hij te schrijven, met Moenie kyk nie als resultaat.


Moenie kyk nie is gebaseerd op het leven van de schrijver, maar het lijkt niet echt op een

autobiografie, omdat Henk van Woerden nogal een aparte kijk op de wereld heeft. Hij was

een stil kind dat vaak naar iedereen zat te kijken en luisteren en veel opmerkte, dat

andere mensen misschien ontging. Verder schrijft hij heel beeldend, dus niet letterlijk

wat er gebeurt maar hoe het eruit ziet, voelt en ruikt. Een voorbeeld hiervan is:

"Zien doe je er toch niet mee...," zegt moeder in het voorjaar.


Geen gezanik en gedruppel meer dat nog zal helpen. Links van mijn neus staat de oogbol

stijf als een stuiter, ternauwernood door twee behaarde lipjes omsloten die oogleden heten

en er erg moe van zijn.


"Gaat het er ditmaal uit, mams?"


Ik hoef het niet te vragen. En zij begrijpt best dat ik het al weet. Ze zit in de lederen

fauteuil uit Paterswolde, blocnote op de knie. Onder het schrijven dwaalt haar blik naar

Barry, die op de poef bij het raam is gesprongen. Hij heeft zijn snuit tussen de geraniums

gedrongen en loert met geloken ogen naar de teefjes aan de overkant.


De Kapteynstraat stikt van de honden. Ze graven diepe gaten onder de heggen en draven met

trillende staarten door het onkruid in de smalle gang tussen de tuinen. Bor van de buren

is in de winter dwars door een voorraam gedoken: hij zag Barry met zijn vriendinnetjes

scharrelen. Nu is moeder benauwd voor haar ruiten.


Bang zijn voor het ziekenhuis is niet nodig.


Ik denk aan de vorige keren. Eerst mag je gaan dromen. Dan snijden ze voorzichtig iets los

in je oog, terwijl je zelf aan het varen bent. Je klimt steeds hoger in de touwen, tot

bovenaan in het kraaienest. Niet de mast zwaait, maar heel ver onder je de schuit. Aan de

einder glimt een landtong. Dan is alles al voorbij.


Je wordt wakker tussen rubbergroen operatiezeil waar het bloed erg naar tegen afsteekt.

Maar bang? Ik ben banger voor de tandarts.


Dit is het begin van het boek.


Op een gegeven moment komt er regelmatig een vreemde meneer op bezoek bij hen thuis. De

ik-persoon komt erachter dat de man een bemiddelaar is, en dat zijn vader graag naar

Amerika wil emigreren, maar later blijken ze dus naar Zuid-Afrika te gaan. Ze gaan overal

voor de laatste keer op bezoek, zoals bij zijn oma. Hij vindt het niet erg om weg te gaan,

behalve dat ze hun hond Barry niet kunnen meenemen. Zijn vader is alvast vooruit gegaan,

en zijn moeder moet alleen voor de vier kinderen zorgen en raakt oververmoeid. Een paar

maanden later vertrekken ze met zijn vijven met een groot schip. Tijdens de lange reis

heerst er een rare sfeer aan boord: iedereen wordt zeeziek en de volwassenen zijn vaak

dronken. Eindelijk komen ze aan bij Kaap de Goede Hoop, waar vader op ze staat te wachten.

Ze moeten allemaal erg wennen aan het klimaat, de taal en de gewoonten van Zuid-Afrika. In

het begin gedragen ze zich dan ook erg Nederlands, en kopen bijvoorbeeld hopjes,

stroopwafels, Deventer koek en Gelderse rookworst. De relatie met het zwarte personeel is

ingewikkeld, omdat ze de ongeschreven wetten van de apartheid nog niet kennen. In het

hoofdstuk Hoe wij ons tot de berg verhouden vind je daar een goed voorbeeld van:


Vader heeft rare ideeën over de meid, dingen die hier niet goed passen. In het begin

dwong hij haar om ‘s avonds met ons aan tafel te gaan. Ze kon maar moeilijk weigeren,

hoewel haar billen duidelijk nee bleven schudden. Uiteindelijk schoof ze toch bij, en

drukte zich al etende in de verste hoek, draaide met haar ogen naar de wand en boog

voortdurend diep over haar bord, alsof ze iets wilde verbergen. Nu en dan verdween haar

gezicht achter haar handen. Na afloop kwam er een verkreukeld "dankie".





Tegenwoordig hoeft het niet meer.


Moeder wordt steeds zwakker en wordt in het ziekenhuis opgenomen. De kinderen vervreemden

steeds meer van haar. Ze mag weer naar huis, maar wordt moet opnieuw opgenomen worden.

Kort nadat oma halsoverkop naar Zuid-Afrika is gekomen gaat moeder dood. De ik-persoon

gaat naar en pleeggezin en zijn broers Hans en Carel en hun kleine zus Anneke moeten naar

een weeshuis. Wanneer hij weer thuis gaat wonen, moeten de andere kinderen in het weeshuis

blijven. Kort daarna trouwt vader met hun dienstmeisje, Laura, die zwanger van hem is.

Laura is het ene moment poeslief, en probeert de ik-figuur en Hans te verleiden. Het

andere moment slaat zij hen en laat hen vieze klusjes opknappen. Nadat Laura’s baby

geboren is, wordt ze nog onvoorspelbaarder en agressiever. Carel, Anneke en Hans schelden

gewoon terug, terwijl de ik-persoon meestal niet echt op haar reageert. Maar als Laura op

een dag Anneke aanvalt, grijpt hij in en vecht met haar. Vader heeft besloten dat hij

Laura krankzinnig wil later verklaren door de politie, maar die heeft het veel te druk met

het geweld tussen blanken en zwarten. Kort erna schiet Hans met een pistool op Laura, kan

haar doden maar doet dit niet omdat ze haar kind in haar armen heeft. Hij wordt naar een

internaat gestuurd, waar hij regelmatig van weg loopt. Hij wordt echter steeds weer terug

gestuurd, of naar een nieuw internaat of tehuis. Laura is inmiddels vertrokken, en vader

heeft een nieuw zwart meisje in dienst genomen, Doreen. Dat hij niet goed weet wat hij met

zwarte mensen en het apartheidssysteem aan moet, blijkt uit het einde van het hoofdstuk

Like the movies:


Enkele maanden later zijn de kinderen allen op kostschool geplaatst, onbereikbaar in het

bovenland. Een van de laatste keren dat ik in mijn oude kamer neerstrijk en ‘s

ochtends vader ga wekken in het voorhuis, ligt Doreen naast hem in bed. Zij heeft haar arm

om hem heen geslagen. Een zijdezwarte schouder verdwijnt onder het laken.


Ik mag het in geen geval doorvertellen, bezweert hij mij. Hij schaamt zich.


Binnen een week is ze ontslagen; zo onbeschoft, Doreen.


De ik-persoon wordt verliefd op Sylvia, een naaktmodel van de kunstacademie. Zij krijgen

een verhouding, maar doen niet echt verliefd en sentimenteel tegen elkaar. Wel neemt ze

hem mee naar het landgoed van haar ouders, om hem aan hen voor te stellen. Inmiddels heeft

wisselt vader constant van religie en vriendin. Hans is erg ongelukkig in het tehuis, maar

maakt telkens als hij weg is gelopen meteen ruzie met vader. Vader wil met zijn nieuwste

vriendin naar Rhodesië (nu Zimbabwe) verhuizen, omdat zij zwanger is en hij is bang dat

het kind veel op haar zal lijken en dus zwart zal zijn. Wanneer ze vertrokken zijn, blijkt

dat ze Carel hebben meegenomen. Hij was Hans’ enige vriend was op het internaat,

behalve Ebrahim, een zwart kokshulpje. Op een dag stoort Leroux, iemand van het internaat,

Hans als hij zich op een rustige plek heeft teruggetrokken en maakt een rotopmerking. Hans

valt hem aan en vermoord hem bijna. Hierna wordt hij overgeplaatst naar een psychiatrische

inrichting en schizofreen verklaard. Hij krijgt een relatie met Toontjies, een zwart

meisje, maar als zij hem verlaat wordt hij echt helemaal gek. Aan het einde van het boek

vertrekt de ik-persoon met Sylvia naar Europa en gaat Hans dood.


Eén van de thema’s van Moenie kyk nie is dat met het vertrek uit het vertrouwde

Nederland ook alle andere zekerheden wegvallen voor het gezin. De Kaap staat voor

onzekerheid en vijandigheid, Europa voor veiligheid en vertrouwdheid. Verder speelt de

apartheid natuurlijk een belangrijke rol: de problemen in Zuid-Afrika lijken soms gelijk

te lopen met die van het emigrantengezin. Een voorbeeld hiervan is dat nadat moeder is

overleden, de oudste kinderen voor het eerst wat merken van het geweld in en rond de

zwarte wijken in de stad. Verder vallen rellen en politieke moorden samen met voor de

hoofdpersonen dramatische en pijnlijke gebeurtenissen.


Het eerste aspect dat ik heb gekozen is Zuid-Afrika, waarmee de hoofdpersoon een echte

haat-liefde verhouding heeft. Aan de ene kant houdt hij ervan omdat het zo’n mooi

land is. Hij heeft daar bovendien zijn liefde voor kunst ontdekt en veel van zijn

schilderijen zijn ook geïnspireerd door het Afrikaanse landschap. En in Zuid-Afrika heeft

hij Sylvia leren kennen, de liefde van zijn leven. Aan de andere kant haat hij de

apartheid, waardoor niemand een normaal leven kan leiden, er is altijd geweld en

verwarring. Zo woont er bijvoorbeeld een dokter bij hen in straat, die ineens moet

verhuizen omdat hij er te zwart uitziet. Daarnaast is in Zuid-Afrika hun gezin ten onder

gegaan, en heeft hij Hans en Moeder steeds ongelukkiger zien worden voor ze stierven.


Het tweede aspect is de relatie tussen de hoofdpersoon en zijn lievelingsbroer Hans. Zijn

broer Carel en zijn zus Anneke zijn een stuk jonger en daar is hij minder close mee. Hans

is heel erg anders dan de ik-persoon: hij is luidruchtig en durft alles. Ondanks het feit

dat Hans jonger is dan hij, kijkt de hoofdpersoon ook heel erg tegen hem op. Ik vond het

wel opvallend dat de schrijver schrijft over de verschrikkelijke dingen die er met Hans

gebeuren, maar niet over hoe erg dat voor hem zelf is. Toch is het heel duidelijk dat de

twee broers altijd al heel veel om elkaar hebben geven. Een grappig voorbeeld hiervan is

dat wanneer de hoofdpersoon in het ziekenhuis ligt vanwege zijn oog, Hans besluit hem te

gaan zoeken, omdat hij hem zo mist, en vervolgens hopeloos verdwaalt. Moenie kyk nie is

ook aan Hans opgedragen. Aan het einde van het verhaal is hij echt helemaal in de war, wat

treffend duidelijk wordt het hoofdstuk Een gezichtloos vermoeden:


Het zou eens goed moeten komen, vooral met de vogels, de reigers die iets in de stroom

zochten, de muisvogels, de visarend in de gomboom. Nu en dan vloog hij zelfs even met ze

mee, al bewoog er uiterlijk niets. En zodra het geraas in zijn hoofd weer aanving, was er

de "uitbrandingstechniek eerste fase", die voornamelijk bestond uit niet meer

gaan slapen, waken en zo moe worden dat alles vervaagde, de afstanden, de treiterstem van

Leroux, de stemmen die hij niet zelf liet spreken maar die nergens gelokaliseerd, soms op

glazerige fluistertoon, soms met het geweld van scheurend koper bulderend argumenten

bleven opvoeren uit een toneelstukje, voorgedragen door één enkele speler die

voortdurend ongevraagd op hol sloeg, oud en oogloos en hol.





"Sometimes I sits and thinks," herhaalde Hans grinnikend, "sometimes I

just sits."





Ik vind Moenie kyk nie een heel mooi boek. De stijl is apart, maar ik raakte er gauw

aan gewend en toen ik vond het juist leuk, omdat Zuid-Afrika er echt door tot leven komt.

Zowel de mooie dingen, zoals bijvoorbeeld het landschap, als de nare dingen, zoals de

apartheid. Ik vind het ook heel leuk dat het boek in Leiden begint, en dat er dingen in

genoemd worden zoals het AZL, de Hoge Rijndijk en het Rapenburg. Als je een beetje open

staat voor apart boek is Moenie kyk nie echt een aanrader voor je lijst.





 

Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen